sirdanilot schreef:Het uitspreken van 'den', zelfs als het geschreven staat, als daadwerkelijk 'den' (zoals de naaldboom) is historisch onjuist en slaat nergens op. Ook in de jaren 30 (toen men dit nog wel schreef) sprak men al jarenlang gewoon 'de' uit en niet 'den'; de spelling was al vanaf halverwege de negentiende eeuw archaïsch.
Daarvoor, en nu nog in veel dialecten, zoals het Zeeuws, al heeft het in het Zeeuws niks met naamval te maken maar met de beginletter van een woord, sprak men waarschijnlijk iets uit wat meer lijkt op d'n met een stomme e. Al kun je natuurlijk nooit met 100% zekerheid zeggen hoe iets uit werd gesproken is dit het meest waarschijnlijk. Dominees die de 'statenvertaling-den' uitspreken als de naaldboom doen dus niks anders dan uit de hoogte en overdreven statig spreken: dat noem ik ijdelheid.
Als ik de Statenvertaling voorlees, spreek ik 'den' uit als 'de' en afhankelijk van het doeleinde (gewoon even citeren meestal) vervang ik de naamvallen door constructies die nu gebruikelijk zijn, zoals met 'van'. Ik hoor dominees dat ook wel eens doen en dat vind ik wel zo positief; wie de originele tekst wil lezen pakke zelf zijn Bijbel er maar bij.
Ik vind het altijd wat overdreven, als iemand uit de SV leest en overal 'van de' van maakt in plaats van 'des'. Het is vaak niet mooi ook. Zo zie je maar weer, smaken verschillen.
Overigens heeft ds. Moerkerken al eens gewaarschuwd tegen het overdreven 'den'-gebruik. Zeker als een woord onderwerp in de zin is, is 'den' nog fout ook, dan is het gewoon 'de'.
Bij ds. Van Dieren houden we het maar op een Flakkeese tongval.
