-DIA- schreef:RefoCalvinist schreef:@ Parsifal: sterkte! Ook in de verwondering!
@ DIA: Dat zijn moeilijke zaken, vriend! Onder de lankmoedigheid van God kan je soms zo een vuil beest zijn. Is het niet?
Dan moet ik denken aan Psalm 144: "Wat is de mens?" Enkel ijdelheid zegt Salamo. En is het niet zo?
En dat zo iemand blijft staan in geloof onder vervolging? Daar is genade voor nodig. Geen mens zou het kunnen.
Zouden wij voor de Heere durven opkomen in tijden van vervolging? Hoe licht of hoe zwaar ze ook zijn? Nee toch?
Hoe vaak zwegen we nu al niet, terwijl we moesten spreken? En als we spraken? Enkel vijandschap.
Dat we dan maar als een ellendige, ja verloren mensenkind mogen buigen onder deze God. Die zoveel toelaat!
"ben ik het Heere?" En wat is het antwoord? Een hoogmoedig 'nee'? Of vroom 'ja'? Of toch een door een genade geleerd "ja"?
Dan word je wel eens bevreesd! Bevreesd voor de tijd die komen gaat, maar vooral voor de eeuwigheid!
"ben ik het Heere?" En als we er één zijn? Je te bedriegen voor de eeuwigheid, ja dan gaat de mond op slot. "Want wat is de mens?"
Het is waar...
En dan met Asaf te zien op hen wiens weg steeds maar voorspoedig lijkt.
Er zijn geen banden tot hun dood.
Een groot geloof en toch...
Ik herinner me een stukje uit een oude Saambinder
waar opgemerkt werd:
"Als wij er niet jaloers op kunnen worden".
Anders was het toch met Asaf.
En mijn bestraffing is er alle morgen.
Maar toch, alzo spreken als zij dat kan ik ook niet.
Ik voel een strijd in mij:
wat ik wil doe ik niet en wat ik niet wil dat doe ik.
Ik hoor er zo weinig van dat er hier nog meer mensen zijn die hier strijd mee hebben.
Het was even een ontboezeming, en
was niet eens van plan om dit te schrijven.
Maar het staat er nu.
Soms ben ik wel eens te open, en soms zwijg ik teveel.
Ik hoorde eens een gedicht:
Hoe raak ik ooit mijzelven kwijt
om Jezus voor een eeuwigheid
eens hart'lijk te beminnen.
Ik geloof dat die dichter wel wat zelfkennis had, en ook wel eens een trek naar boven kende.
Wie dat gedicht heeft weet ik verder niet.
Aan de andere kant riep Jeremia het in de Klaagliederen ook uit:
Het zijn de goedertierenheden des HEEREN,
dat wij niet vernield zijn,
dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben;
Zij zijn allen morgen nieuw,
Uw trouw is groot.
Dat is wel eens een wonder dat niet te bevatten is.
Wat is God taai van geduld, en wat zijn wij altijd maar weer albedervers.
Ik weet niet of ik dit moet posten of niet.
Als er maar niet mee gespot wordt.
Hoe diep is de kerk in Nederland niet ingezonken.
Gezonken in een diepe slaap van onkunde, dwalingen en ketterijen.
Nee daar gaat niks van uit! Daar is niet jaloers op te worden.
Kinderen Gods die met elkaar niet op kunnen trekken, hoe diep gezonken!
Want dat is de natuur, DIA. De hoogmoed.
Niet te bukken en willen buigen onder en voor elkaar, maar bovenal niet voor de HEERE.
Menen recht te hebben op voorspoed, net als die anderen.
Ja de ongelovige gaat het voor de wind, maar dat volk dat geen vreemde is voor genade?
Het gaat door een weg van de onmogelijkheid heen, naar de mens gesproken.
Dat geeft strijd, de strijd des geloofs. Nee het geloof zit niet in de zak!
Weet je wat er wel in de zak zit? Ja ook van Gods eigen volk? een boze natuur!
En die steekt zo vaak de kop op, Hem te willen eren door voor Hem te leven.
Maar? Niet te kunnen! Waarom niet? Omdat ze zelf de oorzaak zijn!
Ze betrouwen niet op de Heere! Het is dat hoogmoed.
Wel te willen, maar niet te kunnen. Omdat ze er zelf tussen zitten.
En als de Heere nu in zulk een weg gaat brengen, dan wordt een mens arm en verslagen.
Nergens recht op te hebben, een rechteloze te worden. En dan?
Die zullen op de Naam des Heeren betrouwen. Zij die het in zichzelf niet hebben.
Die aan zichzelf leren sterven door genade. Dan wordt het onheiliger en zondiger dan voorheen.
Maar dan wordt Christus hun al meer dierbaarder, al meer noodzakelijker en meer en meer gepast.
Daar is genade nodig, die de Heere wegschenken wil. Genade om mezelf te verliezen.
O wat zou een kind van God dat zo graag willen, dat verlangen, dat brandende verlangen naar de Heere.
En kennen we daar nu iets van? Nee geen verstandelijk kennen, maar in dat hart?
Dat zwarte en toch zo vleselijke hart? Ja ook naar ontvangen genade! Kennen we daar wat van?
Een Zaligmaker nodig te hebben? Nee niet eenmaal, maar telkens?
Wijlen Ds. C. Smits zij het wel eens: het is niet eens bekeerd, altijd bekeerd!
Hoorde het eens iemand zeggen over mensen die het zo goed met zichzelf getroffen had.
Ja het geloof in de broekzak en de grond van de zaligheid voor hun was dat ze bekeerd waren.
Wat zei die persoon? Waren ze maar eens onbekeerd! Wat zal een mens dan gelukkig zijn, een onbekeerde te zijn!
Want die wetenschap is toch zo groot! Die is namelijk van God. Dat is genade!