Waar ging de preek van afgelopen zondag over?

Mara
Berichten: 23142
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Mara »

Ds. A. van der Zwan - 2 Samuël 5

Wie wil winnen, moet God vragen, verwachten en volgen

De strijd tegen de Filistijnen (die ook in ons eigen hart wonen)
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 19493
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door helma »

's morgens over Num 13: en Mozes noemde Hoséa, den zoon van Nun, Jozua.

ik had helaas 's middags oppasdienst....
maar volgens het gezin was het een indrukwekkende preek over de antichrist
2 Thessalonicenzen 2.

Nog een gaatje vinden van de week om rustig na te luisteren.....
Eppo Gremdaat
Berichten: 693
Lid geworden op: 19 mar 2009, 19:13

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Eppo Gremdaat »

Een 'gastvoorganger' had als thema 'Blij dat ik reis' n.a.v. de geschiedenis uit Handelingen 8:26-40. Het 'voordeel' van 'kerkdienst gemist' is dat je de verkondiging terug kan luisteren!
Yesenaer
Berichten: 451
Lid geworden op: 16 mei 2011, 17:14

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Yesenaer »

in de middagdienst werd een mooie preek gelezen uit Psalm 42:12 van ds G.J. van Aalst.
overige diensten Bijbellezing over Elia en Zondag 35.
Gebruikersavatar
Bona Fide
Berichten: 525
Lid geworden op: 11 feb 2013, 13:05

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Bona Fide »

Mara schreef:Ds. A. van der Zwan - 2 Samuël 5

Wie wil winnen, moet God vragen, verwachten en volgen

De strijd tegen de Filistijnen (die ook in ons eigen hart wonen)
Was je in de evangelisatie in Gent?
Koop de waarheid en verkoop ze niet. (Spreuken 23 : 23a)
Mara
Berichten: 23142
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Mara »

Bona Fide schreef:
Mara schreef:Ds. A. van der Zwan - 2 Samuël 5

Wie wil winnen, moet God vragen, verwachten en volgen

De strijd tegen de Filistijnen (die ook in ons eigen hart wonen)
Was je in de evangelisatie in Gent?
Nee. Dit was een ochtenddienst in Dordrecht, eerder dit jaar. :)
Ik heb het nu beluisterd via internet.
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Gebruikersavatar
henriët
Berichten: 12915
Lid geworden op: 30 mar 2007, 17:54

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door henriët »

In de avonddienst een zeer ernstige preek, enorm tot nadenken strekkend...
Over de antichrist, wie hij is, wat hij doet, en wat de gevolgen zijn.
Des te meer zoeken naar de ware Schuilplaats.
Zo belangrijk te weten of je/ ik geborgen mag zijn in de Ark der behoudenis..dat is uiteindelijk de belangrijkste vraag om mee bezig te zijn, hoe het dan ook is of wordt,dan alleen is het veilig. In Hem te zijn, dan kun je elke tijd door.
Een vriendelijk woord hoeft niet veel tijd te kosten maar de echo ervan duurt eindeloos....
-DIA-
Berichten: 33950
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door -DIA- »

henriët schreef:In de avonddienst een zeer ernstige preek, enorm tot nadenken strekkend...
Over de antichrist, wie hij is, wat hij doet, en wat de gevolgen zijn.
Des te meer zoeken naar de ware Schuilplaats.
Zo belangrijk te weten of je/ ik geborgen mag zijn in de Ark der behoudenis..dat is uiteindelijk de belangrijkste vraag om mee bezig te zijn, hoe het dan ook is of wordt,dan alleen is het veilig. In Hem te zijn, dan kun je elke tijd door.
Daar heb ik deze week ook wat over gelezen. We kunnen er wel op rekenen dat er een
grote strijd zal komen. Ook dat er zeer weinig meelopers zullen zijn met de Kerk.
Omdat ik het gelezen artikel heb overgetypt is het ook eenvoudig te plaatsen.
De antichrist openbaart zich steeds duidelijker...
Het is een lang stuk, maar zeker het lezen en overdenken waard:

De wederhouder
'Antichrist nog weerhouden door de wet' stond er boven het artikel waarin het RD verslag deed van de eerste lezing van ds. P. den Butter op de Haamstede-conferentie. Het verslag vermeldde daarvan: 'Het enige obstakel dat de komst van de antichrist tegenhoudt, is de wet. Als de wet helemaal weg is, kan hij doen wat hij wil.'
Dat leidde ds. Den Butter kennelijk af uit 2 Thessalonicenzen 2. Daar schrijft Paulus over de komst van de antichrist. De twee verzen waarom het gaat, de verzen 6 en 7, luiden als volgt: 'En nu, wat hem (de antichrist) wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd. Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk die hem nu wederhoudt, die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden.'
De gemeente van Thessalonica was in verwarring gebracht door mensen die verkondigden dat de jongste dag elk ogenblik kon aanbreken. Paulus zet uiteen, dat voorafgaande aan Christus' wederkomst eerst de grote afval komen zal en de mens der zonde, de zoon des verderfs (hij bedoelt daarmee de antichrist) zich in al zijn vreselijkheid zal openbaren.
Hij tekent de antichrist in diens zelfvergoding, alzo dat hij in de tempel Gods als een God zal zitten (vers 4). De antichrist is dus bij uitstek religieus. Hij kan alleen voortkomen uit een eens christelijke en nu ontkerstende wereld. De antichrist is een totalitaire macht die als resultaat van een lange ontwikkeling, maar toch ineens, plotseling, de wereldheerschappij zal bezitten.
Zijn toekomst (in het Grieks staat het woord parousia, hetzelfde woord dat de apostel dikwijls gebruikt voor de komst van Christus ten oordeel) zal zijn naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen (vers 9). Men vergelijke Openbaring 13 en 17. Daar wordt over de antichrist gesproken in termen die duidelijk heenwijzen naar Rome.
Maar de volle openbaring van de antichrist wordt nog door iets tegengehouden. Hoewel de verborgenheid der ongerechtigheid al gewerkt wordt, is er iets dat de volle uitbarsting van het kwaad nu nog weerhoudt, zo doet Paulus de Thessalonicenzen weten.
Deze woorden hebben de uitleggers veel moeite gegeven. Dat is vooral omdat de apostel in vers 6 spreekt van iets wat, en in vers 7 van iemand die de antichrist tegenhoudt, evenwel zo dat het duidelijk is dat die beiden nauw verband houden met elkander.
De oudste ons bekende verklaring, die ook thans nog wel het meest naar voren wordt gebracht, is, dat Paulus met ''wat hem wederhoudt'' de Romeinse staat heeft bedoeld en met ''die hem wederhoudt'' de keizer van Rome.
We vinden deze uitleg reeds bij de christenjurist Tertullianus, die omstreeks het jaar 200 heeft geleefd en vervolgens bij vele kerkvaders van de oude kerk.
De achterliggende gedachte daarvan is, dat het Romeinse rijk een rechtsstaat was, met een vaste en geregelde organisatie, berustend op wetten en als zodanig een bescherming van zijn burgers tegen de bandeloosheid en wetteloosheid van de mens der zonde, de zoon des verderfs.
Vandaar dat men in de oude kerk, volgens het getuigenis van dezelfde Tertullianus, placht te bidden dat het Romeinse keizerrijk nog lang mocht bestaan, als wederhouder van de komst van de antichrist. Augustinus was er ook van overtuigd, dat de Romeinse keizers deze opdracht van Godswege gekregen hadden. Vandaar, dat toen in 410 de stad Rome verslagen en ingenomen werd door Alarik, de vorst van het volk der Goten, de ontsteltenis onder de christenen groot was. Toen de bekende kerkvader Hiëronymus in Bethlehem ervan hoorde, sprak hij de verwachting uit, dat de komst van de antichrist en het einde van de wereld nu voor de deur stonden.
Wie die antichrist zou zijn, daarvan had geen van deze mannen een notie. De overtuiging dat het pausdom de in de Schrift voorzegde antichrist was, rijpte in de Middeleeuwen in groepen als de albigenzen en waldenzen en bij enkele moedige mannen in de kerk, zoals Joachim van Fiore en John Wiclif.
Luther knoopte bij hen aan en gaf daarmee een nieuwe inhoud aan het gevoelen dat het Romeinse keizerrijk de wederhouder was geweest: Zolang de Romeinse keizers de baas waren, kreeg het pausdom geen kans om wereldlijke macht tentoon te spreiden. Maar toen barbaarse volken het Romeinse rijk ten onder brachten, en zo de wederhouder 'uit het midden werd weggedaan' maakte het pausdom van de gelegenheid gebruik om naar de geestelijke en wereldlijke heerschappij te grijpen.
Deze verklaring kreeg brede aanhang zowel onder lutheranen en gereformeerden als onder andere protestanten. Toch blijft er iets wringen. Neen, wij willen er geen duimbreed van afdoen, dat we in het roomse pausdom de antichrist hebben te zien. Maar de verklaring dat Paulus met de wederhouder het Romeinse keizerrijk bedoeld heeft, stuit toch wel op bezwaren. Het moge waar zijn, dat de eenheid, vrede en orde in het Romeinse rijk bevorderlijk zijn geweest voor de evangelieprediking, maar het rijk kon zijn eenheid alleen bewaren dankzij een religieuze fundering in de keizerverering.
De massaliteit van het rijk vroeg om een algemene staatsgodsdienst. Keizer Augustus noemde zich 'Gods Zoon' en beval voor zich tempels te bouwen, waar de eredienst tevens moest geschieden voor de godin Roma. De eerste van deze tempels verrees in Pergamum, in Openb. 2:13 veelbetekenend de troon des satans genaamd. Latere keizers, zoals Caligula, Nero, Domitianus, Trajanus, lieten zich als goden vereren.
De christenvervolgingen in de eerste drie eeuwen waren dan ook geen incidenten, maar onvermijdelijk. De christenen werden als staatsgevaarlijk beschouwd, omdat zij weigerden mee te doen aan de offerdiensten en de keizerverering. Vandaar telkenmale tijden van bloedige vervolging.
Het Nieuwe Testament staat positief tegen de overheid als dienaresse Gods, Romeinen 13. Maar tegelijk is de verplichting om de keizer goddelijke eer te bewijzen reden dat de overheid van Rome in het laatste Bijbelboek zo scherp veroordeeld wordt. Wat dat betreft is het pauselijke Rome feitelijk de rechtlijnige voortzetting van het keizerlijke Rome.
Het is, goed beschouwd, dan wel heel vreemd, dat de val van het Romeinse heidendom (een overwinning voor Christus' Koninkrijk) het wegnemen van de wederhouder van de antichrist zou zijn. Daar komt dan nog bij, dat het wegvallen van de wederhouder door de apostel typisch getekend wordt als een verschijnsel tegelijk met de grote afval in het laatst der dagen.
Wie bij de wederhouder alleen denkt aan de Romeinse staat, moet wel tot de conclusie komen, dat Paulus' voorzegging al meer dan 1400 jaar geleden in vervulling is gegaan, en ons voor de tijd waarin wij nu leven, weinig meer te zeggen heeft.
Er zijn dan ook andere uitleggers, die bij de woorden van Paulus niet speciaal aan het Romeinse rijk denken, als wel aan de rechtsstaat in het algemeen. Zij willen die zien als een blijk van Gods algemene genade waardoor er ondanks de zondeval nog een menselijke samenleving mogelijk is. Krachtens de algemene genade is er onder de mensen nog besef van eerbied, ontzag, respect, naastenliefde, verantwoordelijkheid, is er nog gezinsleven, maatschappelijk leven en staatkundig leven mogelijk. Dat, zeggen deze uitleggers, is de wederhoudende macht die Paulus bedoelt, waardoor de mens der zonde, de zoon des verderfs zich nog niet zo kan uitleven als hij wel zou willen.
De 19e-eeuwse nieuwtestamenticus Th. Zahn heeft dit vooral benadrukt. Hij zag in de wederhouder dan ook concreet de macht van de wet in de zin van een algemene rechtsorde. Het zou ons niet verbazen, wanneer ds. Den Butter in deze zin gedacht heeft.
Tegen de ongerechtigheid (vers 7) en de ongerechtige (vers 8), letterlijk de wetteloosheid en de wetteloze verheft zich dan een wettelijk geordende samenleving, die in onze westerse cultuur uiteindelijk gefundeerd is in het Romeinse recht. Die rechtsstaat is als een dijk die de doorbraak van de wetteloosheid nog tegenhoudt.
We willen niet miskennen wat we nog bezitten in de Nederlandse wetgeving. Duidelijk vertoont zij de sporen van het christelijk verleden van ons volk. Maar als wederhoudende macht zoals Paulus die bedoelt tegen de mens der zonde, de zoon des verderfs, zijn staatswetten van een moderne democratische samenleving ten enenmale ontoereikend.
Immers, de wetteloosheid van de Gode vijandige wereld is geen overtreding van menselijke wetten, maar rechtstreekse opstand tegen de autoriteit Gods.
Weer anderen, onder wie prof. dr. V. Hepp in zijn boek 'De antichrist', hebben aan de aartsengel Michaël gedacht, op grond van Daniël 10:13 en 21 en Openbaring 12:7. Maar dat is puur een gissing, waarvoor genoemde teksten onzes inziens te weinig aanknopingspunten bieden.
Calvijn, in zijn verklaring van 2 Thessalonicenzen 2:6, begint met het gevoelen van de kerkvader Chrysostomos (354 – 407). Deze heeft geschreven dat de wederhoudende macht die de volkomen openbaring van de antichrist tegenhoudt, óf de Heilige Geest, óf het Romeinse rijk moet zijn. Nadat Calvijn dan heeft getoond hoe Chrysostomos tot de keus voor het laatste is gekomen, vervolgt de Kerkhervormer: Maar ik meen dat Paulus' zin anders geweest is, te weten dat de leer des Evangelies alom moest verbreid worden, totdat meest de ganse wereld van hardnekkigheid en voorgenomen boosheid overwonnen en overtuigd ware. (…)
Voorwaar, mij dunkt dat ik Paulus hoor spreken van de algemene roeping der heidenen. Dat de genade Gods alle mensen moest aangeboden worden, dat Christus de wereld zou doorlichten met Zijn Evangelie, opdat der mensen goddeloosheid te beter betuigd en overwonnen ware. Dit was dan de uitstelling, totdat de loop des Evangelies vervuld ware. Want de onverdiende aanbieding der zaligheid zou naar Gods orde voorgaan. Daarom zegt hij daarbij ''te zijner eigen tijd'', want als de genade verworpen was, zo was het tijd te straffen.''
Het is duidelijk, dat Calvijn hierbij gedacht heeft aan Matth. 24:14: En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen. We gaan nu niet in op de betekenis die het woord 'aanbieden' hier bij Calvijn heeft: bekendmaken, prediken, verkondigen, op het hart binden, met de eis van bekering en geloof, waardoor de hoorders te meer schuldig gesteld worden.
In zijn verklaring van Matth. 24:14 zegt Calvijn, dat 'wat de satan ook bedenke, en hoe vele beroeringen hij ook verwekke, het Evangelie toch dat alles zal te boven komen, totdat het over de gehele aarde verbreid zal zijn. (…) Ook geeft Hij als doel der prediking aan, dat zij zijn zal tot een getuigenis voor alle volken. (…) Bedenken wij dan dat zo dikwerf het Evangelie gepredikt wordt, het is alsof God Zelf optrad om plechtig en ernstig tot ons te getuigen, opdat wij voortaan niet meer in het duister zouden omzwerven, en degenen die weigeren Hem te gehoorzamen, alle reden tot verontschuldiging te benemen.'
Het wederhouden van de volle ontplooiing van de antichristelijke macht is niet alleen omwille van de prediking des Woords, maar niet minder ook dóór die prediking. Daarop wijzen met name onze Statenvertalers.
In hun kanttekening bij 'wat hem wederhoudt' geven zij verschillende verklaringen, zonder dat zij daarin een duidelijke keuze maken. Zij schrijven: Van meest alle oude leraars en van onzen tijd wordt hierdoor verstaan de opperste autoriteit en aanzien der oude keizers in het Romeinse rijk.' Maar daaraan vooraf stellen zij: wat hem wederhoudt: 'Dat is, zijn openbaring of openlijke opkomst nu nog verhindert en ophoudt. Hierdoor wordt van sommigen verstaan de zuivere predikatie des Evangelies, en de oprechtheid der leraars in de gemeente Gods, die zolang zij in Christus' kerk zijn behouden, zulke geestelijke heerschappijzucht en dwaling hebben wederstaan en opgehouden.'
Een uitwerking van het gevoelen van Calvijn dus. De prediking des Woords heeft ook een actieve functie in het weerhouden van de antichrist. Ook al heeft de uitwendige roeping, wanneer zij niet met de zaligmakende werking van Gods Geest gepaard gaat, niet de macht om het geloof in het hart te werken, zij houdt de mens wel onder het beslag van Gods openbaring en wederhoudt van vele zonden. Dat geldt van mensen persoonlijk en ook van hele volken. We hebben bij Matth. 24:14 dus niet alleen aan de prediking op de zendingsvelden te denken, maar breder, aan de kerstenende kracht van het Woord op de gehele samenleving. Zolang dat Woord helder, zuiver en krachtig gepredikt wordt, kan de mens der zonde zich nog niet ten volle openbaren.
In vers 6 schrijft Paulus over iets dat de antichrist wederhoudt, en in vers 7 over een persoon die dat doet. Men kan bij het laatste denken aan de dienaren des Woords, als een eenheid gezien, zoals ook de verschillende pausen samen de persoon van de antichrist uitmaken. Maar ook zijn er die gedacht hebben aan de Heilige Geest. Vermoedelijk ook Calvijn, getuige zijn opmerking over Chrysostomos.
Iets vergelijkbaars zien we in Hebr. 4:12 en 13. In vers 12 handelt de apostel daar over het Woord Gods, dat levend en krachtig is, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, enz., en dan vervolgt hij in vers 13: En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, enz.. Daarvan citeren we maar weer de kanttekening: Alzo klimt hij dan hier van het Woord Gods tot God Zelven.
''Eerst waren het de Romeinse keizers, toen de Roomse pauzen, die de kerk des Heeren zochten uit te roeien en in het eind der dagen zal Rome nog eens in het woeden van de antichrist de macht ontplooien, vreselijker dan ooit tevoren, om Gods kerk te vuur en te zwaard te vervolgen'' (aldus ds. G.H. Kersten in zijn dogmatiek, II, 318). We herhalen wat wij over de wederhouder hebben geschreven in ons Kerkelijk Jaarboek van 1999:
Het Woord dus, als het zwaard des Geestes. Dat heeft door de eeuwen zoveel kracht gehad, dat daardoor de openbaring van de mens der zonde, de zoon des verderfs, werd tegengehouden.
Alleen, in het laatst der dagen, als de afval gekomen is, zal die wederhoudende macht uit het midden weggedaan worden.
Moeten we hier ook niet denken aan de Schriftkritiek, waardoor ook in het protestantisme het Woord van zijn kracht beroofd wordt en de kerkleer onherkenbaar wordt verdraaid?
Met het zwaard des Woords werd het beest een dodelijke slag toegebracht, maar de wond werd genezen en de gehele aarde verwonderde zich achter het beest, Openb. 13:3.
Men onderschatte Rome niet. Rome verwacht, als leidster van de grootste kerk van de grootste wereldreligie in de 21e eeuw een leidende rol te kunnen spelen in een verbond van wereldgodsdiensten, als aangeboren geestelijk leidster van de wereld. Als een vaardige kameleon weet het Vaticaan, met een diplomatieke ervaring van eeuwen, zich soepel aan te passen aan wat er leeft aan opvattingen en stromingen in de wereld. In wezen is er een fundamentele overeenkomst tussen Rome's leer en het humanisme. Ook zijn er duidelijke raakvlakken met de religieuze ideeën van de oosterse religies, New Age. De antichrist zal gediend worden met grote wonderen en tekenen, waarmede hij zeer velen zal verleiden (2 Thess. 2:9-12. Openb. 13:13-16). Hij zal de kerk zo vervolgen, dat zij een kerk in de woestijn wordt (Matth. 24:9, 22. Openb. 11:13 e.v.; 12:6). En toch zal hij tenslotte door Christus volkomen worden overwonnen, 2 Thess. 2:8.
Wat hem wederhoudt, weet gij, schreef Paulus aan de Thessalonicenzen. Weten wij het ook? Waar het woord des konings is, daar is heerschappij, Pred. 8:4.
De mens der zonde maakt zich zo sterk, woedt reeds rondom ons, in kerk, staat en maatschappij, woedt ook in ons, maar waar dat Woord is, zal hij niets vermogen. Het Woord Gods is levend en krachtig, scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, Hebr. 4:12. Luther zong: Eén woord reeds doet hem vallen. Er is maar één macht die de mens der zonde wederhoudt, de macht van het Woord. Geloofden wij het toch: Met onze macht is het niets gedaan. Alle kunstmiddelen vermogen niets.
De ellende van onze tijd ligt in het loslaten van het Woord. Vandaar de geweldige veranderingen. Als het anker in Gods Woord wordt losgelaten, raakt alles op drift. Er ligt een nauw verband tussen de ontbinding van de satan en het wegdoen van de wederhouder uit het midden.
Zal de wederhouder blijven tot de jongste dag? Jazeker. Hij zal wel uit het midden weggedaan worden, dat wil zeggen, Gods Woord zal zijn wederhoudende kracht in de maatschappij, in het leven der volken verliezen. Maar toch zal er een volk blijven, waarvan geldt: Gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard. Dat volk heeft dat Woord lief gekregen, omdat de liefde tot de God van het Woord is uitgestort in hun hart.
Dat kan dat Woord niet meer loslaten, omdat het daarin spijze voor de ziel gevonden heeft. Van dat volk geldt: Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken die op de aarde wonen. Zie, Ik kom haastelijk; houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme, Openb. 3:10, 11.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Gebruikersavatar
Dodo
Berichten: 5851
Lid geworden op: 15 jun 2013, 15:40
Locatie: dodo.refoforum@gmail.com

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Dodo »

We hadden gisteren een doopdienst. Dan mogen de kleine kinderen naar voren komen. De dominee had twee enveloppen meegenomen, die hij de kinderen liet zien. In de ene envelop zit een horloge, vertelde hij, in de andere een propje papier. Welke zou je graag willen hebben? De kinderen wisten het wel: het horloge natuurlijk. De dominee maakte toen de envelop open en haalde het horloge er uit. Dat was een oud ding, lelijk, en hij liep niet eens. Dat viel een beetje tegen. Toen de andere envelop: het propje papier bleek een briefje van vijftig te zijn.
De toepassing werd ook meteen gemaakt: straks wordt een baby gedoopt. Het lijkt niet veel bijzonders, wat doopwater. Maar het is zoveel meer dan allerlei ogenschijnlijk mooie dingen die de wereld heeft.
Ditbenik
Inactief
Berichten: 3465
Lid geworden op: 25 feb 2011, 17:09

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Ditbenik »

Gistermorgen over Psalm 88. Gistermiddag Hebr 11 : 7.
-DIA-
Berichten: 33950
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door -DIA- »

Ditbenik schreef:Gistermorgen over Psalm 88. Gistermiddag Hebr 11 : 7.
Over Psalm 88 wordt anders erg weinig gepreekt. Lijkt me een mooie preek. Van wie was die preek? Ik zou wel eens een preek over Psalm 88 willen horen.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Gebruikersavatar
Tiberius
Administrator
Berichten: 34747
Lid geworden op: 12 jan 2006, 09:49
Locatie: Breda

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Tiberius »

-DIA- schreef:
Ditbenik schreef:Gistermorgen over Psalm 88. Gistermiddag Hebr 11 : 7.
Over Psalm 88 wordt anders erg weinig gepreekt. Lijkt me een mooie preek. Van wie was die preek? Ik zou wel eens een preek over Psalm 88 willen horen.
Bij ons recent een preek over gelezen van Philpot; op theologienet te vinden: http://www.theologienet.nl/documenten/p ... preken.pdf

In die bundel vind je ook preken over Psalm 12 en 109, waar eveneens weinig over gepreekt wordt.
-DIA-
Berichten: 33950
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door -DIA- »

Tiberius schreef:
-DIA- schreef:
Ditbenik schreef:Gistermorgen over Psalm 88. Gistermiddag Hebr 11 : 7.
Over Psalm 88 wordt anders erg weinig gepreekt. Lijkt me een mooie preek. Van wie was die preek? Ik zou wel eens een preek over Psalm 88 willen horen.
Bij ons recent een preek over gelezen van Philpot; op theologienet te vinden: http://www.theologienet.nl/documenten/p ... preken.pdf

In die bundel vind je ook preken over Psalm 12 en 109, waar eveneens weinig over gepreekt wordt.
Dank je! Die staat nu bij 'mijn favorieten'.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Ditbenik
Inactief
Berichten: 3465
Lid geworden op: 25 feb 2011, 17:09

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door Ditbenik »

-DIA- schreef:
Ditbenik schreef:Gistermorgen over Psalm 88. Gistermiddag Hebr 11 : 7.
Over Psalm 88 wordt anders erg weinig gepreekt. Lijkt me een mooie preek. Van wie was die preek? Ik zou wel eens een preek over Psalm 88 willen horen.
Zie Pb.
Gebruikersavatar
SecorDabar
Berichten: 1543
Lid geworden op: 14 okt 2011, 16:18

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]

Bericht door SecorDabar »

-DIA- schreef:
Ditbenik schreef:Gistermorgen over Psalm 88. Gistermiddag Hebr 11 : 7.
Over Psalm 88 wordt anders erg weinig gepreekt. Lijkt me een mooie preek. Van wie was die preek? Ik zou wel eens een preek over Psalm 88 willen horen.
Deze meditatie over psalm 88:11 vond ik in de Wachter Sions van 20-8-1965 van Ds. Mallan:

Zult Gij wonderen doen aan de doden? Psalm 88:11.

Wonder aan de doden! Zullen doden levend worden, dan kan dat alleen door een wonder van Gods almacht geschieden. We vinden alzo in dit gebed van Heman twee woorden die niet van elkander te scheiden zijn: Wonder en doden. Het zijn twee woorden waarvan de door God levendgemaakte de diepe betekenis leert verstaan.

Die niet weet wat het betekent, geestelijk dood te zijn, weet ook niet welk een wonder het is om van dood levend te mogen worden. De totale geestelijke doodslaat van de natuurlijke mens wordt altijd geloochend door al degenen die van de Waarheid afwijken. Daaraan zijn alle dwalingen te kennen, dat men de mens een vermogen toekent dat hij van nature niet heeft. Op dit punt komen alle afwijkingen van de zuivere leer van Gods Woord met elkander overeen, dat men in het zaligworden wat toeschrijft, hetzij veel of weinig, aan het werk van de mens. Hier kan echter van geen wonder meer sprake zijn. De mens heeft er zelf wat aan gedaan. Hier is het: God wat en de mens wat.

We zijn echter van nature totaal geestelijk dood. Deze doodstaat houdt in: Een onmacht onder de zonde. Onbekwaam zijn we tot enig geestelijk goed en geneigd tot alle kwaad. We moeten door de Geest Gods wederom geboren worden. Zoals de schepping een wonderwerk was van Gods almacht, is ook de herschepping dit. Een wonder echter is deze herschepping des temeer, daar er de Goddelijke liefde in uitstraalt. Dit wonder geschiedt immers niet alleen aan een dode-, maar aan een vijandig dode zondaar. God laat Zich vinden door degenen die naar Hem nooit hebben gevraagd en gezocht. En zo is deze levendmaking ook een wonder van Gods genade. Dezulken, die niet alleen onder de rechtvaardige toerekening van Adams bondsbreuk in de wereld gekomen zijn, maar ook de erfschuld nog met zoveel dadelijke zonden hebben verzwaard, worden door God van dood levend gemaakt. Zo doet God wonder aan de doden.

Zal echter die levendmaking voor ons recht een wonder kunnen worden, dan moeten we onze doodstaat leren kennen. In een weg waarin de mens die door Gods Geest van zonde, gerechtigheid en oordeel wordt overtuigd, vanuit een verbroken werkverbond zijn gerechtigheid voor God zoekt op te richten, zal hij juist de schrikkelijke werkelijkheid van het dood zijn door de misdaden en de zonden leren verstaan. God doet hem zijn geestelijke onmacht kennen. Hij moet gans hulpeloos worden. Voor een hulpeloze is er hulp besteld bij een Held, Die machtig is om te verlossen.

De door God levendgemaakte zal er echter zijn ganse leven voor nodig hebben, om te weten dat God wonder doet aan de doden.

Heman, de dichter van de 88e Psalm was ongetwijfeld een hoogbegenadigd mens. De aanspraak in zijn gebed luidt: O Heere, God mijns heils! Meer behoeft Heman niet te zeggen, om ons te doen weten wie hij is. We kunnen uit deze aanspraak bewijzen, dat er voor Heman buiten God geen heil te vinden was. God was de God zijns heils. Evenals David in Psalm 62 mocht hij in God zijn heil vinden. De grondslag van zijn heil lag buiten hem in een drieënig God. Niet alleen verwachtte hij zijn heil van God, maar hij mocht ook zijn heil vinden in God. Voorzeker, een hoge stand in het genadeleven!

Maar na zulk een aanspraak als die wij in het begin van zijn gebed vinden, volgen er niet anders dan droeve klachten. De opperzangmeester in de tempel, die anderen tot licht en troost moet zijn, heeft geen licht en troost voor zichzelf. Hij ziet zich gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen, hij is geworden als een man die krachteloos is. Hij ziet zich afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, aan wie God niet meer gedenkt, en die afgesneden zijn van Zijn hand. Dag en nacht riep hij tot de Heere. Dit zegt hij ons in het 2e vers. Zulk een bidder heeft er geen erg in, dat zulk een bidden bij dagen en bij nachten meer van het leven dan van de dood getuigt. Wat klaagt dan een levend mens?

Een ieder klage vanwege zijn zonden. Maar zulk een levende klaagt dan ook juist over de dood. Hij kan er zich echter niet mee helpen, dat dit een bewijs van het leven is. Uitwendige omstandigheden zullen Heman zo gedrukt hebben, dat hij niet anders dan de dood voor ogen zag. Lichaamskrachten bezweken onder de verdrukkingen die zijn deel waren.

Bij Heman bespeuren we echter in het bijzonder een neergebogenheid der ziel zoals schier bij geen ander van de Bijbelheiligen door ons te vinden is. De 88e Psalm is er ons om bekend, dat we daarin de droeve klachten van een zeer bedrukte Heman kunnen vinden. Heman wordt echter in deze klachten weinig begrepen. Men denkt aan een man, die van het verlossingswerk weinig of geen kennis had. De aanspraak in zijn gebed heeft hem echter al aan ons verraden als een man die God als de God zijns heils had leren kennen.

Toch was hij van der jeugd aan bedrukt en doodbrakende. Dit was de bijzondere weg die God met Heman hield, een weg waarin hij door weinigen werd verstaan, waarom hij moest klagen dat de Heere vriend en metgezel verre van hem had gedaan; een weg echter waarin hij een voorbeeld was van Hem Die Hemans klachten in Zijn bitter lijden tot de Zijne heeft kunnen maken. Daarom ook in het bijzonder heeft Heman deze weg moeten gaan. Christus moest in heel Zijn Middelaarswerk en in al Zijn lijdensgangen Oud-Testamentisch worden afgeschaduwd. In Hemans Psalm kunnen we dus Christus horen klagen in Zijn bitter lijden. Was Christus de dood niet ingegaan, er had bij Heman ook geen wonder aan de dode kunnen geschieden. Wat onmogelijk was, is daardoor mogelijk geworden. Zult Gij wonder doen aan de doden? Zo horen we hier Heman vragen. Bij God is waarlijk niets onmogelijk, maar zulk een wonder schijnt toch wel onmogelijk te zijn. En met eerbied gesproken, - zou dit wonder bij God onmogelijk zijn geweest, als de mogelijkheid daartoe niet was geopend in die Godebetamelijke weg waarin Hij door de dood Zijns Zoons in de volkomen handhaving van Zijn gerechtigheid de volle luister van Zijn barmhartigheid kan openbaren. Nu kan er een wonder geschieden aan de doden.

Maar die doden moeten dan ook weten welk een wonder er aan hen geschiedt. Het wonder moet steeds groter worden in hun leven. Daarom moeten ze ook altijd in de dood worden overgegeven om Christus'' wil. Dan blijft Hemans klacht hun geen onbekende. Hemans klacht is wel eens de ademtocht voor hun ziel geworden. Laat Heman dan geen metgezellen meer overgehouden hebben, hij heeft er toch nog meer dan dat hij denkt, al zijn het er door alle tijden heen nog niet zovele.

De meesten kunnen zich nog wel warmen bij de sprankels van het vuur dat zij zelf ontstoken hebben. Toch heeft Heman metgezellen. Die gaan de diepe betekenis van die beide woorden verstaan: wonderen en doden. Het minste bewijsje van leven kunnen ze menigmaal bij zichzelf niet meer vinden. Als een dode Lazarus zien ze zich in het graf liggen, van wie de stank des doods" uitgaat. Zo zien ze zich afgezonderd onder de doden. De vallei vol dorre beenderen, aan Ezechiël in dat bekende visioen vertoond, kunnen ze bij zich van binnen vinden. Zal hier leven komen, dan zal het door een wonder zijn. Dan zal het verwekken van dat leven een eenzijdig werk zijn. Dat is het bij de aanvang, maar dat blijft het ook bij de voortgang.

En het wonder wordt al groter als het nog eens gebeurt, want bij het ouder worden zal men zijn doodstaat meer moeten leren kennen dan ooit te voren. O hoe wordt het hier een wachten op de beroeringen van het water! Men kan de liefde niet opwekken noch wakker maken totdat het dezelve luste. Geen ware zucht kan men zelfs slaken, als die niet door Gods Geest in het hart gewerkt wordt. En toch wordt het de verzuchting der ziel met Heman: Zult Gij wonder doen aan de doden?

Als het zover echter komt als bij een Heman, dan moet er wel wat gebeuren. Zijn leven raakte tot aan het graf. De dood zou dus weldra aan zijn leven een einde maken. Nu was hij echter nog in het land der levenden. In het graf wordt Gods goedertierenheid niet verteld noch Zijn getrouwheid in het verderf. Daarom horen we de dichter vragen: Zult Gij wonder doen aan de doden? Ja, God doet wonderen aan de doden, maar Hij doet die wonderen in dit leven. Hij doet die wonderen als het schijnt dat het niet meer kan, omdat de dood een einde maken zal. Bij de Heere, de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood. Dan wordt de mens als uit de onderste kuil opgevoerd, uit duisternissen en uit diepten. Al is het dan ook in het leven, dan doet God waarlijk wonderen aan de doden. Dat doet Hij altijd maar weer, als Hij Zijn Aangezicht doet lichten over de ziel. Waar er niets aanwezig was, ja, waar de ziel bij zichzelf niet anders kon vinden dan de dood, daar plaatst God ze in het volle leven. Het is een God die de doden levendmaakt en de dingen roept die niet zijn, alsof ze er reeds waren.

God doet wonder aan de doden. Heeft Hij aan ons ook reeds zulk een wonder gedaan? Het moet hier in dit leven geschieden. Na dit leven kan het niet meer. Wel zal Hij eenmaal nog een wonder doen aan de doden, in de grote dag der opstanding. Velen zullen dan echter tot een eeuwige afgrijzing zijn, omdat het wonder aan de doden hier in hem leven nooit is geschied. Maar zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood, geen macht. God zal straks nog een wonder doen aan deze doden, als ze met een verheerlijkt lichaam uit het graf verrijzen zullen, om eeuwig daar te zijn waar geen dood, geen rouw, geen moeite, geen gekrijt meer zijn zal. Amen.
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)


Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Gesloten