Gods koninklijk, soeverein recht in de bekering
Voorzover het ons geopenbaard is, bereidt God gewoonlijk de mensen voor door de wet en door enige voorafgaande gestalten, voordat zij tot Christus getrokken worden.
Ik durf niet beslist zeggen, dat God geen gebruik maakt van Zijn koninklijk, soeverein recht, in de bekering van sommigen, wie God genade bewijst, zonder die zware, wettische overtuigingen, ja ik denk, dat Christus tot sommigen komt gelijk een ree of gelijk een welp der herten, springende op de bergen en huppelende op de heuvelen, met wie Hij zich niet houdt aan de regel, die Hijzelf gesteld heeft en die Hij uit de hel rukt, zonder die voorbereidingen, of dat Hij die tenminste plotseling werkt.
Ik zie er niets bezwarends in, dat, evenals God in Zijn handelingen in de natuur vrij blijft in Zijn bedelingen, wij ook Zijn bedelingen in de genade niet kunnen navorsen.
Dit is echter zeker, dat Hij nieuwe gebouwen opricht van ongeschikt en knoestig hout en het moet wel gering en onhandelbaar leem zijn, waarvan Christus, Die alle dingen nieuw maakt, geen vat der barmhartigheid formeren kan.
De ene natuur of soort van schepsel in een ander te veranderen, zoals een leeuw in een lam, en te maken dat de wolf met het lam verkeert en de luipaard bij de geitenbok neerligt en het kalf en de jonge leeuw en het mestvee tezamen, en dat een klein jongske ze zal drijven, is het eigen werk van de Almacht, wat ook de voorbereidingen of de ongeschiktheid van zondaren is.
Bron: Samuel Rutherford, (Christus stervende en zondaren tot Zich trekkende dl. 1 blz. 320 - 321).
Of:
http://www.theologienet.nl/documenten/R ... de%20I.pdf (blz. 216)