Adrianus schreef:uitgeworpen schreef:"Waar die overtuiging van schuld en zonde ontbreekt, daar is nog geen plaats voor de openbaring van Christus” (Het handschrift uitgewist; Utrecht, zonder jaar; blz. 119).
Weet je, het lijkt nu net of er alleen maar verslagen zondaren mogen komen tot Christus. En dat mensen, die nog geen overtuiging hebben van schuld en zond, niet welkom zijn bij de Heere Jezus.
De aanbieding komt tot allen. Ook tot degenen die echt geen geld hebben om te kopen...degenen die nog leven in de zonden.
Vind je ook niet dat het erop lijkt dat er een exclusieve belofteprediking is 'alleen voor degenen die al een beetje op de weg zijn'?
Ooordeel aanzeggen is best als dan maar wel de aanbieding tot allen komt.
Ik vrees dat hier sprake is van een hardnekkig misverstand. Ds Kersten schrijft niet dat degenen die de overtuiging van schuld en zonden missen niet
mogen komen, maar dat ze niet
zullen komen. Dus geen voorwaarde, maar wel de weg waarlangs!
Telkens vraag ik me weer af: waarom wordt bij herhaling door zo'n verkeerde voorstelling van dit wezenlijke element in de schriftuurljik-bevindelijke prediking van deze prediking een karikatuur gemaakt om deze vervolgens onder kritiek te stellen? Waarom? Zou het misschien zo zijn dat als mensen Jezus menen gevonden te hebben in een andere weg dan die in de schriftuurlijk-bevindelijke prediking wordt aangewezen, zij behoefte gevoelen om desnoods met behulp van een karikatuur die prediking te bekritiseren, liever dan dat zij zelf eens met alles overboord gaan en smeken of er voor iemand die zichzelf (lange tijd) heeft bedrogen nog genade te verkijrgen is?
Ik bedoel deze zaken niet persoonlijk richting uitgeworpen, maar meer in het algemeen als reactie op de karikatuur die ik ook nu weer lees. En dat doet me verdriet. Laten we eerljik zjin en een keus maken: Of erkennen dat de Middelaar alleen aan de ziel wordt geopenbaard in en weg van ontdekking aan zonde en schuld en ophouden met deze karikatuur of aangeven dat je ook anders bekeerd kunt worden dan in die weg. Maar ook in dat laatste geval heb je die karikatuur niet nodig.
Ds Harinck schreef het al in het boekje : De prediking van het Evangelie.
“Dat het aannemen en geloven in een weg van berouw gaat doet aan dat feit dat er een onvoorwaardelijke roeping is niets af.
In deze strijd verwart men meestal, en helaas soms opzettelijk, tussen wie het heil wordt aangeboden en wie het aangeboden heil verkrijgen.” (citaat Ds .C Harinck) “
Dit neemt niet weg dat er in een bepaalde prediking zo een nadruk gelegd wordt op de weg waarin het heil verkregen wordt dat, dat belangrijker wordt als de aanbieding zelf.
Daarom zie je dat ook Oude Paden en met hem de GGiN zich kan vinden in de citaten van Ds Kersten, en waarom hij op basis van deze uitspraken terecht zijn conclusies kan trekken in zijn posting.. En daarmee het voorwaardelijke aanbod kan verdedigen.
En Adrianus, dan zal ook jij het toch niet ontkennen dat er menigmaal een verkondiging is in de sfeer van kenmerken , waarin een bepaalde schuldbeleving geschetst wordt als zijnde noodzakelijk en als zuiver voordat er van genade sprake kan zijn.
Ook mij viel het laatste stukje op in dit artikel, alsof men met deze opmerkingen aan de hand van Ds Kersten weer een ieder tegemoet wil komen die deze bevindelijke zaken nadrukkelijk stelt in de prediking in tegenstelling tot hen die een ruimer aanbod laten functioneren in de prediking.
Het komt mij zo over dat dit zo niet naar voren kwam in de CGO lezing .
Maar de artikelenserie is nog niet afgelopen dus misschien een voorbarige conclusie, maar gezien de tot nu toe gegeven reacties , nu ook een reactie mijnerzijds
Die voorwaardelijkheid die vanuit de bevinding soms naar boven lijkt te komen is nu juist toch een punt waar er velen mee worstelen.
Deze overtuiging en verslagenheid die door Ds Kersten worden genoemd is juist de grote vraag waar menig ontdekte zondaar mee aangevallen wordt.
Deze beleving en bevinding is juist in eigen oog zo menigmaal te kort.
En dan is er die aanklager die een zondaar er op wijst dat bij het echte werk de boetvaardigheid veel dieper moet en gaat.
Dat de beleving die zo’n heen en weer geslingerd mens ervaart, enkel gevoel is, enkel opvoeding een bepaalde gemoedsgesteldheid.
Juist deze mensen die kunnen zo te neder gedrukt worden door een prediking waar er gevraagd wordt of zij hun zonden wel eens hebben leren bewenen.
Dan moeten ze ontkennend antwoorden en dan worden ze weer opzich zelf geworpen.
Wroeten naar het eigen binnenste , ze proberen op eigen gevoel een traan te laten , gaan zoeken naar zonde kennis, boetvaardigheid en berouw.
En ach dan wordt zo een mens er op gewezen door de duivel : het moet dieper, het moet dieper, Gods ware volk leert het wel anders enz enz !!
En toch als Jezus dan wordt afgeschilderd en aangeboden in de prediking dan gaat hun hart er naar uit, dan haken ze er naar om Hem te mogen kennen, maar o nee , het is niet voor hen , want ze kennen hun ellende niet genoeg.
Deze worsteling, die ik hier beschreven heb is echt de ervaring van velen die onder zulke prediking zitten.
Dat deze gevoelens nu ook al boetvaardigheid zijn , dat wordt hen niet gepredikt.
Als je aan zulke vraagt of ze zonden doen en zonden zijn , ja dat moeten ze bekennen, maar antwoorden zulken, voelde ik dat nu maar eens meer !
Dat Christus geen bepaalde gradatie of diepte van boetvaardigheid vereist wordt hen zo weinig aangezegd.
Nee, er wordt gewezen dat het vlees aan de muren moet kleven , dat we onze bedstede moeten doornatten met onze tranen.
O, wordt er gepredikt heeft u nog nooit een nacht wakker gelegen ?
Dan is het te kort voor de eeuwigheid hoor, kijk het nog maar eens na !!
In deze context kan ik Uitgeworpen begrijpen.
Als dan Ds Kersten geciteerd wordt : “Verslagen zondaren lokt de Heere door Zijn beloften, waarvan Christus de grote Inhoud is”
Dan is dit niet anders dan een voorwaardelijk Evangelie !
Laten we nu eerlijk zijn , een onvoorwaardelijk Evangelie die we gelukkig in ons kerkverband voorstaan moet ook onvoorwaardelijk gepredikt worden.
Dode zondaren worden geroepen en gezaligd en geen verslagen zondaren !
De nodiging gaat uit tot doden en een kenmerk van doden is dat zij hun doodstaat niet gevoelen !
Ik begrijp het niet, maar dat is juist het wonder !
En dan moet Gods Volk getroost worden en gewezen worden op de wegen die God met zijn volk houd, maar dan wel met het benadrukken van de veelkleurigheid van de werkingen van Gods Geest.
Zoals ook onze oudvaders steeds weer benadrukken.
Brakel schrijft dan zelfs :
Wilh. a Brakel schreef:“Maar dat zeggen wij vooraf, dat niemand bekommerd moet zijn over de wijze van bekering, omdat hij niet is overgebracht op deze of gene wijze, die men zichzelf voorschrijft, of op welke anderen bekeerd zijn. Als de bekering er is, dan is het wél, en ziet tot uw ontsteltenis niet terug op de wijze, al was de wijze van bekering in u zodanig, dat gij nooit iets dergelijks gelezen of gehoord had. Want de wegen Gods zijn wonderbaar, en de een ondervindt wel iets, daar de andere niet van weet, ook in de gewone weg tot bekering; maar men moet dikwijls terugzien op al de voorzienigheden en wegen, waardoor God ons geleid heeft, dat geeft ons stof van verwondering, van verheerlijking van God, en van vaststelling van zijn staat.”
Ook Petrus Immens beschrijft dat zo mooi in ”De Godvruchtige Avondmaalganger” (blz 141/143)
P Immens schreef:Dan zijn er ook anderen, die doorgaans zeer duister leven en waarbij het klagen een kwijnende ziekte is geworden; dikwijls drukt hen zo veel, dat zij het hoofd nauwelijks boven water kunnen houden. En op dezen hebben wij voornamelijk het oog.
Laat ik nu, ten tweede, de voornaamste gronden van twijfeling eens voorstellen naar de verscheidene onderwerpen, in welke die plaats hebben, en wel:
A. In eerstbeginnende christenen, die eerst op de weg komen en nog nooit verzekerd zijn geweest, zijn de gronden van twijfeling de volgende.
a. Zij vrezen, dat hun overtuiging de rechte niet is, omdat het niet met die naarheid en beroering is, die zij zien en horen van anderen, wie de zonden als een slagorde onder het oog worden gebracht, die God zien in Zijn heiligheid en rechtvaardigheid en die de hel voor zich als geopend zien. Zo, denken zij, moest het met hen ook geweest zijn, en dat zoveel te meer als zij zien op hun zonden, die in hun natuurstaat zeer groot, ja boven die van anderen zijn geweest. Zij hebben volop de wereld gediend en zij zijn vijanden geweest van God en Zijn dienst, ja, zij hebben zich misschien wel aan buitensporigheden schuldig gemaakt. O, denkt zulk één, hoe zou het mogelijk zijn, dat ik zo gemakkelijk zou bekeerd worden, terwijl burgerlijke, godsdienstige mensen dikwijls als langs de rand van de hel geleid worden. En dus willen zij wel een evenredigheid hebben tussen hun zonden en hun overtuigingen, eer zij durven geloven dat het waarheid is.
b. Anderen zijn bekommerd omdat zij de tijd en plaats van hun verandering niet kunnen noemen, gelijk velen, die dag, uur en ogenblik, bij welke gelegenheid, of ziekte, of onder een predikatie of aanspraak, noemen kunnen, wanneer God hen in het hart heeft getroffen. Maar dit weten zij niet. Zij leefden van jongsaf met een ontwaakt geweten; zij werden burgerlijk, ja godsdienstig opgevoed; zij hadden nooit gelegenheid om diep in de wereld ingewikkeld te worden, maar voegden zich al van jongsaf bij de godvruchtigen, zonder dat nochtans het hart waarlijk veranderd was. Wanneer God nu daarna in het hart door Zijn Geest werkt, durven zij niet besluiten, dat het ware genade is; vooral als het werk stilletjes en bedaard is toegegaan, zonder veel naarheid, dat het allengskens werd overgehaald tot God en Zijn dienst. Dan vrezen zij, dat het maar vruchten van een beschaafde opvoeding zijn, van een zacht humeur, van een natuurlijke afkeer van de wereld, omdat zij niet weten te zeggen wanneer het werk in hen begon.
En ik erken, dat zulken het goede over zichzelf niet altijd zo gemakkelijk kunnen besluiten, en dat zij, als het hun bestreden wordt, al klare kentekens nodig hebben om er zich mede gerust te stellen.
c. De bekommering van anderen komt daaruit voort, dat zij, ofschoon in de wereld levende, niet schielijk en ineens zijn bekeerd, maar dikwijls zeer langzaam. Niet aan de zijde Gods, want de eerste levendmaking geschiedt in één ogenblik, maar aan hun zijde. Zij kregen onder de godsdienst al menige slag op het geweten, die lang afgekeerd, verzet en tegengegaan werd. Bij elke gelegenheid klopte God al weer eens aan het hart, maar dit werd niet opgevolgd. Er was wel een voornemen, dat men anders zou gaan leven, maar dat werd alweer gestuit en niet gevolgd door een dadelijk overgeven van zichzelf aan God en Christus. Totdat God hen eindelijk te machtig werd en het hart geheel en al overhaalde om Hem te dienen.
Nu zullen dezen er zeer over bekommerd zijn of hun werk wel waarheid is. Want, zeggen ze, ik was voor deze ook zo nabij overtuigd en al nader dan ik nu geweest ben; en het is weer overgegaan. Wie weet of het nu beter is? Misschien als dezelfde gelegenheid tot zondigen mij andermaal voorkwam, dat ik alweer dezelfde zou zijn.
d. Velen zijn bekommerd, dat zij de zonde tegen de Heilige Geest gedaan hebben; en dan, denken zij, is er toch geen vergeving. Of men al berouw heeft, of men bidt, smeekt en worstelt om genade, het is alles vruchteloos. Want Christus zegt: ,,die zonde zal niet vergeven worden”, Matth. 12 : 32. En hier gaat al dikwijls een list van de duivel mede gepaard, om zulk een bekommerde te doen stilzwijgen, dat hij dit aan niemand zal openbaren. Och, zegt hij, dat is te gruwelijk, dan dat iemand het weten zou! En met die gedachten kan een ziel lang worstelen en bezwaard gaan, terwijl zij, indien ze die bezwaren aan anderen bekend maakte, er van ontheven zou kunnen worden.
e. Sommigen vrezen, dat zij niet uitverkoren zijn, en zo zij niet uitverkoren zijn, zullen zij toch niet zalig worden. En die kommer maakt hen niet alleen moedeloos, maar ook werkeloos, zodat zij de handen slap laten hangen, want alles is dan toch vergeefs.
f. Anderen — en dat heeft nog meer plaats in meer bejaarden — vrezen, dat het voor hen te laat is, dat zij te lang hebben gewacht en hun beste tijd en krachten hebben versleten in de dienst der zonde en der wereld, en dat God hen nu niet aannemen zal. En dat toch is de list van de duivel. Als de mensen nog jong zijn, dan zegt hij: Het is nog tijds genoeg; wilt gij uw beste leeftijd zo treurig leven? Men moet ook wat van de vreugd van de wereld hebben. Als gij tot wat meer jaren komt, dan is het tijd om aan de dood en de eeuwigheid te denken! En als zij dan oud worden, is het: Nu is het te laat; om hen dan te beroeren.
Dit zijn de voornaamste gronden van bekommering, die zich opdoen in eerst overtuigden, waarvan men hoopt, dat hun overtuiging hen op de rechte weg zal brengen.
Deze evenwichtigheid en deze pastorale benadering richting zondaren die worstelen met allerlei vragen is ook heden ten dage van groot belang.
Dus het gaat niet om er een karikatuur van te maken.
O nee, het is de meest gewone weg, zoals in het artikel bedoelt, zeker van hen die uit de wereld getrokken worden .
Maar laten we oog houden voor hen die op een meer evangelische wijze geleid worden tot de kennis van die Dierbare Jezus.
En ook zij leren zichzelf kennen als een doemwaardige en schuldige zondaar, maar dan wel in een bedaardere weg en soms wordt dit zicht op hun eigen staat en toestand zo verzwakt door de bestraling van het Goddelijke licht, dat ze niemand zien dan Jezus alleen.
Wat een wonderlijk zien.