Bron: Schatgraven GG TerneuzenDs. A. Hofman schreef:
Haast, behoud u derwaarts; want Ik zal niets kunnen doen, totdat gij daarhenen ingekomen zijt. Daarom noemde men den naam dezer stad Zoar. Genesis 19:22.
Er was in de dagen van Lot een merkbare vooruitgang in de beschaving. Zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Wij zouden zeggen: de cultuur kwam op. Maar in geestelijk opzicht was er een grote teruggang. Er trad bij de mensen een totale verandering van normbesef op. In zo’n tijd leven wij ook. De normen veranderen. Alles wordt op zijn kop gezet. Het kwaad wordt goed genoemd, en het goede kwaad. Zo was het in Lots dagen.
En tussen deze goddeloze mensen leefde Lot, de neef van Abraham. Petrus zegt van Lot: ondanks dat hij ook vele dingen heeft gehad die te berispen waren, was hij een rechtvaardig man, die dag op dag zijn rechtvaardige ziel gekweld heeft door het zien en horen van hun ongerechtige werken. En dat ging zo door, tot op de dag dat Lot uit Sodom wegging.
Is het niet opmerkelijk dat die engel tot Lot zegt dat hij niets kon beginnen voordat Lot in Zoar is aangekomen? De engel sprak: ‘Ik zal niets kunnen doen totdat gij daarhenen ingekomen zijt’. Ik kan het oordeel des Heeren niet uitvoeren, alvorens gij Sodom verlaten hebt. En waarom? Omdat Lot een rechtvaardig man was? Omdat Lot vermoeid was van de ontuchtige wandel? Het was een vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. ‘Om de verschoning des Heeren over hem’. Lot heeft genade gevonden in de ogen des Heeren. Dat is dus de eerste oorzaak, en die eerste oorzaak ligt in God. Het is het soeverein welbehagen, de vrije gunst die eeuwig Hem bewoog.
Er is ook een tweede oorzaak: Abraham heeft immers gestaan voor het aangezicht des Heeren. En Abraham heeft daar niet slechts gestaan, nee, hij bleef staan voor het aangezicht Gods en hij heeft gebeden. Hij heeft een pleitrede gehouden voor die steden in de vlakte. ‘Zult Gij ook de rechtvaardige ombrengen met de goddeloze? Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in die steden’. Toen is Abraham begonnen met afslaan, eerst met vijf, en toen met tien. Vijfenveertig, veertig, dertig, twintig, misschien maar tien. En weer zegt de Heere: ‘Ik zal ze ook niet verderven wanneer er tien rechtvaardigen binnen die steden zijn’. Doch wat is gebleken? Er was maar één rechtvaardige. Dat was Lot, die zijn rechtvaardige ziel dag op dag gekweld heeft bij het zien en horen van al die ongerechtigheden. En uit vrije gunst, om de verschoning des Heeren over hem is Lot uitgeleid.
De engelen hebben gezegd: ‘Hebt gij hier nog familie? En Lot is heengegaan naar zijn aanstaande schoonzoons en hij heeft voor de laatste maal gewaarschuwd. Maar Lot werd niet geloofd. ‘Hij was jokkende in hun ogen’. Zij weigerden te geloven en hem te volgen. We lezen zelfs van Lot, dat hij vertoefde. Dit leert ons, dat Lot ook een mensenkind is geweest, dat Lot ook de oude mens in zich heeft omgedragen. Want het is heel wat, om alles te verlaten en om alles vaarwel te zeggen. De engelen hebben aangedrongen en gezegd: ‘Maakt voort, want de Heere zal deze steden verdelgen. Wij kunnen niets doen, tenzij gij hier uitgegaan zijt’. Maar Lot vertoefde, waaruit we weten dat hij ook een mens is geweest vol van zonde en gebreken.
‘Toen grepen die engelen de handen van Lot’. Maar ze grepen niet alleen de handen van Lot, ook de handen van zijn vrouw en van zijn twee dochters. En zie, die hand is nu voor Lot de reddende hand geweest. Maar niet voor de vrouw van Lot. Zij is ook bij de hand gegrepen. Zij was bijna behouden en toch verloren. Dat leert ons dat wij ook zo menigmaal al bij de hand gegrepen zijn. Hoeveel roepstemmen zijn er tot ons gekomen! Welke nodigingen zijn er uitgegaan! We zijn als het ware bij de hand gegrepen. O, dochter, hoor, en zie, en neig uw oren, verlaat, vergeet, wat ooit u kon bekoren. Die opperste Wijsheid nodigt van de tinnen, van de hoogten der stad: ‘Wie is slecht, hij kere zich herwaarts’, en tot de verstandeloze zegt zij: ‘Komt, eet van mijn brood en drinkt van de wijn die ik gemengd heb. Verlaat de slechtigheden, en treedt op de weg van het verstand’.
Auteur: ds. A. Hofman (1912-1990)
Titel: Het Evangelie gebracht, pg.39-46
Uitg.: Jeugdver. Filologus vd GG Scheveningen, 1989
Gelezen (geloofsopbouwend)
- J.C. Philpot
- Berichten: 10267
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
- FlyingEagle
- Berichten: 3146
- Lid geworden op: 23 apr 2005, 22:34
- Locatie: air
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Wees dan ijverig en bekeer u.
Openbaring 3:19b
Veel mensen stellen zich ermee tevreden dat ze naar de ker zijn geweest, hoewel ze daar niet met God zijn geweest! Anderen beluisteren een preek, zoals ze naar de markt gaan om wat nieuws te horen. Maar ze slaan geen acht op Gods Woord als op een zaak van leven en dood. Zij gaan niet naar de kerk om Christus in ZIjn inzetting te ontmoeten. Zij gaan niet om door Zijn Geest beademd te worden of om Zijn liefde te ontvangen. Helaas!
Wat is er weinig geweld op de hemel te zien in de godsdienst van de meeste mensen.
In wereldse zaken is matigheid prijzenswaardig. Wij zouden onze begeerten hier moeten matigen en de wereld moeten gebruiken alsof wij deze niet gebruikten. Deze matigheid is goed. Maar het is zondig om gematigd te zijn in de beoefening van de godzaligheid.
In wereldse zin betekend gematigheid: 'niet al te ijverig zijn en niet vurig verlangen naar de hemel'. Wie echter lauw is in godsdienstige zaken, is ver van het oefenen van geweld op de hemel. We lezen in Openbaring 3 vers 19: 'Wees dan ijverig en bekeer u.'
Strijd voor het Koninkrijk. Haast u op de wegen van godsvrucht. In het lopen in de hemelse loopbaan zult u met een rustige, gematigde pas nooit een prijs winnen. Velen hebben niet in de hemel kunnen ingaan vanwege hun gematigdheid. Zij hebben zich niet genoeg gehaast. Ze zijn als de dwaze maagden te laat gekomen.
Vanmorgen gelezen in dagboek van John Owen, samengesteld door J. Kranendonk-Gijsen
Openbaring 3:19b
Veel mensen stellen zich ermee tevreden dat ze naar de ker zijn geweest, hoewel ze daar niet met God zijn geweest! Anderen beluisteren een preek, zoals ze naar de markt gaan om wat nieuws te horen. Maar ze slaan geen acht op Gods Woord als op een zaak van leven en dood. Zij gaan niet naar de kerk om Christus in ZIjn inzetting te ontmoeten. Zij gaan niet om door Zijn Geest beademd te worden of om Zijn liefde te ontvangen. Helaas!
Wat is er weinig geweld op de hemel te zien in de godsdienst van de meeste mensen.
In wereldse zaken is matigheid prijzenswaardig. Wij zouden onze begeerten hier moeten matigen en de wereld moeten gebruiken alsof wij deze niet gebruikten. Deze matigheid is goed. Maar het is zondig om gematigd te zijn in de beoefening van de godzaligheid.
In wereldse zin betekend gematigheid: 'niet al te ijverig zijn en niet vurig verlangen naar de hemel'. Wie echter lauw is in godsdienstige zaken, is ver van het oefenen van geweld op de hemel. We lezen in Openbaring 3 vers 19: 'Wees dan ijverig en bekeer u.'
Strijd voor het Koninkrijk. Haast u op de wegen van godsvrucht. In het lopen in de hemelse loopbaan zult u met een rustige, gematigde pas nooit een prijs winnen. Velen hebben niet in de hemel kunnen ingaan vanwege hun gematigdheid. Zij hebben zich niet genoeg gehaast. Ze zijn als de dwaze maagden te laat gekomen.
Vanmorgen gelezen in dagboek van John Owen, samengesteld door J. Kranendonk-Gijsen
- FlyingEagle
- Berichten: 3146
- Lid geworden op: 23 apr 2005, 22:34
- Locatie: air
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Het is trouwens een stukje van Thomas Watson. Ik haalde twee dagboeken door elkaar.
- J.C. Philpot
- Berichten: 10267
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ds. J. Smith schreef:
Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja dodelijk is het, wie zal het kennen? Jeremia 17 : 9
De tekst zegt ook: Arglistig is het hart. Het heeft u bedrogen, het heeft anderen misleid, maar het kan God niet om de tuin leiden. De arglistigheid van het hart is zonder voorbeeld, want het is arglistig, meer dan enig ding.Niets is zo bedrieglijk als het menselijk hart, het verbergt ons voor onszelf. Nimmer nog hebben wij onszelf in onze ware gedaante gezien, talloze malen zijn wij door onze harten bedrogen; zelfs op dit ogenblik is dit het geval en tenzij God u Zelf aan uzelf ontdekt, zult u tot uw eeuwig verderf misleid worden.
Bij zovelen heeft dit plaats, die onder zelfbedrog sterven en het niet bemerken, voordat zij hun ogen in de hel openen. Dit is een treurige, doch zekere werkelijkheid – een werkelijkheid, waarop u wel mag letten, want de satan zal alle middelen, die hij in zijn macht heeft, in het werk stellen om u in uw bedrog te doen volharden, totdat u voor eeuwig in zijn macht bent. Beschouw dus zorgvuldig de staat van uw hart, vergelijk hetgeen uit uw hart voorkomt met Gods Woord als daar zijn: uw gedachten, voornemens en begeerten; zodoende zult u spoedig ontwaren, dat u bedrogen bent geworden. Begeef u tot zelfonderzoek, dan zult u ten laatste met de apostel Paulus moeten uitroepen: Ik weet, dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont, Rom. 7 : 18.
Hoed u voor ongeloof op dit punt, ga tot de Heere en bid: Doorgrond mij, o God, beproef mij en zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg, Psalm 139 : 23 en 24. Weinigen, zeer weinigen, kennen de arglistigheid en dodelijke boosheid van hun eigen harten, daarom staat er bij: Wie zal het kennen? Niemand kan dit volkomen, de diepte is onpeilbaar, het naakte gezicht daarvan ware niet te dragen. De Heere echter toont er Zijn volk genoeg van om hen aan iedere hulp uit henzelf te doen wanhopen, zodat zij zichzelf veroordelen, voor Zijn voeten neervallen en tot de Heere Jezus Christus, om een volkomen verlossing, vlieden. De staat van uw hart is u uit Gods Woord bekend gemaakt, Zijn getuigenis is u voor ogen gesteld, nu staat het aan u het aan te nemen of te verwerpen, u moet dat getuigenis voor waar houden en als een arm, verloren zondaar naar de Heere Jezus gaan om leven en verlossing, of anders eeuwig verderven onder de invloed van het bedrog waartegen u gewaarschuwd bent geworden. Misleid dan uzelf niet, want dan wacht u een eeuwigheid van weedom en vruchteloos berouw. Velen beklagen zich in krankheid, dat zij deze dingen in gezondheid verwaarloosden, meerderen nog hebben wroeging in de eeuwigheid, dat zij deze dingen in de tijd niet achten.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
- J.C. Philpot
- Berichten: 10267
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ds. W. Busch schreef:
Waarom hebben wij eigenlijk geen tijd?
Ik zou uw aandacht willen vragen voor iets waar ik gewoon niet uitkom, waar niemand een verklaring voor heeft.
Wanneer honderd jaar geleden een koopman uit Stuttgart met mensen in Essen een transactie wilde sluiten, moest hij vijf dagen met de postkoets heen – en nog eens vijf dagen terugrijden. Dat zijn dus tien dagen voor de reis alleen, en dan misschien nog twee dagen voor de onderhandelingen. Bijna een halve maand ging daarmee heen. Tegenwoordig voert een zakenman alleen een telefoongesprek en spaart hij dus twaalf dagen uit. Als ik echter naar al die zakenlui kijk, dan heeft niemand van hen twaalf dagen over. Integendeel. Iedereen zegt: ‘Ik heb geen tijd!’
Vroeger werd er zestig uur per week gewerkt of nog langer. Tegenwoordig wordt er misschien zo’n veertig uur per week gewerkt. En geen mens heeft tijd over!
Hoe komt dat?
Het hele leven is er tegenwoordig op gericht alles te vereenvoudigen. Mijn moeder had iedere dag tijd om vier hoofdstukken uit de Bijbel te lezen en te bidden voor allen die haar lief waren.
En toen bestonden er nog geen elektrische wasmachines en vaatwassers. Zij had acht kinderen te verzorgen. En die droegen geen synthetische kleren, en kousen moesten nog gestopt worden.
En toch had zij tijd om iedere dag vier hoofdstukken in de Bijbel te lezen.
Hebt u daar tijd voor?
Nee, die tijd hebt u natuurlijk niet!
Hoe komt dat?
Alles is er op gericht om ons tijd te laten besparen – en geen mens heeft tijd.
Hebt u daar een verklaring voor?
Ik heb er veel over nagedacht, maar het is gewoon onbegrijpelijk.
Serieus, er is maar één verklaring voor. Die willen de mensen weliswaar niet horen, maar ik weet geen andere: er staat iemand achter ons die ons opjaagt!
Er is er één die ervoor zorgt dat de mens geen tijd heeft, die als een dompteur in het circus voortdurend zijn zweep laat knallen en de mensen laat draven!
De Bijbel zegt het ook: Het is de duivel. Ik verzeker u: u bent blind en stom als u niet doorhebt dat er een macht der duisternis is. Hoe kunt u anders de wereld verklaren?
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
„Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden.”Johannes 3:17
Het ongeloof kan men nergens anders mee afweren dan met het Woord Gods. Het wordt ons door onze lieve Heere Christus Zelf verkondigd dat wij waarlijk geen reden hebben om aan deze prediking en dat Woord te twijfelen. Daar Hij immers zegt dat Zijn Vader in de hemel, Die de waarachtige eeuwige God is, de wereld alzo heeft liefgehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Nu moeten u en alle mensen toch erkennen dat de wereld niet Petrus, Paulus of Maria heet, maar dat de wereld heet: het gehele menselijke geslacht als één geheel.
Gelooft u nu dat u een mens bent? Als u dit niet kunt geloven of weten, grijp uzelf dan aan in de boezem of aan de neus, of u niet evengoed mens bent als ieder ander. Wanneer ik Hem nu niet wil aannemen, alsof Hij mij niet toebehoort, en u Hem ook niet wilt aannemen, dan volgt daaruit dat deze woorden van Christus niet waar moeten zijn, daar Hij zegt dat Hij aan de wereld gegeven is.
Dr. Maarten Luther,hoogleraar in Wittenberg
(”Gods liefde in Christus”, preek uit 1538)
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
En dat schreef hij al in de vorige eeuw. Toen we nog geen internet hadden.J.C. Philpot schreef:Ds. W. Busch schreef:
Waarom hebben wij eigenlijk geen tijd?
Ik zou uw aandacht willen vragen voor iets waar ik gewoon niet uitkom, waar niemand een verklaring voor heeft.
Wanneer honderd jaar geleden een koopman uit Stuttgart met mensen in Essen een transactie wilde sluiten, moest hij vijf dagen met de postkoets heen – en nog eens vijf dagen terugrijden. Dat zijn dus tien dagen voor de reis alleen, en dan misschien nog twee dagen voor de onderhandelingen. Bijna een halve maand ging daarmee heen. Tegenwoordig voert een zakenman alleen een telefoongesprek en spaart hij dus twaalf dagen uit. Als ik echter naar al die zakenlui kijk, dan heeft niemand van hen twaalf dagen over. Integendeel. Iedereen zegt: ‘Ik heb geen tijd!’
Vroeger werd er zestig uur per week gewerkt of nog langer. Tegenwoordig wordt er misschien zo’n veertig uur per week gewerkt. En geen mens heeft tijd over!
Hoe komt dat?
Het hele leven is er tegenwoordig op gericht alles te vereenvoudigen. Mijn moeder had iedere dag tijd om vier hoofdstukken uit de Bijbel te lezen en te bidden voor allen die haar lief waren.
En toen bestonden er nog geen elektrische wasmachines en vaatwassers. Zij had acht kinderen te verzorgen. En die droegen geen synthetische kleren, en kousen moesten nog gestopt worden.
En toch had zij tijd om iedere dag vier hoofdstukken in de Bijbel te lezen.
Hebt u daar tijd voor?
Nee, die tijd hebt u natuurlijk niet!
Hoe komt dat?
Alles is er op gericht om ons tijd te laten besparen – en geen mens heeft tijd.
Hebt u daar een verklaring voor?
Ik heb er veel over nagedacht, maar het is gewoon onbegrijpelijk.
Serieus, er is maar één verklaring voor. Die willen de mensen weliswaar niet horen, maar ik weet geen andere: er staat iemand achter ons die ons opjaagt!
Er is er één die ervoor zorgt dat de mens geen tijd heeft, die als een dompteur in het circus voortdurend zijn zweep laat knallen en de mensen laat draven!
De Bijbel zegt het ook: Het is de duivel. Ik verzeker u: u bent blind en stom als u niet doorhebt dat er een macht der duisternis is. Hoe kunt u anders de wereld verklaren?
En er is ook onder ons wbt dat niet meer tijd gekomen? Beschamend. Het legt haarscherp bloot waar onze prioriteiten liggen.
Overigens wbt taalgebruik. Lijkt wel deze tijd!
- Maanenschijn
- Berichten: 5330
- Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ds. Wilhelm Busch?J.C. Philpot schreef:Ds. W. Busch schreef:
Waarom hebben wij eigenlijk geen tijd?
Ik zou uw aandacht willen vragen voor iets waar ik gewoon niet uitkom, waar niemand een verklaring voor heeft.
Wanneer honderd jaar geleden een koopman uit Stuttgart met mensen in Essen een transactie wilde sluiten, moest hij vijf dagen met de postkoets heen – en nog eens vijf dagen terugrijden. Dat zijn dus tien dagen voor de reis alleen, en dan misschien nog twee dagen voor de onderhandelingen. Bijna een halve maand ging daarmee heen. Tegenwoordig voert een zakenman alleen een telefoongesprek en spaart hij dus twaalf dagen uit. Als ik echter naar al die zakenlui kijk, dan heeft niemand van hen twaalf dagen over. Integendeel. Iedereen zegt: ‘Ik heb geen tijd!’
Vroeger werd er zestig uur per week gewerkt of nog langer. Tegenwoordig wordt er misschien zo’n veertig uur per week gewerkt. En geen mens heeft tijd over!
Hoe komt dat?
Het hele leven is er tegenwoordig op gericht alles te vereenvoudigen. Mijn moeder had iedere dag tijd om vier hoofdstukken uit de Bijbel te lezen en te bidden voor allen die haar lief waren.
En toen bestonden er nog geen elektrische wasmachines en vaatwassers. Zij had acht kinderen te verzorgen. En die droegen geen synthetische kleren, en kousen moesten nog gestopt worden.
En toch had zij tijd om iedere dag vier hoofdstukken in de Bijbel te lezen.
Hebt u daar tijd voor?
Nee, die tijd hebt u natuurlijk niet!
Hoe komt dat?
Alles is er op gericht om ons tijd te laten besparen – en geen mens heeft tijd.
Hebt u daar een verklaring voor?
Ik heb er veel over nagedacht, maar het is gewoon onbegrijpelijk.
Serieus, er is maar één verklaring voor. Die willen de mensen weliswaar niet horen, maar ik weet geen andere: er staat iemand achter ons die ons opjaagt!
Er is er één die ervoor zorgt dat de mens geen tijd heeft, die als een dompteur in het circus voortdurend zijn zweep laat knallen en de mensen laat draven!
De Bijbel zegt het ook: Het is de duivel. Ik verzeker u: u bent blind en stom als u niet doorhebt dat er een macht der duisternis is. Hoe kunt u anders de wereld verklaren?
Wie lege handen heeft, kan ze altijd vouwen.
- J.C. Philpot
- Berichten: 10267
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Klopt! Het staat ook in het boek "Jezus onze bestemming".Maanenschijn schreef:Ds. Wilhelm Busch?J.C. Philpot schreef:Ds. W. Busch schreef:
Waarom hebben wij eigenlijk geen tijd?
Ik zou uw aandacht willen vragen voor iets waar ik gewoon niet uitkom, waar niemand een verklaring voor heeft.
Wanneer honderd jaar geleden een koopman uit Stuttgart met mensen in Essen een transactie wilde sluiten, moest hij vijf dagen met de postkoets heen – en nog eens vijf dagen terugrijden. Dat zijn dus tien dagen voor de reis alleen, en dan misschien nog twee dagen voor de onderhandelingen. Bijna een halve maand ging daarmee heen. Tegenwoordig voert een zakenman alleen een telefoongesprek en spaart hij dus twaalf dagen uit. Als ik echter naar al die zakenlui kijk, dan heeft niemand van hen twaalf dagen over. Integendeel. Iedereen zegt: ‘Ik heb geen tijd!’
Vroeger werd er zestig uur per week gewerkt of nog langer. Tegenwoordig wordt er misschien zo’n veertig uur per week gewerkt. En geen mens heeft tijd over!
Hoe komt dat?
Het hele leven is er tegenwoordig op gericht alles te vereenvoudigen. Mijn moeder had iedere dag tijd om vier hoofdstukken uit de Bijbel te lezen en te bidden voor allen die haar lief waren.
En toen bestonden er nog geen elektrische wasmachines en vaatwassers. Zij had acht kinderen te verzorgen. En die droegen geen synthetische kleren, en kousen moesten nog gestopt worden.
En toch had zij tijd om iedere dag vier hoofdstukken in de Bijbel te lezen.
Hebt u daar tijd voor?
Nee, die tijd hebt u natuurlijk niet!
Hoe komt dat?
Alles is er op gericht om ons tijd te laten besparen – en geen mens heeft tijd.
Hebt u daar een verklaring voor?
Ik heb er veel over nagedacht, maar het is gewoon onbegrijpelijk.
Serieus, er is maar één verklaring voor. Die willen de mensen weliswaar niet horen, maar ik weet geen andere: er staat iemand achter ons die ons opjaagt!
Er is er één die ervoor zorgt dat de mens geen tijd heeft, die als een dompteur in het circus voortdurend zijn zweep laat knallen en de mensen laat draven!
De Bijbel zegt het ook: Het is de duivel. Ik verzeker u: u bent blind en stom als u niet doorhebt dat er een macht der duisternis is. Hoe kunt u anders de wereld verklaren?
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Leert men bij het kruis van Christus zijn zonde kennen? Is dit in overeenstemming met Rom. 3:20?
(Deze vraag komt van iemand die een gereformeerde bondspredikant deze bovenstaande uitdrukking hoorde gebruiken.)
Nu lees ik in de brief aan de Romeinen 3:20b; door de wet is de kennis der zonde. Nu vraag ik u of de uitdrukking van die predikant hiermee in tegenspraak is. Zo ja, hoe zou hij dan daaraan komen?
Ongetwijfeld is de uitdrukking van de prediker, die onze vriend hoorde, met Schrift en Belijdenis in tegenspraak. Bij het kruis van Christus leert men Christus kennen, en de wegneming der zonden. Dat heeft Bunyan in zijn "Christenreize" schoon getekend. Hij wil niet zeggen, dat de ontmoeting met de gekruiste Christus ons niet de vreselijkheid der zonde op het allerdiepste kan leren. Dat is niet aan de orde. Aan de orde is, dat men de volgorde van de Catechismus wil omkeren. Hoe komt mijn collega daaraan? Dat vraag de JV Rotterdam. Dat kan ik natuurlijk niet met zekerheid zeggen. Wel durven we beweren, dat hij deze verkondiging niet van Prof. Severijn (die gaf vroeger theologie aan GB-predikanten, RJ) heeft geleerd, ook niet van Calvijn of Luther, evenmin uit de belijdenisgeschriften van onze kerk en zeker niet uit Gods Woord.
Daar zijn echter in onze dagen nog meer dikke boeken waar dominees uit de eerste of tweede hand uit drinken of putten. Ik ben dus eens gaan kijken in de Barthiaanse afdeling van mijn helaas te kleine bibliotheek. Daar kan men dezelfde gedachtegang vinden. De wet, zo las ik, is de schaduw van het Evangelie. De wet is naar haar eigenlijke inhoud het evangelie.
Als ik zulke uitspraken lees, denk ik: waarom doen ze toch zo raar? De wet is het evangelie niet, want dan zou het evangelie iets verschrikkelijks zijn. De wet vervloekt ons allemaal. Gal. 3:10 zegt: "Zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek." Christus is het Evangelie, en daarvan zegt Gal. 3:13: "Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons". Maar de wet leert ons Christus niet kennen, want door de wet is de kennis der zonde.
U hebt waarschijnlijk nog een vraag. Ik kan dat begrijpen. U wilt weten, waarom men de volgorde om wil keren? Dat zal ik u zeggen. (...) Die oude orde van de Catechismus, dat men ten eerste moet weten, hoe groot eigen zonde en eigen ellende is, deugt niet meer. Dat is zo'n benauwde, persoonlijke en soms wel lange weg. Men wil sneller resultaten zien. Kijk, en als men nu maar gelooft, dat men in Christus behouden is, dan kan men gaan leren, hoe verloren en zondig men is. Want, en zo heb ik het gelezen, wie God in Christus kent en met een gelovig hart naar de wet luistert, die begrijpt eensklaps, dat hij anders is en doet dan God gebiedt en dat hij niet in staat is om aan die gebiedende stem te gehoorzamen, doordat alles in hem zich daartegen verzet.
Dus eerst het geloof van Zondag 7 en dan de kennis der ellende van Zondag 2. Ik zou willen voorstellen om bij de gewone volgorde te blijven. Inderdaad begint het met geloof, nl. dit geloof, dat er een God, een hemel en een hel is. Het begint met een geloof aan de wet, maar dan kennen we God in Christus nog niet. We worden eerst tot zondaren en verlorenen in ons eigen oog gemaakt en zulken roept Jezus.
Zonder vrees en schrik, zoals de wet werkt, kan er geen recht berouw zijn en zonder dit berouw noch evangelie noch geloof. Eerst als de prediking der wet werkzaam is geworden, volgt de troost van het evangelie, volgens Lukas 24:47. Calvijn zegt bij Matth. 9:13 "dat de genade van God ons niet profijtelijk is, tenzij wij, gevoelende onze zonden en zuchtende onder de last daarvan, vernederd tot God komen". Dat is wat anders dan eerst geloven, dat alles met God goed is en dan ontdekken, dat men een zondaar is." (Ds. L. Vroegindeweij)
(Deze vraag komt van iemand die een gereformeerde bondspredikant deze bovenstaande uitdrukking hoorde gebruiken.)
Nu lees ik in de brief aan de Romeinen 3:20b; door de wet is de kennis der zonde. Nu vraag ik u of de uitdrukking van die predikant hiermee in tegenspraak is. Zo ja, hoe zou hij dan daaraan komen?
Ongetwijfeld is de uitdrukking van de prediker, die onze vriend hoorde, met Schrift en Belijdenis in tegenspraak. Bij het kruis van Christus leert men Christus kennen, en de wegneming der zonden. Dat heeft Bunyan in zijn "Christenreize" schoon getekend. Hij wil niet zeggen, dat de ontmoeting met de gekruiste Christus ons niet de vreselijkheid der zonde op het allerdiepste kan leren. Dat is niet aan de orde. Aan de orde is, dat men de volgorde van de Catechismus wil omkeren. Hoe komt mijn collega daaraan? Dat vraag de JV Rotterdam. Dat kan ik natuurlijk niet met zekerheid zeggen. Wel durven we beweren, dat hij deze verkondiging niet van Prof. Severijn (die gaf vroeger theologie aan GB-predikanten, RJ) heeft geleerd, ook niet van Calvijn of Luther, evenmin uit de belijdenisgeschriften van onze kerk en zeker niet uit Gods Woord.
Daar zijn echter in onze dagen nog meer dikke boeken waar dominees uit de eerste of tweede hand uit drinken of putten. Ik ben dus eens gaan kijken in de Barthiaanse afdeling van mijn helaas te kleine bibliotheek. Daar kan men dezelfde gedachtegang vinden. De wet, zo las ik, is de schaduw van het Evangelie. De wet is naar haar eigenlijke inhoud het evangelie.
Als ik zulke uitspraken lees, denk ik: waarom doen ze toch zo raar? De wet is het evangelie niet, want dan zou het evangelie iets verschrikkelijks zijn. De wet vervloekt ons allemaal. Gal. 3:10 zegt: "Zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek." Christus is het Evangelie, en daarvan zegt Gal. 3:13: "Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons". Maar de wet leert ons Christus niet kennen, want door de wet is de kennis der zonde.
U hebt waarschijnlijk nog een vraag. Ik kan dat begrijpen. U wilt weten, waarom men de volgorde om wil keren? Dat zal ik u zeggen. (...) Die oude orde van de Catechismus, dat men ten eerste moet weten, hoe groot eigen zonde en eigen ellende is, deugt niet meer. Dat is zo'n benauwde, persoonlijke en soms wel lange weg. Men wil sneller resultaten zien. Kijk, en als men nu maar gelooft, dat men in Christus behouden is, dan kan men gaan leren, hoe verloren en zondig men is. Want, en zo heb ik het gelezen, wie God in Christus kent en met een gelovig hart naar de wet luistert, die begrijpt eensklaps, dat hij anders is en doet dan God gebiedt en dat hij niet in staat is om aan die gebiedende stem te gehoorzamen, doordat alles in hem zich daartegen verzet.
Dus eerst het geloof van Zondag 7 en dan de kennis der ellende van Zondag 2. Ik zou willen voorstellen om bij de gewone volgorde te blijven. Inderdaad begint het met geloof, nl. dit geloof, dat er een God, een hemel en een hel is. Het begint met een geloof aan de wet, maar dan kennen we God in Christus nog niet. We worden eerst tot zondaren en verlorenen in ons eigen oog gemaakt en zulken roept Jezus.
Zonder vrees en schrik, zoals de wet werkt, kan er geen recht berouw zijn en zonder dit berouw noch evangelie noch geloof. Eerst als de prediking der wet werkzaam is geworden, volgt de troost van het evangelie, volgens Lukas 24:47. Calvijn zegt bij Matth. 9:13 "dat de genade van God ons niet profijtelijk is, tenzij wij, gevoelende onze zonden en zuchtende onder de last daarvan, vernederd tot God komen". Dat is wat anders dan eerst geloven, dat alles met God goed is en dan ontdekken, dat men een zondaar is." (Ds. L. Vroegindeweij)
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Wie is RJ?
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
- J.C. Philpot
- Berichten: 10267
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Uit "Rondom de enge poort"Ds. C.H. Spurgeon schreef:Ik zag onlangs een merkwaardig schilderij, dat ik zal gebruiken als een toelichting van de weg der zaligheid door het geloof in Jezus. Een boosdoener had een misdaad begaan waarvoor hij moest sterven, maar het was in de oude tijd, toen kerken werden beschouwd als heiligdommen, waarin misdadigers zich mochten verschuilen om zo te ontkomen aan de dood.
Zie de overtreder! Hij stormt op de kerk af, de bewakers achtervolgen hem met hun getrokken zwaarden, dorstend naar zijn bloed! Ze volgen hem tot vlak bij de kerkdeur. Hij rent de trappen op en juist als zij op het punt staan hem in te halen en hem in stukken te hakken op de drempel van de kerk, komt de bisschop naar buiten en terwijl hij hun het kruis voorhoudt, roept hij: ‘Terug, terug! Bezoedel de voorhoven van het huis van God niet met bloed. Ga achteruit!’
De woeste soldaten hebben ontzag voor het symbool en trekken terstond terug, terwijl de arme vluchteling zich verbergt achter het gewaad van de bisschop.
Zo is het met Christus. De schuldige zondaar vlucht rechtstreeks naar Jezus en hoewel de gerechtigheid hem achtervolgt, heft Christus Zijn gewonde handen op en roept tot de gerechtigheid: ‘Ga terug! Ik bescherm deze zondaar. Ik verberg hem in het verborgene van Mijn tent. Ik zal niet toelaten dat hij verloren gaat, want hij stelt zijn vertrouwen op Mij’.
Zondaar, neem de toevlucht tot Christus! Maar u antwoordt: ‘Ik ben te slecht’. Hoe slechter u bent, hoe meer u Hem zult eren door te geloven dat Hij in staat is ook u te beschermen.
‘Maar ik ben zo’n grote zondaar’. Des te meer eer zal Hem dan worden gegeven als u, groot zondaar die u bent, gelooft dat u op Hem kunt vertrouwen.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
ontvangen ter overdenking via Whatsapp vandaag.
*De zekerheid en vrijheid van Gods genade*
Door Charles Spurgeon
Preek 599, 13 november 1864
Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen._ (Johannes 6:37)
Lees verder 1 Timotheüs 1:12—17.
Er staat, _“Wie tot Mij komt,”_ en dat sluit niemand uit die komt. John Newton was zo’n grove godslasteraar dat zelfs de matrozen van het schip in de storm zeiden dat ze de haven nooit zouden bereiken met zo’n zondaar als John Newton aan boord. Maar hij kwam tot Christus en werd niet uitgeworpen maar hij leefde om het Woord te prediken.
John Bunyan was zo’n vuile vloeker dat zelfs een vrouw van de straat, die hem passeerde en hem hoorde vloeken, zei dat hij slecht genoeg was om de hele kerkelijke gemeente te bederven. En hij was verbaasd dat een vrouw met zo’n slecht karakter hem zo terecht wees. John Bunyan kwam tot Jezus en werd niet uitgeworpen maar hij leefde om de eer te ontvangen voor zijn Meester te lijden en zo een menigte van zielen te winnen.
Saulus van Tarsus bevlekte zichzelf met het bloed van de heiligen. Hij was de wolf die achter de schapen van Christus aan ging. Het was voor hem niet genoeg om ze in zijn eigen land te verontrusten dus kreeg hij de macht om hen in Damascus te vervolgen. Maar toen hij op zijn gezicht viel en riep om genade werd hij niet uitgeworpen.
Manasse was bloedrood door de moorden op Gods profeten. Er wordt gezegd dat hij Jesaja in tweeën gezaagd heeft. En toch, toen hij uit de diepe kerker riep om genade werd hij niet uitgeworpen.
Dit alles zodat wie dan ook, al is hij een vervolger geweest tot het bloed vloeide, ook al heeft hij buitengewoon dwaas tegen God gedaan tot hij niet meer kon spreken zonder de naam van Christus te lasteren, ook al heeft hij alles gehaat wat goed is en alles veracht heeft wat kostbaar is voor gelovige mannen en vrouwen, als hij tot Christus komt zal hij niet uitgeworpen worden.
Iedere man, iedere vrouw en ieder kind hier, je bent opgenomen in dit woord als je tot Christus komt! Als je tot Christus komt, hoe je verleden ook is geweest, hoe je je nu ook voelt, _“wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen.”_ Ik dank God voor zo’n vrijgevigheid!
*Ter overdenking:* Zelfs de meest schandelijke zonden uit het verleden kunnen niet tegen degenen gebruikt worden die tot Christus komen voor vergeving en reiniging (1 Korinthe 6:9—11). Dat zijn degenen die naar de hemel gaan, niet degenen die denken dat ze goed genoeg zijn zoals ze zijn (Mattheüs 21:31—32). Degenen die ervan uitgaan dat hun “goedheid” hun een plaats in de hemel zal garanderen zijn de zondaren die uitgeworpen worden (Mattheus 8 vers 12-12)
- J.C. Philpot
- Berichten: 10267
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ds. J. Aleine schreef:Betrof het een onverschillige zaak, kon u gered worden zoals u nu leeft, dan zou ik u met rust laten. Weet u niet dat ik mij om u bezorgd maak, als ik duidelijk zie dat u in groot gevaar verkeert en op het punt staat om verloren te gaan?
Zo waarachtig als de Heere leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik koester niet de minste hoop om u in de hemel te zullen zien, tenzij u bekeerd bent….!
Ik wanhoop aan uw zaligheid, tenzij u door en door overreed bent van de noodzaak om veranderd te zijn en u aan de Heere over te geven in heiligheid en vernieuwing van uw leven.
‘Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij zal het Koninkrijk Gods niet zien!’
Desondanks bevreemdt het u dat uw leraars zo ernstig arbeiden aan het heil van uw ziel! Verwondert u er niet over, dat ik ernstig ben om u aan te sporen tot een heilig leven en dat ik zozeer verlang het beeld van God in u te zien. Nooit is iemand in de hemel gekomen of zal er iemand binnengaan dan door de weg van wedergeboorte en bekering.
De bekering is niet alleen hoogst noodzakelijk voor enkele vergevorderde christenen. Iedere ziel die gered wordt ondergaat deze verandering.
Toen een edel Romein zich haastte om een lading koren te brengen vanwege hongersnood en de zeelui aarzelden om met onstuimig weer te vertrekken, zei hij: ‘Varen is noodzakelijker dan ons leven!’
Wat acht u onmisbaar? Uw brood? Uw adem? Uw bekering is veel noodzakelijker. Uw bezittingen zijn niet onmisbaar. U kunt alles verkopen voor één parel (de parel van grote waarde) en er tóch bij winnen! Uw leven is niet noodzakelijk! U kunt het offeren voor Christus tot uw oneindig voordeel. Uw goede naam is niet noodzakelijk. U kunt om Christus’ wil gelasterd worden en toch gelukkig zijn. ‘Zalig zijt gij als de mensen u smaden en vervolgen en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil’.
Uw bekering is echter wel noodzakelijk, hoogstnoodzakelijk zelfs! Uw zaligheid hangt ervan af. Is het dan niet noodzakelijk om in zo’n belangrijke zaak bezorgd te zijn?
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Zondaar
Wat zwart, wat lelijk beestje zie ik daar?
Spin
Ik ben een spin.
Zondaar
Een spin, ei zo; nu ja, dat meende ik al.
Spin
Maar zondaar, weet, sinds Adams zondenval
Ben ik, schoon ge op mij schimpt, geloof het vrij,
Op verre na nog niet zo zwart als gij.
Zondaar
Wel spin, ik ben geschapen naar Gods beeld,
God heeft mij met een schoon verstand bedeeld,
Ik heb een ziel, die nimmermeer vergaat,
Spreek dus niet zo, want dat is hoogverraad;
Daar ik het beeld draag van den groten God
Is ‘t duidelijk, dat ge alzo Hem bespot.
Spin
O ja, gij staat als schepsel boven mij,
Vrees niet, dat ik u op dit punt bestrij’,
Maar schoon uw God u dus geschapen heeft,
Is er nu reden dat gij voor Hem beeft.
De zonde haalde u neer: beroem u niet,
Wat is het , dat men van Gods beeld nog ziet?
Gij hebt u met het dier gelijk gesteld,
Gij zijt als ‘t gras, hetwelk vergaat op ‘t veld.
Uw ziel, uw rede, uw staat, zo rein weleer,
Is dat nu door de zonde gans niet meer.
Maar ik, ik ben nog in mijn eersten staat,
Dat houd ik vol, wat gij ook tegenpraat.
Zondaar
Venijnig ding! hoe zal ik u wel noemen?
Ik hoor, gij durft u tegen mij beroemen!
Gij, uitschot van ‘t gedierte dezer aard,
Gij zijt van al wat leeft ons ‘t minste waard,
Wij haten u, uw naam reeds houdt het in,
Want met verachting noemen wij u een spin.
Spin
Mijn gif is altijd ergens nog voor goed,
Daar God ‘t mij gaf, Die nooit iets nut’loos doet;
Maar uwe zonde heeft u gans onteerd
En u tot in den afgrond toe verneêrd.
Uw deugden, man! daar moet gij niet van spreken,
Wat gij zijt vol van stinkende gebreken.
Gij noemt mij uitschot, nu dat is uw zaak,
Ik zeg, uw zonde roept tot God om wraak.
Ook maakt gij mij bekend, dat gij mij haat,
Maar weet, dat gij daardoor mijn Schepper smaadt.
Terwijl mijn gif mij tot bescherming is,
Strekt uwe zonde u tot verdoemenis.
‘k Blijf bij de reeg’len, mij van God gezet,
Maar gij zijt een verachter van Zijn wet.
Ik doe moedwillig niemand ‘t minste leed,
Maar gij zijt een zelfmoordenaar; gij weet
Het goede niet te doen, bemint het kwaad
En vliedt Gods wet, ziedaar uw jammerstaat.
Zondaar
Wanstaltig schepsel! mijn geduld raakt op,
Bedaar u wat, of ‘k trap u op den kop;
‘k Heb niets dan afkeer van u in mijn hart,
En ‘k raad u, dat ge mij niet langer sart.
Spin
Wanstaltig zijn die zich in zonde baden,
God wederstaat en Zijn wet versmaden;
Gij hebt een afkeer van den goeden God,
Geen wonder, dat ik deel in ‘t zelfde lot.
En dat gij mij niet in uw bijzijn duldt,
Uw zonde, niet mijn gif, heeft daaraan schuld.
Maar kom, laat ik eens anders nu beginnen,
Gij kunt nog heel wat leren van de spinnen,
En nu kan ik wel vragen wat het baat,
Dewijl gij zelfs Gods roepstem wederstaat;
Doch kwaad kan het u nooit, dat gij mij hoort,
En ‘t grote komt wel eens uit ‘t kleine voort.
Welnu; de mens was eerst zeer hoog verheven,
God had hem eer en heerlijkheid gegeven;
Maar ach! hij heeft door één snode daad
Zich neergeworpen uit dien hogen staat,
En door dien val zo diep zichzelf verlaagd,
ja zo verdwaald is hij, dat hij zich niet beklaagt,
Schoon heel de wereld enkel door zijn schuld
Met jammer en ellende is vervuld.
Door hem alleen is alle vrede zoek,
Ook wij zijn onderworpen aan den vloek.
Wordt nu niet boos of loop niet van mij weg,
Het is de naakte waarheid wat ik zeg,
En ik verzwijg het niet, want ‘t is mijn plicht,
Dat ik u van dit alles onderricht.
Hetgeen ik doe houdt menig lering in
En heeft, schoon gij ‘t niet denkt, een diepen zin.
Ik spin en weef, opdat ‘k u doe verstaan:
Gelijk een web zijn uwe beste daân.
Uw heerlijkheid is nu tot zulk een eb,
Zij overtreft niet ver een spinnenweb.
Ook stelt mijn web, waar ‘k vliegen in verstrik,
De listen van de hel voor uwen blik.
De vliegen raken in het net verward;
Zo wordt gij door uw zonden ook benard.
Het hol, waarin ik leef, is bodemloos:
Gij wordt verdoemd voor eeuwig en altoos.
‘k Lig stil, tot ik de vlieg in ‘t web besluit:
Zo is de hel op uw verderf ook uit.
Ik grijp mijn prooi als zij gevangen is:
Zo ook de vorst van ‘t rijk der duisternis.
De vlieg bromt angstig, opdat ze u vertel’
Hoe dat de zondaars brullen in de hel.
En is voor dat ik u dat alles toon,
Niets dan uw haat en afkeer nu mijn loon?
Zondaar
Neen, neen; vrees niet dat ik u meer veracht,
Wie had ook zoiets van een spin verwacht?
Spin
Kom, luister dan naar ‘t geen ik verder zeg,
Het zal u nog van dienst zijn op uw weg.
ik, lelijk, walglijk schepsel heb gewis
Met u, o zondaar! veel gelijkenis.
Mijn wilde en woeste loop is ‘t die u toont
Hoe ge in uw vaart uw ziele niet verschoont.
‘t Is nu mijn tijd niet, ‘k werk steeds in den nacht,
Nu, zo is ‘t ook met hem die ‘t licht veracht.
Mijn web verdwijnt, ik maak een ander weer:
Gij smoort uw overtuiging keer op keer.
Bescherming geeft mij ‘t web niet dan in schijn,
Zo zal het met uw valse hoop ook zijn.
Zondaar
O spin! o spin! hoe moet ik mij verwond’ren,
Dat gij aldus kunt bliksemen en dond’ren.
Spin
Houdt u slecht stil, en ‘k zal u laten zien
Wat lessen u nog meer mijn wegen biên.
Zal ‘t u geen goed doen als ik vertel:
Ik stel u voor vier wegen naar de hel.
Mijn web wordt zeer verschillend uitgesteld,
‘t Geen u der menschen handelingen meldt.
In ‘t venster zet ik één voor elks gezicht:
d’ Één gaat ter hel met evangelielicht;
Één in een hoek, gelijk uw oog daar blikt:
Een ander wordt weer in ‘t geheim verstrikt.
‘k Stel grove webben in een duister oord:
En velen gaan in grove zonden voort.
Het web daar in de hoogte wijst u aan
Hoe ook belijders ten verderve gaan.
Dus is ‘t dat ik mijn wegen u verklaar,
Want hierin wordt Gods wijsheid openbaar,
‘k Verberg mij als ik mijne prooi verwacht:
Praktijken, die de duivel ook betracht.
En vrees ik, dat de vlieg mij zal ontgaan,
Zo ga ik nog meer strikken om haar slaan,
Steeds meer bind ik haar vast aan vlerk en voet,
Dewijl ik weet, dat zij dan sterven moet.
Maar zie ik, dat zij nog ontkomt uit ‘t net,
Zo wordt haar met mijn gif de vlucht belet.
‘k Toon in dit alles u des duivels werk,
Tot nadeel en tot afbreuk van Gods kerk.
Zondaar
Wel spin, wat dat toch schone lessen zijn!
Ik bid u, spuw nog meer van zulk venijn.
Spin
Ik ben een spin, doch zo ik het begeer,
Zet ik mij in ‘t paleis eens konings neer,
Daar waar geluk en eer en rijkdom woont,
Waar zich op aard de hoogste macht vertoont.
En niemand vraagt van waar ik kom, waarheen.
Ik mij zo haastig wend: ik richt mijn schreên
Werwaarts ik wil; ook grijp ik met de handen
De deuren, sloten, grendelen en wanden.
‘k Bestijg den troon, wanneer ik binnenkom,
En zetel daar als waar ‘t mijn eigendom.
En nergens is, zover ik weet, een wet,
Die mij verbiedt, dat ik mijn schreên hier zet.
Ja zelfs de hoogste delen van ‘t gebouw
Neem ‘k in bezit, vanwaar ik dan aanschouw
De heerlijkheên, die mij alom omringen,
Als waar ik één van d’ eerste hovelingen.
En al wat macht en aanzien heeft op aard
Zie ik daar dan rondom mij saamvergaard;
Doch niemand laakt mij om mijn stout bestaan,
Men gaat, men komt, doch laat mij stil begaan.
Nu toon ik u, die mij zoveel verwijt,
Hoe gij bezitter wordt der zaligheid:
Treed, schoon gij erger zijt nog dan een spin,
Door Christus als de deur den hemel in.
Gij hebt in ‘t minst geen reden om te vrezen,
Dat gij alsdan zult worden afgewezen.
Genaak door Hem dan tot des Vader troon,
Smeek om gena om ‘t bloed van Zijn Zoon,
En denk niet, dat de toegang in ‘t gebed
U wordt door enig hemeling belet.
Ik durf om mijn venijn ‘t paleis wel binnen,
En gij moet, wilt gij ‘t paradijs gewinnen,
Ook om uw zonden niet van verre staan;
Geloof alleen, en houdt gedurig aan.
Dit is de weg tot d’eeuwige heerlijkheid,
Die voor het volk van God is toebereid.
Somtijds vind ik de deur van ‘t huis gesloten,
Zodat het schijnt, alsof ik wordt verstoten;
Maar denkt gij, dat ik dan ontmoedigd wordt,
Of dit geval me in grote droefheid stort?
Wel neen, ik voel en zoek of ‘k hier of daar
Een scheur, of spleet of reet kan vinden, waar
Ik door kan dringen; ‘k werk met alle kracht,
En kom zo in de plaats van eer en macht.
Ik pers somtijds, totdat ik bijna berst,
Geen wonder als gij ook zo wordt geperst.
Volg mij dan na, en wees ook zo gezind,
Daar die niets waagt, voorzeker nooit iets wint.
De Koning, weet het, zal u niet versmaden,
Gelijk gij mij met hoon hebt overladen,
Hij haat u niet, opstand’ling tegen God!
Zoals gij mij gehaat hebt en bespot.
En nu, daar ik u zulke dingen leer,
Veracht mij niet, en scheld mij ook niet weer.
De Heer’ heeft wijsheid aan de mier gegeven
En wijst u door de spin den weg ten leven.
Zondaar
Nu zie ik toch voor goed mijn dwaling in,
‘k Zal u niet meer verachten, goede spin!
‘k Zie in uw aard, uw kleur en uw venijn.
Nu duidelijk, wat zondaars dat wij zijn;
Gij wijst mij ook der mensen wegen aan,
Die naar de hel of naar de hemel gaan.
Ik ben een dwaas, ik zal u voortaan eren,
‘k Zie nu hoeveel men van een spin kan leren.
John Bunyan (1628 – 1688)