Het is een ingeschreven mening ndonselaar.
Ik huiver overigens een beetje van de postings van refo, 't lijkt wel of hij doorgeslagen is naar de kant van: "neem maar aan dat Jezus voor je gestorven is", maar dan zijn we verenigd met een waarheid in plaats van met Jezus Christus. Ik ga even in op de posting van refo.
1. Het antwoord wordt gegeven door een doorgeleid kind van God. (Onjuist: Ursinus geeft er in zijn Schatboek geen grond voor, de stukken zijn gewoon nodig. Het is dogmatiek)
Ursinus geeft er wel grond voor.
Ursinus schrijft dan:
'Deze vraag behelst de inhoud en verdeling van de hele Catechismus en stemt overeen met de verdeling van de Schriften in Wet en Evangelie.
Kennis van onze ellende is nodig voor onze troost; niet dat zij zelf enige troost meedeelt of er een deel van is (want van zichzelf verontrust ze eerder dan dat ze troost), maar kennis van onze ellende is nodig omdat ze in ons verlangen ontsteekt naar verlossing. Net zoals kennis van een ziekte verlangen naar een medicijn wakker maakt bij de zieke. Waar geen kennis van ellende is, wordt geen verlossing gezocht; net zoals de persoon die onkundig is van zijn ziekte, nooit op zoek is naar een dokter. Nu, als we geen verlossing verlangen, zoeken we haar niet; en als we haar niet zoeken, zullen we haar nooit ontvangen; want God geeft verlossing alleen aan hen die zoeken en kloppen, zoals wordt gezegd: "Aan hem die klopt, zal worden geopend." "Vraag, en het zal u worden gegeven." "Gezegend zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid." "Kom tot Mij, allen die vermoeid zijn en zwaar beladen." "Ik woon bij hem die van een verbrijzelde en nederige geest is."
Wat nodig is om in ons verlangen naar verlossing te ontsteken, is nodig tot onze troost. Welnu, kennis van ellende is nodig om in ons verlangen naar verlossing te scheppen. Daarom is ze nodig tot onze vertroosting. In zichzelf uiteindelijk niet als óórzaak, maar als motivéring, zonder welke we de verlossing niet zouden zoeken. Van zichzelf verschrikt de kennis der ellende, maar deze schrik is nuttig, wanneer die leidt tot de oefening van het geloof.'
Tot zover Ursinus (volgens de Engelse vertaling van het Schatboek).
2. Als God een mens bekeert, begint dat met hem de kennis van de ellende te geven. (Dat is ook omstreden. Wat mogelijk slechts een voorbereiding tot het geloof is (term van Calvijn) wordt nu als het eerste stuk bestempeld.)
Elke bekering begint met de ontdekking dat een mens verkeerd bezig is. Dat zie je in de gelijkenis van de verloren zoon, hij miste het vaderhuis, dat zie je bij Saulus van Tarsen. God wordt niet gezocht als Hij niet gemist wordt. Of heb jij het soms anders meegemaakt, vertel maar eens van bekering in deze tijd hoe die zijn gegaan...
3. Wie slechts één van de drie stukken kent, is ook al een gelovige. (Onjuist. Er wordt juist gezegd dat er drie stukken nódig zijn. Als één stuk voldoende was, had de vraag anders moeten zijn. In combinatie met punt 2 is deze leer helemaal funest. Ongelovigen worden als gelovige aangemerkt, komen in de kerkenraad, worden predikant, en dit terwijl men er zo voor waakt het kostelijke van het snode te scheiden. Gevolg is dat dan verder dat de leer steeds meer voet aan de grond krijgt. Ambtsdragers hebben zelf ook niet veel meer te vertellen.)
Ik geloof ten stelligste niet dat mensen zalig verklaard worden omdat ze ellendekennis hebben. Dat is belachelijk om dat te stellen. Dat mensen het zo opvatten, dat ze met wat ellendekennis wel zalig zijn, dat is wel van alle tijden, betekent nog niet dat daar grond voor is in de prediking, ook niet in de Gereformeerde Gemeenten.
4. Wie vanaf het begin de drie stukken allemaal kent, wordt als verdachte beschouwd. Als werkelijk waar wil men het deel horen dat vooraf gaan aan de drie stukken. Maar dat wil de ware gelovige helemaal niet. Dat sticht namelijk niet, want toen leefde hij nog in de doodstaat. Hij (of zij natuurlijk) wil slechts spreken over de drie stukken: hij was een ellendige, hij is verlost en is nu dankbaar. In de HC staat dat en hij herkent dat.
Refo, dat had ik niet van je gedacht. Jij beweert terecht dat E-V-D geen stadia zijn die je moet passeren, maar nu spreek je van een gelovige die een ellendige WAS, verlost IS en dankbaar IS. Nee, geen van de drie stukken wordt afgesloten in dit leven. Ellende, verlossing en dankbaarheid worden het hele leven door beleefd, de ene keer meer het ene, dan weer meer het andere.
Ook geloof ik niet dat ellende, verlossing, dankbaarheid tegelijk geleerd worden. Dat is onnatuurlijk. Ik ken ook geen voorbeelden daarvan in de Schrift. De ellende wordt eerst beleefd, dan de verlossingskennis, dan de dankbaarheid, en nooit anders. Alle drie soorten kennis behoren tot de bekering van de mens, en alledrie worden ze op een geestelijke wijze overeenkomstig de natuur van de mens beleefd. Niet als voorwaarden, maar wel als de weg waarlangs de genade wordt geschonken. Lees maar van de tollenaar en de farizeer in de tempel. Waarom ontving de een wel en de ander geen genade?