Charles schreef:Kan me anders herinneren dat M.L.P. Scholten er in een schrijfsel ooit nadrukkelijk afstand van nam.
Gevonden:
Dhr. Scholten in De Wachter Sions (1998):
Er bestaat helemaal geen standenleer. In een dogmatiek, om het even van wie, worden als het goed is alle onderdelen van de leer behandeld, maar men zal er tevergeefs naar een "standenleer" zoeken. Als we het goed hebben, is dit woord pas kortgeleden opgekomen, in de Gereformeerde Gemeenten, naar aanleiding van een aldaar verschenen geruchtmakend boekje over de prediking. Ook een woord als "kruispuntervaring" komt uit die discussie voort. Het oude volk van vroeger, de oude leraars hebben we nooit gehoord over standenleer en kruispuntervaring. Het ware te wensen dat deze woorden weer snel afgeschaft werden.
Er is geen standenleer. Wel is er sprake van standen. Dat zijn ervaringen in het geestelijke leven. Wij onderscheiden staat en stand. Een mens verkeert in de staat des doods (al de mensen van nature, krachtens onze val), of in de staat des levens. In de wedergeboorte of levendmaking zet de Heere de door Hem uitverkoren zondaar over uit de staat des doods in de staat des levens(...).
Met het woord standen worden de ervaringen van het geestelijke leven bedoeld in de weg die God met zulk een levendgemaakte houdt. Er zijn onderscheiden standen. Zo spreekt de Schrift ervan. Er zijn eerstbeginnenden in de genade, de kleinen, de lammeren in de kudde, gekrookte rietjes. Er zijn zuigelingen in de genade, dan kinderen, meer gevorderden, jongelingen, mannen en vaders, zie het in 1 Johannes 2. Er is sprake van een opwassen in de genade, een opwassen in kennis van God en Goddelijke zaken, in de kennis van de Middelaar. De Catechismus onderwijst ons aangaande ellende, verlossing en dankbaarheid, in die orde. Denk ook aan Bunyans Christenreis.
Maar wij bedenken goed: dit kan nooit voorwerp zijn van verstandelijke beredenering. Hier is geen systematiek. Daar mag men zelfs niet naar zoeken. Men bedenke toch, het gaat hier om het bevindelijke genadeleven in de ziel van Gods kinderen. Het gaat hier om de toepassing van de weldaden die Christus voor de Zijnen verworven heeft. Die toepassing is zuiver het werk van des Heeren Geest in de harten Zijner uitverkorenen. Hoe, in welke mate en op welke tijd de Heere dat schenkt, daarin blinkt Zijn soevereine vrijmacht uit. Bekend is een uitdrukking van het oude volk "De Heere maakt geen stukwerk". En: "Wat de een van voren leert, leert de ander van achter.”
Dus geen standenleer, geen menselijke schema's, geen schematische voorstellingen, wel een heilsorde die geleerd wordt in Gods Woord (heel wat anders dan een standenleer).
Ds. Kersten schrijft in zijn dogmatiek: Door de orde des heils verstaan wij die orde, in welke de Heilige Geest den uitverkorenen de weldaden deelachtig maakt, die hun, naar het welbehagen des Vaders, door Christus verworven en die zij in Hem, als hun Hoofd, alrede deelachtig zijn, maar die in den tijd des welbehagens hun dadelijk worden toegepast. Mitsdien geeft de orde des heils niet alleen aan welke weldaden Christus voor Zijn uitverkorenen verworven heeft, maar ook in welke orde die weldaden naar Gods Woord moeten gesteld worden (Dogm. II, 63).
De Heere is een God van orde. Hij werkt volgens deze door Hemzelf gestelde orde des heils de toepassing van de weldaden aan het hart der Zijnen: roeping en wedergeboorte, geloof en bekering, rechtvaardigmaking, heiligmaking, volharding. En bij dat alles blijve gelden: Beslissend op onze reis naar de eeuwigheid is niet de stand, maar de staat.