Elisabeth Wast Verborgen leven met God

Gebruikersavatar
SecorDabar
Berichten: 1541
Lid geworden op: 14 okt 2011, 16:18

Elisabeth Wast Verborgen leven met God

Bericht door SecorDabar »

Beste forumleden,
Hierbij mijn recensie van het boek van Elisabeth Wast
"Zoet en bitter, licht en duisternis, op de weg naar de hemel"
(tot haar eigen en anderen bestiering opgetekend in de loop van haar verborgen leven met God.)
268 bladzijden, uitgeverij K. Heerschap te Ouddorp
Onveranderde uitgave volgens het jaar 1729.

2 citaten om de sfeer te proeven van dit boek:

Blz. 120
Ik was zoals de kamerling van Moorenland, lezende doch niet verstaande.
Er waren twee dingen, waarbij ik de Schrift vergeleek:
1. Ik dacht, dat de Schrift was als een kabinet vol schuiven, en dat in elke schuif of laadje
een juweel was, doch het kabinet toegesloten zijnde,
zag ik niets dan de buitenste zijde, terwijl de Sleutelbewaarder,
zijnde de Geest van God weggegaan was.
2. Ik vergeleek de Schrift bij een kaars, die ik in mijn hand had
om voor mij voor te lichten door de donkere woestenij.
Doch de Geest deed het kabinet op Zijn eigen tijd open,
en stak de kaars aan, zodat ik uitnemende gezichten zag, welke waardig
zijn om verhaald te worden, zijnde dit een voorloper
van een uitgestelde belofte, waarin ik bevestigd werd.

Blz. 154
Ik las in Hosea 4:7 Efraïm is vergezeld van de afgoden, laat hem varen.
Ik wist niet wat ik denken, of welke naam ik mij zelf geven zou.
O, mijn verdorven hart stelde mij buiten staat en maakte
mij onbekwaam tot alle plichten, doch bijzonder tot de plicht om ten Avondmaal te gaan,
hetwelk in mij enige gedachten verwekte van niet ten Avondmaal te gaan.
Mr. Moncrief handelde deze dag wederom over deze woorden:
Openbaring 2:17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom, en die het hoort,
zegge: Kom. En die dorst heeft kome, en die wil
nemen het water des levens om niet.
Hij hield over deze woorden een verkwikkelijke leerrede, waarin vele ruime
en vrije aanbiedingen van Christus gedaan werden.
Doch er was niets, wat ik op mijzelf kon toepassen.
O! de benauwdheid waarin ik was!
Als hij kwam om de tafelen te bedienen, was zijn lastbrief zeer ruim:
doch ik kon mijn naam niet horen....
Derhalve volharde ik in mijn voornemen van niet ten Avondmaal te gaan.
Eindelijk toen ik dacht, dat hij met zijn nodigingen geëindigd had, zei hij:
ik heb nog een ander soort van volk te nodigen, hetwelk in mijn
lastbrief begrepen is, en dat is een naamloos volk, die niet weten,
welke naam zij zichzelven geven zullen....

Komt gij tot Christus, met uw naamloze toestand, Hij zal er een zin van maken.
Toen werd ik overtuigd, dat dit een bijzondere nodiging voor mij was, welke ik niet durfde verachten,
maar ging aan de tweede tafel, welke door Mr. Wishart bediend werd.
Aldaar gaf ik mij opnieuw aan de Heere over.
Hem smekende, dat Hij Zijn koninklijke macht over mij wilde te werk stellen,
met alle dingen uit mijn hart te bannen, die zijn plaats zochten in te nemen,
en die met des Geestes inwoning in mij niet bestaan konden,
zodanig als mijn boezemzonde, mijn afgoden, de rechterhand en het rechteroog
van mijn genegenheden; laten zij met het offermes van heiligmaking worden afgesneden.
Heden ben ik een kooi van onreine vogels.
Doch ik ben verzekerd, dat Gij mij rein kunt maken.
Ik ben tevreden Christus aan te nemen op de voorwaarden van het genadeverbond,
op welk verbond ik mijn hoop van zaligheid bouw, Christus de Middelaar daarvan zijnde,
door Wiens gerechtigheid ik alleen behouden moet worden: in Wiens naam, niettegenstaande mijn
vele verdorvenheden en inwonende zonden, ik beloof te staan voor God en Zijn zaak,
in mijn tijd en geslacht, er kome dan gevaar, of beproevingen,
hoedanig zij ook mochten zijn; en eer ik deze waarheden zou verloochenen,
zo belijd ik nu liever te willen gaan naar een galg, of naar een brandende staak,
om er mijn leven voor af te leggen.
O! help mij van dag tot dag, een lichaam der zonde en des doods te doden,
opdat ik hart en oprechtheid mag hebben in al hetgeen ik doe,
en dat de ere Gods mag zijn mijn hoogste doel in al mijn verrichtingen,
is heden mijn ernstige begeerte in tegenwoordigheid van mensen en engelen.
Geschreven en onderschreven te Edinburg, de 6e april 1701.
Elisabeth Wast
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)


Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Plaats reactie