Zonderling schreef:ds. G.H. Kersten schreef:Uit deze redenering zou echter volgen dat er geen rechtvaardigmaking zou bestaan vóór het geloof en dat hebben de te Dordrecht vergaderde vaderen Hervormden juist met kracht tegen de Arminianen staande gehouden.
Het is niet mijn bedoeling om mij in de discussie te mengen. Wel merk ik op dat de bewering van ds. Kersten e.a. dat de Dordtse vaderen tegen de Arminianen een rechtvaardigmaking vóór het geloof zouden hebben geleerd, m.i. ongegrond is. Nog nooit heb ik daar bewijs voor gezien. In de oordelen van de godgeleerden op de Dordtse Synode (vele honderden bladzijden) is het niet te vinden (maar juist het tegendeel)! Ik vraag mij daarom af waar ds. Kersten zich op gebaseerd heeft. Ik vermoed op Comrie, maar ook bij Comrie vind ik geen echt bewijs terug. Weet iemand waar deze beweringen op gegrond zijn?
Op het volgende (citaat ds. G.H. Kersten).
"De Arminiaan hield vol dat wij moeten geloven eer wij gerechtvaardigd worden, waartoe wij krachtens onze zgn vrije wil in staat zouden zijn. Dit stuk dreef hij zo zeer dat in een vergadering te Rotterdam, tijdens de Dordtse Synode, 5 maart 1619 gehouden, door de Remonstranten besloten werd, dat zij tot de Gereformeerden en hun gemeenten nimmer konden wederkeren, voor en aleer werd "gecondemneert ende gebetert" de leer: "dat de geloovigen met Christus' gerechtigheid bekleed en met de vergeving der zonden beschonken worden, eer zij geloven.
Dat is nu echter de leer der Schriften, door de Hervormers beleden; op de roemruchte Synode te Dordrecht bevestigd, en in de ervaring der ziel door de leiding des Heiligen Geestes door Gods volk geleerd, namelijk dat de uitverkorenen gerechtvaardigd worden eer zij geloven, zowel als de dadelijk rechtvaardigmaking in de conscientie geschiedt door het geloof. Het geloof nu is een gave Gods. Maar hoe zou God een zondaar die voorwerp van Zijn toorn is, met het geloof kunnen begiftigen, indien de onkreukbare Rechtvaardige dien zondaar niet dadelijk in Christus rekende en in Diens gerechtigheid aanzag, m.a.w. indien er niet ware een rechtvaardigmaking vóór het geloof.
(Dan haalt ds. Kersten Voetius en Saldenus aan (zoals al door Vragensteller geciteerd) welke twee oudvaders dus duidelijk een rechtvaardigmaking vóór het geloof leerden.)
Dan:
Dit is duidelijke taal en de Gereformeerden hebben tegen de Socinianen, Roomschen en Remonstranten dan ook met klem en nadruk volgehouden, dat de uitverkoren zondaar door God gerechtvaardigd wordt, eer hij gelooft, hoewel alleen door het geloof de in Christus verloste Diens gerechtigheid toegeëigend en dadelijk gerechtvaardigd wordt. In Engeland verdedigde Owen de rechtvaardigmaking voor het geloof, tegen Baxter.
...
De rechtvaardigmaking nu, die het geloof vooraf gaat, is aan te merken:
a. als die in Gods besluit, en zo is zij van eeuwigheid en
b. in de opstanding van Christus."