Opschrift (1,1-1)
De rechtszaak van God tegen Zijn volk (1,2-20)
Het oordeel over Jeruzalem (1,21-31)
Toekomstige heerlijkheid van Jeruzalem (2,1-5)
De dag van de HEERE (2,6-22)
Tegen de verleiders van het volk (3,1-15)
Over de ijdelheid van de vrouwen van Sion (3,16-4,1)
De komende verlossing (4,2-6)
Het lied van de wijngaard (5,1-7)
Een zesvoudig wee (5,8-24)
De uitgestrekte hand van de HEERE (5,25-30)
Jesaja in het ambt van profeet bevestigd (6,1-13)
Jesaja naar Achaz gezonden. Het teken van Immanuel (7,1-25)
Gericht over Syrië en Israël (8,1-22)
De geboorte van de Messias (8,23-9,6)
De toorn van God over Manasse en Efraïm (9,7-10,4)
Aankondiging van de ondergang van Assyrië (10,5-19)
Een rest wordt behouden (10,20-34)
De Messias en Zijn vrederijk (11,1-10)
Herstel van Israël (11,11-16)
Danklied van de verlosten (12,1-6)
De ondergang van Babel (13,1-22)
De verlossing uit Babel (14,1-23)
Profetie over Assyrië (14,24-27)
Profetie over de Filistijnen (14,28-32)
Profetie over Moab (15,1-9)
Moab in ellende (16,1-14)
Profetie over Damascus en Efraïm (17,1-11)
De stormvloed van de volken (17,12-14)
Profetie over Cusj (18,1-7)
Profetie over Egypte (19,1-25)
De val van Egypte en Cusj (20,1-6)
Profetie over Babel (21,1-10)
Profetie over Edom (21,11-12)
Profetie over Arabië (21,13-17)
Profetie over Jeruzalem (22,1-14)
Profetie over Sebna en Eljakim (22,15-25)
Profetie over Tyrus (23,1-18)
Ondergang en heil (24,1-23)
Dank voor verlossing (25,1-5)
Heil op Sion (25,6-12)
Lofzang van de verlosten (26,1-27,1)
Israël verlost (27,2-13)
Wee de trotse kroon (28,1-6)
Tegen de leiders van Jeruzalem (28,7-22)
Het werk van de HEERE is wijs (28,23-29)
Wee over Jeruzalem (29,1-16)
Een heerlijke toekomst (29,17-24)
Niet steunen op Egypte (30,1-17)
De HEERE wacht (30,18-26)
Bedreiging tegen Assyrië (30,27-33)
Niet Egypte, maar de HEERE verlost (31,1-9)
Profetie van het Rijk van Christus (32,1-20)
God staat op om Jeruzalem te verlossen (33,1-24)
Het oordeel over Edom (34,1-17)
Blijdschap om de terugkeer van de vrijgekochten (35,1-10)
Sanherib bedreigt Jeruzalem (36,1-22)
Hizkia stuurt dienaren naar Jesaja (37,1-5)
Profetie van Jesaja en tijdelijke terugtocht van de Assyrische commandant (37,6-13)
Gebed van Hizkia (37,14-20)
Tweede profetie van Jesaja (37,21-35)
Bevrijding van Jeruzalem (37,36-38)
Ziekte en genezing van Hizkia (38,1-22)
Het gezantschap uit Babel (39,1-8)
De verlossing van het volk Israël voorzegd (40,1-11)
God alleen is de Machtige (40,12-31)
De almachtige Verlosser (41,1-29)
De Knecht van de HEERE (42,1-25)
Israël kostbaar in het oog van God (43,1-7)
Israël is getuige van God (43,8-28)
Water op de dorstige (44,1-5)
God is waarachtig, afgoden zijn niets (44,6-28)
Kores, het werktuig van God (45,1-14)
De Verborgene openbaart Zich (45,15-25)
De dwaasheid van afgoderij (46,1-13)
De ondergang van Babel (47,1-15)
Israël gelouterd (48,1-11)
De HEERE, de Verlosser van Israël (48,12-22)
Het Licht voor de heidenen (49,1-13)
Klacht en vertroosting van Sion (49,14-26)
De Knecht van de HEERE gesmaad en geholpen (50,1-11)
De reddende gerechtigheid van God (51,1-23)
De verlossing van Sion (52,1-12)
De Knecht van de HEERE verzoent de schuld (52,13-53,12)
Beloften van heil voor Sion (54,1-17)
Uitnodiging tot het heil (55,1-13)
Aansporing tot godsvrucht (56,1-8)
Een goddeloos volk (56,9-57,13)
Troost voor verbrijzelden (57,14-21)
Schijnvroomheid (58,1-14)
Verlossing door bekering (59,1-21)
De heerlijkheid van Sion (60,1-22)
Het jubeljaar van de verlossing (61,1-11)
Het herstelde Jeruzalem (62,1-12)
De dag van de wraak van God (63,1-6)
Gebed om genade (63,7-64,12)
Gebedsverhoring (65,1-16)
Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (65,17-25)
Oordeelsaankondiging over de huichelaars (66,1-6)
De wonderlijke geboorte van de kinderen van Sion (66,7-17)
De roeping van de heidenvolken (66,18-24)