Wie kent dit boek? En kan het volgende helpen plaatsen?
Daar schrijft hij o.a. over wat de vereniging met Christus inhoudt.
En schrijft dan o.a:.
we lezen over beelden als een wijnstoken zijn takken, een hoofd en andere lichaamsdelen, een bruidegom en zijn bruid. Telkens is er sprake van een organische, intieme vereniging, een mededelen van eigenschappen, een eenheid. De wijnstok geeft leven aan de takken, het hoofd leidt en zorgt voor zijn ledematen, de echtgenoot voedt en koestert zijn echtgenote zoals hij voor zijn eigen lichaam zorgt.
Tot zover kan ik het volgen, denk ik.
Maar later een blz verder, haalt hij dus Scougal aan:
En hier loop ik dus vast. Want kan en mag je dat zo stellen? Is dat een dwaling? Wie was Scougal?Het is, zoals Scougal schreef, ' een vereniging van de ziel met God, een werkelijk deelhebben aan de goddelijke natuur
Ik vermoed dat er uitgegaan wordt van de tekst in 2 Petr 1 vers 4
Door welke ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid.
Maar gaat dat niet over delen in de vruchten die vanuit de goddelijke natuur voortkomen?
Kortom hoe moet ik deze schrijver en Scougal plaatsen? Hij haalt een citaat als dit aan om iets te onderbouwen en gaat ook niet echt tegen dat citaat in.