bij 't klinken der bazuinen

[Jacobse]

bij 't klinken der bazuinen

het aardse leven eindigt op een keer
zo staat het in de Schrift voor ons te lezen
zeventig jaar, tachtig jaar, 't is niet meer
om voor het hierna voorbereid te wezen

zo was het niet, en zo zal het niet blijven
we waren eenmaal in het paradijs
de boze deed ons daar onrecht bedrijven
en wij betaalden er een hoge prijs

en zo komt er een eind aan 't aardse leven
"ge zijt stof, en tot dat stof keert ge nu weer"
maar 't zal een grote nieuwe morgen geven:
bij 't klinken der bazuinen komt de keer

wij zullen met onz' ogen Hem aanschouwen
zo zegt Hij Zelf, door Job's en Paulus' mond
op Hem en op Zijn Woord kunnen wij bouwen
Hij, Die voor ons bij God verzoening vond

't leven bij de Heer: dat eindigt nimmermeer
wij zullen er weer zijn, in Eden's Hof
in die Hof der Hoven, daar is onze Heer
daar wandelt Hij, daar zingen wij Zijn lof

en zie daar de gouden Stad Jerusalem
hoe schoon en hoog gebouwd is Zijn Hofstad
pelgrims die De Stad inkomen, zingen Hem
Die op Moria alles volbracht had

het aardse leven leidt naar de eeuwigheid
daar is Hij, de Schepper van alle dingen
Die het werk der verlossing heeft toebereid
eeuwig dank en eer, zullen wij Hem zingen

bij: Psalm 90; Job 19 : 25 - 27;
I Thessalonicenzen 4 : 13 - 18;
Openbaring 21 en 22

[-DIA-]

Een mooi gedicht. Misschien beter te plaatsen bij een topic voor 'gedichten'

[-DIA-]

1. Wie ben ik toch,
zo vol bedrog
en ongerechtigheden?
Wie ben ik, Heer'?
Ach, zie toch neer,
om Uw barmhartigheden.

2. Wie ben ik, Heer'!
'k Vind daag'lijks meer
mij met mijzelf bedrogen.
Hoe dieper 'k graaf,
hoe minder braaf
ik word in eigen ogen.

3. Och, volgd' ik, Heer',
Uw voetstap meer
op Uw gebaande wegen;
de weg is smal,
maar overal
komt Gij Uw kind'ren tegen.

4. Wie is er rein?
In Uw Fontein
gewassen van de zonden?
Wie blijft dan nog
niet vol bedrog
en aan het kwaad gebonden?

5. De weg is hoog;
voor 's Vaders oog
in eenvoud hier te wand'len,
is Zijn gebod.
En 't zaligst lot:
naar Zijne wil te hand'len.

6. Onz' eigen wil zwijg'
voor U stil, o Heer'
der legerscharen.
O, God en Heer',
Uw roem en eer
zult Gij wel trouw bewaren.