Meditatie

-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Ter Overdenking,
voor mij, voor u, voor jou, ja, voor ieder die dit mag lezen.

VOORZICHTIGE WANDEL (1)
Ziet dan hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen.
Efeze 5:15

Paulus schrijft aan die van Kolosse: wandelt met wijsheid bij degenen die buiten zijn. Deze raad is een bewijs, dat de Apostel zelf grote wijsheid had. Niets is immers zo schadelijk voor de gemeente des Heeren als dwaasheid die bekend wordt aan het grote publiek, dat zozeer let op de woorden en daden dergenen die de waarheid belijden. Wat smaad en verachting kan een enkele dwaasheid 0ver de gemeente brengen! Wat verachting van de Waarheid is het gevolg van de onvoorzichtigheid harer belijders. Een uur van uitgelatenheld, van ongepaste vrolijkheid kan oorzaak zijn dat degenen, die toch al vijandig zijn in hun hart in allerlei lastering uitbreken. Hoezeer heeft toch de belijder der waarheid te bedenken, dat zijn leven ermee in overeenstemming moet zijn. Vooral Gods volk is geroepen tot heilige ernst en uiterste bedachtzaamheid, als omgeven zijnde van degenen die Sion gram zijn. Zij hebben te wandelen als kinderen des lichte (vs. 8), geen gemeenschap hebbende met de onvruchtbare werken der duisternis. Daartoe wekt de Apostel dan de Efeziërs op in bovengenoemde tekstwoorden, welke in een enkel woord samenvattende, alles wat behoort tot een leven naar en overeenkomstig Gods geopenbaarde wil. Het woord voorzichtigheid beduidt hier zoveel als: nauwkeurigheid in alle zaken, een wandel naar een vaste regel, zonder afwijking, zonder vergeetachtigheid, door doordringend onderzoek en biddend overleg der ziel omtrent die wil Gods. Een nauwgezet leven zo dat de vijand niets met grondige reden lasteren kan. Rondom toezien, dat men zich niet ergens in vergrijpt. Niet volgend eigen zin en wil, doende de wil des vleses en der gedachten, niet de wereld gelijkvormig wordende, maar wandelend in de voetstappen der Bijbelheiligen, acht gevende op beide, de wil en de hartstochten. En dat in de godsdienst en in de burgerlijke wandel. In denken, spreken en handelen altijd voorzichtigheid te beoefenen, afsmekende de Wijsheid van Boven en de hulp en leiding des Geestes. Zelfverloochening oefenen, de naaste voortreffelijker achten dan zichzelf, zich onthoudende van alle schijn des kwaads, en bedenkend de kortheid des levens, en wat het zijn zal getroost te mogen sterven dat alles behoort tot een voorzichtige wandel.
Hiertoe moet Gods volk voortdurend worden opgewekt. Immers, de verleiding der zonde is groot. Daarom, zegt de Apostel, ziet dan toe. Ziet op de Goddelijke Wet als een regel voor uw leven. Ziet op Christus als de Machtige Verlosser, en als Goddelijk voorbeeld met welwillende en hartelijke aandacht. Niet als onwijzen, maar als wijzen, want een voorzichtige wandel is een wijze wandel, een wandelen op de weg des Levens, die de verstandige naar boven leidt, en een onvoorzichtige, losse wandel is een dwaze of onwijze wandel, welke de ziel geweld aan doet. Deze wijsheid is geen wijsheid dezer wereld, die dwaasheid is bij God, geen valselijk genaamde wetenschap, maar is met grondige kennis van zaken iets beoordelen en er naar handelen. Onwijsheid is zonder onderzoek lichtelijk oordelen, en veroordelen, ijdele roem te dragen op ingebeelde wijsheid bij anderen, zichzelf overgeven aan dwaze begeerten naar aardse goederen of eer en roem, van mensen, die opvolging van zondige driften, zorgeloos biddeloos daarheen gaande, steunend op eigen kracht en verstand verstand. En dat alles te samen tekent het leven van de natuurlijke mens als onwijs, hoe men ook vaak meent wijsheid te bezitten.
O, welk een dwaasheid openbaart zich allerwege in de wereld, ja, ook onder belijdende mensen. Hoe onnauwkeurig onnadenkend, zorgeloos leven de meesten daarheen. Hoeveel zonden worden aan de hand gehouden, hoeveel toegegeven aan de verkeerde neigingen der verdorven wil. Wat onbeheerste hartstochten, wat verwoestende driften, wat stekelige, scherpe aanmerkingen, wat ondoordachte uitvallen, wat lichtzinnige scherts en luim is overal waar te nemen. En wat is het gevolg? Teleurstelling, bitterheid, verwarring, ellende op alle terrein van het leven. In de harten in de gezinnen in het publiek, in de kerkelijke samenleving, ja overal.
Maar niet alleen bij de natuurlijke mens, ook bij degenen, die de Naam van Christus noemen, mocht wel wat meer voorzichtigheid betracht worden. Bij Gods volk is ook nog zo vaak een te losse wandel. Het ondoordacht oordelen en veroordelen, het scherp kritiek oefenen zonder van te voren behoorlijk onderzoek te doen, het is zo jammer. Daar worden vaak onnodig wonden geslagen, die nooit meer genezen. In de gemeenschapsoefening onderling wordt vaak zeer onvoorzichtig gehandeld en gesproken over anderen in afkeurende zin, met voorbijzien aan van eigen gebreken. Of in stoot elkaar af, op ruwe wijze, alleen op grond van gevoelsargumenten. Of, wat nog veel erger is, men bouwt elkaar op, buiten Christus. Dat is onvoorzichtig , want het gaat op een eeuwigheid aan. Noch het een, noch het ander is goed te keuren.

Werkendam ds. Chr. van Dam

Bron: De Banier, 19 augustus 1948
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Niet overgaan, maar doorgaan

En die op de steenrots bezaaid worden, zijn dezen die, wanneer zij het gehoord hebben, het Woord met vreugde ontvangen; en dezen hebben geen wortel, die maar voor een tijd geloven, en in den tijd der verzoeking wijken zij af.
Lukas 8:13

Misschien zijn er wel onder de lezers van dit opschrift, die denken dat ik nu ga schrijven over een kind, een jongen of een meisje, dat om sommige redenen niet kan overgaan van de ene klas in de andere. Het lijkt er wel wat op, maar toch is het niet zo. Ik heb geheel iets anders in mijn gedachten.
In het gewone dagelijks leven komen er dingen voor die ons met hoop vervulden, of ook zaken die men vreesde, die toch tenslotte weer overgaan en niet doorgaan. Gevaren die dreigden gaan soms over, een koop, waarvan wij dachten dat zij zou doorgaan, wordt soms verijdeld, dat wij later moeten zeggen: het is overgegaan.
Veel en veel meer van soortgelijke dingen kunnen er plaats hebben in het leven, waarin het maar steeds bevestigd wordt dat wij van gisteren zijn en niets weten. Zo is het ook in de kerk en geestelijk.

Soms wordt er wel iets waargenomen en opgemerkt, dat aanvankelijk met enige hoop vervult. Ook vooral wanneer men leeft in een tijd dat er zo weinig gebeurt. In een tijd, dat wij moeten klagen met de kerk van de oude dag: Wij zien onze tekenen niet meer. Het kan toch zo dodelijk stil zijn, dat het schijnt alsof er nergens meer enige beweging is. En wanneer er dan nog eens iets gehoord wordt, dan geeft dat weer enige moed.
Toch zeiden de ouden vroeger: Laat het maar eens overzomeren en overwinteren. Wij zijn kortzichtige mensen, en er is onderscheid tussen de algemene werkingen van Gods Geest en de bijzondere zaligmakende werking. Vaak kan het zo veel beloven, maar het eindigt zo vaak in een bittere teleurstelling. Bij zo menigeen gaat het weer over.
Voor een tijd benauwd, voor een tijd onrustig, voor een tijd zulk een grote omkeer - en dan goddelozer worden dan tevoren, of vroom, eigengerechtig, hoog verheven, zichzelf geholpen en zichzelf gerustgesteld. Maar met dat alles vreemdeling van God gebleven, en vijand van het ware werk Gods. Wat is er toch een voorzichtigheid nodig!
Jozua, de zoon van Nun, maakte ook overhaast een verbond met de Gibeonieten, zonder eerst met de Heere raad te plegen en de zaak eens ernstig te onderzoeken, en wij weten wat de gevolgen zijn geweest. En zo gaat het ook met ons zo vaak.

Met onszelf vallen wij om, maar wat worden wij ook met anderen teleurgesteld. En wat wij zelf nemen, moeten wij kwijt raken. O, wat is er vaak een optochtelijkheid, een beweging, een ijver, en wat al niet meer, doch het gaat over. De wortel der zaak werd gemist en het ware werk Gods was er niet in.
Ja, mijn vrienden, Orpa kan wel meegaan tot aan de grens, tranen schreien, doch zij gaat naar Moab terug. Het is zo gevaarlijk om iemand haastelijk de handen op te leggen, daar er zoveel voorbeelden zijn, ook in Gods Woord, van mensen waarbij het alles is overgegaan.

Natuurlijk, wanneer het rechte en echte beginsel van Gods werk in het hart is, dan kan het niet overgaan. Dan schrijft de apostel Paulus in Filippenzen 1 vers 6: Vertrouwende ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus.
God staat voor Zijn eigen werk in. Dat is vast en zeker. Hij zal nooit laten varen de werken Zijner handen. Doch dan moet het ook het werk Zijner handen zijn. Ons gezicht en ons gevoel kunnen ons zo bedriegen. Raadpleegden wij maar meer met Gods Woord. Dat is een vertrouwde en veilige gids. Het komt steeds maar aan op de zuivere en onbedrieglijke kenmerken van het leven Gods, beschreven ook in Christus’ bergrede (Mattheus 5-7).
Daar komt het dan ook altijd maar op aan. Vandaar dat er bij de oprechten een gedurige bekommering is en een zuchten naar de hemel, om te mogen weten of God met hen begonnen is, dan wel of het hun eigen werk is. Zij moeten het uit Gods mond zelf horen. Ook zijn dezulken zo vaak in onrust en benauwd, dat het weer overgaan zal.
En zie, die bekommering wordt bij de hypocrieten en huichelaars niet gevonden. Zij komen te dien opzichte niet in de banden. Zij verzekeren zichzelf, denken en leren zichzelf gelukkig. Zij kunnen zichzelf voor een tijd wel geveinsdelijk onderwerpen, maar hun hart brand van vijandschap tegen de ontdekkende en ontblotende leer van de vrije en soevereine genade Gods in Christus.
Een huichelaar spant al zijn krachten in het werk om er zichzelf maar bij te scharen (bij Gods volk), en er zichzelf in te zetten. Doch dat volk dat onder de bewerking van Gods Geest komt, plaatst er zichzelf buiten, totdat op Gods tijd God Zelf hen er in sluit, en hen met bewustheid een naam en een plaats geeft, beter dan der zonen en der dochteren.
Bij dat volk gaat het niet over, hoe stil het soms ook moge liggen, of hoeveel strijd en beroering er is, uit- en inwendig. Zij kunnen het niet weg krijgen. Gods Geest blijft met dat volk twisten.

En nu kan dat volk zich nergens inbrengen. Zij kunnen ook geen el tot hun lengte toe doen, geen haar wit of zwart maken, niet één ding aannemen, tenzij dat het hun uit de hemel gegeven wordt. Zij moeten maar blijven liggen waar zij liggen. Er zullen er zelfs zijn, zo heeft één van onze oudvaders geschreven, die met een schrik in de hemel zullen vallen.
Een van onze ontslapen leraars stond eens aan het sterfbed van een lid van zijn gemeente. Menigmaal had hij gedacht dat het werk Gods in haar hart was. Doch toen hij vroeg, wat hij er van zeggen moest, als hij ze zou begraven was haar antwoord: Zeg maar niets van mij, laat mij maar voor God liggen. God zal wel recht doen. Zo ging zij heen.
Doch op het kerkhof zei die leraar: Ik heb geprobeerd om ze in de hel te plaatsen, doch dat ging niet, dus die vrouw is in de hemel. Hij kreeg het zo vast te geloven, dat hij met volle overtuiging getuigenis gaf van het werk Gods, dat God door alle donkerheid, duisternis en strijd heen toch zal bevestigen tot Zijn eer en heerlijkheid.

Soms schijnt het alsof Gods werk stil staat, doch dat is onmogelijk. Gods werk gaat door. Gelijk gij niet weet, welke de weg des winds zij, of hoedanig de beenderen zijn in de buik van een zwangere vrouw, alzo weet gij het werk Gods niet, Die het alles maakt, Prediker 11 vers 3.
Dat door het Woord gebaarde kind sterft nooit, Jakobus 1 vers 18. Zij kunnen voor een tijd als in de kindergeboorte staan, maar op Gods tijd zullen zij toch uitgaan en toenemen als mestkalveren, Maleachi 4 vers 2. Het welbehagen des Heeren zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan, zowel in de toevergadering, als in de doorwerking van het werk Gods.
Blijdschap komt na veel smarten,
Allen oprechte harten.

Hun toenemen zal toch openbaar worden. Zij hebben mij dikwijls benauwd, van mijn jeugd af, zegge nu Israël; zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht, Psalm 129 vers 1 en 2.
De leidingen Gods met Zijn volk zijn zeer verschillend en onderscheiden, en Gods vrijmacht komt in alles openbaar, maar toch geldt het van de ganse kerk Gods: Al wat Gij wrocht zal juichen tot Uw eer. Niet allen ontvangen dezelfde mate der genade, de volle verzekering van hun staat en aandeel, dezelfde mate van geestelijke blijdschap, doch het beginsel is in allen, die het dierbare geloof verkregen hebben. Het gaat dan:
Zij zullen gaan van deugd tot deugd,
Totdat z’ in Sion al met vreugd,
Komen en daar de Heer’ aanschouwen.
(Psalm 84 vers 4)
Het gaat door, al denken zij vaak dat het achteruit gaat, en nog op niets zal uitkomen. Doch dat volk zal het leren om door achteruit te gaan vooruit te komen. Gelukkige zielen, die er iets van mogen kennen en doorleven, die zielen, die er door God uitgezet, maar ook ingezet worden.
Zielen met wie God doorgaat, opgezocht, afgesneden, overgenomen en ingenomen. En straks ingezameld, om God drie-enig alle lof, dankzegging en aanbidding toe te brengen, omdat Hij het alleen gedaan heeft.

Ik heb boven deze overdenking een tekst geplaatst uit Lukas 8 vers 13. Op deze en andere teksten uit Gods Woord rust deze overdenking.
De bron is te vinden in: De Saambinder, februari 1961, is geschreven door wijlen ds. W.C. Lamain
.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Een wat langere overdenking, geplaatst in De Saambinder in 7 afleveringen tussen Juni en oktober 1962.
1962 lijkt lang geleden, 60 geleden. Ik was zelf toen 10 jaar.
De tijden zijn veranderd.
De zeden zijn veranderd
De wetten zijn veranderd
Wat toen nog kwaad werd genoemd is wordt nu goed genoemd.
Een ding is niet veranderd
En Eén blijft in eeuwigheid Dezelfde
Laten we het ter harte nemen, dat is de titel, en het is werkelijk wel noodzakelijk.


Laten wij het ter harte nemen
Ds. W.C. Lamain

Kort geleden vond ik een meditatie van meer dan twintig jaar geleden, geschreven door een van onze ontslapen leraars, wijlen ds. G.H. Kersten. Aan het eind daarvan schreef die leraar: O geliefden, houdt u toch bij de eenvoudigheid der waarheid. Laat het op uw consciëntie gebonden worden, dat de wonderen van Gods genade in dit leven in ons moeten verheerlijkt, indien wij zullen zalig worden. En hoe onze weg ook wezen moge, de genade is allereerst in de levendmaking ontdekkend en vernederend, zo diep vernederend, dat wij ons de vloekdood waardig keuren zullen voor God. Dat wordt de ervaring, de bevinding van Gods volk. En die daarvan vreemdeling is, is een vreemdeling van Christus en van het leven des geloofs.

Toen ik die regels las maakte het diepe indruk in mijn hart, en aanstonds kwam de begeerte in mijn hart om naar aanleiding van die ernstige woorden iets te schrijven.
Wat is het voor ons allen, jong en oud, klein en groot, noodzakelijk om te blijven bij de eenvoudigheid der waarheid. Maar wat is het dan in de eerste plaats noodzakelijk om de waarheid te kennen. Dat verschillende mensen de waarheid vaarwel zeggen en de rug toe keren, komt wel daarvan, dat ze de waarheid niet kennen.
Het is in het geestelijke hetzelfde als in het natuurlijke leven. Hoe zullen wij iets dat wij niet kennen liefhebben? Onbekend maakt onbemind. Wij kunnen personen, hoewel wij ze nog nooit gezien hebben, toch liefhebben. Niemand heeft ooit God gezien, maar toch is er een volk dat mag zeggen: God heb ik lief. Zo is het ook met Zijn volk en met de geschriften van hen, die nog spreken nadat zij gestorven zijn.
God heeft ons Zijn Woord geschonken en de verkondiging van de waarheid, in het lezen en in het prediken, nog niet van ons weggenomen. En daarbij, wat een schat aan geschriften heeft God ons nagelaten om te onderzoeken en ons te oefenen in de oude beproefde waarheid, die naar de godzaligheid is.
Maar och, over het algemeen is er geen tijd en geen lust meer tot onderzoek. Men stelt de consciëntie gerust -als die nog spreekt- met één- of tweemaal op een zondag naar de kerk te gaan, maar verder dan is het wereld, wereld, uitgaan en de tijd verbeuzelen in alles en allerlei, dat steeds verder van God afvoert. Waarom zullen wij -zo is het in de volksmond- onszelf druk maken met leerstellingen en met dogma’s? Nee, daar gaan wij ons niet mee vermoeien!
Het is wel verschrikkelijk om het neer te schrijven, maar toch, in de grond van de zaak is het met velen in onze dagen zo, al gaan zij nog naar de kerk, dat zij op een hemel niet hopen, en met de hel zichzelf niet verontrusten.

Met vrees en beven mocht ons hart wel vervuld zijn, wanneer wij zien op de openbaring naar buiten, van het leven van degenen die in de kerk zijn geboren en opgegroeid. Helaas, er is schier geen verschil meer te zien tussen dezulken en degenen die nooit van God en gebod gehoord hebben.
Zonder indrukken van dood en eeuwigheid groeien de meesten van ons volk op… en onze eigen kinderen. Laten wij het maar niet verbloemen. Wat een verschrikkelijke toestand. Toch is het de waarheid.

'Houdt u bij de eenvoudigheid der waarheid'. Velen willen erg vroom zijn, willen aangezien worden als bekeerde mensen, maar toch, het kenmerkende van onze geesteloze tijden is dat men wat anders wil dan men van kindse dagen af gehoord heeft. Dat oude is te benauwd; wij moeten wat anders hebben.
En werkelijk, zij hebben zichzelf wijsgemaakt dat het ook wel anders kan. Als het waar zou zijn wat hun altijd is voorgesteld, dan hebben zij geen houvast, geen grond, geen verwachting voor de toekomst. En dat is toch onmogelijk. Zij hebben toch ook wat! Nee, zij hebben eigenlijk alles! Hoe zij er aangekomen zijn en waar het eigenlijk in bestaat, dat weten zij niet zo goed, maar ja, al die termen van die ouderwetse mensen, wat hebben zij daar aan?
Het hangt ze de keel uit om welke zondag maar weer van Adam te horen, altijd maar weer bij die val te beginnen, altijd maar te horen van predestinatie, verkiezing en verwerping, hel en verdoemenis, dood in zonden en misdaden, vervloekt door de wet, nauwelijks zalig worden, een ellendig en arm volk, Christus niet gestorven voor alle mensen, afsnijding van Adam, inenting in Christus, vrees voor zelfbedrog, enz. enz.

Men wil wat anders. Het is alles zo afgezaagd bij ons. Elke zondag maar weer hetzelfde. We willen een opgewekt, blijmoedig, christelijk, gelovig, vertrouwend leven. Niet in de put, nee. Wij moeten ook wat doen. En dan de bevinding! Je wordt er ziek van. Laten zij de tekst maar verklaren en de mens wat in zijn handen geven.
Werkelijk, er gaat een geslacht opgroeien, dat de eenvoudige waarheid zat wordt. Men wil wat nieuws hebben, doch de hoofdzaak is: men wil een christen zijn. Men zoekt een waarheid zonder bevinding en zonder toepassing; een waarheid die de zinnen streelt en die ruimte laat voor het vlees; een waarheid die alleen openbare goddelozen er maar buiten sluit, maar die allen in het leven laat, op wier uiterlijke levenswandel niets is aan te merken.
Vanzelf, men durft dat wel niet zo openlijk te zeggen, omdat men uitwendig nog de naam van gereformeerd wil behouden, maar in de praktijk van het leven openbaart men het wel duidelijk genoeg, dat het zo in ons hart ligt als wij het hier neerschreven.

Het verval is zo groot, en als wij het maar eerlijk wilden bekennen, dan zouden wij het wel toestemmen dat wij reeds veel verder weg zijn dan wij zelf weten en beseffen.
Van nature zoeken wij een prediking die de mens naar de mond praat, maar de Heere zegt tot Zijn knechten: Spreek naar het hart van Jeruzalem. (Jesaja 40 vers 2a).
Het eenvoudige en onvervalste Evangelie is niet naar de mens. Door alle tijden en eeuwen heen is de eenvoudige waarheid tegengestaan, bestreden en gelasterd.
Wij willen wat anders dan wat God geopenbaard heeft in de leer van vrije genade. Toch is dat de eenvoudige waarheid, waar God op het hoogst verheerlijkt en de zondaar op het diepst vernederd wordt.
Paulus was er zo van verzekerd, dat er geen ander evangelie was dan dat door hem ontvangen was en door hem gebracht, dat hij schreef: Al zou er een engel uit de hemel u een ander evangelie verkondigen, anders dan ik u verkondigd heb, die zij vervloekt.
En wij mochten ook wel ter harte nemen wat die ontslapen leraar verder schreef: 'Laat het op uw consciëntie gebonden worden, dat de wonderen van Gods genade in dit leven in ons moeten verheerlijkt, indien wij zullen zalig worden'.
De wonderen van Gods genade, dat God van eeuwigheid in Zichzelf bewogen, een weg der verlossing heeft uitgedacht in Christus Jezus, tot verheerlijking van al Zijn deugden en tot zaligheid van Zijn uitverkorenen.
De wonderen van Gods genade, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon niet gespaard heeft, maar heeft gezonden in deze wereld, Hem het lichaam heeft toebereid, om in de menselijke natuur het werk te voleindigen, waartoe de Vader Hem had verordineerd. Christus heeft Zijn ziel gegeven tot een rantsoen voor velen, en Hij heeft met één offerande in eeuwigheid volmaakt allen, die geheiligd worden.

De wonderen van Gods genade, dat de Heilige Geest, tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God, het op Zich genomen heeft om Christus te verheerlijken, om Zijn volbrachte werk dadelijk toe te passen in de harten van al degenen, die de Vader aan de Zoon heeft gegeven als loon op Zijn middelaarsarbeid.
De wonderen van Gods genade, dat een dode, vijandige en schuldige zondaar geroepen wordt uit de dood tot het leven, uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht.
De wonderen van Gods genade, dat er voor een doorn een dennenboom zal opgaan, hetwelk de Heere zal zijn tot een Naam en tot een teken, dat niet zal worden uitgeroeid.
De wonderen van Gods genade, dat doden zullen horen de stem des Zoon Gods, en die ze gehoord hebben zullen leven.
De wonderen van Gods genade, dat de mens, die Gods beeld verwoest heeft, dat beeld weer terug mag ontvangen.
De wonderen van Gods genade, dat een mens, die niet meer bukken kan en niet meer bukken wil, in het stof voor de hoge God wordt gebracht en gevoerd tot Gods troon met smeking en met geween.
Ja, het zijn de wonderen van Gods genade, dat de mens het voor God verspelen mag en de wapens van vijandschap inleveren en met David belijdenis mag doen van zijn overtreding voor de Heere en Gods deugden liever krijgt dan zijn eigen leven.

Het is alleen door de uitnemende grootheid van Gods kracht, dat het alles mag plaats hebben. Van onze zijde zal het nooit gebeuren, maar de Heere zegt in Zijn Woord: Ik wil en zij zullen. Het wordt een gewillig volk op de dag van Gods heirkracht. De wonderen van Gods genade, dat de mens, die onder de vloek der wet ligt en onder de toorn Gods, van die vloek wordt verlost (Galaten 3 vers 13) en dat die toorn Gods wordt afgekeerd (Jesaja 12 vers 1), en hij in de gunst en gemeenschap Gods wordt hersteld. En om het alles samen te vatten, de wonderen van Gods genade, dat de mens van Adam wordt afgesneden en ingelijfd wordt en verenigd door het dierbare geloof met Christus, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, de Weg, de Waarheid en het Leven.
Het zijn de wonderen van Gods genade. Genade sluit alle verdienste en werk buiten; anders zou genade geen genade zijn. Het komt en vloeit alles van de God aller genade, uit Wie en door Wie en tot Wie alle dingen zijn.
De vrije genade is het fundament van alles. Was die genade er niet geweest, dan had de andere, namelijk de verworven en toegepaste genade, er nooit kunnen zijn, gelijk een leraar eens schreef in zijn 'Aantekeningen uit Catechisatiën'.
De mens valt er geheel en al buiten. Daarom zal al dat volk, dat er door genade iets van mag leren kennen, zingen van die vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog, Psalm 27 vers 3.

En nu, die wonderen van Gods genade moeten in ons hart verheerlijkt worden. In ons hart. Het gaat niet buiten ons verstand om, want wij zijn redelijke schepselen, maar het moet lager komen dan ons hoofd. Uit het hart zijn de uitgangen des levens. God heeft aan Zijn volk beloofd, dat Hij het stenen hart zal wegnemen, en een vlezen hart zal geven, Zijn Geest in het binnenste van hen. De eis is: Mijn zoon, geef Mij uw hart. En van Lydia lezen we in Handelingen 16 vers 14, dat de Heere haar hart opende. En dat is door de kracht en het onwederstandelijk vermogen van God de Heilige Geest.
Wij zijn onvatbaar voor God en geestelijke zaken. Het hart kan nog wel eens bewogen worden, gelijk de bomen des wouds, maar verbroken en verbrijzeld, verslagen en waarachtig vernederd, dat is alleen Gods eigen werk. Van de mens is er geen verwachting. Wij hebben afscheid van God genomen in het paradijs, om nooit meer tot God terug te keren.
En zal het nu wel met ons zijn, voor de tijd en voor de eeuwigheid, dan moet dat eenzijdig werk Gods in ons verheerlijkt worden. Die wonderen moeten persoonlijk in ons verheerlijkt worden. Wanneer de Heere komt in ons leven, dan komen wij alleen met God op de wereld te staan.

Nee, genade is geen erfgoed, dat het van vader op kind overgaat, en dat wij ons helpen en redden kunnen met de genade van een ander. Wij moeten persoonlijk het onderwerp worden van het voorwerp Christus Jezus.
Maar dat is nu juist zulk een aanstoot en ergernis voor duizenden in onze dagen. Vele mensen zijn bekeerd in hun eigen ogen. Maar God weet er niet van af. Men durft het wel niet tegen te spreken dat er met een mens wat gebeuren moet, maar toch: men betoont zich vijandig tegen het werk Gods. Men spreekt van Christus, maar niet met een begin waar God begonnen is.
Dat begin daar stapt men maar liever overheen. Och, zegt men, niet alle mensen kunnen van een begin spreken. En dan, wat worden er soms onbetekende dingen aangevoerd als een begin van hun geestelijk leven.
Sommige mensen hebben zulk een omhaal over uitwendige gebeurtenissen in hun leven, maar waar het op aankomt, namelijk op de vernieuwing door God de Heilige Geest, daar wordt niet over gesproken. Men wil maar liever dat daar niet te diep op ingegaan wordt.

En tenslotte, om niet meer bij te brengen. Men heeft de mond vol over het geloven en aannemen van Christus, zonder dat ooit de vruchten van de waarachtige bekering openbaar komen.
En hoe zal dat kunnen? De boom wordt aan zijn vruchten gekend. Zeer zeker, wij hebben ook wel acht te slaan op de belijdenis der waarheid, maar vooral toe te zien of het in handel en wandel openbaar wordt, of God het goede werk is begonnen.
Vanzelf, het is altijd maar gelijk de Waarheid ons leert, dat wij maar aanzien wat voor ogen is. God alleen kent het hart. Wij kunnen een gedaante van godzaligheid vertonen, en dat wij de kracht derzelve verloochenen.
Ananias en Safira in Handelingen 5 waren ook leden der gemeente, en zij hebben zich ook voorgedaan als bekeerde mensen. Doch daar kwam een tijd, dat God Zelf het aan Petrus openbaarde, dat zij grote hypocrieten waren.
Filippus heeft Simon de tovenaar ook gedoopt, omdat hij geloofde en voor een tijd bij Filippus bleef, doch God heeft het geopenbaard, dat hij een gans bittere gal en samenknoping van ongerechtigheid was, Handelingen 8.
Gods Woord waarschuwt ons om niet haastig de handen op te leggen. En ook aan de andere zijde:
Handelt zachtkens met de klenen,
Eieren zijn geen stenen. (Ledeboer)

Gods Woord moet in de beoordeling en behandeling van zielen altijd ons richtsnoer zijn. Niet ons gevoel, en niet wat de mensen zeggen, maar wat zijn de vruchten des Geestes?
Ootmoed en de vreze Gods zijn kenmerken van het leven Gods. Zelfkennis, Godskennis en Christuskennis. De leidingen Gods, ik bedoel de toeleidende wegen, zijn soms zo verschillend en uiteenlopend, doch de genade in de levendmaking is ontdekkend en vernederend, zo diep vernederend, dat wij ons de vloekdood waardig keuren zullen voor God.
Zij worden allen bekend gemaakt met hun zonde en schuld, met hun verloren staat, met hun gescheiden staat, met de deugden Gods, met de heiligheid en rechtvaardigheid Gods, met de wet, waardoor zij hun zonde leren kennen, en krachtens de overtreding van die heilige wet liggen zij onder de vloek, en zijn Gods gramschap dubbel waardig.
Zij gaan allen voor God bekennen dat zij het leven verbeurd en de dood verdiend hebben. Zij gaan zichzelf veroordelen, hun doodvonnis aanvaarden en overnemen.
Zij gaan God recht en gerechtigheid toekennen, omdat de liefde tot God en tot Zijn volmaaktheden hun hart heeft ingenomen. Zij worden het met God eens, niet omdat het niet anders kan, maar omdat zij door de liefde Gods zijn overwonnen.

Waar het werk Gods in het hart is, daar is de dadelijke vrucht dat zij zichzelf afvallen en God toevallen.
En dan tenslotte is de laatste zin van die meditatie: 'Dat wordt de ervaring, de bevinding van Gods volk. En die daarvan vreemdeling is, is een vreemdeling van Christus, en van het leven des geloofs'.
Inderdaad, er wordt veel ervaring en bevinding aan de markt gebracht dat het stempel van Gods volk niet draagt. Vele mensen pronken met hun ervaring en bevinding, maar wanneer het getoetst wordt aan het onfeilbare Woord van God, dan vergaat het als kaf voor de wind.
Het is een slecht teken, wanneer onze bevinding gezet wordt boven Gods Woord. Het was Davids gebed in Psalm 119 vers 133: Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.
Veel mensen zullen met hun bevindingen voor eeuwig om komen, omdat het tegen de waarheid was. Met grote en vreemde dingen houdt men zichzelf op de been, en straks in de ure des doods komt men tot de ontdekking dat men zichzelf bedrogen heeft. Veel heeft het plaats, dat de ervaring en bevinding gemaakt wordt tot een rustbank om zich gerustelijk op neer te zetten voor de eeuwigheid.
Ook heeft het plaats dat men zijn ervaring en bevinding als een maatstaf aanlegt voor anderen. Het stelt als een wet waaraan anderen zich moeten toetsen, of waarmee men anderen slaat en de mond stopt, ja, waarmee men schuchtere en bestreden zielen alle vrijmoedigheid om te spreken ontneemt.
Onze ervaring en bevinding kan nooit de grond voor de eeuwigheid zijn. Dat is alleen Christus Jezus en Die gekruisigd. Het zijn gelukkige zielen, al kunnen zij het zelf niet altijd bezien, waar Gods Geest mee twist, totdat hun afgematte en vermoeide ziel rust vind door het bloed en de gerechtigheid van Jezus Christus.
Maar de bedoeling van die leraar was, om aan te tonen dat het waarachtige leven, geoefend door ervaring, en dat de bevinding noodzakelijk is voor de eeuwigheid.

Over het algemeen wordt in onze dagen de ervaring en de bevinding uitgeschakeld. Men heeft Gods Woord, en dat aanvaardt men. Men grijpt zelf de beloften maar aan, en men verzekert zichzelf van zijn aandeel aan Christus.
Maar och, al dat geredeneer is zo koud en gevoelloos. Al wat zulke mensen zeggen drukt niet in en drukt niet over. Er is geen vernedering en geen liefde in. Onbewogen spreekt men over het werk Gods. Nooit kunt gij bemerken dat het hart is aangedaan, er is geen reuk is smaak in.
Gans anders is het met de ervaring en bevinding van Gods kinderen. Wanneer zij er soms over spreken mogen dan springt de stop wel eens van de fles. Wanneer zij dan eens vertellen mogen tot Gods eer, dan verwekt dat jaloersheid. Dan geeft het wel eens aanslag en vindt het weerklank der bergen. Ja, wanneer die albasten fles met die kostelijke zalf eens gebroken wordt, dan wordt het gehele huis vervuld met de reuk van de zalf.
En nu allen, die vreemdeling zijn van de ervaring van Gods gunstgenoten en van de bevinding der heiligen, zijn vreemdelingen van Christus en van het leven des geloofs.
Zelfs in de ware droefheid over de zonde en in de wezenlijke droefheid naar God ligt een zoetigheid. Er wordt iets in ervaren van de trekkende liefde Gods. Ik heb jaren geleden een lief kind des Heeren, dat nu al lang voor de troon juicht, eens horen zeggen: Ik zou er alles wel voor willen geven als ik nog eens iets van die droefheid mocht hebben.
Het is bitter om tegen God te zondigen, maar het is een verademing wanneer wij in waarheid onze zonden voor de hoge God mogen betreuren en bewenen. En wanneer God Zijn Woord opent voor dat door onweder voortgedreven en ongetrooste volk, dan gaat dat niet buiten hen om.

Mogen zij een dag bij Christus komen, gelijk die twee discipelen in Johannes 1 vers 40, dan zeggen zij: En het was omtrent de tiende ure. Mogen zij de opgestane Christus aanschouwen, dan lezen wij: De discipelen werden verblijd toen zij de Heere zagen. En het geloof wordt wel beproefd, maar het wordt ook gekroond. In de oefening van het geloof wordt een blijdschap gesmaakt, die de wereld niet kent. Want het geloof, dat door de liefde is werkende, overwint de wereld.
En Paulus schrijft in Romeinen 5 vers 4: En de lijdzaamheid werkt bevinding, en de bevinding hoop. De zaken die God Zijn Volk hier leert op de aarde, worden dus bevindelijk gekend. En al is de bevinding geen grond, laten wij nooit vergeten dat er bevinding zijn moet.
Bevinding, gegrond op Gods Woord, gewerkt door de Heilige Geest, en gekend door al degenen die het waarachtige leven Gods deelachtig zijn. Die bevinding is de vrucht van het leven in de gemeenschap met God.
Ik moet mij gaan bekorten, maar mijn vrienden, zouden er geen redenen zijn om ter harte te nemen wat ik overnam van die leraar? Voor u en voor mij, voor ons allen is het noodzakelijk.

De waarheid is scherp, maar niet voor het oprechte volk, dat door God oprecht gemaakt is. Zij vallen er op en staan het niet tegen. Zij gevoelen het, hoe noodzakelijk het is dat er ontdekkend gepredikt wordt. Als de diepten opengelegd worden, dan zeggen ze: Ga maar door.
De diepten van Gods raad, de diepten van onze val, de diepten van de verlossing, die in Christus is, de diepten van Gods genade, liefde en ontferming. Wanneer Gods knechten en kinderen er in af mogen dalen, dan zingen zij: Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog.
Dat volk heeft er niets op tegen wanneer de lijnen scherp getrokken worden. Zij weten hoe arglistig en bedrieglijk hun hart is. Zij willen niet bedrogen worden. Het gaat op zulk een grote allesbeslissende eeuwigheid aan. En iets van dat gewicht en die werkelijkheid is in hun hart verklaard.

Zij hebben het leren beseffen wat het wil zeggen: zonder God op de wereld te zijn; en wat het zal uitmaken: zonder Borg in het oordeel te moeten verschijnen. Wat is het hun menigmaal bang geweest. Banden des doods hebben hen omvangen en de angsten der hel hebben hen getroffen.
Zij hebben de nachten doorgebracht met klagen, met zuchten en met roepen tot de Allerhoogste. Aan hun zijde was er niets overgebleven om op te pleiten, maar de Heere Zelf heeft hun een grond ontdekt, waarop zij zich mochten verlaten. Het geloof der uitverkorenen is hun geschonken, en door dat geloof, gewerkt in hun harten door de Heilige Geest, mochten zij bij de Heere aanhouden.

En nu een volk, dat zichzelf erbuiten zet, wordt op Gods tijd er in gezet. Die zichzelf er in waarheid buiten sluit, wordt er door God, door Zijn Woord en door Zijn Geest ingesloten. Gods ware volk moet door God Zelf opgelost worden. Zeg Gij tot mijn ziel: In ben uw heil.
Het is een voorrecht wanneer van de daken gepredikt wordt, wat in de binnenkameren geschiedt, en wanneer ons innerlijk leven bevestigd wordt door de eeuwige waarheid Gods.
O, dat wij toch niet lichtvaardig zouden handelen met onze kostelijke en voor de eeuwigheid geschapen zielen



Psalm 74

Vers 1
Waarom, o God, zijn wij in eeuwigheid
Van Uwe gunst en onderstand verstoken?
Hoe kan Uw toorn dus tegen ons nog roken,
Die schapen zijn, zelfs door Uw hand geweid?

Vers 2
Herdenk de trouw, aan ons voorheen betoond;
Denk aan Uw volk, door U van ouds verkregen;
Denk aan Uw erf, het voorwerp van Uw zegen;
Aan Sions berg waar G' eertijds hebt gewoond.

Vers 3
Ruk spoedig aan, verdubbel Uwe schreên;
Zie, hoe de stad verwoest ligt en vergeten;
Des vijands macht heeft alles neergesmeten,
Uw heiligdom verdorven en vertreên.

Vers 4
Uw vijand heeft, ter plaatse van 't gebed,
Gelijk een leeuw gebruld bij 't zegevieren;
Zelfs, U ten schimp, heeft hij zijn krijgsbanieren,
In trotsen moed, tot tekenen gezet.

Vers 5
Elk woedt om strijd, en toont zich onbeschroomd;
Men houwt en hakt, dat poort en binten beven;
Gelijk men slaaft, om bijlen aan te geven,
En ijv'rig kapt in 't hoog en dicht geboomt'.

Vers 6
Dus hebben z' ook, doldriftig, onbesuisd,
Graveerselen, pilaren, wanden, bogen,
Wier kunstsieraad de lust was van elks ogen,
Met zwaard, houweel en hamer woest vergruisd.

Vers 7
Uw heiligdom is door het vuur verteerd;
Niets heeft zijn glans voor 't woên des gloeds beveiligd;
Uw schoon paleis, Uw woning is ontheiligd,
Ten gronde toe in puin en as verkeerd.

Vers 8
"Laat", zeiden zij, "laat ons het ganse land,
Geplunderd, voor onz' overmacht doen zwichten."
Hun wrede vuist heeft al de Godsgestichten,
Uw naam ten hoon, verbrijzeld of verbrand.

Vers 9
Wij zien aan ons, na al dit ongeval,
Geen teek'nen meer van Uwe gunst gegeven;
Niet één profeet is ons tot troost gebleven;
Geen sterv'ling weet, hoe lang dit duren zal.

Vers 10
Hoe lang, o God, zal in dit zwaar verdriet,
De vijand ons zijn wrede trotsheid tonen?
Zal hij Uw naam in eeuwigheid dan honen?
Neen, 't kan niet zijn; dat duldt Uw glorie niet.

Vers 11
Ach, waarom trekt G' uw hand dus van ons af,
Uw rechterhand, die ons tot steun kan strekken?
Ai, wil haar eens uit Uwen boezem trekken,
En maak een eind aan Uw gestrenge straf.

Vers 12
Gij, evenwel, Gij blijft dezelfd', o HEER;
Gij zijt van ouds mijn toeverlaat, mijn Koning,
Die uitkomst gaaft, en, uit Uw hemelwoning,
Voor ieders oog Uw haat'ren gingt te keer.

Vers 13
Gij spleet weleer de Schelfzee door Uw kracht;
Gij hebt den kop der woest' en felle draken,
Het vrees'lijk heir, dat Isrel dorst genaken,
ln 't hart der zee, verbroken door Uw macht.

Vers 14
Uw sterke hand heeft 's Leviathans woên
Betoomd, gestuit; deed Farao bezwijken;
Waar 't woest gediert' aan duizenden van lijken,
Op 't dorre strand, zijn rooflust mocht voldoen.

Vers 15
Hoe menigmaal hebt G' ons Uw gunst betoogd,
't Zij G' een fontein deedt uit een rots ontspringen,
Of op een hoop de waat'ren samendringen,
Wanneer de stroom door U werd uitgedroogd.

Vers 16
De dag is d' Uw'; ook vormdet Gij den nacht;
Gij schiept het licht, de zon met gloed en stralen;
Door U is d' aard' gesteld in juiste palen;
Elk jaarseizoen hebt Gij tot stand gebracht.

Vers 17
Herdenk, mijn God, herdenk die wonderdaân!
Een dwaas geslacht heeft Uwen naam gelasterd;
De vijand, van Uw vrees en dienst verbasterd,
Heeft Uwen roem met smaad en schimp belaân.

Vers 18
Geef 't wild gediert', dat niets in 't woên ontziet,
De ziele van Uw tortelduif niet over;
Laat, grote God, om een gehaten rover
Uw kwijnend volk niet eeuwig in 't verdriet.

Vers 19
Beschouw, herdenk Uw vastgestaafd verbond;
Laat dat Uw hart tot ons in liefd' ontvonken;
Het land is vol van duist're moordspelonken,
Vanwaar 't geweld ons grieft met wond op wond.

Vers 20
Dat elk verdrukt' Uw bijstand eens erlang';
Laat, laat Uw volk niet schaamrood wederkeren;
Maar wil van hen ellend' en nooddruft weren,
Opdat z' Uw naam verheffen in gezang.

Vers 21
Rijs op, o God, rijs op, toon Uw gezag;
Betwist Uw zaak, wees onze pleitbeslechter;
't Is meer dan tijd; gedenk, o hoogste Rechter,
Wat smaad de dwaas U aandoet dag op dag.

Vers 22
Vergeet niet, HEER, dien onverdraagb'ren hoon,
Dat luid geroep van al Uw weêrpartijders;
Het woest getier van Uwe machtbestrijders
Stijgt telkens op tot voor Uw hemeltroon.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Meditatie
De Heere sprak wel tot Manasse en tot zijn volk, maar zij merkten daar niet op.
2 Kronieken 33:10

Indien zondaars, door de gewoonte van zondigen, zich zo kunnen verharden dat alle vermaningen, waarschuwingen en bedreigingen op hen geen vat hebben, ja de zonden erger maken, is er geen reden om ons te verwonderen dat er zulke verstokte mensen zijn. De wereld is en was altijd vol van zulke verstokte zondaars. De profeten en de apostelen, ja de Heiland Zelf, hebben het ondervonden en daarover bitter geweend en deze latere eeuwen zijn niet beter dan de vorige.

Hoe zullen we met hen handelen? Zullen we de hand van hen aftrekken en het opgeven, omdat ze de woorden Gods achter de rug werpen? Zullen we de moed laten zakken en uitbarsten in ongeduld? Is het nu: „Ik zal Zijner niet gedenken en niet meer in Zijn Naam spreken”? (Jeremia 20:9) Wij kennen het hart van een mens niet. Hoe verhard zij ook voorkomen, toch kan er inwendig enige overtuiging en berouw zijn. Al waren zij nog zo verstokt, ja erger, als zij dat ook uiterlijk schijnen, hoe haast kan God het hart veranderen en door de hamer van Zijn Woord en Geest verbrijzelen.

God gaf een uitdrukkelijk bevel aan Ezechiël om te spreken tot een hardnekkig volk. Ofschoon het in alle schijn verloren arbeid zou lijken, moest Ezechiël spreken tot dit volk. Hij moest spreken, of ze het nu zouden horen, of laten, want zij zijn een wederspannig huis.

ds. W. van Schie, predikant te Delft
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
GerefGemeente-lid
Berichten: 6575
Lid geworden op: 14 apr 2021, 23:55
Locatie: Zeeland

Re: Meditatie

Bericht door GerefGemeente-lid »

Een waar gebed
O HEERE, hoor mijn gebed en laat mijn geroep tot U komen (Psalm 102: 2).

Wat is het een groot wonder als we in waarheid als een arme bedelaar gevonden zouden worden aan de troon der genade en der gebeden. Geen besproken bedelaar, geen bedelaar nadoen, maar een echte bedelaar, die door de ontledigende bediening van de Heilige Geest is arm gemaakt! Om te bedelen als een rechteloze en hopeloze, die in zichzelf niets meer heeft over gehouden. Die zijn bidden niet meer ziet als bidden, zijn roepen niet meer als roepen. Maar alleen zijn klacht aan God bekend maakt en in zijn totale verdorvenheid het van Hem alleen verwacht.

Deze psalm geeft een klacht weer vanwege zware ellende en een verdrukte gemeente. Maar ook een gebed om verlossing uit dezelve en zich verkwikkend in Gods altijd durende barmhartigheid. En Sion mag ook roemen in de eeuwige en oneindige macht des Heeren. Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des HEEREN. De kanttekening zegt: ‘Versta hier de bedrukte en ellendige gevangenen in Babylonië.

En ondanks dit alles het gebed tot God richten, waar alleen alle hulp en verwachting vandaan kan komen, onder alle omstandigheden.’ O HEERE, dat is het enige waar hij zijn geroep naar wil richten. Zijn enige Toevlucht en Hoop in benauwde dagen en moeilijke omstandigheden. Hoor wat hij in deze psalm nu spreekt: hoor mijn gebed. In alles vraagt hij of God Zich wil openbaren en bekendmaken. Hoor mijn gebed, het is de taal van een ontblote bidder, wachtend op genade en sterkte. Alles begeerde hij bij God, ja, zijn God, te brengen. Mogen we hier nu enige lering uit nemen.

Laat mijn geroep tot U komen. Nu eerst in het natuurlijke voor onze jeugd op reis naar een Godsontmoeting: Jongens en meisjes, kennen jullie iets van dat roepen en vragen naar dat nieuwe leven? Kom, het is zo nodig om te vragen naar de oude paden, hoe God zijn volk altijd heeft bekeerd. Hebben we God nog nodig op school, bij het leren, bij het afleggen van examens? In het werk dat we doen? In de omstandigheden waarin we verkeren? In de ziekte die we mogelijk in ons omdragen? In het onbegrip dat we misschien tegenkomen? In het verdriet dat we hebben? Maar het geldt voor ons allemaal: hebben we nog een gedurig gebed om alles van Hem te verwachten? In de opvoeding? In de moeilijke tijd waarin we leven? De zonden van land en volk? De plannen van het kabinet? De oprukkende vervreemding van God en Zijn gebod? Waar zijn de bidders aan de troon der genade, als de kurken waar alles op drijft? Maar kom, volk des Heeren, toch gaat het goed. Hij regeert naar Zijn besluit.

Waar is uw roepen om bekendmaking van Zijn Zoon? Uw roepen om een opwas in de kennis van Christus? Uw roepen om vergeving der zonden? Uw roepen om een thuiskomen? Uw roepen om de aanneming tot kinderen? Uw roepen om de komst van de Trooster? Uw roepen om kennis van een drie-enige God? We zouden door kunnen gaan, vult u het zelf maar in. We kunnen nog opgaan naar Gods huis, is het geen wonder? Dat we allen als een rechteloze bidder, door genade, zo werden gevonden aan de troon der genade.

Is er nog, o groot Ontfermer,
Is er voor een nare kermer,
Voor een schreier nog gehoor?
Is er nog een open oor?
Mag een mond vervuld met zonden,
Mag een ziel vervuild van wonden,
Die van etter vloeien, mag
die nog uiten haar geklag?

Ds. C. van Krimpen

Dit artikel verscheen eerder in Daniël.
Het kromme kan niet recht gemaakt worden, en hetgeen dat ontbreekt, kan niet geteld worden. (Prediker 1: 14 en 15)
Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) een tijd om te zwijgen (...). (Prediker 3: 1 en 7m)
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Bewaar mijn ziel
Bewaar mijn ziel en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U.
Psalm 25:20.


Geliefden, vond David zich omringd door vijanden die hem haatten met een wrevelige haat. Zij hadden het op zijn leven aangelegd. En waarlijk zij zouden niet rusten voordat hij van de aarde verdaan was. Maar nu mocht David zijn toevlucht nemen tot de Heere.
O, wat is het toch een weldaad als de Heere verwaardigt met al de noden bij Hem te mogen schuilen. En als de ziel een geopende toegang mag krijgen, dan staat het er met de vijanden niet best voor. Want dan zal de Heere het op Zijn tijd voor Zijn verdrukte volk opnemen. Want Hij is die sterke Held bij Wie hulp besteld is en Hij is in al de benauwdheden Zijns volks mede benauwd.
Zie dat maar bij Stefanus. Hij zag de hemelen geopend en Jezus staande ter rechterhand Gods. Gereed om Zijn volk te verlossen en bij te staan. Doch het kan er wel eens zeer diep doorheen gaan met dat volk. Dan schijnt het wel alsof de Heere geen acht slaat op de verdrukkingen van Zijn erfdeel. Dan lijkt het er waarlijk op of het onheil voor hen geschapen is.

En dan: "Als ik roep. Hij antwoordt mij niet". Dan schijnt alles tezamen te lopen en dat het op de ondergang aangaat. En dan in de verborgen verzuchtingen zulke verstrooiende gedachten. Ja, zulk een harde gedachten van God bij zichzelf waar te nemen. De inwendige vijanden op de been en de ziel als in de kolken en bedolven bij de waarneming van zijn inwendige vijandschap tegen God en Zijn wegen. O, wat kan het dan bang gaan worden. Dan roept hij wat keren uit: Bewaar mij toch, o Alvermogend God.
En David zegt in onze psalm: Bewaar mijn ziel en red mij. Bewaar mij als de appel van het oog en wil mij met Uw vleugelen dekken. David en al Gods volk moet er gedurig maar achterkomen dat als de Heere niet voor Zijn werk instaat, het voor eeuwig kwijt en verloren was.
David kon zijn ziel niet bewaren. Daarom de verzuchting: Heere, bewaar U mijn ziel! Maar dat houdt ook in: bewaar mijn leven. Saul rustte niet alvorens hij David ter dood gebracht had. Dat was zijn toeleg. Doch de Heere waakte over David, al scheen het voor David menigmaal dat hij nog door de hand van Saul zou omkomen.
Er is een tijd in het leven van David geweest dat hij werkelijk geloven mocht dat de vijand het verspelen zou. Zie dat maar in 1 Samuel 22. Daar mocht David tegen Abjathar zeggen: "Blijf bij mij, vrees niet; want wie mijn ziel zoeken zal, die zal uw ziel zoeken; maar gij zult met mij in bewaring zijn."

Wat is het dan toch groot als hij het bij de Heere vandaan weer eens geloven mag. Maar geliefden, zo moeten wij toch ook denken aan de weg die de meerdere David heeft moeten en willen gaan. O, wat waren de vijanden tegen Hem vervuld met een wreveligen haat. Moest Hij niet klagen: Een stierenheir uit Bazan sterk van krachten, en fel verwoed omringt Mij aan alle zijden. O, God, hoe zwaar en hoe smartelijk valt dit lijden voor Mijn gemoed. David werd verlost uit de hand der vijanden.
Doch voor de Middelaar was er geen verlossing mogelijk. Hij moest sterven en door de hand Zijner vijanden worden omgebracht. Het zwaard van het Goddelijke recht moest Hem verteren. De drinkbeker die op Zijn hand gezet was moest Hij tot de laatste droppel drinken en ledigen. En al is het zeker waar dat de vijanden Zijn reine ziel niet konden beschadigen, en Hij dezelve bevelen mocht in de hand Zijns Vaders, Hij moest toch Zijn ziel uitstorten in de dood. Voor Hem was geen verlossing mogelijk totdat Hij volkomen aan het Goddelijke recht genoeg gedaan had.
Maar nu dat eeuwige wonder, dat zoals Zijn ziel bij de Heere in bewaring was, zo was nu Zijn ganse Kerk met Hem in bewaring. En om daar nu achter te komen, is het meest Gods weg om zijn Kerk in de verdrukking te brengen opdat het geloof geoefend zal worden en het zich zal richten op het Voorwerp des geloofs, namelijk Christus. En als de ziel dan in de strijd en de druk een oog mag krijgen op de meerdere Borg, dan mag zij de zaken Hem weer eens toevertrouwen en aanbevelen. "Bewaar U mijn ziel, Heere! En red mij". Maar dan volgt er ook op: "Want ik betrouw op U". En Heere, laat dat betrouwen dat er nu door Uw Geest in de ziel verklaard ligt, niet beschaamd worden. Ja, Heere, allen die U verwachten zullen niet beschaamd worden. De vijanden zullen toch eens beschaamd worden maar die op de Heere mogen vertrouwen zijn als de berg Gods die niet wankelt in der eeuwigheid.

De vijanden roepen: Jaagt na! Grijpt hem! Maar Heere, laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U. O, David, daar zult u goed mee uitkomen hoor. O, dan mag dat volk elkaar wel eens toeroepen als zij weer eens krediet op God mogen krijgen: "Wacht op den Heere, Godvruchte schaar, houdt moed. Hij is getrouw, de Bron van alle goed. Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer; Wacht dan, ja wacht, verlaat u op de Heere".
Dat zijn lessen die door strijd, moeite en kommer, duisternissen en bestrijdingen geleerd worden. In de strijd onverenigd, want dan ziet hij niet anders dan de ondergang en daar heeft hij zichzelf maar niet voor over en dat kan ook niet. Want het vlees wil in geen enge band maar is toch zo gaarne in een ruime stand. Dan zijn zij net als Efraïm zo gaarne gewend om te dorsen.
Maar als de Heere Efraïm gaat berijden, dan gaat de glans er af. En dat valt toch echt niet mee voor zijn zoekende vlees. Maar o het is toch zo profijtelijk voor de ziel En dat wordt nu altijd achteraf verstaan. En als de Heere het geeft dat hij zijn vertrouwen weer eens geheel en al op Hem mag stellen en zich onbepaald aan Hem over mag geven, dan komt hij er achter dat de Heere hem niet zal beschamen. Maar dat brengt dan de ziel ook in stille, woordeloze verwondering.

O, dat zoetelijke zakken en zinken met al zijn zorgen en ellendigheden op Die enige Rotssteen Wiens werk alleen volkomen is. Dan wil men er niets van afhebben en wordt God bewonderd in Zijn eeuwige en onveranderlijke trouw. "Ik de Heere word niet veranderd, daarom zijt gij o kinderen Jakobs niet verteerd".
O, zegt dan de ziel: Hierin is de eeuwigheid opdat wij zullen behouden worden. Maar, dan in de weg der ware dankbaarheid, blijft er een arme zondaar over die nu gedurig moet leren vragen: "Laat oprechtheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U. Want dan komt hij er in die weg wel achter dat hem niets is toevertrouwd. En als het niet vast lag aan Gods zijde, dat het met al het doorleefde nog kwijt en verloren was.
Maar wij hopen daar in het volgende nog iets van te mogen zeggen. De Heere geve dat wij zielsbevindelijke kennis mochten hebben of verkrijgen van hetgeen wij uit dit vers mochten opmerken. Zonder strijd zal het niet gaan. Met een opgaand en genietend leven komt men echt niet tot de zaligheid. De Heere mocht het leren en opbinden. Hij verlosse Zijn volk en doe in Zijn kracht strijden en staande blijven in Hem. Die heeft overwonnen en Zijn volk de zegen zal doen beërven. Amen.

Wijlen ds. W. Verhoeks, in De Wachter Sions mei 1992
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Zeven huizen

Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave
Efeze 2 vers 8.

Door genade leeft Gods volk in zeven huizen.
Dat eerste huis is het huis van vrije genade. Daar komen ze in door wedergeboorte. Het huis van genade. Het tweede huis is het huis van het werkverbond. Het werkhuis. Want och, we zijn zo dwaas. Wij willen het zelf uitwerken. Maar de Heere brengt dat volk ook in het werkhuis. De oude dominee Van Reenen zegt van dat werkhuis, dat kun je lezen in zijn catechismusverklaring: ‘Werk maar zo hard als mogelijk is. Dan ben je het snelst doodgewerkt. En hoe sneller doodgewerkt, hoe beter. Want hoe sneller doodgewerkt, gemeente, dan kom je het snelst in het huis van het Evangelie’.

Want in dat derde huis, het huis van het Evangelie, wordt Christus geopenbaard aan een ziel die het niet meer uitwerken kan. Dat is hetzelfde als Jakob in Bethel. En als een mens door genade in het huis van het Evangelie komt, is het alles vrije genade.
Daar hoeven we helemaal niet overheen te preken, gemeente, want er is geen andere weg. Wie op een andere weg hoopt, zal straks in de hel erachter komen dat er geen andere weg is. Bedrieg uw arme zielen maar niet voor de eeuwigheid. Want er is geen andere weg dan de weg van vrije genade door een Drie-enig God. De Heere zal het aan Zijn volk leren. En er is een volk dat het door genade niet anders wil leren, omdat het Gods weg is. En ze willen geen andere weg dan Gods weg.

Wat zou het vierde huis wezen? Als een mens in het huis van het Evangelie is, krijgt zo’n mens de openbaring van de tweede Persoon Jezus Christus. Maar een openbaring is nog geen toepassing. Wat springen er toch veel vandaag aan de dag met een geopenbaarde Christus door de deur van de rechtvaardigmaking. Maar zo is het toch niet.
Dat vierde huis, dat is het rechthuis.
Daar wordt een zondaar in het rechthuis gebracht, ook met de openbaring van Christus. Want daar wordt een Jakob in Pniël gebracht. Dat is het rechthuis. Er zijn mensen die praten wel over een rechthuis en die zijn wel eens in een rechthuis geweest, maar de Rechter was er niet. Dat is wel benauwd, maar het is niet genoeg. Als je in het rechthuis gebracht wordt, is het een verschil of de Rechter er is, ja of nee.
O, gemeente, als de Rechter van hemel en van aarde de zondaar gaat richten, dan gaat de Advocaat Zijn bloed tonen. En daar pleit die lieve Jezus op Zijn gerechtigheid, op Zijn eigen bloed voor de schuldige zondaar.
En o, wanneer de Rechter dat bloed ziet, dan gaat de Rechter op rechtsgronden de zondaar vrijspreken. Dat vindt plaats in het rechthuis.

Na het rechthuis is het vijfde huis: het vredehuis. Tegen die bloedvloeiende vrouw zei de Heere: ‘Dochter, uw geloof heeft u behouden’. Maar er staat nog meer bij, namelijk: ‘Ga heen in vrede’ (Mark. 5:34). Vrede! Och gemeente, als we onbekeerd zijn, weten we niet wat het woord vrede inhoudt.
Maar de Heere zegt tegen die vrouw: Ga heen in vrede. Dat vijfde huis is het vredehuis. Vrede met God in Christus Jezus door het toepassende werk van de Heilige Geest.
Wat zou het zesde huis wezen voor de ware pelgrims? Och, het christendom van vandaag zou zeggen: dat is springen en dansen. Maar nee. Weet u wat het is? Dat is het Bacadal. Dat is het armenhuis. Het armenhuis! Dat volk leert uit genade om uit God te leven.
Dat is het armenhuis. Van mij geen vrucht in der eeuwigheid. Zo handelt de Heere als een Vader met Zijn lieve kinderen. Dat is liefde. O, om ze maar in het Bacadal te houden, om ze maar in de strijd en in de armoede te houden. Als het zo loopt in uw geestelijk leven, gemeente, dan gaat het op het goede pad hoor. Want de Heere zegt ook in Zijn Woord: die Ik liefheb, kastijd Ik. En de Heere zegt in Zijn Woord: Als u zonder kastijding bent, bent u een bastaard en geen zoon (Hebr. 12:6,8). Dat is Gods Woord en dat is eeuwig zeker en dat zal nooit veranderen. Nee, in alle eeuwigheid niet.

Wat zal dan het zevende huis wezen?
Gemeente, zeven is een vol getal. Want zeven is een volheid. Och, er zullen van Gods volk zijn die zeggen: ik weet het hoor. Dat weet ik wel.
Jongens en meisjes, ik hoop dat je het onthouden mag. En vaders en moeders, verklaart het nog eens aan je kinderen als je thuiskomt. Praat eens over Gods Woord, over de dienst. Ga maar niet als een beest naar bed. Neem je kinderen rondom je op je knieën, om nog te vragen: Heere, breng me nog in het genadehuis. Daar moet het beginnen hoor, vaders en moeders, spreek met je kinderen. Lees Gods Woord samen. Er is godsdienst genoeg, vroomheid genoeg, maar waar is het in de praktijk van het leven? Neem je kinderen bij je, rondom je. Het zijn je lieve kinderen. Och, probeer nog eens een gebedje te doen. Lees nog Gods Woord. Praat niet aldoor over de wereld en zeker niet op zondag.

Zeven huizen. En straks komt dat volk in het zevende huis en dat is het Vaderhuis. In het Vaderhuis, dan zullen ze Thuis zijn. O, gemeente, als we denken ook over Nederland, hoeveel er vroeger hier geweest zijn die nu Thuis zijn: Godvrezende leraars, Godvrezend volk, die die zeven huizen verklaren konden. Die het wel wisten, hoor. Wat zijn we vandaag de dag over het algemeen ver van het heilspoor afgegaan. Wat zijn er maar weinig meer over die het onderscheid in die zeven huizen kunnen verklaren. Soms wordt Gods volk zo eenzaam hier. Ze krijgen begeerte om in dat zevende huis te komen, om in dat Vaderhuis te komen. Wanneer komt die dag?

Wijlen ds. J. Spaans. Bron: © De Saambinder 20-06-2013
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Het mag bekend zijn dat nogal veel lees via Digibron.
Ook de onderstaande meditatie vond ik daar. Het is een meditatie van ds. C.J.P. Van der Bas
Deze predikant is voor mij minder bekend, maar toen ik de meditatie las was er toch veel waar mee mee konden instemmen.

Citaat: Kerkblad Hersteld Hervormde Kerk 2004, Jaargang 1, nummer 1.
Een gebed in nood

Neig mijn hart niet tot een kwade zaak
Psalm 141 vers 4a

In zorgen en in moeiten leert men zijn eigen hart het beste kennen. Het moet ons niet bevreemden, wanneer we in pijnlijke omstandigheden het meest te stellen krijgen met onszelf. David geeft ons daar in deze psalm een duidelijk voorbeeld van. Verschillende verklaarders vermoeden dat hij deze psalm gedicht heeft naar aanleiding van de gebeurtenis in de spelonk bij Engedi. We lezen daarvan in 1 Samuël 24. David werd vervolgd door koning Saul. Hij werd naar het leven gestaan. Als was hij een boosdoener, een rebel. En daar deed zich in die spelonk ongedacht een mogelijkheid voor om zich van Saul te ontdoen. David leed onder de vervolging die hem ten onrechte werd aangedaan. Maar daar bij Engedi overheerste een ander lijden bij hem: Een lijden aan zichzelf. Hij raakte bevreesd voor zichzelf. Vandaar de dubbele roep waarmee deze psalm begint!

Dezer dagen hebben velen van ons ook het nodige te lijden. Aan de kerkelijke situatie. Wie zou niet wenen om de breuk die er is ontstaan? Wie zou geen smart hebben over de situatie die zich op vele plaatsen aftekent? Een uiteengaan van kerkenraden en kerkenraads-leden, van gemeenten en gemeenteleden. Verwijdering in gezinnen, in families. Mensen die elkaar geestelijk verstonden, verstaan elkaar niet meer. Kerkelijk lijden, dat alleen maar verergerd lijkt te worden door inmengen en ingrijpen van boven de plaatselijke gemeente. Op instructie van de synode van de PKN. Onder de lezers zijn er ongetwijfeld die zich onheus bejegend voelen, door personen met wie zij tot voor kort één en hetzelfde kerkverband vormden. Eén en dezelfde gemeente soms. Daarnaast doen zich ook op ander terrein van het leven wel eens situaties voor, waarin we ons verongelijkt kunnen voelen. Niet recht behandeld. Soms door broeders van hetzelfde huis. Door mensen die je het meest na staan.

In de nood leer je jezelf kennen. Als het goed is tenminste. In de nood kun je wel eens meer te stellen krijgen met jezelf dan met de hele problematiek waar je in terecht gekomen bent. Je mond, je lippen. Een mens zegt gauw wat. Wie in woorden niet struikelt, is een volmaakt man, lezen we in Jakobus 3. We spreken zo gemakkelijk kwaad over anderen. Of we laten met onze woorden merken, dat we het er niet mee eens kunnen worden, dat het gaat zoals het gaat. Murmureren tegen mensen of murmureren zelfs tegen God: HEERE, zet een wacht voor mijn mond. En wat denkt u van het eigen hart? Als we onze tong al niet kunnen bedwingen, ons hart bedwingen we nog veel minder. Arglistig als het is. Ik las ergens: ‘De heiligste personen in de Heilige Schrift waren zich het meest bewust van de onmacht van hun eigen wil, van hun onmacht om verzoekingen te weerstaan. Ze wantrouwden zichzelf het meest. Ze wisten zich het meest afhankelijk van God.’

De dubbele bede van David laat ons zien: Alleen door de Geest des HEEREN wordt ons hart bewaard voor kwade zaken. Alleen de Geest van God kan ons hart wegbuigen van dat kwade. Wie de genade in Christus kent, weet dat. Is zich dat bewust. Die leert met David bidden: Neig, HEERE, mijn hart niet tot een kwade zaak. Is dat genadeleven u nog vreemd? Is het in de huidige kerkelijke zorgen alleen maar godsdienstige ijver, kerkijver die u drijft? Dan zult u denkelijk geen erg hebben in het gevaar dat we lopen. Dan bent u met al uw ijver aan de grootste nood voorbij gelopen. De nood van uw zondaarsbestaan voor de hoge God. Dan is in uw leven nog niet het eerste geworden, wat het eerste behoort te zijn. Dan is er niet een dubbele reden om te bidden vanwege wat u is aangedaan. Maar een dubbele reden om te bidden vanwege dat wat u zelf heeft gedaan, wat u God heeft aangedaan. Dan is eerst en vooral nodig, dat u leert roepen wat in een andere psalm te vinden is: Uit de diepten roep ik tot U o HEERE.(-) Zo Gij HEERE de ongerechtigheden gade-slaat; HEERE, wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.

Houd altijd o Heer’ toe mijn mond
Regeer ook mijn lippen nu meer.
Dat niets kwaads tot Uwer oneer
Daaruit kome tot eeniger stond.

Neig mijn harte niet tot stukken loos.
Dat ik niet en hebbe te doen,
met menschen in boosheid koen,
en niet en smake haren roof boos.


Psalm 141: 3,4 (ber. Petrus Datheen)
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Sommigen vinden de verouderde taal soms een probleem.
Het kan zo oud-'prekerig' aandoen... en die verouderde woorden zijn die niet te vervangen door nieuwere?
Ik geloof niet dat de onderstaande meditatie te moeilijk is wat betreft de taal.
Ik geloof dat we dit allemaal goed kunnen begrijpen.

Begrijpen... of verstaan... Is daar dan verschil in? Ik zou zeggen, daar zouden we ook wel wat over kunnen denken.
Misschien begrijpt iemand dat verstaan toch wel eens iets anders kan zijn dan begrijpen.
Ik geloof overigens niet, dat bij de hieronder geplaatste link naar een meditatie, een woord Latijn bij is.
Maar goed, het kan zelfs zo zijn dat we Latijn beter begrijpen. Dat kan ook nog.

https://www.rd.nl/artikel/1036405-medit ... smalle-weg

Ik wist niet of ik de tekst hier in zijn geheel mocht overnemen i.v.m. met copyright. Ik heb dan maar een link naar de mediatie erbij gezet.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Job
Berichten: 2927
Lid geworden op: 13 sep 2021, 08:02

Re: Meditatie

Bericht door Job »

-DIA- schreef: 29 sep 2023, 20:32 Sommigen vinden de verouderde taal soms een probleem.
Het kan zo oud-'prekerig' aandoen... en die verouderde woorden zijn die niet te vervangen door nieuwere?
Ik geloof niet dat de onderstaande meditatie te moeilijk is wat betreft de taal.
Ik geloof dat we dit allemaal goed kunnen begrijpen.

Begrijpen... of verstaan... Is daar dan verschil in? Ik zou zeggen, daar zouden we ook wel wat over kunnen denken.
Misschien begrijpt iemand dat verstaan toch wel eens iets anders kan zijn dan begrijpen.
Ik geloof overigens niet, dat bij de hieronder geplaatste link naar een meditatie, een woord Latijn bij is.
Maar goed, het kan zelfs zo zijn dat we Latijn beter begrijpen. Dat kan ook nog.

https://www.rd.nl/artikel/1036405-medit ... smalle-weg

Ik wist niet of ik de tekst hier in zijn geheel mocht overnemen i.v.m. met copyright. Ik heb dan maar een link naar de mediatie erbij gezet.
Indrukwekkende meditatie, DIA.
Gebruikersavatar
Bourdon16
Berichten: 1453
Lid geworden op: 29 apr 2019, 21:21
Locatie: Land van Heusden

Re: Meditatie

Bericht door Bourdon16 »

Vind ik ook. Indrukwekkend.
GerefGemeente-lid
Berichten: 6575
Lid geworden op: 14 apr 2021, 23:55
Locatie: Zeeland

Re: Meditatie

Bericht door GerefGemeente-lid »

Inderdaad!
Het kromme kan niet recht gemaakt worden, en hetgeen dat ontbreekt, kan niet geteld worden. (Prediker 1: 14 en 15)
Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) een tijd om te zwijgen (...). (Prediker 3: 1 en 7m)
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 23811
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Meditatie

Bericht door refo »

Beetje negatief toontje.
GerefGemeente-lid
Berichten: 6575
Lid geworden op: 14 apr 2021, 23:55
Locatie: Zeeland

Re: Meditatie

Bericht door GerefGemeente-lid »

refo schreef: 29 sep 2023, 21:47 Beetje negatief toontje.
Jouw bericht inderdaad.
Het kromme kan niet recht gemaakt worden, en hetgeen dat ontbreekt, kan niet geteld worden. (Prediker 1: 14 en 15)
Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) een tijd om te zwijgen (...). (Prediker 3: 1 en 7m)
Gebruikersavatar
Job
Berichten: 2927
Lid geworden op: 13 sep 2021, 08:02

Re: Meditatie

Bericht door Job »

Bourdon16 schreef: 29 sep 2023, 21:13 Vind ik ook. Indrukwekkend.
Van een oudvaderlijke helderheid. Ik denk dat ds. Kort als prediker niet altijd op waarde geschat wordt omdat hij misschien geen natuurlijk spreker is. Maar de inhoud van wat hij hier schrijft is glashelder en voor iedereen te begrijpen.
Plaats reactie