Oef. Het is twintig jaar geleden dat ik het las, en ik schreef er destijds een artikeltje over voor de studentenvereniging. Daarin schreef ik over De Graaff dit:DDD schreef:Ik heb dat boekje ooit ook gelezen. Maar wat laat hij van de gereformeerde belijdenis los?
'Hij (en Schilder in nog veel sterkere mate) geeft een scheef beeld van de belijdenisgeschriften. In de belijdenisgeschriften zijn, in tegenstelling tot wat Schilder en de Graaff stellen, voldoende aanwijzingen van het gegeven dat je er ‘mag zijn voor God’. God haat de zonde, maar de zondaar niet. Die zondaar wil Hij genade bewijzen. Tegenover de menselijke schuld staat direct ook de genade van God, waardoor het nooit hopeloos is. Iemand die de boodschap van totale verdorvenheid wil aanvaarden, moet dat ook doen met de boodschap van rijke genade. Die 'verlamming, verkramping' treedt slechts dan op wanneer alleen het eerste serieus wordt genomen.
De Graaff spreekt over ‘de mens’, waarbij hij geen onderscheid maakt tussen hen die het zaligmakend geloof hebben en hen die dat niet hebben. Ieder leeft volgens hem onder de ‘koepel van genade’ en ieder staat daardoor in dezelfde rechte verhouding tot God.
De Graaff pleit voor zelfwaardering, zelfaanvaarding en waardering voor het mens-zijn. Met een al te positief mensbeeld wordt echter de diepingrijpendheid van het afgekeerd-zijn-van-de-Schepper ontkend. Hoewel er op het intermenselijke vlak best een positief zelfbeeld mag zijn, is het m.i. helemaal niet kwalijk als daarboven de wolk van het zondaar-zijn blijft hangen. Je kunt wel uit psychologisch oogpunt de mens een heleboel willen geven, maar uiteindelijk is dat slechts loze kalk, omdat de mens er niets beter van wordt. De mens wordt pas dan echt serieus genomen wanneer hij gezien wordt als zondaar, voor wie er genade is. Niet zelf-bevestiging, maar bevestiging-in-de-Wijnstok is primair noodzakelijk en bevrijdend.'