Nederlanders niet extreem onkerkelijk
Bijna twee op de drie Nederlanders noemen zich buitenkerkelijk. Dat blijkt uit een dinsdag gepubliceerde studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar de godsdienstige veranderingen in Nederland binnen de christelijke traditie. Volgens het SCP bevindt Nederland zich wat lidmaatschap van een kerk en kerkbezoek betreft grofweg in de middenmoot van Europa.
In 1958 beschouwde 24 procent van de Nederlanders zich buitenkerkelijk, in 2004 was dat percentage gestegen tot 64. Ruim 40 procent noemde zich in 1958 nog rooms-katholiek. In 2004 was dat nog 17 procent. Bij hervormden liggen die percentages op respectievelijk 23 en 6, bij gereformeerden daalde het aandeel van 8 naar 4 procent. Alleen de evangelische - en pinkstergemeenten hebben sinds de jaren vijftig meer aanhangers gekregen. In 1958 rekende zich 3 procent van de Nederlanders tot de aanhang. In 2004 was dat 5 procent.
Van de mensen die nog wel bij een kerkgenootschap zijn aangesloten, gaan veel minder personen nog geregeld, tenminste een keer per maand, naar de kerk. In 1970 ging nog 67 procent minstens een keer per maand. Nu is dat 38 procent. Vooral de katholieken zijn minder trouw geworden in hun kerkgang.
Leven na de dood
Een kwart van de Nederlanders zegt in zaken te geloven als waarzeggers, astrologie, gebedsgenezers en geluksamuletten. In andere Europese landen gelooft bijna de helft van de mensen (ongeveer 45 procent) hierin.
De helft van de Nederlanders zegt te geloven in een leven na de dood. Twee op de vijf geloven in het bestaan van de hemel. Eenzelfde aantal denkt dat bidden helpt en dat religieuze wonderen mogelijk zijn. Steeds meer mensen zijn de laatste jaren in wonderen gaan geloven. In 1991 deed 31 procent dat. In 2004 gold dat voor 43 procent van de Nederlanders.
Bron: http://frontpage.fok.nl/nieuws/68085