ohannes 2
« Johannes 1 | Johannes 3 »
snelkiezer
2
1 En op den derden dag was er een bruiloft te Kana in Galilea; en de moeder van Jezus was aldaar.
2 En Jezus was ook genood, en Zijn discipelen, tot de bruiloft.
3 En als er wijn ontbrak, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn.
4 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen
Het is over de laatste zin dat ik wat wil vragen.
"Mijn ure is nog niet gekomen?"
Het uur van de Heere Jezus heeft volgens mijn verstaan te maken met zijn kruising?
Corrigeer mij als ik dat mis heb.
Ik heb nooit begrepen in welke context deze zin in verband staat met hetgeen Maria zegt "Zij hebben geen wijn"
Kan iemand dat nader uitleggen?
''Niemand is armer dan hij die in tijden van nood zijn geloof verliest.''
Johannes 2 staat in de context van een grote proloog. Johannes belijdt in hoofdstuk 1 dat zij de heerlijkheid van Jezus hebben gezien, als de eniggeboren Zoon van de Vader.
Dat moment is in de geschiedenis van de bruiloft te Kana nog niet gekomen. Vandaar dat Jezus Maria terugwijst.
De uitleg die ik pas las, in de kanttekeningen, is dat Maria moest leren dat zij niet de beschikking had over Jezus in Zijn ambt. Als kind was Hij Zijn moeder onderdanig, maar als Gezalfde was hij dat niet.
Hij zegt dus tegen haar: Ik bepaal de tijd dat ik help, niet u, moeder.
De link met de kruisiging heb ik hierbij nooit gehoord.
Mannetje schreef:De uitleg die ik pas las, in de kanttekeningen, is dat Maria moest leren dat zij niet de beschikking had over Jezus in Zijn ambt. Als kind was Hij Zijn moeder onderdanig, maar als Gezalfde was hij dat niet.
Hij zegt dus tegen haar: Ik bepaal de tijd dat ik help, niet u, moeder.
De link met de kruisiging heb ik hierbij nooit gehoord.
Nee dat kan kloppen, ik denk soms dat mijn buitenkerkelijke opvoeding mij nog steeds parten speelt. Ik heb tot op de dag van vandaag nog grote moeite met sommige inzichten en ga simpelweg af op wat ik lees.
Ik legde dit verband omdat de Heere Jezus de term "Ure" dan weer wel betrekt op de kruising.
''Niemand is armer dan hij die in tijden van nood zijn geloof verliest.''
Maria moest hier onderwezen worden. Jezus was naar het vlees uit haar geboren. Maar toch was Hij veel hoger, namelijk Gods Zoon, in een vernederde menselijke natuur. Het antwoord wat Hij aan Zijn moeder gaf was om haar te leren hij moest wezen in de dingen van Zijn Vader. (zie hier de 12-jarige Jezus in de tempel). Deze dingen zullen Maria tot lering zijn geweest, al zou er wellicht tijd overheen gaan. Er vond een vleselijke losmaking plaats van haar moeder die Hem gebaard had. Hij stond als Goddelijk Persoon boven Maria. Maar we lezen (dat Hij in de staat van Zijn vernedering) zijn ouders onderdanig was. Hij was de heilige, maar Hij was vernederd als een Kind. Een Kind dat als elk waarachtig mens moest leren. Hoewel Hij ook de Alwetende God was naar Zijn Godheid, moest Hij naar Zijn mensheid leren wat elk kind moest leren. Zie de geschiedenis van de 12-jarige Jezus in de tempel. Daar sprak Maria haar aan, misschien wat emotioneel, maar nog niet begrijpend, en teveel denkend als 'de moeder van Jezus', en daardoor bezorgd over haar Zoon.
We zien een verder losmaken van de aardse vleselijke banden met Maria op de bruiloft te Kana. Hier was Maria te bezorgd, en wilde haar Zoon, Gods Zoon, wel even zeggen wat Hij moest doen. Daarvandaan kreeg Maria als antwoord: Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen. Dat was niet uit minachting, maar tot onderwijs van Maria, die moest leren dat de vleselijke banden niet voor haar golden. Hij was de Zoon van God, en Maria was moest ook door Hem gezaligd worden.
Ja zeker. Of niet dan? Maria was een van eeuwigheid gekende, maar in de tijd gezaligd. Maar over de tijd en meer, hoe dat in haar is gewerkt zwijgt de Schrift. Opmerkelijk is ook wel dat de Schrift niet veel bekeringsgeschiedenissen uitvoerig meedeelt. Van Paulus lezen we wel een heel duidelijke arrestatie, maar was hij toen al gezaligd? Je kunt wel zeggen dat hij een van eeuwigheid gekende was, maar als God een mens arresteert is die mens van 's mensenkant dan meteen zalig? Zeker in de waarneming niet.
Ja zeker. Of niet dan? Maria was een van eeuwigheid gekende, maar in de tijd gezaligd. Maar over de tijd en meer, hoe dat in haar is gewerkt zwijgt de Schrift. Opmerkelijk is ook wel dat de Schrift niet veel bekeringsgeschiedenissen uitvoerig meedeelt. Van Paulus lezen we wel een heel duidelijke arrestatie, maar was hij toen al gezaligd? Je kunt wel zeggen dat hij een van eeuwigheid gekende was, maar als God een mens arresteert is die mens van 's mensenkant dan meteen zalig? Zeker in de waarneming niet.
We mogen zeker zeggen dat Maria al in haar jonge jaren (vóórdat de engel Gabriël bij haar kwam) de Heere vreesde.
En de apostel is op de weg naar Damascus gezaligd. Toen openbaarde de Heere Zich aan hem, en zo kijkt hij er ook later op terug (Gal. 1 bv.) Sommigen menen dat het kort daarna in Damascus was, daarover wil ik niet strijden. We moeten de zaken echter eenvoudig houden: zoals de Schrift ons deze zaken meedeelt.
