eilander schreef:Als Jan-Zwartliefhebber vond ik het wel mooi om dit te lezen:
Kommers is zelf, net als vele anderen, door Feike Asma bij het orgel gebracht. „Ik zal hem altijd hooghouden.” Maar hij heeft wel een mening over het compositorisch gehalte in de zogenaamde Zwart/Asmatraditie. „Jan Zwart was een serieuze muzikant. Veel van zijn stukken zitten goed in elkaar: ”Een vaste Burcht”, Psalm 103. Ook de toccata over Psalm 146 getuigt van een gezonde muzikaliteit. Bij de beginwerken van Feike Asma, bijvoorbeeld ”Dankt, dankt nu allen God”, kom je dat eveneens tegen. Maar latere werken van hem zijn vaak goedkoop in elkaar gezet. Dan wordt het voorspelbaar.”
uit een interview met Gerrit Kommers, docent contrapunt en harmonieleer.
Is dit nog relevant voor de discussie hier, en zo ja, wat vinden jullie ervan?
Dat is zeker relevant. Als je terugleest in de RD-discussie waarmee dit topic begon, zul je zien dat die voorspelbaarheid heel divers kan worden beoordeeld. Voor de een is voorspelbaarheid welhaast een vereiste, want daarmee sluit je aan bij wat de mensen al kennen, daarmee ligt het makkelijk in het gehoor, klinkt het vertrouwd en oogst het dus meteen waardering. En voor de ander is die voorspelbaarheid juist een symptoom van gemakzucht, iets dat je moet vermijden, omdat je ernaar streeft om iets verfrissends te brengen, iets origineels.
Kerkmuziek is geen muziek voor een publiek dat uitsluitend uit kenners bestaat. Het is daarom wel zaak, de aansluiting met de luisteraar nooit uit het oog te verliezen. Maar uitsluitend het oud vertrouwen weder voeden door muziek te maken waarvan je na twee tonen te hebben gehoord de volgende tien al op voorhand kunt meefluiten, da's wel erg gemakkelijk. Het scoort misschien wel snel, maar het getuigt niet van creativiteit.