Strijd tegen de zonde

gerrit de 2e
Berichten: 754
Lid geworden op: 15 dec 2003, 22:38
Contacteer:

Bericht door gerrit de 2e »

Is er verschil tussen bekering en strijd tegen de zonden?
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Bericht door memento »

Is er verschil tussen bekering en strijd tegen de zonden?
Ja en nee.

Ja omdat ook een onbekeerde kan strijden tegen de zonde

Nee omat de 'dagelijkse bekeering' bestaat uit het telkens opnieuw zich afkeren van de zonde, en het toekeren naar God
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Kohlbrugge is niet lijdelijk en ook geen antinomiaan zoals I. da Costa hem verweet! Nee, hij weet van de geloofstaal van Paulus die zegt dat hij het kwade doet als hij het goede wil. Het wordt nooit meer wat met de oude mens hier. We sleuren het als een lijk mee. Willen we dan ons lijk tonen? Willen we ons lichaam bedekt met wat vodden tonen? Nee, toch toon u aan God zoals u bent, ook na ontvangen genade, in de belijdenis: Heere, het wordt hier nooit meer wat met ons. Dan wordt het zo ruim als God ons de geloofsblik naar boven laat slaan, naar de koperen slang, Jezus Christus.
Beste Niek, waarom hoor ik hier niets in doorklinken van het afsterven van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens? Nog steeds komt 't bij mij over van: Laat die oude mens zitten, daartegen strijden heeft geen zin, je blijft toch vlees (bekende komma van Rom. 7). Zijn er ook citaten van Kohlbruggepreken waarin hij duidelijk beschrijft waarin het afsterven aan de oude mens bestaat?
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12049
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Beste Niek, waarom hoor ik hier niets in doorklinken van het afsterven van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens? Nog steeds komt 't bij mij over van: Laat die oude mens zitten, daartegen strijden heeft geen zin, je blijft toch vlees (bekende komma van Rom. 7). Zijn er ook citaten van Kohlbruggepreken waarin hij duidelijk beschrijft waarin het afsterven aan de oude mens bestaat?
Ik denk dat je hiermee teveel vasthoud aan een te ruime tweedeling. De opstanding van de nieuwe mens vind plaats in het meer en meer van Christus afhangen in dit leven. De Reuver heeft Kohlbrugge daarin zo ongeveer samengevat: Het leven der heiligmaking is niets anders dan een voordurende rechtvaardiging, niets ander dan een voortdurende toeloop naar de Heere toe en van ons eigen vlees af. Iets wat wel papieren heeft. Daarin blijkt dus dat de mens ook afsterft.
Bovendien lijkt in onze -nederlandse-voorstelling van de HC de tweedeling tot een tweemens te worden. Een stuk oud en een stuk nieuw. Kohlbrugge: Wandelen naar de geest is wandelen naar het geloof (Rom 8:1). Wandelen naar het vlees, is wandelen naar de Wet, naar de werken der Wet. (o.a. Rom 4:1). Als je nu het citaat van Niek terugleest, is het lijk de oude, datgene wat steeds terug naar de Wet wil en zichzelf wil opknappen, maar daartegen staat de nieuwe mens op, namelijk in Christus.
Het strijden bij Kohlburgge is dus een directe verwijzing naar Christus, en zou dat niet goed zijn, of onbegrijpelijk RJ?
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Beste Herman,

De opstanding van de nieuwe mens vind plaats in het meer en meer van Christus afhangen in dit leven.
Absoluut mee eens. Bij een christen is het: Niet meer ik, maar Christus leeft in mij.
Bovendien lijkt in onze -nederlandse-voorstelling van de HC de tweedeling tot een tweemens te worden. Een stuk oud en een stuk nieuw.
Exact, zoals ook Paulus het heeft over de tegenstelling vlees en Geest die met elkaar strijden. Daarom roept hij ook niet voor niets op om niet meer te wandelen naar het vlees, maar in de Geest. Lees dan duidelijk over die tweedeling in Efeze 4:22 en 24, dan zie je hoe helder de HC de bijbel naspreekt. Leg de oude mens met haar begeerlijkheden af, dat is actief.
Als je nu het citaat van Niek terugleest, is het lijk de oude, datgene wat steeds terug naar de Wet wil en zichzelf wil opknappen, maar daartegen staat de nieuwe mens op, namelijk in Christus.
De oude mens wil zich niet aan de Wet onderwerpen, want die kan het ook niet. De nieuwe mens wil juist wel naar de wet van God leven omdat de nieuwe mens door Christus' krachten gehoorzaam God wil volgen en Hem wil dienen voor eeuwig om Hem Zelf. Het vlees, de oude mens moet gekruisigd worden, moet afgelegd worden, moet afsterven. De nieuwe mens moet aangedaan worden. Dat is bekering, dat is heiliging. Ja, altijd vanuit Christus. Maar heiliging is wat anders dan (voortdurende) rechtvaardiging. Nee, het staat niet los van elkaar, maar het is leven vanuit de rechtvaardiging door Christus' offer. Bij mij komt het over van: Goed, die oude mens blijven we meeslepen, daar doe je niets aan. Oh jawel: daar doen we wel wat aan: Afleggen, afleggen en nog eens afleggen. Dat brengt strijd, de strijd des geloofs die met de geestelijke wapenrusting gestreden moet worden.
Gerrie

Bericht door Gerrie »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Zijn er ook citaten van Kohlbruggepreken waarin hij duidelijk beschrijft waarin het afsterven aan de oude mens bestaat?
Als je even geduld hebt zal ik wat voor je opzoeken.
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12049
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere

De oude mens wil zich niet aan de Wet onderwerpen, want die kan het ook niet.
Rj, Het vlees (of de oude mens) wil zich door de wet rechtvaardigen. En daar moet het vanaf, want door de geest worden wij gerechtvaardigt. Als we dan nog eens naar het eerste citaat kijken: Neem niet langer de strijd met de zonde op is het in dezen helder, want Kohlbrugge zelf zegt er achteraan in één en dezelfde zin, met als het ware een 'isgelijk' = teken: zoek geen grond voor uw zaligheid in werken of in door eigen worsteling verkregen heiligheid, want u zult hem niet vinden. Hiermee wordt dan toch gezegt dat het vlees gekruisigt moet worden?
Het is erg smal in vergelijking met wat jij, Rj, nog meer aanvoert. Maar dit is een speerpunt in K. gedachten over heiliging, maar dit is niet het enige wat hij erover schrijft. Ik zal naar iets meer duidelijkheid nog zoeken.
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Oorspronkelijk gepost door memento
Is er verschil tussen bekering en strijd tegen de zonden?
Ja en nee.

Ja omdat ook een onbekeerde kan strijden tegen de zonde

Nee omat de 'dagelijkse bekeering' bestaat uit het telkens opnieuw zich afkeren van de zonde, en het toekeren naar God
Nee, er is geen verschil tenminste in hun definitie. Beide is heiligmaking.

Tot slot, hoewel het voor de gelovige hier slechts in beginsel is, moet ook de gelovige bekennen dat hij vlees is. Een onbekeerde kan niets. Hij is totaal dood (zie de vallei van dorre doodsbeenderen). Schrijven dat een onbekeerde kan strijden tegen de zonde, veronderstelt leven in een dode.

Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Matthijs
Berichten: 2050
Lid geworden op: 07 okt 2002, 21:03

Bericht door Matthijs »

Oorspronkelijk gepost door ndonselaar
Schrijven dat een onbekeerde kan strijden tegen de zonde, veronderstelt leven in een dode.

Groeten,
Ja, dat is waar! Ik moet hierbij denken aan een uitspraak van John Owen.

“Volgende week', zegt de zondaar, 'zal ik beginnen met ingetogen en matig te zijn, ernstig en vroom.'Maar wat hij in werkelijkheid zegt, is dit: 'ik ben vastbesloten om deze week in braspartijen en onmatigheid door te brengen, zinnelijkheid en wereldsgezindheid, of in welke ondeugd ook waarin ik mezelf wentel.'En als we dit vaak doen, en er een gewoonte van maken om onze bekering van tijd tot tijd uit te stellen, dan is dit een ernstig teken dat we helemaal nooit van plan zijn om tot bekering te komen.â€
Liever Turks dan Paaps
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Hoewel het een best lang stuk is, hier een preek van Kohlbrugge over Romeinen 8: 8-11.

RJ, wij worden nooit Geestelijk. Daarom was voor Kohlbrugge Romeinen 7:14 zo belangrijk. Nee, niet 'ik ben, vleselijk verkocht'. Zo van de nieuwe mens die is vleselijk verkocht. Nee! Het was 'ik ben vleselijk, verkocht [...]' Wij blijven vlees, ook na ontvangen genade.

Romeinen 8: 8-11

1. In welke toestand moeten wij ons bevinden, opdat wij Gode behagen?
2. Wat is het kenmerk van deze toestand?
3. Waarmee zullen wij ons troosten bij de ervaring, dat wij zo tot alles onbekwaam zijn?
4. Behoudt deze onbekwaamheid de overhand?

In welke toestand moeten wij zijn, opdat wij Gode behagen?

Mijn Geliefden! De apostel beschrijft in dit hoofdstuk tweeërlei toestanden. De een toestand noemt hij "in het vlees zijn". Zij, die in deze toestand zijn, kunnen Gode niet behagen. De andere toestand noemt hij "in de Geest zijn". Daar wij nu in de eerstgenoemde toestand Gode niet behagen kunnen, behagen wij Hem alleen dan, wanneer wij in de andere toestand zijn.
Ik acht het een grote genade, dat ons de toestand geopenbaard is, waarin wij Gode behagen kunnen. Er moet ons derhalve veel aan gelegen liggen, deze toestand te kennen. Want te weten, dat wij Gode behagen, is wel het hoogste goed, dat wij kunnen bezitten. Immers het hart is alsdan vervuld met vrede en vreugde, is vrolijk en welgemoed, zingt psalmen in de nacht en leeft in de blijdste verwachting.
Wij moeten daarom weten, wat "in het vlees zijn" is, en wat "in de Geest zijn" betekent. "In het vlees zijn" is: verkeren in de oude toestand, waarin wij door de overtreding van één mens gekomen zijn. Deze toestand heet "vlees", omdat die het tegenovergestelde is van al wat God en goddelijk is. Het is aan deze toestand eigen, vroom en zalig te willen zijn naar eigen goeddunken. Die zich in deze toestand bevinden, eigenen zichzelf alles toe, wat Gods en wat der waarheid is: God, Christus, de Geest, het geloof, de bekering, de wedergeboorte, de heiliging van de Geest, alleen om zichzelf te handhaven.
Men steunt op allerlei beloften, opdat men zelf wat in de hand heeft. Bij alles houdt men zichzelf staande. Men is niet verder ten onder gegaan, dan dat men gevoeld heeft Gode niet gelijkvormig te zijn. Men neemt dan echter het Koninkrijk der hemelen niet geweld, om weer tot rust te komen en de verlorene Gode-gelijkheid weer in handen te hebben. Men zoekt, hoe men het ook ontkent, hoe men het ook wil verbergen, de zaligheid uit werken.
Men wil ze verdiend hebben en als een rechtvaardig en vroom man in de hemel komen. Wij zien het bij de Joden. Zij eigenden zich de beloften toe, aan Abraham geschonken, zij hadden de schrift, legden deze uit, verwachtten de Messias, maar wilden niets weten van een in het vlees gekomen Jezus. Zij wilden volstrekt rechtvaardig zijn en rechtvaardig worden, maar wilden niet weten, dat zij vlees en in het vlees waren.
In de toestand, welke Paulus "in het vlees zijn" noemt, ziet het er schijnbaar zeer vroom, zeer godzalig uit. Immers de vrouwen, die de apostel vervolgden, werden "godsdienstige en eerlijke (eerbare)" vrouwen genoemd. #Ac 13.50 Maar in waarheid bevindt men zich in die toestand in allerlei ongerechtigheid, men drinkt de ongerechtigheid in als water, men heeft duizend zonden, klaagt ook veel daarover, en wil zich evenwel vanwege zijn ongerechtigheid niet laten bestraffen, zich daarvan niet laten genezen.
In zulk een toestand is men het dierbaar evangelie van de Zoon Gods bitter vijandig. Want men is nooit met zijn ongerechtigheid voor God in de schuld gevallen. Men heeft allerlei vrome overleggingen, daarom ook onderwerpt men zich niet aan Gods wet. Men kent zijn ongerechtigheid en wil ze evenwel niet kennen, maar wil ze zelf mettertijd uit de weg ruimen. Daarom wil men Christus niet geheel, want men wil die gerechtigheid en die heiligheid niet, welke alleen voor de troon Gods geldt. Men gevoelt zich door de prediking der waarheid omvergeworpen. Het getuigenis: God moet God zijn, en een mens een mens, bevalt aan het vlees niet, dat reeds zo vol geworden is van vromigheid naar eigen keuze.
In zulk een toestand kan men Gode niet behagen, want God laat zich zijn eer niet nemen, en wil een God van volkomen zaligheid zijn. Hij moet onze zaligheid in zijn hand hebben, en wij moeten haar niet hebben in onze hand, (-) want dan gaat zij verloren. "In de Geest zijn" is: in die toestand zijn, waarin aan de mens, tot lof en prijs der eeuwige ontferming, alles uit de hand genomen is, zodat ‘s mensen volkomen zaligheid in Gods hand wel bewaard is boven in de hemelen.
"Geest" heet onze Heere Zelf, voorzover Hij zich van uit zijn heerlijkheid aan arme zondaren vanuit zijn troon bekend maakt in openbaring des Heilige Geestes, Welken Hij doet neerdalen in het verslagene gemoed, zodat de mens tot Hem getrokken wordt, om in te zien, dat bij Hem geen grimmigheid is, en dat Hij van de zijde des mensen niets vordert, veelmeer voor de armen en ellendige uit zichzelf een algenoegzame Heiland is.
"Geest" heet de gehele in Christus Jezus volvoerde Raad Gods tot onze zaligheid, voorzover deze Raad in God door Heilige Geest volbracht en op zijn plaats gebracht is. (-) Gerechtigheid, genade, vergeving van zonden, eeuwig leven, heerlijkheid bij God, eeuwige verzadiging voor zijn Aangezicht, dat alles heet Geest", omdat Christus dat alles door eeuwige Geest vastgelegd heeft.
Immers het is niet bepaald door een vleselijke arm, door verstand en macht van vlees, maar door eeuwige Geest, in volslagen onbekwaamheid van het vlees. Alleen in die toestand zijnde, behagen wij Gode, omdat, (-) aangezien het van onze zijde met ons rijk gedaan is, (-) het Koninkrijk nu zijns is, om het ons te geven. Omdat, (-) aangezien wij van onze zijde tot alle goed ons geheel onbekwaam gemaakt hebben, Hem nu de macht is, om voor ons en in ons alles te hebben op zijn plaats gebracht naar zijn wil.
En omdat, (-) aangezien wij van onze zijde de heerlijkheid derven, die wij voor God moesten hebben, zijn nu deze heerlijkheid is, om deze heerlijkheid op ons te leggen. Zo hebben wij dan hierbeneden niets, maar daarboven is alles gereed, en vandaar buigt Hij zich neer, om ons met zijn weldaden te overladen. (-) Het vlees heeft niets meer te zeggen, (-) alles wat tot het leven en de Godzaligheid nodig is, ligt in de hand van de Geest. Hier machteloosheid, daarboven macht. hier zonde, dood en vloek en verdoeming, (-) maar nochtans niet meer zonde, dood, vloek of verdoeming.
Nee, daarboven gerechtigheid, leven, zegen en allerlei heil, de eeuwige zaligheid, de kroon der gerechtigheid, de volharding, (-) alles daarboven waarachtig in de Geest, al is het, dat hierbeneden ook niets schijnt te wassen.
Dat is alles "Geest", dat is de toestand, die Gode behaagt: namelijk, dat Hij ons niet aanziet in dat, wat wij hierbeneden zijn, maar dat Hij ons aanziet in datgene, wat wij daarboven bij Hem in Christus zijn, niet door iets, dat uit ons is voortgekomen, maar door dat, wat aan het kruis op Golgotha geschied is.
In deze toestand nu zijn wij onder zekere voorwaarde, welke het kenteken van het zijn in deze toestand uitmaakt.
Wat is het kenteken van deze toestand? Zo schrijft de apostel: "Zo anders de Geest Gods in u woont. maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe". Hier wordt niet gesproken van een neerdalen van de Geest, van een afwisselende tegenwoordigheid van de Geest in onze harten, maar van een wonen in ons. Wie nu ergens woont, die heeft’ daar ook zijn’ zetel, die handelt als heer des huizes naar zijn goeddunken, zo dat hij alleen meester is in zulk een woning.
Hij brengt in deze zijn woning wat hij wil, werpt er ook uit wat hij wil. hij staat, wanneer hij wil, gaat op en neer, wanneer hij wil, legt zich neer, wanneer hij wil, schrijft wetten voor en richt alles in naar welgevallen. hij is in zulk een woning geen dode, (-) veelmeer weten wel al de buren, dat zulk een huis bewoond is.
Nu, wanneer de Geest Gods in u woont, zo zijt gij in de Geest. Daar hebt gij het kenteken. Verstaat het wel. de apostel zegt niet: zo anders het gevoelen (de gezindheid) Gods in u is". Ook schrijft hij niet: wie de zin van Christus niet heeft". hij schrijft: , Geest Gods", "Geest van Christus". Wat is nu deze Geest Gods? Het is de Heilige Geest, die hier echter genoemd wordt de Geest Gods, omdat Hij de Raad Gods in ons handhaaft, de Raad Gods tot onze zaligheid.
De apostel wil dus zeggen: Gij zijt in de Geest, wanneer het ten minste ook bij u zo gesteld is, als wij bij de profeet Ezechiël lezen. daar staat geschreven van een rad en van raderen in dit rad, en in dat rad was de Geest, die dreef het rad, dat het naar alle zijden voortging en ook bleef stilstaan, al naar dat de Geest in de raderen was, d.i. ze in beweging bracht.
Zo wil dan de apostel zeggen: Gij zijt in de Geest, wanneer gij ten minste erkend hebt, dat het niet is degene, die wil, noch degene, die loopt, maar de ontfermende God. Wanneer gij u alzo niet met een gebod inlaat, met het "doe dat", alsof daarvan uw zaligheid afhing. Wanneer gij dus niet meer overlegt, wat moet ik, ik nu nog doen, hier doen, daar doen, opdat ik Gode behaagt. Wanneer gij dus zelf geen woning- of huisrecht meer in u hebt, om zelf gezag te oefenen en te heersen met "hier een weinig", "daar een weinig", met vroomheid uit eigen kracht en naar eigen keuze.
Wanneer het niet bij u heet: ik, ik moet dit nog doen en dat nog doen, anders word ik niet zalig, maar wanneer gij van hart erkent: Ik beteken niets, ik ben niets, ik weet van niets, al wat uit mij is deugt niet, ik heb geen gerechtigheid, kan ook geen gerechtigheid doen voortkomen, ik weet van de gehele zaak Gods niets. Ik heb geen verstand van zijn wetten en zijn geboden. Ik weet niet hoe ik te wandelen, hoe ik mij te bewegen heb. God is het alleen, de volzalige God, aan wie ik mij houd. mijn denken, mijn overleggen, mijn streven, mijn doen, al mijn bewegingen, mijn ingang en uitgang, ik stel het alles in zijn hand, (-) mijn leven, mijn zaligheid, mijn zonde en mijn vroomheid.
Van Hém alleen wil ik weten, dat Hij goed is, en ik drijf op zijn ontferming en eeuwige genade, opdat ik geleid zij naar zijn Raad, naar zijn wil, en ik in alle dingen zo zij en het zo maakt, als het Hem behaagt. Zo leert ons de Geest Gods, zo heerst Hij in zijn woning, dat Hij Gods genade en zijn vrije ontferming daarin verheerlijkt. Dat is een woning als een paleis. geen koning op aarde heeft zo veel schatten en kostbaarheden, als zich daar bevinden, indien wij er maar met onze handen afblijven. Dat is het kenteken, dat men in de Geest is.
Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe. en dat nu is de Geest van Christus, dat de Vader verheerlijkt wordt. De Vader wordt niet verheerlijkt, als het kind nog een naam wil hebben bij de Naam van de Vader. Het kind hete zondaar" en de Vader zij genaamd "genadige, goedertierene, barmhartige, getrouwe, lankmoedige Vader". (-) De Vader wordt niet verheerlijkt, als het kind bij het Rijk van de Vader een rijk der gerechtigheid en van goede wandel in eigen hand wil hebben.
Het kind hete "goddeloos", en de Vader alleen "rechtvaardige Vader". De Vader wordt niet verheerlijkt, als het kind zijn eigen wil doen wil en die wil laten doorgaan voor van de Vader wil. Het kind hete "onbekwaam, machteloos, onverstandig" en de Vader hete: "de alleen wijze God". (-) Dat is de Geest van Christus, dat Christus verheerlijkt wordt, (-) dat wij niet langer bij onszelf zeggen: Ik heb zonde, daarom zal Hij mij doden, want de zonde is te groot.
Maar dat wij Hem erkennen als de Uitdelger der zonden. Want die Hem anders wil kennen, aan die kan Hij zich niet bekend maken. Dat is de Geest van Christus, dat wij zondaars zijn en blijven in gedurige verbrijzeling van het hart en met alle blijdschap des vertrouwens tot Hem, en dat wij de zalfolie niet namaken, welke alleen van zijn gezegend hoofd afdruipt. Want zijn Geest duldt geen gezalfden, die Hem gelijk zouden zijn, die naast Hem met hun zalving iets zouden gelden. (-) Aan Christus komt de zalving toe! Aan Christus de kroon! Hij is het alleen.
Dat is de Geest van Christus, dat wij niet denken: nu nog dit gebod en nog dat gebod, dat wij ons niet zelf heiligen in wijding van onszelf, maar dat wij, naakt en ontbloot, gedurig tot Hem gaan, door alle donkere wolken van zonden, verdoeming en vloek naar de wet heen, dat wij tot Hem roepen en naar Hem opzien, die aan van de Vader Rechterhand is gezeten, en wie alles onderworpen is, en dat wij op zijn genade wachten en uit zijn volheid het nemen, zoals Hij ons alles bereid heeft. En dat wij niet vragen naar het "doe dat", maar naar Hem, Christus, enig en alleen. Dat is de Geest van Christus.
Zo iemand Die niet heeft, die komt Hem niet toe. maar wie Christus alleen erkent en zich alleen op Hem verlaat, die heeft deze Geest, die zoekt zichzelf niet, zoekt het niet bij zich zelf, hij zingt het Lam ter ere het lied: "Gij hebt het gedaan".
Wij hebben nu vanzelf de overgang gevonden tot de beantwoording der vraag: Waarmee zullen wij ons troosten bij de bevinding, dat wij tot alles onbekwaam zijn? Indien Christus in u is, schrijft de apostel, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil, maar de Geest is leven om der gerechtigheid wil. De apostel heeft eerst geschreven van de inwoning van de Geest Gods in ons. Daarna, dat wij de Geest van Christus moeten hebben. nú daarvan, dat Christus in ons is. Dit is nauw tezamen verbonden, en het een volgt uit het ander.
Wanneer deze Geest in ons woont, zodat wij Gode de heerschappij van zijn genade in handen laten, dan hebben wij daarvan de vrucht, dat deze Geest Christus in ons verheerlijkt. Verheerlijkt deze Geest Christus in ons, zo worden wij van Christus geheel ingenomen en vervuld, zodat Christus in ons is. Dit moeten wij nu niet op een mystieke wijze verstaan, maar volgens de gezonde leer, dat zijn Geest ons daarvan vervuld heeft, dat Hij voor onze zonden gestorven, ook tot onze rechtvaardigmaking opgewekt is, en dat Hij ter Rechterhand der Majesteit Gods zit en voor ons tussenbeide treedt, alle dingen ons ten beste keert en ons plaats (woning) bereidt, ons ook bij de verworven verlossing beschut en bewaart, opdat wij medeërfgenamen worden van zijn heerlijkheid.
Want op zulk een wijze wil Christus in ons zijn, dat Hij zich door zijn Geest in ons verheerlijkt als Degene, die ons liefgehad heeft met eeuwige liefde, ons om niet verlost heeft, ons van onze zonden gewassen heeft in zijn bloed, en ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en zijn Vader, opdat wij met Hem heersen op aarde, (-) zodat Hij voor ons is: het leven, en alleen Hij: de hoop der heerlijkheid. Is Hij nu zo in ons, dan zeggen wij met Paulus:
"Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij, en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon Gods, die mij liefgehad heeft en zichzelf voor mij overgegeven heeft". (-)" Ik doe de genade Gods niet te niet. want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus te vergeefs gestorven". #Ga 2.20,21
Als de apostel schrijft: "Ik leef niet meer, Christus leeft in mij, zo leef ik", dan zegt hij met andere woorden: "Ik ben in mijzelf dood". en als hij schrijft: "Hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof van de Zoon Gods", (-) zo geeft hij daarmee te verstaan, dat hij in elk ander opzicht van geen leven in het vlees iets wil weten. Zo schrijft bij dan de dood op al hetgeen hij in zichzelf is, zoals hij daar gaat en staat.
In gelijke zin zegt hij nu ook hier: "Indien Christus in u is, zo is wel het lichaam dood", en hij verstaat hier onder het woord "lichaam" al het zichtbare van ons, zoals wij in- en uitwendig bestaan, en wat ons omringt. Dit lichaam, schrijft hij, is dood, niet zo wat half gestorven, zodat met de krachten van dit lichaam nog wel wat te doen ware, als er enige hulp bijkwam, (-) neen, het is dood, het is als een lijk in het graf, dat zich niet meer verroeren of bewegen kan.
Hierover kan nu menigeen hard aangevochten worden, dat het lichaam zo dood is, dat hij niets daarmee kan uitvoeren, dat hij God daarmee niet meer kan dienen, dat hij, in één woord, een streep te halen heeft door alle zelfwerken en er met zijn handen afblijven moet, om de gerechtigheid te verwerven, en geen lid van dit lichaam meer bewegen kan, maar met zijn gehele doen en laten moet overschieten, en niets zien, ook niets in de handen hebben, maar afwachten moet de gerechtigheid uit de Geest door het geloof. Hierin moeten wij nu eens voor altijd berusten, wil de apostel zeggen, dat, indien Christus in ons is, wij niets meer zijn, niets meer kunnen of vermogen. want dit is nu eenmaal niet anders, het is het gevolg van de zonde. Zelfs wanneer wij in onze toestand gebleven waren, waarin wij geschapen zijn, t.w. in Gods Beeld en naar zijn Gelijkenis, zo hadden wij ons met het doe dat" de zaligheid kunnen verwerven. Nu echter hebben wij gezondigd, ons in het verderf gestort, onszelf onbekwaam gemaakt. Dat is onze zonde.
Om van deze zonde wil deugen wij niet meer bij de wet, kunnen ons de gerechtigheid en zaligheid niet meer met werken verkrijgen. (-) Indien nu Christus in ons zal zijn en in ons zal werken, zo moet onze machine stilstaan. Want nu kan Hij het alleen doen, en wij moeten van zijn genade leven en in Hem gerechtigheid hebben. Wij moeten ons daarover niet laten aanvechten, dat al, wat in en aan ons is, dood is, maar daarmee geheel tevreden zijn.
Wij zullen daar niets bij verliezen, (-) want wanneer Hij in ons is, zo (-) is de Geest leven, d.i. de Geest van Christus in ons. Deze heeft in ons een bijzonder welgevallen aan de ziele-arbeid van Christus, een buitengemeen welgevallen daaraan, dat Hij, Christus, het alleen is. Want Die doet het alleen en heeft het gedaan, dat het alles goed is en alles goed gaat in onze woning, terwijl wij daarbij overschieten.
Deze Geest, in Welke wij voor Christus staan als zulken, die niets zijn, niets kunnen, niets vermogen, ook niets uitrichten mogen, opdat wij het gehele werk niet bederven, (-) deze Geest geeft ons de volbrachten arbeid van de Heere op de hand, zodat wij daarmee versierd zijn en daarin de overvloed, de volheid hebben. (-) Zo leven wij dan niet, maar zijn dood, om der zonde wil, en leven nochtans.
Want de Geest is leven, niet om onzentwil, maar om der gerechtigheid wil, die alleen voor God geldt. Daarmee moeten wij ons troosten bij de gedurige ondervinding, dat wij tot alles onbekwaam zijn: (-) dat om der gerechtigheid van Christus wil er een Geest is, die in ons woont, die het leven in onze dood is. Als zodanig betoont zich dan ook deze Geest, als wij in waarheid daarvan overtuigd zijn, dat het er zijn moet, wat de wet wil, en dat in ons, d.i. in ons vlees, geen goed woont. want alsdan zien wij op tot Degene, die de vervulling is, die alle ledige potten en vaten, zo velen als er zijn mogen, vol maakt uit een oliekruik.
Zo hebben wij dan het antwoord op onze laatste vraag of onze onbekwaamheid de overhand behoudt. De apostel schrijft: En indien de Geest Degene, die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont".
Veelbevattende en troostvolle woorden! Wat in God is, moet door de dood heenbreken en overal de dood te niet doen, zodat zelfs door een uitgedroogd ezelskinnebakken overvloed van water opborrelen moet, om de dorstende rijkelijk te laven #Jud 15.19
Deze onze sterfelijke lichamen zijn zo geheel de dood ter prooi geworden, zo zeer van de dood der zonde doordrongen, dat uit het hart zelfs niet een enkele verzuchting tot God kan voortkomen. (-) Het oog is voor waarachtig berouw en voor elke aanblik der eeuwige heerlijkheid zo uitgedroogd, dat zelfs niet een traan van berouw of een traan van eeuwige blijdschap daaruit kan voortkomen.
De oren zijn zo vervuld met al wat van hierbeneden is, dat niet het minste troostwoord vermag door te dringen. De handen, de voeten strekken zich zo gedurig naar het zichtbare uit, zijn zodanig op eigen wegen uit, dat de handen de parel van grote waarde nimmer weten te bewaren, de voeten de effen weg van Gods wil voor hobbelachtig en niet begaanbaar houden.
En is volstrekt geen orgaan in ons voor al wat hemels is, en nochtans, daarboven klopt een Vaderhart voor ons armen en ellendigen. Uit eeuwige liefde gaf Hij zijn heilig Kind Jezus voor ons over in de dood. Toen Deze echter als onze getrouwe Verlosser de Raad van ons zaligheid volbracht had, kon en mocht Hij niet langer te midden der doden blijven, voor welke Hij gestorven was. De Vader wekte Hem op, Hem, die zijn volk zaliggemaakt had van hun zonden. Is in u de Geest van deze Vader, niet om uzelf, maar om zijn Raad te verheerlijken, niet uw werk, maar zijn eeuwige liefde, zo weet, dat Hij zich ook geheel als Vader aan u betonen zal.
Want toen Hij Jezus uit de doden opwekte, heeft Hij Hem als uw Christus opgewekt, zodat Hij, zodra Christus van de doden was opgestaan, ook de Heilige Geest heeft neergezonden, die het uit zijn volheid neemt, opdat gij Christus, die uw leven is, in u verheerlijkt. Verheerlijkt gij Christus, zo verheerlijkt gij de Vader, zo zal de Vader ook u niet alléén kunnen laten, Hij zal u aanzien in zijn Zoon als leden van Hem, die het Hoofd is.
Zo zal Hij dan ook door de Geest, Welken Hij u heeft gegeven, Welke in u woont, handen, voeten, ogen en oren, verstand en wil en alle leden, welke vroeger de dood dienstbaar waren, zó vervullen uit de schatten van zijn genade, dat al uw beenderen levend worden en zich verheugen moeten en zeggen: Waar is een God gelijk Gij!" Uw machteloosheid en onbekwaamheid zal u niet in de weg staan, want gij zult niet uzelf zoeken, maar gij zult alreeds de wil Gods volbrengende zijn, eer gij nog iets van gebod en wet zult geweten hebben.
Want gij zult niet door de wet gedreven worden, maar door de moedermelk des Heilige Geestes. De moedermelk, zeg ik, (-) zoekende naar een beeld, dat u de gehele zaak duidelijk moet maken. Een kind is door zijn volstrekte hulpeloosheid als het ware dood, (-) het lichaam is hem dood, het kan niets verrichten. De moeder alleen is het leven van het kind, uithoofde der melk, waarvan haar borst vol is. Leg het kind aan de moederborst, (-) en wat zal maken, dat het kind herleeft, en dat al zijn zwakke ledematen, die anders als dood zijn, weer opleven?
Zal dat niet de moedermelk doen, die aan het kind wordt gegeven, en die, nadat het kind gedronken heeft, in het kind woont? (-) Evenzo worden wij door de Vader gevoed met de redelijke melk, welke is: zijn woord, zijn heil, zijn Geest, de Geest van Christus, (-) zodat al onze beenderen groenen, en al wat in en aan ons is zich verheugt in zulk een God, die uit de volle borsten van zijn algenoegzaamheid zijn kinderen laaft en verzadigt, en hen in Christus sterkt ten eeuwige leven, om door te breken door elke dood hier beneden.
AMEN.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Beste ndonselaar,

Ik heb eindelijk de tijd genomen om de preek van Kohlbrugge te overdenken (beter laat dan nooit). Ik vond het een indringende preek. Enkele stukjes bleven haken:
"Wanneer het niet bij u heet: ik, ik moet dit nog doen en dat nog doen, anders word ik niet zalig, maar wanneer gij van hart erkent: Ik beteken niets, ik ben niets, ik weet van niets, al wat uit mij is deugt niet, ik heb geen gerechtigheid, kan ook geen gerechtigheid doen voortkomen, ik weet van de gehele zaak Gods niets. Ik heb geen verstand van zijn wetten en zijn geboden. Ik weet niet hoe ik te wandelen, hoe ik mij te bewegen heb. God is het alleen, de volzalige God, aan wie ik mij houd. mijn denken, mijn overleggen, mijn streven, mijn doen, al mijn bewegingen, mijn ingang en uitgang, ik stel het alles in zijn hand, (-) mijn leven, mijn zaligheid, mijn zonde en mijn vroomheid."
Maar hoe rijm ik dit dan met de taal van David in Psalm 26 waar hij zijn onschuld en vroomheid betuigt?
"Wanneer gij u alzo niet met een gebod inlaat, met het "doe dat", alsof daarvan uw zaligheid afhing. Wanneer gij dus niet meer overlegt, wat moet ik, ik nu nog doen, hier doen, daar doen, opdat ik Gode behaagt. Wanneer gij dus zelf geen woning- of huisrecht meer in u hebt, om zelf gezag te oefenen en te heersen met "hier een weinig", "daar een weinig", met vroomheid uit eigen kracht en naar eigen keuze."
Om eerlijk te zijn vraag ik mij meer dan eens af: Wat zal ik doen om God te behagen? En hoe weet ik of dat vroomheid is uit eigen kracht en naar eigen keuze? Hoe weet ik of ik het allemaal 'zelf' doe, of dat 'de Geest' in mij werkt?
Hier wordt niet gesproken van een neerdalen van de Geest, van een afwisselende tegenwoordigheid van de Geest in onze harten, maar van een wonen in ons. Wie nu ergens woont, die heeft’ daar ook zijn’ zetel, die handelt als heer des huizes naar zijn goeddunken, zo dat hij alleen meester is in zulk een woning.
Hij brengt in deze zijn woning wat hij wil, werpt er ook uit wat hij wil. hij staat, wanneer hij wil, gaat op en neer, wanneer hij wil, legt zich neer, wanneer hij wil, schrijft wetten voor en richt alles in naar welgevallen. hij is in zulk een woning geen dode, (-) veelmeer weten wel al de buren, dat zulk een huis bewoond is.
Weten mijn naasten dat mijn hart bewoond is door de Heilige Geest? Ik zou me wel honderd keer bedenken voor ik dat zou durven denken. Ik twijfel eraan, hoe veel doe ik nog niet zelf in mijn leven? Hoe graag wil ik zelf niet alles in de hand houden, plannen enz.? Ik vraag me sterk af of de Heilige Geest wel woont in mijn hart, want dan is het inderdaad zo als Kohlbrugge zegt. En Hij is niet afwisselend in ons, maar Hij woont in ons. Ik denk dat het bij mij slechts afwisselends is, dus algemeen werk? Hoe weet ik het verschil of de Heilige Geest afwisselend in mij werkt of dat Hij in mij woont?

Met groet,
Refojongere
Grace
Berichten: 1269
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:20

Bericht door Grace »

Beste Niek,

Ik neem aan dat je het boekje van de MBuma zending leest. Ik heb de nieuwste hier bij me liggen. Graag je reactie op het eerste gedeelte uit het jongste blad: 'overwinning tegen de zonde'.

Wat lees ik dan van Franciscus Ridderus? Ongelofelijke taal, wat naar mijn hart is. Ik denk dat Kohlbrugge dit boek(De Heiligmaking) in de kachel zou hebben gegooid. Of denk je van niet?

mvrgr, Grace
Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.(SV, Titus 2:11)
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Hoi Grace,

Een kleine reactie op het artikel van Ds. Ridderus.

Hij schrijft al in het begin 'wij moeten de wapenrusting Gods aandoen'.

Wat is toch die wapenrusting?

Doet aan het borstwapen des geloofs en der liefde. 1 Thess. 5:8

De voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes. Ef. 6:15

Bovenal (vooral) aangenomen hebbende het schild des geloofs, vers 16

de helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.
Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen. vers 17 en 18

Dat is dé wapenrusting. Als dit de strijd is die hij [Ridderus] bedoelt kan ik hem volgen, want wij hebben onze sterkte niet als Simson in ons haar maar in ons Hoofd, Jezus Christus.

Natuurlijk Grace, mag ons gevecht niet gestaakt worden omdat wij vrezen te overwinnen. Nee, wij moeten strijden onder de banier van Koning Jezus. Hoe loopt die strijd dan? Dat gaat om met Ridderus te spreken 'met littekens en wonden'. Welke wonden en littekens? De wonden en littekens van strijd en aanvechting. Strijd? Maar het was toch overwinning? Er is geen overwinning zonder strijd en het is de vraag of het hier op aarde ooit tot overwinning komt. Ja, toch wel de overwinning dat we hier de strijd mogen voeren. De strijd tussen vlees en Geest, want als we deze strijd niet kennen, is er geen sprake van 'overwinning'. Dan is het óf een overwinning zonder strijd of een strijd zonder overwinning.

Ridderus heeft het over een totale overwinning. Een overwinning die behaald is: wij moeten niet vandaag winnen en morgen verliezen. Maar Ridderus, hoe kan dat nu? Iets terug sprak u van een 'voortdurend bedroefd zijn over de begane zonden, in bekommering tegen nieuwe zonden, en uitzien naar genade'. Hoe kan dat nu? Dat is nu het nieuwe leven. De voortdurende strijd tegen ons vlees en de wetenschap dat de strijd gewonnen is! Door ons? Nee, want alleen de Gekruisigde buiten ons geeft ons iedere keer weer de overwinningskracht om door te gaan.

Zoals het is in het leven dat wij leven tussen het 'al reeds' en het 'nog niet', zo is dat ook met de heiligmaking.

Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Grace
Berichten: 1269
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:20

Bericht door Grace »

Niek,

Ik ben het niet in alles met je eens. Of misschien benadrukken we 2 kanten van dezelfde zaak.
Hij schrijft al in het begin 'wij moeten de wapenrusting Gods aandoen'.

Wat is toch die wapenrusting?

Doet aan het borstwapen des geloofs en der liefde. 1 Thess. 5:8

De voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes. Ef. 6:15

Bovenal (vooral) aangenomen hebbende het schild des geloofs, vers 16

de helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.
Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen. vers 17 en 18
Natuurlijk. Het spreek voor zich dat er zonder wapenrusting niet gestreden kan worden. Maar ook zonder geloof is er helemaal geen sprake van een wapenrusting. Hij heeft het over Gods kinderen. Die strijden de strijd des geloofs.
Dat is dé wapenrusting. Als dit de strijd is die hij [Ridderus] bedoelt kan ik hem volgen, want wij hebben onze sterkte niet als Simson in ons haar maar in ons Hoofd, Jezus Christus.
Zijn er nog meer wapenrustingen dan?
Natuurlijk Grace, mag ons gevecht niet gestaakt worden omdat wij vrezen te overwinnen. Nee, wij moeten strijden onder de banier van Koning Jezus.
Maar ook met het zicht op de gekruisigde Christus. Anders kan men strijden, zonder te beseffen waarvoor.
Hoe loopt die strijd dan? Dat gaat om met Ridderus te spreken 'met littekens en wonden'. Welke wonden en littekens? De wonden en littekens van strijd en aanvechting.
Maar ook door soms een hand of een voet af te kappen. Kennen wij iets van Hebreeen 12:4. "Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde"
Strijd? Maar het was toch overwinning? Er is geen overwinning zonder strijd en het is de vraag of het hier op aarde ooit tot overwinning komt.
Ik geloof dat een gelovige boezemzonden kan overwinnen. Waarom? Heeft hij zelf die kracht. Maar nee, de Heilige Geest geeft die kracht. Dus een gelovige wordt steeds heiliger. Nou ja, hij gaat, als hij tenminste groeit in de genade, steeds meer naar de Geest wandelen. Zijn oude 'ik' is nog steeds aanwezig, maar die wordt door genade steeds meer voor dood gehouden. Geven wij ons vlees nog steeds voedsel. Halen we het weer van het kruis af? Ik geloof dat een kind des Heeren niet onder de wetmatigheid van het vlees, onder de wet(Rom.7) behoeft te leven, maar in nieuwigheid naar de Geest mag wandelen. Onder de wet des Geestes. Romeinen 7 gaat over een christen die onder de wet leeft. Onder de wetmatigheid van het vlees. Hij wordt totaal door het vlees beheerst. Pas als we iets van Romeinen 8 verstaan, leren we het vlees daadwerkelijk te doden en te strijden tegen de zonde, zoals de OT streden tegen vlees en bloed zo strijden wij tegen de geestelijke wereld.
Ja, toch wel de overwinning dat we hier de strijd mogen voeren. De strijd tussen vlees en Geest, want als we deze strijd niet kennen, is er geen sprake van 'overwinning'. Dan is het óf een overwinning zonder strijd of een strijd zonder overwinning.
Ik met het in veel opzichten met Kohlbrugge eens(oa 'de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen), maar een aantal dingen niet(oa.uitleg Rom.7)

Kijk, Niek, de overwinning die we behaald hebben in Christus krijgt ook concreet gestalte in ons leven. Ik neem aan dat je toen je net tot geloof gekomen bent anders was dan nu. God heeft Zijn Geest in ons doen laten wonen opdat wij vernieuwd worden naar het beeld van Zijn Zoon. ALs dat niet zo is, is er iets mis.

Ik zie toch veel meer in de belofte die Paulus schrijft in Rom.6:14."De zonde zal over niet heersen, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade"
Ridderus heeft het over een totale overwinning. Een overwinning die behaald is: wij moeten niet vandaag winnen en morgen verliezen. Maar Ridderus, hoe kan dat nu? Iets terug sprak u van een 'voortdurend bedroefd zijn over de begane zonden, in bekommering tegen nieuwe zonden, en uitzien naar genade'. Hoe kan dat nu? Dat is nu het nieuwe leven.
Toch moet dat nieuwe leven de overhand gaan krijgen door de kracht van de Heilige Geest. Wordt je dan, ik zeg het weer, steed heiliger? Nee, maar de strijd is ook niet: mijn vlees wordt steeds heiliger, maar ik leer door genade steeds meer naar de Geest te wandelen. Dan kan ik door de Geest de werkingen des lichaams doden. Is de strijd dan voorbij. Juist niet. Maar ik leer steeds beter tegen de verleidingen te strijden. Met vallen en opstaan. Wat geef ik meer voeding: mijn vlees of mijn geest/de Geest?
De voortdurende strijd tegen ons vlees en de wetenschap dat de strijd gewonnen is! Door ons? Nee, want alleen de Gekruisigde buiten ons geeft ons iedere keer weer de overwinningskracht om door te gaan.
En toch wordt dat wat buiten ons gebeurt is zo belangrijk voor ons, dat er in ons ook daadwerkelijk iets veranderd.
Zoals het is in het leven dat wij leven tussen het 'al reeds' en het 'nog niet', zo is dat ook met de heiligmaking.
En toch zeg ik weer: Rom. 6:12. Juist omdat we een andere natuur hebben ontvangen moet het oude leven afgelegd worden, gekruisigd worden. Daartoe worden we opgeroepen en dat krijgt concreet en praktisch gestalte in ons.

Bijna alle brieven getuigen van praktisch onderwijs hoe we nu geestelijk moeten wandelen. Kohlbrugge heeft gelijk gehad, maar het was één kant van de zaak.

Wel is de volgorde: eerst Christus is mijn Heiligmaking en Heiligmaker. In dat besef wordt dat voorwerpelijke(Christus voor ons) ook onderwerpelijk(De Geest van Christus in ons) zichtbaar. Als dat niet zo is, dan zijn we vleselijke christenen en geen geestelijke christenen.

mvrgr, Grace
Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.(SV, Titus 2:11)
Gerrie

Bericht door Gerrie »

Oorspronkelijk gepost door Grace
Wel is de volgorde: eerst Christus is mijn Heiligmaking en Heiligmaker. In dat besef wordt dat voorwerpelijke(Christus voor ons) ook onderwerpelijk(De Geest van Christus in ons) zichtbaar. Als dat niet zo is, dan zijn we vleselijke christenen en geen geestelijke christenen.
Beste Grace,

Ik ben het niet met je eens, dat een mens steeds heiliger wordt. Ik denk zelf, dat het zo is, dat in eigen oog de mens steeds zondiger wordt.

Ik vroeg me af, hoe je beoordeelt in hoeverre de Geest van Christus onderwerpelijk bij ons zichtbaar wordt.

Ik heb de 2 stukjes van Ridderus ook gelezen in het Mbuma blad. Ik vraag me af of Kohlbrugge dit in de kachel zou hebben gegooid.
Kunnen we de visie van Kohlbrugge niet naast die van Ridderus laten staan.
Kohlbrugge legt de NADRUK op het niet kunnen van de mens. Ridderus legt de NADRUK op de overwinning, maar niet in eigen kracht.
Plaats reactie