Buigen onder Gods recht

Lecram

Bericht door Lecram »

Volgens mij geeft dat stukje niet aan dat je eerst jezelf moet leren kennen en daarna God en Christus. Zoals eerder al op dit forum besproken kan het nooit zo zijn dat je buiten Gods- en Christuskennis je zelf recht leert kennen. Zoals Niek al schreef: deze zaken hangen samen. Waar ik op doel is dat we niet moeten proberen onze ellende te leren kennen zonder Gods- en Christuskennis. Uiteraard vindt in het geloofsleven een verdieping daarin plaats, zodat er ook een verzekerdheid groeit in de kennis van de verlossing.

Jij schrijft terecht dat het een bevindelijk kennen moet zijn. Maar dat is dus alleen mogelijk door kennis van God en Christus, gewerkt door de Heilige Geest. Die stort de liefde in het hart uit. En hoe kan je liefhebben zonder te kennen?
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Hoe leren we onszelf kennen en ons hart kennen? Leren we dat pas kennen als we Christus hebben aangenomen?
In dat geval vraag ik jou, hoe iemand zonder zelfkennis er toe komt om Christus aan te nemen?

We leren onszelf kennen als de Heilige Geest ons overtuigt van zonde, door middel van Zijn wet (Rom. 3:20) opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Dan krijgen we liefde tot God en Zijn heilig en onkreukbaar recht en gaan we vragen: Is er nog een weg om aan de welverdiende straf te ontkomen zodat God weer aan Zijn eer komt en Zijn heilig recht hersteld worde? Ja, en dan gaat het Evangelie pas echt spreken en wordt de klop van Jezus op je hart pas echt gehoord!
Gebruikersavatar
Pim
Berichten: 4033
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42
Locatie: Zuid-Holland
Contacteer:

Bericht door Pim »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Hoe leren we onszelf kennen en ons hart kennen? Leren we dat pas kennen als we Christus hebben aangenomen?
In dat geval vraag ik jou, hoe iemand zonder zelfkennis er toe komt om Christus aan te nemen?

We leren onszelf kennen als de Heilige Geest ons overtuigt van zonde, door middel van Zijn wet (Rom. 3:20) opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Dan krijgen we liefde tot God en Zijn heilig en onkreukbaar recht en gaan we vragen: Is er nog een weg om aan de welverdiende straf te ontkomen zodat God weer aan Zijn eer komt en Zijn heilig recht hersteld worde? Ja, en dan gaat het Evangelie pas echt spreken en wordt de klop van Jezus op je hart pas echt gehoord!
En hoe ging dat bij Christinne uit de Christinnereiz van Bunyan?
Hartelijke groet,

Pim.

Het is vandaag een dag van Goede Boodschap. PrekenWeb.nl
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Oorspronkelijk gepost door erdna
het is Bijbels - Calvijn en Luther zeggen het ook met zoveel woorden - om te leren dat de zondaar met de koorden der veroordeling om de hals tot Christus zal komen.
Dat noem ik: buigen onder Gods recht.
maar tegenwoordig willen velen daar niet zo van weten.
Een overtuiging (van zonde), dat kan nog net genoemd worden in de prediking. Maar een overbuiging, daar weet men niet van.
Weet je wat Calvijn schreef Erdna?

Zondekennis baart nooit geen Godskennis!

Godskennis baart wel zondekennis.

Zo is zondekennis nooit geen voorwaarde tot en heeft de Wet geen enkel leven. Wel zal alleen de (boetvaardige) schuldverslagene aan de voeten van het kruis uitroepen: Wat moet ik doen opdat ik zalig worde. In het licht van de Gekruisigde is de wond opengegaan. Deze zondekennis mag echter nooit en te nimmer losgemaakt worden van de Godskennis, want dan zijn we pas echt een remonstrant!

Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Lecram

Bericht door Lecram »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Hoe leren we onszelf kennen en ons hart kennen? Leren we dat pas kennen als we Christus hebben aangenomen?
In dat geval vraag ik jou, hoe iemand zonder zelfkennis er toe komt om Christus aan te nemen?

We leren onszelf kennen als de Heilige Geest ons overtuigt van zonde, door middel van Zijn wet (Rom. 3:20) opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Dan krijgen we liefde tot God en Zijn heilig en onkreukbaar recht en gaan we vragen: Is er nog een weg om aan de welverdiende straf te ontkomen zodat God weer aan Zijn eer komt en Zijn heilig recht hersteld worde? Ja, en dan gaat het Evangelie pas echt spreken en wordt de klop van Jezus op je hart pas echt gehoord!
Je moet geen twee zaken met elkaar verwarren, beste RJ.
Jij hebt het over het bewuste aannemen van de Heere Jezus. Maar ik heb het over de kennis van Christus die de Heilige Geest bij de wedergeboorte in het hart geeft. Ik weet ook wel dat we tot een moment komen dat we met ons hart ons vertrouwen in de Heere Jezus uitspreken. Maar dat kunnen we niet als we geen kennis van Hem hebben!

Overigens moet je de Romeinenbrief goed lezen. Juist in Rom. 7 staat dat we door alleen de kennis aan de Wet nooit tot God zullen gaan. Maar alleen als we gestorven zijn aan de Wet.
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Beste Pim, je schreef: En hoe ging dat bij Christinne uit de Christinnereiz van Bunyan?

Dat verneem ik heel graag van je. Ik heb het boek helaas niet gelezen, maar heb wel gehoord dat Christinne via een mildere weg tot Christus werd getrokken, niet door zo veel verschrikkingen. Maar ik hoor het graag van je.

Beste Marcel,

Is in bijbels taalgebruik 'aannemen' niet hetzelfde als 'geloven', 'zich toevertrouwen aan', 'zich bekeren tot', 'het kennen van Christus'.

Zie maar naar de tekst: En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (Joh. 17:3).

Geeft jouw zin: "Maar ik heb het over de kennis van Christus die de Heilige Geest bij de wedergeboorte in het hart geeft. Ik weet ook wel dat we tot een moment komen dat we met ons hart ons vertrouwen in de Heere Jezus uitspreken."

geen aanleiding tot een scheiding van wedergeboorte en geloof? Immers je stelt dat de kennis van Christus geschonken wordt in de wedergeboorte en dat het later moet komen tot een overgave aan Hem?
Ik weet dat je geen scheiding bedoelt, maar ik bedoel maar hoe nauw het luistert hoe we een en ander formuleren.

Overigens moet je de Romeinenbrief goed lezen. Juist in Rom. 7 staat dat we door alleen de kennis aan de Wet nooit tot God zullen gaan. Maar alleen als we gestorven zijn aan de Wet.

Klopt, de Wet alleen brengt tot wanhoop, dus zal er inderdaad ook kennis van Christus moeten zijn die het hart tot verslagenheid brengen, een goed voorbeeld is Hand. 2, waar Petrus sprak over Christus die ze gekruisigd hadden. Ik hoorde eens ds. A. Hartog uit Kesteren over een preek van de discipelen die visten en niets vingen. Hij had er erover dat de mens gevangen wordt door de horizontale draden van de wet en de verticale draden van het Evangelie, en zo komt een mens vast te zitten en wordt deze ingewonnen voor Christus.
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Misschien is het wat lang, maar hier het begin uit de christinnereize.

Deze Christinne (want dat was haar naam, van dien dag af, dat zij met hare kinderen zich op een pelgrimsleven toelegde) raakte met hare gedachten werkzaam, nadat haar echtgenoot de rivier was overgegaan en zij van hem niets meer vernemen kon. Ten eerste, omdat zij haren echtgenoot verloren had en die liefderijke band van die betrekking tussen hen geheel en al verbroken was; want gij weet, dat de natuur niet nalaten kan, bij de levenden met vele pijnlijke gedachten, de herinnering aan het verlies van beminde betrekkingen te onderhouden. Daarom kostte dit verlies van haren man haar menigen traan. Doch dit was nog niet alles, want Christinne begon bij haarzelve te bedenken of haar onbetamelijk gedrag jegens haren echtgenoot niet ene oorzaak was, dat zij hem niet meer zag, en hij op zulk ene wijze van haar was weggenomen. En hierop kwamen haar bij menigte hare onvriendelijke, onnatuurlijke en goddeloze gedragingen jegens haren lieven vriend in de gedachten, die zich aldus op haar geweten hechtten en haar met schuld bezwaarden. Zij was bovendien zeer verslagen, wanneer zij zich het rusteloos kermen, de zilte tranen en weeklagen van haren echtgenoot in herinnering bracht, en hoe zij haar hart verhardde voor alle smekingen, en liefderijke overredingen, dat zij en hare zonen met hem zouden gaan, ja, er was niets, dat Christen haar gezegd, of voor haar gedaan had, zolang zijn last op zijne schouderen hing, dat niet op haar toeschoot als een bliksemschicht en het weefsel van haar hart verscheurde. Vooral was het zijn bittere uitroep: "Wat moet ik doen om zalig te worden?" die haar allerakeligst in hare oren klonk.

Toen zei zij tot hare kinderen: Mijne zonen, wij zijn allen verloren! Ik heb mij aan uwen vader bezondigd en hij is weggegaan; hij wilde, dat wij met hem zouden meegaan, maar ik wilde niet. Ik heb ook u van het leven teruggehouden. Daarop begonnen de jongens allen te schreien en riepen uit, dat zij hunnen vader achterna zouden gaan. O! zei Christinne, waren wij toch met hem medegegaan, dan zou het wel met ons gegaan zijn, bij hetgeen waarschijnlijk ons nu overkomt, want ofschoon ik vroeger mij dwaselijk verbeeldde, dat de kwellingen van uw vader voortkwamen uit een dwaze verbeelding, die hij koesterde, of dat hij met zwartgallige gemoedsaandoeningen was aangedaan, wil het mij toch nu niet uit de gedachte, dat zij voortkwamen uit ene geheel andere oorzaak, namelijk dat het Licht des levens hem was gegeven geworden, waardoor hij, naar ik merk, aan de strikken des dood is ontkomen. Toen begonnen zij allen weer te wenen, en riepen uit: O, wee dien dag! Den volgenden nacht had Christinne gedroomd, en zie, zij zag, alsof een breed perkament voor haar geopend werd, waarin alle hare wegen waren opgetekend, hare misdaden staarden haar, zoals zij meende, zeer zwart aan. Toen riep zij luide uit in haren slaap: "Heere, wees mij zondares genadig!" en de kleine kinderen hoorden haar roepen. Hierop meende zij twee zeer boze geesten aan haar bed te zien staan, die zeiden: Wat zullen wij met deze vrouw doen? want zij roept wakende en slapende om genade; als wij haar laten voortgaan, zoals zij begint, dan zullen wij ook haar verliezen, zoals wij haren echtgenoot verloren hebben. Daarom moeten wij haar op de ene of andere wijze aftrekken van de gedachten aan hetgeen hierna wezen zal, anders kan de gehele wereld het niet verhinderen, of zij zal een pelgrim worden. Nu ontwaakte zij zeer bezweet, en ene beving beving haar, maar na een poosje viel zij weer in slaap. En toen meende zij Christen, haren echtgenoot, te zien in de plaats der gelukzaligheid, onder vele onsterfelijken, staande met ene harp in zijne hand, waarop hij speelde voor Enen, die op enen troon zat, met den regenboog rondom zijn hoofd. Het scheen haar toe, alsof hij zijn hoofd boog, met zijn aangezicht op het plaveisel, dat onder den voet zijns Vorsten was, zeggende: Ik zeg mijnen Heere en Koning hartelijk dank, omdat Hij mij in deze plaats gebracht heeft. Toen juichte ene menigte van hen, die daar rondom stonden, en speelden op hun harpen, maar geen levend mens kon zeggen wat zij zeiden, behalve Christen en die bij hem waren.

Den volgenden morgen, toen zij opgestaan was, tot God gebeden, en ene poos met hare kinderen gesproken had, klopte iemand hard op de deur, tot wien zij sprak, zeggende: Indien gij komt in den naam van God, zo kom binnen. Daarop zei hij: "Amen", opende de deur en groette haar met de woorden: "Vrede zij dezen huize." Toen hij dit gezegd had, vroeg hij: Christinne, weet gij waarom ik hier gekomen ben? Zij bloosde en beefde, ook gloeide haar hart van begeerte om te weten, van waar hij kwam en wat zijne boodschap bij haar was. Dus zei hij tot haar: Mijn naam is Geheim, ik woon bij de hogen. Dáár, waar ik woon, werd verhaald, dat gij ene begeerte hadt, om derwaarts heen te gaan; ook is daar een bericht gekomen, dat gij bewustheid hebt van het kwaad, dat gij vroeger uwen echtgenoot aangedaan hebt, door uw hart tegen zijnen weg te verharden, en deze uwe kinderen in hun onwetendheid te houden. Christinne, de Barmhartige heeft mij gezonden om u te vertellen, dat Hij is een God, die gaarne vergeeft, ja, dat Hij een vermaak schept in menigvuldiglijk te vergeven Hij wilde u ook laten weten, dat Hij u uitnodigt om in Zijne tegenwoordigheid te verschijnen, aan Zijne tafel, en dat Hij u voeden wil met het vette zijns huizes en met de erfenis van Jakob, uwen Vader.

Daar is Christen, uw man, (die was) met nog legioenen, die zijne gezellen zijn, om eeuwig dat aangezicht te zien, dat zijnen aanschouwers het leven geeft; zij zullen allen blijde zijn, wanneer zij het gedruis van uwen voetstap over uws Vaders drempel zullen horen.

Christinne was hierover in zich zelf zeer ontsteld, en neigde haar hoofd ter aarde. Deze bezoeker ging voort en zei: Christinne, hier is ook een brief voor u, dien ik heb medegebracht van den Koning uws echtgenoots. Zij nam dien aan en opende hem, en zie, hij geurde als het beste reukwerk, ook was hij met gouden letters geschreven. De inhoud van den brief was, dat de Koning wenste, dat zij deed, zoals Christen, haar man, gedaan had, want dat was de weg om naar Zijne stad te komen en met eeuwige vreugde in zijne tegenwoordigheid te verkeren. Hierdoor was de goede vrouw geheel overmeesterd, zodat zij tot haren bezoeker zei: Mijnheer, wilt gij mij en mijne kinderen met u medenemen, opdat wij ook mogen gaan om dien Koning te aanbidden. Toen zei de bezoeker: Christinne, het bitter gaat vóór het zoet; gij moet, even als hij, door vele verdrukkingen ingaan in die Hemelse Stad. Daarom raad ik u te doen zoals Christen, uw man, deed. Ga naar het kleine poortje daarginds over de vlakte, want dat poortje staat aan het begin van den weg, waarop gij gaan moet, en ik wens u allen ene goede reis. Ook raad ik u, dat gij dezen brief in uwen boezem steekt, opdat gij daaruit voor uzelf en uwe kinderen voorleest, totdat gij het van buiten kent, want het is een der liederen, die gij zingen moet, zolang gij in dit huis uwer vreemdelingschap verkeert. ook moet gij dit inleveren aan de andere Poort.

Nu zag ik in mijnen droom, dat deze oude heer zelf zeer aangedaan daarover scheen te zijn, toen hij mij deze geschiedenis verhaalde. Daarop ging hij verder voort, en zei, dat Christinne hare zonen tot zich riep en hen aldus begon aan te spreken: Mijne zonen, ik heb, zoals gij bemerken kunt, onlangs veel werking in mijne ziel ondervonden, over den dood van uwen vader, niet, dat ik zou twijfelen aan zijne zaligheid, want ik ben nu verzekerd, dat het goed met hem is. Ik ben ook zeer aangedaan geworden bij de gedachte aan mijnen en uwen toestand, die, naar ik vast geloof, van nature zeer ellendig is; ook is mijn gedrag jegens uwen vader in zijne bekommeringen mij een zware last op mijn geweten, want ik verhardde mijn eigen hart en het uwe tegen hem en weigerde met hem mee te gaan op zijnen pelgrimstocht.

De gedachte aan deze dingen zou mij geheel doden, ware het niet, dat ik dezen nacht enen droom gedroomd had, en deze vreemdeling mij dezen morgen ene aanmoediging heeft gegeven Komt, mijne kinderen, laat ons oppakken en naar het poortje gaan, dat voert naar het Hemelse Land, opdat wij uwen vader mogen wederzien en met hem en zijne makkers in vrede mogen samenzijn, naar de wetten van dat land.

Toen barstten hare kinderen van vreugde in tranen uit, omdat het hart van hare moeder aldus genegen was. Daarop riep hun bezoeker hen "vaarwel" toe en zij maakten toebereidselen om hun reize te beginnen.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Gebruikersavatar
Pim
Berichten: 4033
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42
Locatie: Zuid-Holland
Contacteer:

Bericht door Pim »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Beste Pim, je schreef: En hoe ging dat bij Christinne uit de Christinnereiz van Bunyan?

Dat verneem ik heel graag van je. Ik heb het boek helaas niet gelezen, maar heb wel gehoord dat Christinne via een mildere weg tot Christus werd getrokken, niet door zo veel verschrikkingen. Maar ik hoor het graag van je.


Het verbaast mij regelmatig dat we (onze gezindte) allemaal wel de Christenreis kennen en daar regelmatig uit citeren, maar niet de Christinnereis. Bunyan was blijkbaar iets minder eenzijdig dan wij?

Laat ik 3 dingen zeggen:

1.Ik lees niet van een berg Sinai en een heer Wettisch bij Christinne

2.De doorgang door de enge poort is onderscheiden

3.Er is geen pak van zonden wat drukt op de schouders van Christinne en pas af valt bij het kruis

Maar ik ga geen samenvatting geven van het boek. De inhoud is daar te waardevol vol, ik zou zeggen, neem het eens ter hand!!

http://www.theologienet.nl/documenten/Bunyan_Christinnereis.pdf

Zeer aanbevelenswaardig!

Mhg,
Pim.
Hartelijke groet,

Pim.

Het is vandaag een dag van Goede Boodschap. PrekenWeb.nl
Refojongere

Bericht door Refojongere »

In de mail van ds. W. Pieters kreeg ik het volgende doorgestuurd:

Johannes Calvijn, tweede preek over Genesis 15 vers 6: "En Abram geloofde in de HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.":

"Het moet ons voor het ogenblik genoeg zijn dat wij hebben geleerd hoe wij moeten beginnen om deel te hebben aan het eeuwige heil dat ons is aangebracht door de Zoon van God, namelijk: dat wij weten hoe ellendig onze toestand is; en dat wij dit niet maar met de mond moeten erkennen en daarvan de een of andere voorbijgaande indruk moeten hebben, maar dat wij door zúlk een droefheid moeten zijn bevangen, en dat wij voor God zó beschaamd zijn, dat wij onszelf haten en verachten.

Wanneer wij zo onze eigen rechters zullen zijn, zullen wij door God worden vrijgesproken."


Beste Pim,

Ik lees in het stukje van ndonselaar: Den volgenden nacht had Christinne gedroomd, en zie, zij zag, alsof een breed perkament voor haar geopend werd, waarin alle hare wegen waren opgetekend, hare misdaden staarden haar, zoals zij meende, zeer zwart aan. Toen riep zij luide uit in haren slaap: "Heere, wees mij zondares genadig!"

En je ziet weer, waar gebogen wordt onder het recht van God, wordt de roep: Wees mij zondaar genadig geboren.
Lecram

Bericht door Lecram »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Geeft jouw zin: "Maar ik heb het over de kennis van Christus die de Heilige Geest bij de wedergeboorte in het hart geeft. Ik weet ook wel dat we tot een moment komen dat we met ons hart ons vertrouwen in de Heere Jezus uitspreken."

geen aanleiding tot een scheiding van wedergeboorte en geloof? Immers je stelt dat de kennis van Christus geschonken wordt in de wedergeboorte en dat het later moet komen tot een overgave aan Hem?
Ik weet dat je geen scheiding bedoelt, maar ik bedoel maar hoe nauw het luistert hoe we een en ander formuleren.
Ik bedoel idd geen scheiding van wedergeboorte en geloof, maar dat we wel een groei kennen in de kennis van Christus. In die groei zal het (voor de een wat duidelijker als de ander) tot een moment komen dat we ons volledig, zonder twijfel, toebetrouwen aan de Heere Jezus. Dan kennen we Hem al, maar dan is de kennis dusdanig dat we Hem ook volledig vertrouwen. Ook al voelen we het niet, maar we weten het zeker.
Dat bedoel ik met het hart ons vertrouwen in de Heere Jezus uitspreken.
Matthijs
Berichten: 2050
Lid geworden op: 07 okt 2002, 21:03

Bericht door Matthijs »

Ik vind het interessant om dit allemaal te lezen..

De DL begint met het buigen onder Gods recht, dacht ik zo.

Maar goed, nu ik zo hier wat zit te peinzen, denk ik aan de wet. Staat er niet in de Galaten brief dat de wet de tuchtmeester is tot Christus? "Vervloekt is een iegelijk, die niet doet, wat geschreven staat in het boek der wet om dat te doen" Dus zul je het dan in de wedergeboorte eerst met de wet te maken krijgen? Dus dat je dan ook God in Zijn recht zult toevallen? "Ja HEERE, ik ben een vervloekte, uw gramschap dubbelwaardig(dus niet: ik wil naar de hel)"

En hoe zit het dan met de vierschaar beleving? Krijg je het daar niet te maken met God als Rechter? Zul je daar dan niet God in Zijn recht toevallen? Dus dat je een vloekwaardige wordt. Even voor de duidelijkheid. Vloekwaardig betekent: veroodelenswaardig.

Het werk van de Heilige Geest mis ik ook in deze topic. Of ik moet wat over het hoofd gezien hebben. De Heilige Geest overtuigd eerst van zonde, gerechtigheid en oordeel... Of overtuigd de Heilige Geest pas van zonden als je Christus aangenomen hebt als jouw Zaligmaker? Vreemd volgorde. Zondenkennis krijg je idd. je hele leven mee te maken. Daar is geen maat in. Hoe meer je in het ontdekkende licht van de Heilige Geest staat, hoe meer zondenkennis. Maar je krijgt toch pas behoefte aan Christus als je werkelijk, met hart, door Gods Geest overtuigd bent van zonden? Volgens mij gaat dit niet zonder droefheid. Net zomin als de vrijspraak ook met tranen van vreugde gepaart gaat. De één ligt er schreiend 's nachts wakker van, de ander valt in zijn overtuigingen van zonden als een blok in slaap, maar een spijt is er! En dat de dominee zegt in de prediking dat je er 's nachts huilend wakker van kunt liggen, dat is geen voorwaarden stellen maar taal vanuit de Bijbel, want David lag ook 's nachts te huilen in zijn bedstede over zijn zonden.

Ik begrijp sommige mensen niet echt meer. Alsof we bang zijn dat we voorwaarden zoeken om niet tot Christus te mogen gaan. Ja, iedereen moet tot Hem komen, maar wat een wonder als je eraan ontdekt wordt, dat jij niet wilt. Want ik geloof vast dat je daar wel aan ontdekt wordt. Een mens van nature heeft geen behoefte aan Christus. Hij is Zaligmaker, omdat Hij Zijn volk zal zaligmaken van hun zonden. En dat zijn geen goedkope zonden, maar dure zonden. "Gij zijt duur gekocht" Elke zonde is bitter en geeft een mishagen van jezelf. En niet "Ach, iedereen doet wel es wat niet mag, maar Jezus is gekomen voor zondaren. We moeten in Hem geloven" Je wordt ontdekt aan je verdorven natuurstaat. En dan heb je mijns inziens behoefte aan het bloed van het Lam. En dit alles zo gewerkt door de Heilige Geest, die het willen en het werken schenkt. "En dat niet uit u, maar het is Gods gave"

Ik las net iets van Bunyan in deze topic..
Ik heb nog een pracht vraag en antwoord boekje van Bunyan. Ik hoop daar vandaag nog wat uit te citeren..

Als laatste wil ik Psalm 6 de eerste 7 verzen citeren..

1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith.
2 O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!
3 Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt; genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt.
4 Ja, mijn ziel is zeer verschrikt; en Gij, HEERE, hoe lange?
5 Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil.
6 Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf?
7 Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen.
8 Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.
Liever Turks dan Paaps
Matthijs
Berichten: 2050
Lid geworden op: 07 okt 2002, 21:03

Bericht door Matthijs »

Vraag en Antwoord. John Bunyan "Leerzame Levenslessen" Uitgegeven bij de John Bunyan Stichting.

Niet alle geloof is het ware geloof

Vraag: Zullen allen, die geloven, zalig worden?
Antw.: Indien zij geloven naar de Schrift, en indien de Schrift vervuld wordt in hun geloof.

Vraag: Wat bedoelt gij daarmee?
Antw.: Wanneer het geloof, dat iemand beweert te bezitten, blijkt het ware te zijn
door de werking in het gemoed van de zondaar, Jak. 2:19 - 23.

Vraag: Zijn er verschillende soorten van geloof?
Antw.: Er is een geloof, dat zo onwrikbaar is als een rots; er is ook een tijdgeloof, dat een poos duurt, en in de tijd der verzoeking verdwijnt, Luk. 8:13.

Vraag: Is er nog een ander geloof?
Antw.: Ja, er is ook een geloof, dat evenveel leven bezit als een lijk, m.a.w. een dood geloof, Jak. 2:26.

Vraag: Kunt gij mij nog zulk een onvruchtbaar geloof noemen?
Antw.: Er is ook een geloof in ons zelf, dat niet in Gods genade is gegrond, Ef. 2:8.

Vraag: Zeg mij, of er nog een ander is?
Antw.: Een ander geloof bestaat "in wijsheid der mensen," maar niet "in de racht Gods," 1. Cor. 2:5.

Vraag: Is dat alles?
Antw.: Nee, er is ook een geloof, dat heilig schijnt, maar niets betekent, omdat het niet het allerheiligst geloof is, Judas:20.

Vraag: Helaas! indien er zo velerlei geloof is, dat niet tot de zaligheid leidt, hoe gemakkelijk kan ik dan niet bedrogen uitkomen?
Antw.: Dat is inderdaad gemakkelijk, en daarom waarschuwt de Heilige Geest ons zo vaak: "Dwaalt niet," 1 Cor. 6: 10; "Dat u niemand verleide," Ef. 5:6; "Maar zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zich zelven in zijn gemoed," Gal. 6:3.

Vraag: Maar is er geen middel, om het ware geloofvan een vals te onderscheiden?
Antw.: Ja, namelijk de wijze, waarop het ontstaat en werkt.

Vraag: Wat bedoelt gij met de wijze, waarop het ontstaat?
Antw.: Gij moet van deze ene vraag twee vragen maken, en wel: wat wordt verondersteld als het geloof komt? en: Hoe komt het?

Vraag: Welnu dan:wat wordt verondersteld als het geloof komt?
Antw.: Dat gij eens zonder geloof waart; ook dat gij het niet op de rechte plaats hebt gezocht, en eindelijk dat het op de een of andere wijze komen moet.

Vraag: Dat ik eens geen geloof had, hebt gij reeds vroeger gezegd, maar moet ik dat zonder bewijs aannemen?

Antw.: Ik wil u een paar bewijzen geven: "Zo is dan het geloof uit het gehoor," Rom. 10: 17. "Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld," Gal. 3:23.

Vraag: Hoe is het dan met de mens, voordat het geloof komt?
Antw.: Zonder geloof, of voordat het geloof komt, is het onmogelijk Gode te behagen; of iemands handelingen goed of kwaad schijnen, alles is zonde. Het offer der goddelozen, en de ploeging der goddelozen zijn zonde, Spr. 21:4,27.

Vraag: Is dat geen ellendige toestand?
Antw.: Ja, maar dat is niet alles; ongeloof brengt de toorn Gods over de mens, omdat de volbrenging van de wet van hem geëist wordt; het voert hem van God af in de eeuwige verdoemenis, wanneer genade Gods dat niet verhoedt.

Vraag: Maar wanneer iemand deze zijn toestand ziet?
Antw.: Er zijn velen, die dat gewaar worden.

Vraag: Hoe zijn zij daartoe gekomen?
Antw.: Door het horen van de prediking van het Woord.

Vraag: En wat denken die van zich zelf?
Antw.: Zij denken niet alleen, maar zij weten, dat de toestand, waarin zij zich bevinden, is "zonder Christus, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld", Ef. 2:12.

Vraag: Hoe bedoelt gij dat?
Antw.: Ik bedoel,wanneer zij uit die staat verlost zijn, en door het Woord en de Geest van God in het geloof van Christus ingeplant zijn, Rom. 11: 17-19.

Vraag: Zijn zij niet gelukkig, die nooit door een gezicht op hun ellendige toestand gestoord werden?
Antw.: Zij zijn even gelukkig als de man, die in zijn kamer vast ligt te slapen, terwijl zijn huis in brand staat. Kan iemand gelukkig zijn, die niet weet, dat hij zonder God, zonder Christus, zonder hoop is? Kan iemand gelukkig zijn, die niet weet, dat hij aan zijn broze levensdraad boven de gapende afgrond der hel hangt? Want zò is toch hun toestand.

Vraag: Kan iemand geen geloof ontvangen, voordat hij zich in zulk een ellendige toestand erkent?
Antw.: Het is Gods gewone weg, de mens eerst van zijn ellende te overtuigen, voordat Hij hem de rechtvaardigheid des geloofs openbaart, of het geloof in hem werkt, dat de gerechtigheid van Christus aangrijpt.

Vraag: Hoe oordeelt gij dan over hen, die nooit inzagen, dat zij door hun ongeloof' onder de zonde besloten zijn en onder de vloek Gods liggen?
Antw.: Ik zal hen niet oordelen, God bekere hen voordat zij sterven; maar voor het tegenwoordige is hun toestand ellendig, omdat zij gevangen gehouden worden door de wet, hun lusten, de duivel en hun ongeloof; daarom kunnen zij niet met hun hart geloven, dat God hun genade bewijzen en hen uit hun banden verlossen wil.

Vraag: Dus acht gij het voor een mens beter zijn verloren toestand in te zien, dan er onbekend mee te blijven?

Antw.: Duizendmaal beter, die te zien, dan in het helse vuur, want bij moet hier of daar zijn ogen openen; wordt hij hier ziende, dan heeft hij het gebed, de prediking van het Woord, enz. om het geloof te werken. Bovendien heeft God beloften van genade aan de verslagenen van hart geschonken, en Christus heeft gezegd, dat "Hij geenszins zal uitwerpen wie tot Hem komt", Joh. 6:37.

Vraag: Ik ben overtuigd, dat ik eens zonder geloof was, en dat ik het niet zelf kan grijpen.- zeg mij dan, hoe komt het geloof?
Antw.: "Het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods", Rom. 10: 17.

Vraag: Hoe is dat: uit het gehoor?
Antw.: God vermengt het geloof met het Woord, wanneer Hij een zondaar wil zalig maken.

Vraag: En hoe hoort de mens het Woord, wanneer het geloofer mee gemengd is?
Antw.: Dan hoort hij het Woord :niet als een mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft", 1 Thess. 2:13.

Hoe het geloof gewerkt wordt


Vraag: Zeg mij nu de wijze, waarop het geloof komt?
Antw.: Het komt door hindernissen; het komt geleidelijk.

Vraag: Welke hindernissen staan het geloofin de weg?
Antw.: Bewustzijn van onwaardigheid, schuld op het geweten, de natuurlijke rede, ongeloof en tegenwerpingen, die Satan in het hart van de zondaar doet verrijzen.

Vraag: Hoe komt het geloofgeleidelijk?
Antw.: Het is eerst gelijk een mosterdzaad, klein en zwak.

Vraag: Kunt gij dat verder verklaren?
Antw.: Het geloof bestaat misschien eerst slechts in een gezicht, nl. waar rechtvaardigheid en zaligheid te vinden zijn; dan gaat het een stap verder en zegt: misschien zijn die ook voor mij te verkrijgen; vervolgens gaat het nog verder en neemt die gaven met enige zekerheid aan.

Vraag: Maar komt het geloof alleen uit het gehoor?
Antw.: Het wordt gewoonlijk gewerkt door het gepredikte Woord, en dan op verschillende wijzen versterkt. Door het gebed, door christelijke omgang, door lezen, door overdenking, door herinnering aan vroegere ervaringen.

Vraag: Wat leren ons al die dingen?
Antw.: Zij leren ons, dat de kinderen van deze wereld zeer onwetend zijn omtrent deze dingen, en weinig verlangen koesteren naar het geloof: zij horen niet, bidden niet, lezen niet, spreken en denken niet over de dingen Gods.

Vraag: Maar u zei zoëven, dat het ware geloof van het valse te onderscheiden is door de wijze, waarop het komt, en door de wijze waarop het werkt?
Antw.: Het geloof doet de mens zien, dat er in deze wereld geen rechtvaardigheid is, waardoor hij zou kunnen behouden worden.

Vraag: Hoe schenkt het de ziel dat licht?
Antw.: Door haar de wet, en haar eigen onbekwaamheid om die te vervullen, te doen verstaan, Gal. 2:16.

Vraag: En doet het geloofde ziel altijd opmerken, waar rechtvaardigende
gerechtigheid te vinden is?
Antw.: Ja, het geloof doet ons zien, dat die enig en alleen te vinden is in de Heere Jezus Christus, door hetgeen Hij in het vlees geleden en gedaan heeft.

Vraag: Hoe vindt het geloof die gerechtigheid in Christus?
Antw.: Door het Woord, dat daarom het Woord des geloofs genoemd wordt, omdat het geloof in het Woord vindt, dat er in Jezus Christus voldoende gerechtigheid is, Rom. 10:6-9

Vraag: Wat werkt het verder in de ziel?
Antw.: Het rekent Christus' gerechtigheid de zondaar toe, en neemt die aan.

Vraag: Wat is verder de uitwerking ervan?
Antw.: De ziel wordt levend gemaakt, geestelijk en hemels gestemd. Want een waar geloof maakt levend, reinigt en heiligt het hart, en hervormt de zondaar naar het beeld van Christus.

Vraag: Wat al meer?
Antw.: Het schenkt de ziel vrede met God door Jezus Christus, Rom. 5: 1.

Vraag: Christus is zeker dierbaar voor degenen, die dit geloof in Hem bezitten?
Antw.: Ongetwijfeld: "U dan, die gelooft, is Hij dierbaar", dierbaar in Zijn persoon, dierbaar in Zijn verzoeningswerk, dierbaar in Zijn Woord.

Vraag: Kunnen zij, die dat geloof hebben, dan dulden, dat die Christus tegenge-
sproken wordt?
Antw.: Het is hun een doodsteek in hun beenderen, en een last, die zij niet dragen kunnen.

Vraag: Hindert het hen niet, als Christus'wegen en volk tegengestaan worden?
Antw.: Ja, en zij verkiezen liever met die verdrukten kwalijk gehandeld te wor-
den, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben.

Vraag: Bidden zij niet veel om Zijn wederkomst?
Antw.: Zeker; zij verlangen Hem te zien komen op de wolken; "hun wandel is in de hemelen, waaruit zij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus", Fil. 3:20.

Vraag: En leven zij in deze wereld, alsi?f Hij elk ogenblik verwacht kan worden?
Antw.: Ja, want Zijn komst zal heerlijk en vreselijk zijn, vol van barmhartigheid en oordeel. "De dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, in welke de hemelen met gedruis zullen voorbijgaan en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn, in heilige wandel en godzaligheid!" 11 Petr. 3: 10,11.

Belijdenis van zonde

Vraag:Gij hebt mij aangetoond, dat, zo ik God recht dienen wil, ik Hem eerst
moet kennen. Zeg mij nu, hoe moet ik Hem dienen?
Antw.:Gij moet belijdenis voor Hem afleggen, Neh. 9:1-3.

Vraag: Wat moet ik belijden?
Antw.: Gij moet uw overtredingen de Heere belijden, Ps. 32:5.

Vraag: Hebben de godzaligen van ouds ook zo gedaan?
Antw.: Ja. Nehemia beleed zijn zonden, Neh. 1:6. David bekende zijn schuld, Ps. 32:5. Daniël bekende zijn zonden, Dan. 9:4. En ook zij, die in de Jordaan gedoopt werden, deden belijdenis van hun zonden, Matth. 3:6.

Vraag: Welke zonden moet ik voor God belijden?
Antw.: Alle zonden, niet één uitgezonderd, want: "Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen," Spr. 28:13.

Vraag: Maar wanneer ik al mijn zonden niet weet, ofze mij niet meer herinner?
Antw.: Dan moet gij uw doen en laten toetsen aan Gods heilig Woord.

Vraag: Maar wanneer ik op deze wijze mijn zonden niet onderzoek?
Antw.: Indien gij het niet doet, zo zal God het doen; indien gij uw zonden niet uitvindt en ze Hem belijdt, dan zal Hij ze uitvinden en er u geducht voor straffen, Ps. 50:21,22.

Vraag: Waar moet ik beginnen met de belijdenis van mijn zonden?
Antw.: Waar God begint, ze u aan te tonen. Let dus hierop: Wanneer God overtuiging van zonde in uw hart werkt, begint gij dan die zonde te belijden. Zo begon David zijn schuldbelijdenis, en zo ving Daniël aan, zijn zonden te bekennen.

Vraag: Wat moet ik dan doen, wanneer God mij enige zonde heeft ontdekt, om
die op de rechte wijze te belijden?
Antw.: Gij moet die overtuiging volgen, totdat zij u de oorsprong van uw zonde
heeft aangewezen, namelijk uw eigen hart.

Vraag: Is mijn hart dan de oorsprong en bron van al mijn zonden?
Antw.: Ja, want "van binnen uit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hoovaardij, onverstand. Al deze boze dingen komen voort van binnen, en ontreinigen de mens", Mark. 7:21-28.

Vraag: Wanneer iemand dat inziet, wat denkt hij dan van zich zelf?
Antw.: Dan denkt hij niet alleen, maar is ook overtuigd, dat hij een onrein schepsel is, dat zijn hart hem misleidt, dat hij zeer zondig en goddeloos is, want gij moet de zonde leren kennen door de wet, die u het éne gebiedt, terwijl uw hart tot iets anders geneigd is, Rom. 7:7 - 10~

Vraag: Kan ik op die wijze mijn hart leren kennen?
Antw.: Ja, althans enigermate, vooral de vleselijke gezindheid uws harten: "Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap tegen God is, want het onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan ook nief', Rom. 8:7.

Vraag: Kunt gij mij enige dingen opnoemen, waarin zich de verdorvenheid vanhet menselijk hart openbaart?
Antw: Ja; het hunkert heimelijk naar de zonde, hoewel Gods Woord ze veroordeelt; het wil van geen bekering weten; het is traag in al wat goed is; het vergeet God en tracht de zonde te verontschuldigen en te verbergen; het vertoont zich beter dan het is; het is verheugd, wanneer het kan zondigen, zonder door de mensen gezien te worden; het verhardt zich tegen Gods bedreigingen en oordelen; het is geneigd tot ongeloof, godloochening, enz.

Vraag: Is er nog iets anders nodig tot een rechte schuldbelijdenis?
Antw.: Ja, laat deze overtuiging in uw gemoed wonen, dat God veel meer ongerechtigheid in u ziet dan gij zelf kunt ontdekken. "Indien ons hart ons veroordeelt, God is meerder dan ons hart, en Hij kent alle dingen", 1 Joh. 3:20, Bovendien stelt Hij onze heimelijke zonden in het licht Zijns aanschijns, Ps. 90:8.

Vraag: Is er nog iets anders, dat met een rechte belijdenis der zonde moet gepaard gaan?
Antw.: In uw gehele belijdenis moet gij de omstandigheden die uw zonde verzwaard hebben, niet verbergen.


Vraag: Hoe moet ik dat doen?
Antw.: Door te overdenken, tegen hoeveel licht en kennis, tegen hoeveel geduld en lankmoedigheid gij gezondigd hebt; alsook hoeveel waarschuwende en vermanende wenken gij in de wind geslagen hebt, en hoe vaak gij uw eigen beloften en voornemens hebt gebroken, want dat alles maakt uw schuld te groter.

Vraag: Maar waartoe zal ik God mijn zonden belijden, aangezien Hij ze reeds weet?
Antw.: Schuldbelijdenis is om veel redenen noodzakelijk.

Vraag: Wilt gij mij enige van die redenen noemen?
Antw.: Ja: de eerste is, dat gij, door een oprechte en hartelijke belijdenis voor God Hem als uw oppermachtige Heere erkent, Die recht heeft, U Zijn Wet op te leggen, Ex. 20.

Vraag: Kunt gij mij nog een reden noemen.,'
Antw.: Ja, door uw schuldbelijdenis onderschrijft gij Zijn rechtvaardige oordelen, die tegen uw zonden zijn uitgesproken, Ps. 51:5,6.

Vraag: Kunt gij mij nog een reden noemen.,'
Antw.: Door uw schuldbelijdenis erkent gij, zelfs de geringste barmhartigheid van Gods zijde niet te verdienen.

Vraag: Zijn er nog meer redenen, waarom ik mijn zonden moet belijden?
Antw.: Daarin openbaart gij, of uw hart ze bemint of haat. Wie zijn zonden van harte belijdt, is net als de man, die de dief of de verrader zijn deur uitbrengt, opdat hij gestraft worde; maar wie zijn zonden niet belijdt, is net als de man, die de dief of de verrader, die de wetten van zijn koning heeft overtreden, in zijn huis verbergt.

Vraag: Noem mij nog een reden, waarom ik de Heere mijn schuld moet belijden.,'
Antw.: Wie zijn schuld belijdt, werpt zich aan de voeten van de Goddelijke barmhartigheid, werpt zijn eigen gerechtigheid geheel en al weg, erkent dat er geen andere wijze is om rechtvaardig voor God te verschijnen, dan door bekleed te worden met de gerechtigheid van een Ander, Die zijn ziel verlossen kan.

Vraag: In welke gemoedsstemming moet ik mijn zonden belijden
Antw.: Doe het VAN GANSER HARTE, ZONDER ENIGE TERUGHOUDING. Want in deze te veinzen is onnut en verachtelijk; ten halve te belijden is dwaas en baat niet; gedachteloos te belijden is God niet aangenaam. En zo gij met de mond belijdt, maar met het hart de zonde blijft liefhebben zo liegt gij tegen God en vergadert u Zijn toorn als een schat.

Vraag: Wat bedoelt gij met veinzen in mijn belijdenis?
Antw.: Wanneer gij iets belijdt, dat gij niet weet, of uw zonden anders voorstelt dan zij werkelijk zijn, of wanneer gij om vergeving vraagt, Zonder die van harte te begeren, dan is uw belijdenis geveinsd.

Vraag: Wat is dat, ten halve belijden?
Antw.: Wanneer gij wel sommige, maar niet alle zonden bekent, of zo gij alle zonden belijdt, ze toch tracht te vergoelijken. Of ook, wanneer gij met uw zonden niet tot God, maar van de ene zonde tot de andere gaat, Jak. 3:12. "Zij keren zich, maar niet tot de Allerhoogste", Hos. 7:16.

Vraag: Wat bedoelt gij daarmee: de zonde gedachteloos te belijden?
Antw.: Wanneer gij het uit gewoonte doet, of om een lastige vermaning te ontgaan, zonder dat uw geweten schuld gevoelt, en dat kan God niet aangenaam zijn,

Vraag: Wat betekent het, met de mond te belijden, en met het hart de zonde te beminnen?
Antw.: Wanneer gij ze met de mond bekent, maar ze toch niet laat varen, Job. 20:12,13; wanneer gij "liefkozingen maakt met uw mond, maar uw hart de gierigheid nawandelt", Ez. 33:3 1.

Vraag: Maar ik heb u gevraagd, in welke gemoedsstemming ik schuldbelijdenis moet doen?
Antw.: Ik heb u aangetoond, hoe gij niet moet zijn. Nu wil ik u zeggen, welke gezindheid u past, als gij belijdenis doet. Tracht bovenal te verstaan, welk kwaad er in de zonde is.

Vraag: Welk kwaad is er dan in de zonde?
Antw.: Geen mens kan met zijn mond uitspreken, wat het hart daarvan kan gevoelen, maar dit wil ik u zeggen: De zonde onteert God, Rom. 2:23; zij verwekt Hem tot toom, Ef. 5:5,6; zij verdoemt de ziel, 11 Thess. 2:12

Vraag: Wat zoudt gij mij verder aanraden, bij mijn schuldbelijdenis in acht te nemen?
Antw.: Wanneer wij schuld belijden, dan past ons een gebroken hart en schaamte.

Vraag: Wat betaamt mij voorts bij mijn schuldbelijdenis?
Antw.: Grote afkeer van de zonde, met ongeveinsde zuchten en gebeden, ten bewijze, dat gij dat van harte doet.

Vraag: Is dat alles?
Antw.: Neen, beef bij het Woord van God; beef bij elk oordeel, opdat het u niet overkome; beef bij elke belofte, opdat gij ze niet veracht, want God zegt: "Maar op deze zal Ik zien, op de arme en verslagene van geest, en die voor Mijn Woord beeft", Jes. 66:2.

Vraag: Maar indien ik op deze wijze geen schuldbelijdenis kan doen?

Antw.: Klaag God dan de hardheid van uw hart; luister naar de godzaligste predikanten en gemeenteleden; bedenk dat de hel u bedreigt, en dat de draad uws levens zo broos is. En weet, dat God het als een groot kwaad aanziet, wanneer gij u over uw zonden niet schaamt.

Vraag: Moet men God niet danken, wanneer men schuldbelijdenis doet?

Antw.: Ja gewis: dank Hem, dat Hij u uw zonden heeft doen inzien; dat Hij u tijd gegeven heeft om uw zonden te belijden, want gij zoudt nu even goed in de hel kunnen zijn; dank Hem, dat Hij Zich zo zeer heeft nedergebogen, om naar een zondaar te willen luisteren, en dat Hij beloofd heeft, Zich uwer ZEKERLIJK te zullen ontfermen.

[Aangepast op 3/1/04 door Matthijs]
Liever Turks dan Paaps
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Vraag: Zijn er verschillende soorten van geloof?
Antw.: Er is een geloof, dat zo onwrikbaar is als een rots; er is ook een tijdgeloof, dat een poos duurt, en in de tijd der verzoeking verdwijnt, Luk. 8:13.
Mag dit Matthijs? Hier lijkt het alsof het tijdgeloof alleen in duur van het ware geloof onderscheiden is.

Groet,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Bericht door memento »

Zoals eerder al op dit forum besproken kan het nooit zo zijn dat je buiten Gods- en Christuskennis je zelf recht leert kennen. Zoals Niek al schreef: deze zaken hangen samen. Waar ik op doel is dat we niet moeten proberen onze ellende te leren kennen zonder Gods- en Christuskennis.
Dit durf ik te betwijfelen. De 'ouden' zeiden: Godskennis, zelfkennis, Christuskennis... Ik denk dat het leren kennen van de zonden niet begint met Christuskennis, maar het leren zien van God als heilige, toornige rechter, waarna men (in vergelijking met Gods heiligheid) hun eigen ongerechtigheid en zondigheid ziet, zodat er behoefte komt om daarvan verlost te worden en daarmee dus de behoefte onstaat naar een Verlosser...

Tevens geloof ik dat het mogelijk is dat een mens Godskennis en zondekennis heeft, zonder zicht te hebben op Christus, terwijl Christuskennis zonder zondekennis, en zondekennis zonder Godskennis, onmogelijk zijn...
Plaats reactie