gallio schreef:Vervolgde schreef:
Goed onderscheiden in geestelijke zaken kan ook niet iedereen. In de Bijbel wordt het genoemd een gave van de Heilige Geest. En vervolgens moet het oordeel op basis van de onderscheiding leiden tot handelingen die stichten, opbouwen en de gemeente bewaren. De bedoeling is nooit om hypocrieten neer te sabelen (hoewel die het zo ervaren) maar verheerlijking van de Almachtige in Zijn genade.
Hoe zie jij het onderstaande Bijbel gedeelte ?
Mattheüs 13:24-30
Gelijkenis van het onkruid
24. Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker.
25. En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg.
26. Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid.
27. En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid?
28. En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen?
29. Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt.
30. Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.
Als je even verder leest dan gaat de Heere Jezus deze gelijkenis uitleggen!
Mattheüs 13:
36 Toen Jezus de menigte had laten weggaan, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen bij Hem en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid op de akker.
37. Hij antwoordde en zei tegen hen: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen.
38.
De akker is de wereld, het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk en het onkruid zijn de kinderen van de boze.
39. De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding van de wereld en de maaiers zijn engelen.
40. Zoals dan het onkruid verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het ook zijn bij de voleinding van deze wereld:
41. de Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk verzamelen alle struikelblokken, en hen die de wetteloosheid doen,
42. en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.
43. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon, in het Koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.
De akker is dus de wereld en niet de gemeente! Je kunt deze gelijkenis dan ook niet toepassen op de gemeente. Het gaat hierover het Evangelie wat door de wereld gaat. En wat uiteindelijk de goede en verkeerde oogst is, zal bij de wederkomst van Christus openbaar komen.
Juist in de gemeente moeten we elkaar vermanen, Paulus schrijft heel vaak dat we elkaar moeten opscherpen, zodat we niet achterop raken. Dit zijn we een heel eind kwijtgeraakt! Durven we elkaar nog aan spreken? Zijn we zelf ook bevraagbaar op een verkeerde levensstijl of roddel of waar we ook maar zwak in zijn? Vaak wordt er gezegd dat we niet mogen oordelen over een ander. Maar mijns inziens is het verschil tussen oordeel en vermaning de liefde van God waarmee er gesproken wordt.
Dit zijn er een paar uit de brieven van Paulus:
“En wij staan gereed om elke ongehoorzaamheid te bestraffen, zodra uw gehoorzaamheid volkomen zal zijn” (2 Korinthiërs 10:6).
“Laat het woord van Christus in rijke mate in u wonen, in alle wijsheid; onderwijs elkaar en
wijs elkaar terecht, met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Zing voor de Heere met dank in uw hart” (Kolossenzen 3:16).
“En wij vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden, u leiding geven in de Heere
en u terechtwijzen” (1 Thessalonicenzen 5:12).
“En wij roepen u ertoe op, broeders, hen die ordeloos leven terecht te wijzen, de moedelozen
te bemoedigen, de zwakken te ondersteunen, en met allen geduld te hebben” (1 Thessalonicenzen5:14).
“En beschouw hem niet als een vijand, maar wijs hem terecht als een broeder” (2 Thessalonicenzen3:15).
“Blijf bezig met het voorlezen, met het vermanen, met het onderwijzen, totdat ik kom” (1 Timotheüs4:13).
“Wijs hen die zondigen, in tegenwoordigheid van allen terecht, opdat ook de anderen vrees zullen hebben” (1 Timotheüs 5:20).
“Predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht” (2 Timotheüs 4:2).
“Dit getuigenis is waar. Wijs hen daarom streng terecht, opdat zij gezond zullen zijn in het geloof” (Titus 1:13).
“Spreek over deze dingen, bemoedig en wijs met alle gezag terecht. Laat niemand u verachten”(Titus 2:15).
“Verwerp een ketters mens na een eerste en tweede terechtwijzing” (Titus 3:10).
“En u bent de vermaning vergeten waarmee u als kinderen wordt aangesproken: Mijn zoon,acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt” Hebreeën 12:5).