Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Plaats reactie
Panny
Berichten: 1809
Lid geworden op: 02 okt 2013, 16:08

Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Panny »

Ik lees het boek "Twaalf puriteinse meesterwerken" samengesteld door J.M. Vermeulen.

Hier staan onder andere werken van Thomas Hooker en Thomas Shepard in:
- Hooker: De ware vernedering
- Shepard: De tien maagden

Nu begrijp ik dat er ook bezwaren zijn tegen de werken van deze predikers.
Ik hoorde dit voor het eerst in een lezing over "De leer van de voorbereidingen bij de Puriteinen" door ds. C. Harinck.
http://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/14879
Deze predikers zouden teveel eisen stellen aan de voorbereidingen die nodig zijn om tot Christus te kunnen komen.
Bijvoorbeeld dat een zondaar gewillig moet zijn om verloren te gaan en er ook een zekere wanhoop moet komen of hij/zij nog ooit zalig kan worden.

Wie kan mij hier meer van vertellen?
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4790
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Jacobus Koelman schrijf in zijn voorwood op Hooker zijn Heizame wanhoop.
Nu kom ik bij mr. Hooker, wiens boek ik hier vertaal. Hij heeft, naar mijn oordeel, een opmerkelijke misslag. Ik mag niet nalaten deze de lezer bekend te maken. Tot de rechte verootmoediging van een ziel vereist hij zo'n hoge trap, dat de zondaar stellig tevreden en vergenoegd moet wezen om verloren te gaan, onder de macht der zonde te blijven, ter hel te varen en verdoemd te worden, indien de Heere geen genade wil geven.
Hij zegt: Hoewel ik beken dat het hard en verdrietig is en het is lang eer de ziel zo gesteld is, zal nochtans het hart dat waarlijk vernederd is, tevreden de staat van de verdoemenis dragen. Dit omdat hij zelf deze ellende en verdoemenis op zich gebracht heeft.
En: Die ziel die aldus tevreden is met wat God over haar beschikt, gebruikt alle middelen die haar nader tot God kunnen brengen. Maar indien Hij de genade zal weigeren te geven, is de ziel vergenoegd en berust daarbij.
Op een andere plaats stelt hij dat een verootmoedigde ziel tegen de satan zal antwoorden: Ik ben wel tevreden. Dit als hij haar tegenwerpt dat God zal weigeren om genade te geven. Dat God haar zal overgeven en in haar zonden laten en uitbreken in wraak tegen haar.
Van zulk een verootmoediging zegt hij, dat zonder deze geen rechtvaardigmaking noch verwachting is. Dat, zover het hart af is van ware genoegdheid om ter beschikking van God te zijn (namelijk die terstond is verklaard) het zover is van ware voorbereiding voor Christus.
Dit is een harde, ruwe en volgens mij een ongezonde stelling en daarom in staat om veel zielen aan te stoten die ontwaakt zijn uit hun zonden en wensen tot Christus te komen. Wat als ze hier zouden lezen dat ze gerust en tevreden moeten zijn ook al wil God hun nooit Zijn liefde geven, noch genade in hun werken. Ja, dat ze tevreden moeten zijn dat ze verdoemd zullen worden.
Ik merk dit temeer op, tot waarschuwing. Een andere, zeer godzalige en geleerde man, een groot praktikaal, evenals Hooker, genaamd mr. Thomas Shepard, de schoonzoon van mr. Thomas Hooker, heeft ook deze weg ingeslagen, als hij de ware voorbereiding van de christenen beschrijft. Hij heeft daar al uitvoerig over geschreven, teksten en redenen daartoe bijeen gebracht in zijn boek De gezonde gelovige. Dit boek is nog niet uit het Engels in het Nederlands overgebracht. Maar misschien zal het door iemand hierna worden vertaald.
Het is veel voortreffelijker dan het andere dat reeds vertaald is, De oprechte bekeerde. Dit boek is buiten zijn weten en tegen zijn zin uitgekomen.
Mr. Shepard, hoewel hij het woord verdoemenis niet gebruikt, gelijk mr. Hooker, wil nochtans dat er geen vereniging met Christus kan zijn eer de Heere de weerstand der ziel tegen de Heere, heeft weggenomen. Deze weerstand wordt uitgedrukt door bezwijkende moedeloosheden en heimelijk twisten met de Heere. Dit in het geval dat de ziel zich inbeeldt
dat de Heere niet zal komen om genade te werken of te openbaren. Dat Hij haar nooit zal helpen, noch ontfermen, staat er.
Op een andere plaats zegt hij deze woorden: Wij zeggen van Hem Die de zonde als zonde haat, dat Hij alle zonde haat. Zo zal hij die wel vergenoegd is met Gods welbehagen in enige zaak, vanwege zijn welgevallen daarin, op dezelfde grond begeren in alles te buigen. Stel dan dat het des Heeren welbehagen was u genade te weigeren hoewel ik toestem dat u erom moet bidden, maar met onderwerping aan de goede wil des Heeren, zeggende: De wil des Heeren is goed maar de mijne is kwaad.
Dit gevoelen van deze twee theologen is, naar ik weet, niet bestreden, dan alleen door mr. Firmin. In zijn boek De dadelijke christen (dat alleen maar in het Engels is te lezen), bestrijdt hij krachtig en uitvoerig al de tegenredenen van Shepard. Ik heb ook ondervonden dat die vrienden, die de uiterlijke gemeenschap van onze kerk hebben verlaten, namelijk degenen die Jean de Labadie zijn gevolgd, eveneens dergelijke verkeerde stellingen hebben er prijzen en voortzetten. Namelijk dat men eerst zover verloochend moet zijn, dat men tevreden is de zaligheid te missen zo God wil, eer men tot Christus komt. Men geeft daarbij de voorbeelden van Paulus en Mozes, die tevreden waren, ja, wensten om Israëls wil een vervloeking te zijn, indien de Heere dat wilde.
Maar ik meen dat zulk een behandeling van zielen zo'n stelling en grondregel verkeerd is en niet op Gods Woord gegrond.
Daarom zal ik de volgende redenen daartegen stellen. Maar eer ik daartoe kom, zal ik twee dingen aantonen.
Ten eerste: Hoe ver een ziel, naar het algemene gevoelen van de beste praktikalen, moet komen, die recht bereid zal zijn voor Christus.
Ten andere: Hoe het nieuwe tegengestelde gevoelen nog bekwaam verzoend zou kunnen worden met het oude.
Betreffende het eerste: Een ziel voor het geloof in Christus bereid, is aldus gesteld: Zij is verlicht omtrent de waarheid en overtuigd van haar zondige, verloren, ellendige staat. Zij is verslagen en verbroken en geprikkeld met smarten, droefenissen en vrezen, ontstaande uit die overtuiging. Zij is ontledigd van zichzelf. Zij merkt niets dan hel en verdoemenis in zichzelf. Zij heeft noch prijs om te geven, noch handen om te werken. Zij is uitgedreven uit haar eigen vertrouwen en eigen gerechtigheden. Zij is zeer arm in haar eigen ogen. Zij ziet zichzelf aan als het ellendigste schepsel op aarde, zoals zij is zonder Christus en zonder de liefde Gods door Hem. Zij kan bij God niets inbrengen noch pleiten van zichzelf. Zij kan tegen God nergens van spreken dan van zonde en ellende, omdat zij alle gruwelen in zichzelf vindt. Zij oordeelt en veroordeelt zichzelf als des doods en der verdoemenis waardig. Zij rechtvaardigt God, indien Hij zo met haar naar Zijn gerechtigheid onder het verbond der werken wil handelen. Zij staat verwonderd over Gods lankmoedigheid. Zij verhoogt Zijn verdraagzaamheid, dat Hij haar al niet lang heeft afgesneden. Dat Hij haar niet weggenomen heeft in de wandel der zonde en rechtvaardig naar de plaats van de eeuwige pijniging heeft gezonden. Zij is gewillig of niet gewillig dat zij van haar zonden en begeerlijkheden zou los gemaakt en vrij gesteld worden. Zij vindt niets waar zij naar toe zou lopen, dan de rijkdom der barmhartigheid en de vrijheid der genade in Christus en de verlossing door Hem. Die acht deze ziel hoog en zou ze graag omhelzen en aannemen indien zij mocht. Een ziel die zover
gebracht is, is dan bereid om Christus te omhelzen. Dan zou men haar zeggen dat ze in Christus moet geloven, Hem hartelijk aannemen, zoals Hij in het Evangelie wordt aangeboden om alles voor haar te zijn en te doen. Wij willen niet dat er tussen die voorbereidingen en het geloof in Christus, een zekere vergenoegdheid komt om de genade te missen en verloren te gaan, zo de Heere dat wil.
Ten tweede: De gevoelens zouden enigszins bijeen te brengen zijn, indien dit het hoogste was, wat deze vrome mannen willen zeggen:
Dat de zielen mochten zien en oordelen geen genade waardig te zijn. Dat ze God moesten rechtvaardigen indien hij hen wilde verwerpen en verdoemen. Dat ze niet moesten murmureren, noch ongeduldig zijn of twisten tegen God, als Hij hen Zijn genade en liefde niet wilde geven, maar hen verdoemen. Dit zou alleen maar een negatieve tevredenheid zijn, namelijk niet murmureren. En ongetwijfeld is het onze plicht om niet te murmureren, wat de Heere ook mocht willen doen. Het schijnt dat mr. Shepard de zaak hoofdzakelijk zo wil uitleggen, omdat hij dit argument voor zijn gevoelen maakt: Of u moet murmureren en twisten tegen God, als Hij u Zijn liefde en genade niet geeft maar verdoemt, of anders moet u tevreden zijn, al wil God u nooit Zijn liefde en genade geven maar u verdoemen. Doch u moet niet murmureren of twisten, dus, u moet tevreden zijn. Maar het is niet nodig dat een van beide gedaan wordt, want er is een derde, namelijk niet murmureren, niet bitter twisten, noch uitvaren tegen God, maar Zijn aanbieding, belofte en genadeverbond aannemen. Gewillig antwoorden op Zijn roeping en tevreden zijn dat Christus de ziel zal verzoenen, verlichten en genezen. Men dient dan alleen af te staan een stellige vergenoegdheid om verloren te gaan en een stellige zelfverloochening omtrent hemel en hel. Nochtans kan ik niet goed geloven door hetgeen ik van hun gevoelen verhaald heb, dat ze niet meer zouden willen zeggen dan niet murmureren, noch ongeduldig zijn.
Hoewel dit ook gesteld zou worden, dan zou die regel toch niet waarachtig zijn. Dat een ziel die zover niet verootmoedigd is dat ze niet murmureert of twist, niet goed bereid is voor Christus. Want hoewel men niet mag twisten noch mopperen tegen de Heere, zo zou het toch een waarlijk verootmoedigde ziel wel kunnen gebeuren dat zij ongeduldig en twistend zou worden. Dat zij zich zou inbeelden dat de genade en liefde Gods haar geweigerd zouden worden en dat ze verdoemd zou worden.
Zelfs Jona en Jeremia twistten en murmureerden tegen God en dat in zaken van minder gewicht. De Heere zou dat in zieke zondaars en in Zijn zieke kinderen overzien. Ja, het schijnt alleszins dat men uit die ongeduldigheid en de murmurering wel enig werk des geloofs in die ziel zou kunnen besluiten en dus, dat ze dadelijk voor Christus bereid is. Want omdat de ziel Christus, de hele Christus, de liefde God, de genade, de heiligheid, als zeer begeerlijke voorwerpen met haar wil verkozen heeft en bemint, daarom ziende en denkende dat zij die niet zou kunnen genieten en verkrijgen, zoals zij wil, zo valt tot ongeluk en twisten. Dit omdat zij in haar keuze en liefde tegengegaan wordt. Maar stel nu dat de ziel vervoerd wordt tot dit zondige twisten en ongeduldig murmureren tegen God. Dat zij vreest en beseft dat de Heere haar Christus, Zijn liefde en genade wil weigeren, hetwelk zij nochtans niet wil rechtvaardigen, zou die ziel dan verstoten worden? Verstoten omdat zij niet bereid is voor Christus? Nochtans is zij overtuigd van zonde, gevoelt het kwaad van de zonde, is verslagen en verbroken van vrees en droefheid over de zonde. Over de straf der zonde. Zij beseft en erkent haar machteloosheid, ledigheid en de verloren, bij zichzelf reddeloos staat. Zij is gewillig dat Christus tussen haar en de zonde een scheiding maakt.
Dit is hard om te zeggen, temeer omdat Job, Jona, Jeremia en andere heiligen, vanwege hun murmureren en ongeduld niet verstoten zijn.
Maar deze poging om tot overeenstemming te brengen daar latende, kom ik nu weer tot mijn redenen die tegelijk het beste zulke bewijzen dat een mens noch in zijn voorbereiding, noch daarna niet stellig tevreden moet zijn om verdoemd te worden en om God genade en liefde voor eeuwig te missen.
1e reden: Die mens zal, door tevreden te zijn, afgehouden worden immers voor die tijd, van die plicht die God ten allen tijde van hem eist. Als hij tevreden en vergenoegd moet zijn zonder Christus, zonder Gods liefde en genade en verdoemd te worden, dan moet hij alsdan niet tot Christus komen. Dan moet hij Hem niet aannemen, noch in Hem geloven. Maar God gebiedt hem altijd om in Christus te geloven. Hij roept hem tot Christus, biedt Hem aan. Hij dreigt met verdoemenis als hij ongehoorzaam is en niet in Christus gelooft. Hij mag dat dus nooit nalaten. Nochtans moet hij het dan nalaten en niet willen, dat hij tevreden is Gods liefde en genade te missen.
2e reden: Dit strijdt tegen de mens als mens en tegen de christen als christen. Een mens als een redelijk schepsel moet gelukzalig willen zijn. Daarom moet hij de vereniging met God als het hoogste goed begeren. Begeren Hem te beminnen, te genieten, te roemen en in Hem zich voor eeuwig te verlustigen. Maar als de mens te enige tijd tevreden moet zijn om zonder Gods liefde te zijn en van Hem verstoten en verdoemd te worden, dan zou hij gewillig moeten zijn om van zijn hoogste goed afgescheiden te zijn, om het hoogste kwaad te dragen. Maar dat is onmogelijk. Nogmaals: een christen als een christen is met Christus verenigd. Hij leeft door het geloof in Hem een leven van rechtvaardigmaking en heiligmaking. Zou hij echter tevreden zijn zonder Christus, zonder rechtvaardigmaking en heiligmaking te zijn en onder schuld en de kracht van zijn lusten te blijven, indien dit Gods welbehagen zou zijn, dan zou dit strijden tegen het wezen van een christen.
3e reden: Het einde waartoe het voorbereidend werk vereist wordt, kan wel bereikt worden. Het wordt beter bereikt en is bereikt, zonder deze conditie. Het einde waartoe God de ziel bereidt is, dat zij mag zien hoe nodig zij Christus heeft. Dat zij gewillig mag zijn om Hem aan te nemen zoals Hij aangeboden wordt. Want het einde van de verootmoediging is geloof en komen tot Christus. En evenals er zoveel overtuiging nodig is die verslagenheid voortbrengt en zoveel verslagenheid die verootmoediging voortbrengt, zo is er zoveel verootmoediging nodig die de ziel uit zichzelf naar Christus drijft. Al is de mens er niet toe gekomen dat hij tevreden en vergenoegd is om Gods liefde en genade te missen, om overgegeven te worden aan al zijn lusten en verdoemd te worden, als God echter de eer van Zijn macht en rechtvaardigheid krijgt, dan kan hij toch wel tot Christus komen. Duizenden zijn er toe gekomen zonder dat. Ja, ik acht dat die eerder tot Christus gedreven zullen worden die het niet kunnen verdragen om te horen dat ze stil en tevreden moeten zijn zonder Gods genade en liefde en zonder Christus. Ik acht dat degenen, die zo onderworpen zijn aan Christus' soevereiniteit en gerechtigheid geen haar beter bereid zijn voor Christus. Dat dit geenszins de weg is om zielen te bewegen en te trekken tot Christus. Om te zeggen: U moet tevreden en gewillig zijn met de beschikking van God, indien Hij de eer van Zijn macht en gerechtigheid over u wil hebben en u Christus weigeren en de genade en de liefde en verdoemen. Door deze koorden zal men niet veel zielen tot Christus halen. Ook zijn de mensen niet zoveel gezet op Gods liefde en genade. Noch veel verontrust en ontevreden omdat zij die missen. Men zou hun dan moeten gaan leren dat ze wel tevreden moeten zijn. Als zij denken, dat Hij hun nooit Zijn genade zal geven, dat hij hun zal overgeven aan hun lusten en hen verdoemen, als Hij
maar Zijn heerlijkheid heeft omtrent hen, dan zal men zodoende en predikende zeker geen goede gedachten van God en Christus in de zielen openbaren. Toch is dit nodig om de zielen tot Christus trekken.
4e reden: Noch Christus, noch de apostelen hebben een voorwaarde vereist die nodig is tot een gezonde bekering, toen zij preekten en de zielen tot Christus riepen. Namelijk, dat ze stil en tevreden moest zijn onder deze gedachte, dat God hen nooit Zijn genade en liefde zou geven, maar hen verdoemen en verstoten. Nochtans was Christus getrouw in Zijn ganse huis als de Zoon. En Zijn apostelen als Zijn dienaars hebben de ganse raad Gods verklaard. Het is waar, er worden voorwaarden vereist in een zondaar die op de rechte wijze zal komen. Niet degenen die enige waardigheid in zichzelf stellen maar die hem zijn snoodheid en onwaardigheid doen zien. Die zullen dienen om hem gewillig te maken, om Jezus te omhelzen. Daarom moet men vermoeid en beladen, ziek en verloren, dorstig en gewillig zijn. Maar nooit is er gezegd: U, die tevreden bent met wat Ik over u beschik, hetzij ter verdoemenis, hetzij ter zaligheid, komt tot Mij. Nooit heeft Petrus tot die duizenden en Paulus tot de stokbewaarder gezegd: Bent u wel onderworpen aan Gods wil, in het geval dat Hij u niet wil behouden, maar verdoemen? Dan zal ik zeggen wat u doen zult om zalig te worden.
Het voorbeeld van de verloren zoon, door Christus voorgesteld in Lukas 15, bewijst niet hetgeen mr. Hooker daaruit wil trekken, zoals hij in zijn eigen verklaring te kennen geeft.
De verloren zoon zegt: Ik ben niet waardig uw zoon genaamd worden, maak mij als een van uw huurlingen. Dat wil te kennen geven dat hij tevreden zal zijn, hoe laag hij ook gezet wordt. Als hij maar in het huis van zijn vader mocht zijn, waar overvloed van brood was, anders zou hij van honger moeten sterven. Dat is: De ziel durft in het gevoelen van haar snoodheid God geen Vader te noemen. Doch als de Heere haar maar onder Zijn dienstknechten wil stellen en haar in Zijn huisgezin, binnen Zijn deur wil nemen, dan zal ze dit tot een grote weldaad rekenen.
De verloren zoon wilde niet zeggen: Als mijn vader mij niet in zijn huis wil laten maar mij buiten de deur sluit en mij geen bete broods geeft omdat ik gezondigd heb, dan ben ik tevreden. Maar mr. Hooker erkent dat hij in het huis van zijn vader wil zijn en dat hij brood begeert. Daarom kan dit tot zijn oogmerk niet dienen.
5e reden: Omdat anders een genadeloos mens zo'n grote en hoge daad zal doen die een begenadigde niet kan doen. Want hier zal een ziel die bereid gemaakt wordt om tot Christus te komen door het geloof, vooraf een onderwerping hebben aan Gods soevereiniteit en heilige wil. Als Hij haar het grootste goed wil weigeren waarvoor een redelijk schepsel vatbaar is en Hij haar Zijn vreselijke toorn voor eeuwig op wil leggen, dat de ziel tevreden is met Zijn welgevallen. Dit zou zo'n grote daad van gehoorzaamheid zijn (indien het anders geboden is) dat ik niet weet of een begenadigde ergens in, behalve in het oefenen van het geloof, zo'n groot werk doet. Want dat zou een wonderlijke daad van zelfverloochening zijn, dat, indien Hij Zijn liefde wil weigeren en geen genade wil werken, maar ter verdoemenis beschikken, zich toch zou onderwerpen en tevreden zijn.
Wie in alle andere dingen die veel minder en lager zijn dan verdoemd te zijn zo'n gestalte had van onderwerping aan God en zulke daden deed, dan zou ik zeggen dat hij een grote heilige was. Het was weinig in vergelijking, dat David zich gelaten aanstelde en onderwierp, indien de Heere hem niet weer in Jeruzalem en in zijn koninkrijk wilde brengen. Dat Aäron stilzweeg, toen God zijn twee zonen met vuur doodde. Dit waren maar beuzelingen en als
niets in vergelijking. Nochtans waren dat vrome en begenadigde mannen. Maar als daartegenover die grote daad van onderwerping aan Gods rechtvaardigheid en soevereiniteit zou geschieden aan iemand, die maar onder het voorbereidende werk voor Christus is. Dus aan een natuurlijk mens die nog geen geloof heeft en nog niet bij Christus is. Dat zou een zonderlinge heilige zijn, terwijl hij onbekeerd is, hetgeen wonderlijk zou zijn.
Het schijnt echter dat mr. Hooker, evenals mr. Shepard, in het werk der voorbereiding al enige bijzondere genaden stelden, opdat de mensen immers zeker en vast zouden gaan. Ik denk hier ook aan hetgeen mr. Firmin verhaalt van zijn schoonvader mr. Nathan Ward. Toen deze mr. Hooker die predikaties hoorde prediken van de zielsvoorbereiding voor Christus en van de verootmoediging, zei hij tegen hem: Mr. Hooker, zo maakt u betere christenen voordat de mensen in Christus zijn, als zij ooit daarna zijn. Ik wens dus zo'n goede christen nu te zijn als u de mensen maakt, terwijl zij zich bereiden voor Christus.
Mr. Hooker vertelde hem de reden waarom hij dacht dat God hem zo liet prediken. Omdat hij zag dat hij niet lang hier zou blijven en dus zou hij zijn werk al gelijk doen.
Zo gaf dezelfde mr. Ward ook deze aanmerking over mr. Shepards prediken: Als mr. Shepard met de huichelaars komt te handelen, dan snijdt en houwt hij zo verschrikkelijk dat wij niet weten hoe hem te horen. Hij maakt ze allemaal bang dat ze allen huichelaars zijn.
Maar als hij komt te handelen met een tedere ootmoedige ziel, dan geeft hij de troost zo ruim dat wij vrezen die te nemen.
Zo geloof ik eerder dat deze mannen deze vergenoegdheid stellen in zulken die zeker begenadigd worden en troost ontvangen. Shepard geeft dit in zijn boek te kennen: Dat heb ik gedurig zo gezien, dat menig uitverkoren ziel nooit getroost is geworden, voordat zij zo tevreden was. En dat zij altijd terstond getroost is geworden en genezen, wanneer zij hiertoe gekomen was.
Zo verhaalt mr. Firmin van een vrouw van de gemeente van mr. Shepard, die hem zei dat ze tot geen gevestigde troost kon komen, voordat ze zo tevreden kwam te worden zonder Gods liefde. Maar, zegt hij, ik heb die vrouw verscheidene jaren tevoren gekend toen ze een even goede christen was, als toen ze mij dit vertelde. Maar toen sprak ze niet van tevreden te zijn om verdoemd te worden als God het zo wilde hebben.
Ik ken ook een uitgelezen christen, die beleden heeft dat ze door het lezen van dit boek van mr. Hooker over de verootmoediging, licht en troost en vrede over haar staat had gekregen. Daarna was zij onder de leiding van De Labadie en zijn discipelen geraakt. Zij erkende geen recht christen geweest te zijn, voordat ze het werk van zelfverloochening alzo geleerd had, door middel van die mannen, die Hookers methode schijnen gevolgd te hebben. Maar in twintig jaar heb ik zoveel proeven van haar oprechte genade gezien, dat ik zo zeker van haar goede staat verzekerd was, als ik nu ben, terwijl zij in dat gezelschap is.
Maar het schijnt ook dat Jean de Labadie en zijn discipelen na hem, de gewoonte hebben gehad dat zij de christenen die al lang voor die tijd begenadigd waren, pas bij hen tot christenen wilden maken, op een nieuwe manier (kwansuis, dat is hun eer en lof).
Maar de Heere zal Zijn werk niet laten varen. Ook wil Hij het niet verworpen noch geloochend hebben. In het bijzonder niet dat men de eer voor zichzelf neemt of die aan anderen geeft. Nieuwe uitgevonden methodes in deze zijn gevaarlijk.
Het Woord van God moet de regel zijn. Het is waar wat er van Mozes staat geschreven in Exodus 32: 32. Hij bad: Delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt, indien Gij hun zonden niet vergeven zult. En van Paulus staat er in Romeinen 9: 3:1k zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus voor mijn broeders.
Ik wil daarop twee dingen zeggen.
Ten eerste: Indien beide woorden verstaan worden als het eeuwig missen van God, zo zal hieruit evenwel niet bewezen worden dat er enig gebod is dat van een ieder christen eist dat men dit zo zou wensen.
Veel minder vindt men ergens, dat zo'n onderwerping en begeerte een deel zou zijn van de zielsvernedering en voorbereiding voor Christus.
Ten andere: Hieruit blijkt niet dat Mozes en Paulus tevreden waren om van God voor eeuwig verstoten te zijn. Van Mozes schijnt dit het minst te bewijzen zijn. Want God antwoordt Mozes in vers 33 als volgt: Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt. Nu, dat was immers niet het boek van het eeuwige leven en van de verkiezing. Nochtans sprak God in die zin, waar Mozes in sprak. In de verzen 34 en 35 wordt het uitgelegd. Ik zal hen plagen en hun zonde over hen bezoeken.
Mr. Caryl, die over Job 24: 20 schrijft, verstaat het van de registers van de kerk, of van de registers van het volk van Israël. Hij zegt: Wij mogen de toewensing van Mozes als volgt verklaren. In het boek hetwelk gij bevolen hebt beschreven te worden als een register van het volk van Israël. Alsof hij gezegd had: Laat mij niet meer gerekend worden voor een Israëliet. Inzonderheid, laat mij niet hebben een heerlijke en eerwaardige naam in Israël, laat mij niet staan op dat register.
De Heere had gezegd, vers 10: Nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke en hen vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken. Doch Mozes aanbad het aangezicht des Heeren, enzovoort. Alsof hij gezegd had: Ik sta niet op mijn eigen naam. Ik ben er ver vanaf om eerzuchtig begerig te zijn dat ik het hoofd van een groter volk dan dit zou willen zijn. Dat ik liever dan dat Uw naam zou lijden, wil missen dat men van mij kennis neemt als het hoofd van dit volk. Ja, ik wil wel de minste van hen zijn, ik wil voor niet meer dan een gewone Israëliet gerekend worden.
Hij bewijst zijn verklaring uit Psalm 69: 29, waar David deze vloek over zijn vijanden uitspreekt: Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden.
De Joden, zegt hij, hadden de gewoonte hun huisgezinnen te tellen en hun namen op te nemen. Zo deden zij toen zij uit Egypte kwamen. In deze zin kan het boek van de tellingen het boek van de levenden genoemd worden. En wij mogen uit dat boek van de levenden een dubbele opvatting nemen. Ten eerste, het boek van degenen die natuurlijk leefden. Ten tweede, het boek van degenen die geestelijk leefden en die dus degenen waren die eeuwig zouden leven (Fil. 4 : 3; Openb. 3 : 5).
David schijnt op dit boek der levenden te zien, omdat hij er bijvoegt: Laat hen met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden. Alsof hij gezegd had: Deze mensen deden een uiterlijke belijdenis en schenen eens op de lijst en op het register van de rechtvaardigen zijn.
Zij hadden eens een hoogachting en een naam onder het volk van God (zoals alle geveinsden hebben, totdat hun masker af is), maar zij werden ontdekt van een andere maagschap te zijn. Laat daarom hun namen niet meer genoemd noch herdacht worden, als hebbende enige betrekking op dat gezelschap.
Zodat, als dit de zin is, uit dit voorbeeld niets te bewijzen is van vergenoegd te zijn ook al wil God ons verdoemen. Ik ben er immers zeker van, dat deze uitleg niet helemaal verworpen kan worden.
De hooggeleerde Rivet, die ook over Exodus 32: 32 schrijft, neigt ook tot deze verklaring. Hij meent dat het een voldoende bewijs was van de brandende begeerte van het goede van dit volk, dat hij de dood verkoos, liever dan dat het volk uitgeroeid zou worden. Immers, wat ook de zin ervan is, zegt hij, wij moeten niet denken dat Mozes en Paulus om iets baden dat recht tegenover Gods wil was. Dat absoluut en bepaald tegen hun eigen zaligheid streed.
Een voortreffelijk Schriftuitlegger in Engeland, mr. Arthur Jackson, erkent deze uitleg, nadat hij de algemene verklaring had verhaald. Als Mozes hier zegt, zegt hij, dat als God de zonden van Zijn volk niet wilde vergeven, hij liever zelf uit het boek des levens uitgewist wenste te worden, dan kunnen wij hieruit concluderen dat Gods besluit veranderd kan worden. Of dat degenen die verkoren zijn ten leven, toch nog voor eeuwig verloren kunnen gaan. Of dat Gods gerechtigheid het straffen van rechtvaardige tegelijk met de goddeloze zou toelaten. Want in deze woorden zoekt Mozes alleen uit te drukken niet wat hij dacht dat mocht wezen, maar wat hij kon wensen dat mocht wezen. Indien het behoud van Gods volk daardoor teweeg gebracht mocht worden, te weten: dat hij uit zijn droefheid vanwege de verwerping van dit volk, uit zijn ijver voor Gods eer en uit zijn grote genegenheid tot zijn broeders, kon wensen om zelf beroofd te worden van de hemelse heerlijkheid. En dit opdat zij wederom in gunst ontvangen mochten worden. Dit is alles wat Mozes met deze woorden voorhad. Weggevoerd met de sterkte van zijn genegenheden en met de heftigheid van zijn begeerten, zo drukt hij zich uit bij wijze van verzoek: Zo niet, delg mij nu uit Uw boek, dat Gij geschreven hebt. Zo wordt dit woord van Mozes over het algemeen verstaan.
Maar het kan ook verstaan worden van het register en de lijst, die als het ware in de Goddelijke alwetendheid van alle levenden hier in deze wereld gehouden wordt. Daaruit wenst Mozes uitgedelgd te worden, dat is, door de hand des Heeren afgesneden te worden, liever dan dat het volk verworpen zou worden, hetwelk Hij zo wonderlijk uit de dienstbaarheid van Egypte verlost had.
Hierin handelde Mozes als een voorbeeld van onze Middelaar, Die Zijn leven aflegde voor Zijn schapen (Joh. 10: 15) en ons verloste van de vloek, zijnde een vloek voor ons geworden (Gal. 3: 13).
Aangaande de wens van Paulus, verklaart de eerder genoemde mr. Caryl die op dezelfde manier als de wens van Mozes. Hij zegt: Wij mogen oordelen dat beiden, Mozes en Paulus, met dezelfde geest van ijver voor Gods eer gedreven waren in hun wensen. Mozes wenste op die grond uitgedelgd te worden uit het boek dat God geschreven had. Paulus wenste vervloekt of verbannen te zijn van Christus. Dat is: als een persoon te zijn die afgescheiden of geëxcommuniceerd is van het gezelschap of de gemeenschap van de gelovigen. Om zo onder de heiligen niet meer herdacht te worden of zijn naam uitgewist te hebben uit de kerkregisters. En dat hoewel hij zo'n grote planter en voortzetter van de gemeente was geweest (Jes. 4:3; Ez.13:9).
Grotius verklaart het als volgt: Verbannen van Christus, dat is van de gemeente van Christus, die Christus genaamd wordt (1 Kor. 12:12; Gal. 3: 27). Evenals het de wijze van de Hebreeën was om bij de naam van de man genoemd te worden (Jes. 4: 1). Hij wilde zeggen: Ik zou niet alleen de eer van het apostelschap willen missen, maar ook de verachtste onder de christenen willen zijn, zoals die verbannen zijn. De geleerde Gomarus maakt onderscheid tussen een tijdelijke en een eeuwige verbanning. Tussen een verbanning enkel zo en een andere secundum quid, op een zekere wijze. Hij wil dat het niet een eeuwige, maar een tijdelijke verbanning was. Op een bepaalde wijze die Paulus wenste, zoals Christus voor ons verbannen was, maar niet voor eeuwig. Hij verhaalt van een plaats uit Nazianzenus, ten goede van de Macedoniërs. Die zeiden dat de Heilige Geest een schepsel was. Dat zij ook met Paulus van Christus verbannen wensten te zijn en iets te lijden als een verdoemde, mits zij de Drieëenheid behoorlijk mochten erkennen. Ik beken dat die verklaring mij nog niet voldoet. Ik zou de zin van deze woorden liever zo uitleggen, dat hij met grote ijver tot Gods eer en tot de zaligheid van zoveel duizenden zielen vervoerd was dat hij zijn eigen zaligheid niet rekende dat die te vergelijken was met de zaligheid van zoveel duizenden. Dat zijn liefde tot de Joden zo groot was, dat als het mogelijk geweest zou zijn, hij hun verwoesting afgekocht zou hebben met het verlies van zijn eigen zaligheid. Hij had kunnen wensen als een vervloekte verbannen zaak te zijn en afgescheiden van Christus, uit een sterke begeerte naar hun zaligheid en naar de eer van God. Dit indien de Joden behouden hadden mogen worden die nu van Christus gescheiden zijn. Maar dit bewijst niet dat iedere christen, buiten zo'n geval als Paulus had, tevreden zou mogen of moeten zijn om de zaligheid te missen en verloren te gaan, als de Heere dat mocht willen. Veel minder nog, dat men tot Christus niet zou kunnen komen, noch in Hem geloven, voordat men zover vernederd, verloochend en onderworpen is aan Gods soevereine wil. Het is waar, de Heere is soeverein en deelt Zijn genade mee aan wie Hij wil. En wij hebben nooit enige reden om tegen God te murmureren of te twisten over Zijn bedeling. Maar ik meen dat men door de voorstelling van die soevereiniteit verkeerd doet door een tevredenheid om geen genade te hebben, maar voor eeuwig verdoemd te worden zo de Heere dat wil, te eisen, wanneer een zondaar gewilligheid heeft om zich aan het Evangelie te onderwerpen. Om de toegerekende gerechtigheid van Christus te ontvangen en zich van ganser harte te buigen om zich die genade door de hand van de Middelaar te laten toebrengen. Hiertoe wordt hij geroepen en niet tot het andere. God aantoont de arme ellendige zondaar die zich heeft verdorven en in een verloren staat gebracht is, dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft om zo'n ellendige rampzalige te verlossen. Hij roept hem tot Christus en door Hem tot Zichzelf. Hij biedt Hem aan dat, indien hij wil komen en zich wil onderwerpen en tevreden is, dan zal hij door die Middelaar behouden worden. Dan zal Hij hem volkomen zalig maken en hem Zijn liefde, genade, vergeving, beeld, enzovoort geven. Ook gebiedt Hij hem om gewillig zijn toevlucht tot Hem te nemen, met bedreiging van de verdoemenis, zo hij er niet heengaat. Met beloften en verzekeringen dat hij anders op die voorwaarde alles zal ontvangen. Stel nu dat de zondaar tevreden en gewillig is om zo alle genade en zaligheid van God door Christus te ontvangen. Zo eist dan een leraar verkeerd als hij zegt: Nee, u moet eerst zo gebogen zijn en gewillig om de genade te missen, eer u dit mag aannemen. Of als u het aangenomen hebt, dan moet u zich zo verloochenen dat u gewillig en tevreden zijt om God en Christus, de hemel en de genade te missen zo God dat wil. Die wil is er nu niet en zij kan er nu niet zijn, waarom zal er dan onderwerping zijn?
Maar ik vrees te uitgebreid te zijn, schrijvende maar een voorrede voor een klein boek. Ik heb echter enige misslagen, die sommige theologen in de verhandeling van het werk des gemoeds begaan, aangewezen. Graag zou ik hier meer over zeggen. In het bijzonder van de natuur van het geloof, van het getuigenis van de Geest, van het wachten op Zijn werkingen en bewegingen, van het beogen van loon, enzovoort.
Daar dit echter te ver zou lopen en daartoe misschien een andere gelegenheid gegeven zal worden, zal ik aan die zaken voorbijgaan. Ik zal alleen iets aanwijzen dat dichter komt bij het gezegde en daarmee zal ik besluiten. Het is de stelling van sommigen dat een ziel die verootmoedigd is en tot Christus gaat of wil gaan, de eer van God moet zoeken boven haar eigen zaligheid. Ver boven haar bewaring van hel en toorn en verlossing van zonde. Als ze dat niet dadelijk doet, maar meer haar eigen zaligheid beoogt en behartigt dan Gods eer, dan wordt ze alleen door eigenliefde gedreven. Daarom zal zij zichzelf verderven, omdat zij niet meer heeft dan een natuurlijke mens. Zo spreekt mr. Thomas Shepard in zijn boek De oprechte bekeerde. Aan het einde van het derde hoofdstuk nodigt hij de ziel om Christus aan te grijpen. Dit zijn zijn eigen woorden, als hij zegt: Gaat tot Hem, grijpt Hem aan. Niet met de hand van vermetelheid en liefde tot uzelf, maar met de hand des geloofs en der liefde tot Hem, om Hem te eren.
Aan het einde van het vijfde hoofdstuk, nadat hij acht gemakkelijke wegen naar de hemel, die echter alle inderdaad naar de hel leiden, genoemd had, zegt hij: Ten negende en ten laatste, de weg van eigenliefde, waardoor iemand, verschrikkelijk vrezend dat hij verdoemd zal worden, alle middelen gebruikt waardoor hij behouden zal worden. Van alle is dit de krachtigste moeilijkheid, om tegen de stroom op te roeien, het eigen ik te haten en dan Christus ten volle te volgen. Dit is terecht aanstootgevend. Nochtans is dit boek zeer goed, zieldoorzoekend en roerend.
Ik moet echter aan de lezer doorgeven dat mr. Shepard het boek niet zelf heeft uitgegeven. In een brief uit Nieuw Engeland, gericht aan mr. Firmin, heeft hij verklaard dat het buiten zijn weten en tegen zijn wil in het licht gebracht is. Dat het een samenstelling van diverse van zijn preken was, maar dat hij nauwelijks wist wat er in stond. Dat hij niet genegen was het te zien, omdat er zoveel grove drukfouten in waren. Deze en enige andere aanstootgevende uitdrukkingen moeten wij dus niet noodzakelijk zien dat ze van hem afkomstig zijn. Dit temeer, omdat in zijn boek De gezonde gelovige, dat hij zelf heeft uitgegeven, betere en gezondere uitdrukkingen staan. Als hij daar spreekt van het einde van zijn geloof, zegt hij dat het geloof tot Christus komt met het doel om Christus en al Zijn goederen te hebben, zonder dat hij daar iets spreekt tegen het zoeken van zijn zaligheid. Evenwel heeft mr. Daniël Rogers het duidelijk genoeg gesteld in zijn catechismus. Hij zegt daar: Zoekt u geloof te hebben om de hel te ontgaan? Arme ziel! Zeg mij, Is dit uw oogmerk? Waarin verschilt u van een dronkaard of een zweerder? God heeft Zichzelf genadig verbonden aan die Hem zoeken en niet zichzelf. Hij helpt en staat diegenen bij die Zijn eer boven hun eigen zaligheid zoeken. In zijn boek Naäman de Syriër, noemt hij de eigenliefde een gevaarlijk kwaad, dat de ziel van al haar arbeid en hoop berooft. Namelijk, als een ziel zo op de belofte, als een voorwerp van onmiddellijk goed voor zichzelf ziet, voor haar eigen einden en welvaart. Wanneer zij haar eigen zaligheid niet onder de eer van God stelt. Hiertegen stel ik de volgende stelling en bewijs die met redenen. Stel dat iemand op de roeping en nodiging van Christus gaat geloven in Christus. Dat hij Hem dadelijk aanneemt en omhelst. Zo mag hij en moet hij zichzelf en zijn eigen zaligheid beogen. Tot het wezen en waarheid van het zaligmakende geloof en de omhelzing van Christus, wordt niet vereist dat hij de eer van God en Christus en de lof der heerlijkheid van Zijn genade beoogt en zoekt boven zijn eigen zaligheid. Het is waar dat de eer van God en Christus en de heerlijkheid van Zijn genade als het einde van de zaligheid, boven onze zaligheid is. Als Gods genade in Christus gezocht wordt, dan wordt datgene gezocht waarin Zijn eer opgesloten is en waarover de ziel Hem eeuwig zal lofzeggen. Ja, als de ellendige, machteloze, verloren ziel naar Jezus uitgaat en zich aan Hem opdraagt, evenals hij Hem en Zijn goederen aanneemt, zo verheerlijkt God Zijn genade aan hem. De ziel verwondert zich over die rijke aangeboden genade en de verzegeling dat God waarachtig is in
Zijn getuigenis. Dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft. Dat het leven in Hem is. Die ziel vertrouwt zich aan Hem toe en neemt Hem aan op Gods enkel woord. Die verheerlijkt Gods eer. Evenals Abraham door geloofsoefening te midden van veel moedbenemende beproevingen, God de eer gaf. Maar de gelovende ziel, in haar uitlopen naar Christus, zoekt zichzelf en haar zaligheid, leven, vrede en verlossing in de vereniging met Christus. In de gemeenschap aan Hem en aan zijn goederen en gewisse weldadigheden. En door Hem vereniging en gemeenschap met God. Hier wordt echter niet vereist dat die ziel in het naar Christus gaan en Hem aan te nemen, Gods eer verhoogt boven haar eigen zaligheid. Dit blijkt.
Ten eerste: Omdat de apostel Petrus zegt dat het einde van ons geloof de zaligheid van onze ziel is. Dat is zij niet alleen als het geloof ophoudt en de volle genieting begint, maar ook in haar eigen beoging en werking. Want geloven in Christus is de zaligheid van de ziel in Hem zoeken. Dat is Hem aan te zien en aan te nemen als Jezus, Zaligmaker. Dit houdt in dat Jezus de ziel verlost of zou verlossen van de schuld en smet der zonde, van ongerechtigheid en onreinigheid, van vijandschap tegen God, enzovoort.
Door het geloof zoekt iedere oprechte ziel losmaking van de banden der zonden. Bevrijding van de heersende en tyranniserende kracht der verdorvenheid. De bekwaamheid om de Heere te dienen, te beminnen en te gehoorzamen. Om haar zaligheid uit te werken in vreze en beven. Zij zoekt heiligheid en genezing, zowel als verzoening en bevrediging. Dit is het einde van ons geloof. Als dit niet gezocht wordt, dan is er geen geloof, omdat het geloof niet om zijn einde komt. En de ziel die daar niet om komt, moet haar ellende niet voelen, noch Gods toekomende toom vrezen, noch haar aanklevende zonden een grote last vinden, want anders zou zij haar toevlucht nemen tot Christus. Dan zou zij tot Hem vlieden, opdat Hij haar zou verlossen en redden.
2. De ziel mag dat beogen wat Christus beoogde en nog beoogt in Zijn doel. Christus, komende in de wereld, gehoorzamende en lijdende, beoogde dit, dat Hij veel zonen tot de heerlijkheid zou brengen. Hij kwam om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Gods oogmerk, in het zenden van Zijn Zoon in de wereld, was liefde. Opdat een iegelijk die in Hem geloofde, de eeuwige zaligheid zou hebben. Gods oogmerk is dusdanig, door Zijn verbond op te richten en Zijn beloften te geven, dat wij daaruit al de zegeningen zouden halen. Wel is het waar dat God Zijn eigen eer meer heeft beoogd. Dat de zaligheid maar het middel is tot dat einde. Dat Christus voor had om Zijn Vader te eren. En dan ook zelf een Naam te krijgen boven alle namen. Doch een zondige ellendige ziel zoekt alles bij Hem, waar het opgelegd is. Die beoogt een recht Gode behaaglijk oogmerk, omdat de dadelijke verheerlijking van God en Christus daaraan verbonden is.
3. Omdat die ziel, die haar zaligheid zoekt en weet wat zaligheid is, inderdaad Gods eer zoekt. De zaligheid is Gods genieting en verheerlijking. De zaligheid der ziel heeft de eer van God aan zich vastgeschakeld. Want dat is Zijn eer, dat Hij zalig maakt en op zo'n wijze zalig maakt. De ziel die tot Hem komt op de openbaring en de uitlating van Zijn genade, waarin Zijn grootste eer is, vereert Hem. En Zijn wijsheid, goedheid en waarheid erkennend, gaat die ziel met welgevallen naar de Middelaar Jezus. Zij werpt haar gewicht op Hem en zoekt alle heil in de Zoon, in Dewelke des Vaders welbehagen is, dat in Hem alle volheid wonen zou. Nu, indien het geloof noodzakelijk en wezenlijk is in het zoeken van de zaligheid, ook Gods eer en men niet alleen zichzelf en eigen genoegen en welstand zoekt, dan is dat een waar en zaligmakend geloof. Ook al kan de ziel als zij daarop onderzocht wordt, niet zeggen of zij meer Gods eer dan haar eigen welstand zoekt.
4. Christus en de apostelen hebben nooit zo gepreekt, noch gewetensbezwaren voor de zielen gemaakt, als voorwaarde vereisend dat wanneer iemand in Christus wil geloven, dat hij Gods eer moet zoeken in de daad des geloofs, boven zijn welstand en zaligheid. Nergens vinden we dat van verslagen hongerige zondaars vereist wordt, dat zij de eer van de vrije genade in Christus boven hun eigen geestelijk en eeuwig leven en heil moeten beogen, of dat anders hun geloof verworpen zal worden. Wat nu Christus en Zijn apostelen niet vereist hebben, zullen wij niet als nodig eisen. Temeer, omdat er geen bekwaam middel zou zijn om te beproeven of wij Gods eer meer liefhebben en zoeken dan onze zaligheid en behoudenis. Dit zou men pas kunnen zien, als onze zaligheid en Gods eer van elkaar gescheiden zouden zijn. Maar zij zijn nooit gescheiden en zij kunnen nooit gescheiden zijn. Zo zouden de zielen dan altijd in twijfel zijn of zij oprecht zijn in hun geloof of niet, omdat zij daar nooit een proef van kunnen nemen, zoals wel een bewijs genomen kan worden dat men God liefheeft boven vrouw, man, kinderen, vader en moeder en leven. Want soms vereist God die te verlaten en God alleen aan te kleven. Maar nooit vereist Hij de zaligheid en de eeuwige welstand der zielen te verlaten en te verloochenen.
Aldus ben ik enige onvoorzichtige en ongegronde uitdrukkingen tegengegaan, waardoor veel begenadigden, zonder noodzaak, ontsteld worden. En temeer dienen de leraars zich daarvoor te wachten, want de satan en de blinde, vleselijke en ongelovige harten doen genoeg om de oprechten in veel moeilijkheden te brengen en te houden.
Ik hoop en vertrouw, christelijke lezer, dat u door dit boekje te lezen en aan uw gemoed te brengen, een bijzondere vrucht zult genieten. Gedenk aan mij, als het u wel gaat, in uw ernstige gebeden, die ben en mij alleszins wens te vertonen te zijn, Uw dienstwillige dienaar van het Evangelie,

Jacobus Koelman
Amsterdam, 4 juni 1678
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Panny
Berichten: 1809
Lid geworden op: 02 okt 2013, 16:08

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Panny »

Bedankt!
Ik heb een stukje gelezen, en zal het later nog eens rustig helemaal doorlezen.
dennis
Berichten: 1667
Lid geworden op: 01 mar 2011, 14:09

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door dennis »

Ik heb het artikel gelezen. En ik geloof dat Koelman gelijk heeft ...
Gebruikersavatar
Van Ewijk
Berichten: 1753
Lid geworden op: 01 apr 2015, 18:05

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Van Ewijk »

Panny schreef:Deze predikers zouden teveel eisen stellen aan de voorbereidingen die nodig zijn om tot Christus te kunnen komen.
Laat ik hier kort en ad rem in zijn, de manier waarop men tot Christus komt, en/of gekomen is, is alleen en uitsluitend een zaak van de gelovige en boven alles en iedereen Christus zelf.
''Niemand is armer dan hij die in tijden van nood zijn geloof verliest.''
ejvl
Berichten: 5746
Lid geworden op: 06 jun 2011, 11:15

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door ejvl »

Panny schreef:Ik lees het boek "Twaalf puriteinse meesterwerken" samengesteld door J.M. Vermeulen.

Hier staan onder andere werken van Thomas Hooker en Thomas Shepard in:
- Hooker: De ware vernedering
- Shepard: De tien maagden

Nu begrijp ik dat er ook bezwaren zijn tegen de werken van deze predikers.
Ik hoorde dit voor het eerst in een lezing over "De leer van de voorbereidingen bij de Puriteinen" door ds. C. Harinck.
http://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/14879
Deze predikers zouden teveel eisen stellen aan de voorbereidingen die nodig zijn om tot Christus te kunnen komen.
Bijvoorbeeld dat een zondaar gewillig moet zijn om verloren te gaan en er ook een zekere wanhoop moet komen of hij/zij nog ooit zalig kan worden.

Wie kan mij hier meer van vertellen?
Ik ben het ook aan het lezen.
Het gedeelte van deze maand, de grote zaligheid van Grey, is wat dat betreft een hele andere kant, wat een bijzondere prediking van deze man....
http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=& ... 2s&cad=rja
eilander
Moderator
Berichten: 16786
Lid geworden op: 15 okt 2007, 21:42

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door eilander »

Van Ewijk schreef:
Panny schreef:Deze predikers zouden teveel eisen stellen aan de voorbereidingen die nodig zijn om tot Christus te kunnen komen.
Laat ik hier kort en ad rem in zijn, de manier waarop men tot Christus komt, en/of gekomen is, is alleen en uitsluitend een zaak van de gelovige en boven alles en iedereen Christus zelf.
Dat zal waar zijn. Maar als je als predikant (Hooker/Shepard/Koelman of wie dan ook) niet méér te vertellen hebt, is dat wel heel beperkt.
Panny
Berichten: 1809
Lid geworden op: 02 okt 2013, 16:08

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Panny »

ejvl schreef:
Panny schreef:Ik lees het boek "Twaalf puriteinse meesterwerken" samengesteld door J.M. Vermeulen.

Hier staan onder andere werken van Thomas Hooker en Thomas Shepard in:
- Hooker: De ware vernedering
- Shepard: De tien maagden

Nu begrijp ik dat er ook bezwaren zijn tegen de werken van deze predikers.
Ik hoorde dit voor het eerst in een lezing over "De leer van de voorbereidingen bij de Puriteinen" door ds. C. Harinck.
http://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/14879
Deze predikers zouden teveel eisen stellen aan de voorbereidingen die nodig zijn om tot Christus te kunnen komen.
Bijvoorbeeld dat een zondaar gewillig moet zijn om verloren te gaan en er ook een zekere wanhoop moet komen of hij/zij nog ooit zalig kan worden.

Wie kan mij hier meer van vertellen?
Ik ben het ook aan het lezen.
Het gedeelte van deze maand, de grote zaligheid van Grey, is wat dat betreft een hele andere kant, wat een bijzondere prediking van deze man....
http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=& ... 2s&cad=rja
Ik lees het niet per dag, maar gewoon een groter stuk in één keer.
Die preken van Gray zijn zeker het lezen waard!
Ik vond "De grote vraag" van Erskine ook mooi.
Porder
Berichten: 17
Lid geworden op: 14 apr 2015, 20:10

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Porder »

Panny schreef:Ik lees het boek "Twaalf puriteinse meesterwerken" samengesteld door J.M. Vermeulen.

Hier staan onder andere werken van Thomas Hooker en Thomas Shepard in:
- Hooker: De ware vernedering
- Shepard: De tien maagden

Nu begrijp ik dat er ook bezwaren zijn tegen de werken van deze predikers.
Ik hoorde dit voor het eerst in een lezing over "De leer van de voorbereidingen bij de Puriteinen" door ds. C. Harinck.
http://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/14879
Deze predikers zouden teveel eisen stellen aan de voorbereidingen die nodig zijn om tot Christus te kunnen komen.
Bijvoorbeeld dat een zondaar gewillig moet zijn om verloren te gaan en er ook een zekere wanhoop moet komen of hij/zij nog ooit zalig kan worden.

Wie kan mij hier meer van vertellen?
Moet de zondaar niet eerst schipbreuk lijden om vervolgens (door het geloof) behouden aan land komen?
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4790
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Porder schreef:
Panny schreef:Ik lees het boek "Twaalf puriteinse meesterwerken" samengesteld door J.M. Vermeulen.

Hier staan onder andere werken van Thomas Hooker en Thomas Shepard in:
- Hooker: De ware vernedering
- Shepard: De tien maagden

Nu begrijp ik dat er ook bezwaren zijn tegen de werken van deze predikers.
Ik hoorde dit voor het eerst in een lezing over "De leer van de voorbereidingen bij de Puriteinen" door ds. C. Harinck.
http://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/14879
Deze predikers zouden teveel eisen stellen aan de voorbereidingen die nodig zijn om tot Christus te kunnen komen.
Bijvoorbeeld dat een zondaar gewillig moet zijn om verloren te gaan en er ook een zekere wanhoop moet komen of hij/zij nog ooit zalig kan worden.

Wie kan mij hier meer van vertellen?
Moet de zondaar niet eerst schipbreuk lijden om vervolgens (door het geloof) behouden aan land komen?
Afzien van eigen gerechtigheid, en leren dat je het oordeel verdient hebt, is wat anders als het goed vinden als God je naar de hel stuurt. Zoals Koelman uitgebreid aangeeft.

Let ook een op de passage:
Het schijnt echter dat mr. Hooker, evenals mr. Shepard, in het werk der voorbereiding al enige bijzondere genaden stelden, opdat de mensen immers zeker en vast zouden gaan. Ik denk hier ook aan hetgeen mr. Firmin verhaalt van zijn schoonvader mr. Nathan Ward. Toen deze mr. Hooker die predikaties hoorde prediken van de zielsvoorbereiding voor Christus en van de verootmoediging, zei hij tegen hem: Mr. Hooker, zo maakt u betere christenen voordat de mensen in Christus zijn, als zij ooit daarna zijn. Ik wens dus zo'n goede christen nu te zijn als u de mensen maakt, terwijl zij zich bereiden voor Christus.
Mr. Hooker vertelde hem de reden waarom hij dacht dat God hem zo liet prediken. Omdat hij zag dat hij niet lang hier zou blijven en dus zou hij zijn werk al gelijk doen.
Zo gaf dezelfde mr. Ward ook deze aanmerking over mr. Shepards prediken: Als mr. Shepard met de huichelaars komt te handelen, dan snijdt en houwt hij zo verschrikkelijk dat wij niet weten hoe hem te horen. Hij maakt ze allemaal bang dat ze allen huichelaars zijn.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
Auto
Berichten: 4533
Lid geworden op: 22 feb 2002, 20:01

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Auto »

Johann Gottfried Walther schreef: Afzien van eigen gerechtigheid, en leren dat je het oordeel verdient hebt, is wat anders als het goed vinden als God je naar de hel stuurt. Zoals Koelman uitgebreid aangeeft.

Let ook een op de passage:
Het schijnt echter dat mr. Hooker, evenals mr. Shepard, in het werk der voorbereiding al enige bijzondere genaden stelden, opdat de mensen immers zeker en vast zouden gaan. Ik denk hier ook aan hetgeen mr. Firmin verhaalt van zijn schoonvader mr. Nathan Ward. Toen deze mr. Hooker die predikaties hoorde prediken van de zielsvoorbereiding voor Christus en van de verootmoediging, zei hij tegen hem: Mr. Hooker, zo maakt u betere christenen voordat de mensen in Christus zijn, als zij ooit daarna zijn. Ik wens dus zo'n goede christen nu te zijn als u de mensen maakt, terwijl zij zich bereiden voor Christus.
Mr. Hooker vertelde hem de reden waarom hij dacht dat God hem zo liet prediken. Omdat hij zag dat hij niet lang hier zou blijven en dus zou hij zijn werk al gelijk doen.
Zo gaf dezelfde mr. Ward ook deze aanmerking over mr. Shepards prediken: Als mr. Shepard met de huichelaars komt te handelen, dan snijdt en houwt hij zo verschrikkelijk dat wij niet weten hoe hem te horen. Hij maakt ze allemaal bang dat ze allen huichelaars zijn.
Je moet denk ik het niet zo scherp stellen. Koelman werd op gegeven moment verweten veel te veel in Labadistische kringen te verkeren. Koelman had daar helemaal niks mee op en ging duidelijk daar tegen ageren. En ging het Verbond benadrukken. Shepard daarentegen houdt voor ogen dat alleen de ware gelovigen de werkelijke verbondsgemeente vormen, maar toch weet hij wel van de aanwezigheid van huichelaars. Shepard is voorzichtig want 'verbondsbeschouwing kan ontaarden tot een vervlakking in de beleving, alsof het voldoende zou zijn, dat wij door de geboorte onder de verbondsbeleving zijn opgenomen, of dat wij zonder innerlijke wederbarende werkingen van de Heilige Geest de weldaden van het verbond ons zouden kunnen toe-eigenen en deelachtig worden'. Dat was de situatie in de omgeving van Shepard. (Lees Wisse in 'De rechte Godsvrucht')
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4790
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Bezwaren tegen Hooker en Shepard

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Het ging mij om de zin, dat: Hooker hoedanigheden eist van mensen die nog niet in Christus zijn, die alleen mensen bezitten die in Christus zijn.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Plaats reactie