Meditatie

Gebruikersavatar
Jeremiah
Berichten: 1473
Lid geworden op: 25 mar 2016, 12:43

Re: Meditatie

Bericht door Jeremiah »

Gesprek tussen een Spin en een Zondaar

Zondaar: Welk grauw en walgelijk voorwerp zijt gij toch?
Spin: Ik ben een Spin.
Zondaar: Maar toch vergiftig!
Spin: Niet zo onrein als gij, in naam enge daante. Mijn naam bepaalt zich tot mijn geboorte. Mijn gedaante heb ik van dien God, die ook uw Schepper is.
Zondaar: Ik ben een redelijk mens, naar Godsbeeld geschapen, met een ziel, die niet sterft. God heeft mij een redelijk verstand gegeven. Gij zijt te onrein om tot u tespreken; ik draag het beeld mijns Scheppers. Indien verraders mij aanvallen, zal Hij mij beschermen.
Spin: Ik weet, dat gij zijt een schepsel, verboven mij verheven; maar nochtans schuw en vrees ik u. Echter acht en vereer ik u, omdat God u zulk een voortreffelijk wezen gemaakt heeft; maar gij hebt tegen Hem gezondigd. De zonde, de rampzalige zonde, stortte u in de diepste ellende, maakte u een prooi des satans en doemde u tot het eeuwig verderf. Uw naam als zondaar is gebrandmerkt en gij hebt, voor eeuwig het beeld Gods verloren, waardoor gij uzelf tot de beesten hebt verlaagd. Als stoppelen en als gras zult gij verdorren. Uw ziel en uw verstand zijn door de zonde aan het verschrikkelijkste lot onderworpen; maar ik behield mijn eigen staat, daar God mij mede schiep en waarin ik ook gebleven ben. Door uw goddeloosheid en eerzucht hebt gij alles verloren.

Zondaar: Ik weet niet wat gij rammelt,vergiftig voorwerp! De modder der natuur heeft u overdekt. Van het schuim der aarde zijt gij gemaakt.
Spin: Mijn vergif is evenwel nuttig, want God schiep het, en wat de Heere geschapen heeft is, zeer goed, zoals de Heere Zelf zei. Uw zonde. heeft meer verwoesting teweeg gebracht dan mijn vergif. Mijn vergif heeft mij niet gedood. Maar, schandvlek voor Gods aangezicht: Uw zonden hebben u gedood! Ik sterf maar één dood, maar gij de tijdelijke en eeuwigen dood, omdat gij onder de eeuwigen toorn Gods ligt, waaronder gij eeuwig zult zuchten. Gij veracht mij; maar ik vrees u. Gij veracht mij; ik veracht u niet; ik heb medelijden met u. Gij noemt mij het schuim der aarde; maar het spog des satans, waarmede gij uw Schepper vloekt, is erger. dan mijn modder. Ik heb nog nooit mijn Schepper ongerijmdheid toegeschreven. Gij vloekt en lastert God en twist met uw Maker, en ik zwijg stil voor mijn Schepper; want alles wat Hij met mij doet, is goed. Mijn vergif dient tot mijn behoud; uw ijdele dwaasheid werkt uw verdoemenis uit. Ach, arme man! Ik bleef die ik was, van mijn schepping af, uw zonde heeft u plotseling uit uw staat gerukt, Ik doe niemand leed; gij doet niets dan kwaad; gij doodt uw broeder, gij ontduikt Gods Wet en zijt het eigendom des satans.

Zondaar: Ellendig dier! durft gij mij met u vergelijken? Verwijder u; ik walg van u! Zo gij mij durft naderen vertrap ik u met mijn voet.
Spin: Als men de waarheid spreekt wil men ons doden, zoals in uw Bijbel staat, van Stephanus, die gestenigd werd. Gij wilt mij doden, niet om mijn vergif, maar het zijn uw zonden, die in tegenspraak zijn met uw geweten. Ik gevoel, dat gij op een dwaalweg zijt. Kom, zet u een weinig neder en ik zal u wijsheid leren. Ik ben tot voordeel voor u gemaakt; laat het onderwijs van een Spin u niet te gering zijn. Wees niet bevreesd voor mij, maar wat zeg ik daar? - onderwijs!? 0, indien gij naar uwen God niet hoort, wat zult gij dan naar een Spin luisteren? Evenwel zal ik spreken; ik kan niet meer dan verworpen worden.Somtijds hebben kleine dingen grote gevolgen. Luister dan! Gij, o mens! voortreffelijk door uw schepping en verheven boven alle creaturen, gij zijt van God afgevallen, verdwaald in uw verstanden zorgeloos voor een naderende eeuwigheid, dood in zonden en misdaden; niet half, maar geheel dood. Gij bekommert u niet over uzelf; gij weet niet, dat verborgene banden u gebonden houden, door de kracht der zonde, ten eeuwigen verderve. De ganse Schepping, van de spin tot de koning, rijken en armen, zijn als in barensnood vanwege de vloek, die de zonde berokkend heeft. Trap niet op mij en gaat niet heen. Het is de mens, die de wereld in ellende heeft gestort. Alle ellenden, ziekten, smarten, pijnen en verwoesting zijn de gevolgen uwer zonden, van uw opstand tegen en van uw trotsheid jegens uw Schepper. Zie rondom u, alles draagt de sporen uwer ongehoorzaamheid. Ik spin en weef, dit kunt gij zien. Maar wat zijn uw voortbrengselen anders dan spinnenwebben? Uw heerlijkheid is tot zulk een laagte vervallen, dat ik, die niet verkies voor mijn web. Mijn webben zijn strikken en klemmen voor vliegen, en stellen u het rad der hel voor ogen. Hun kunstige vorm is om u te tonen, hoe de zonde een strik voor u is. Mijn huis is bodemloos, dit stelt u de verdoemenis voor. Aan het einde lig ik rustig uit te zien, tot de vlieg gevangen is, een beeld dat u de geheimen strik doet zien, die uw hoop besluiten waarin God allen verzamelt, die Hem verlaten. De vliegenbrommen in mijn web, gelijk de zondaar weent en schreit in de hel. Hoe kunt gij mij nu nog haten, daar ik, u al deze verborgenheden mededeel?

Zondaar: Wel, wel, ik wil geen spotreden meer tegen u inbrengen; nimmer heb ik zo iets van een spin gehoord.
Spin: Kom, zet u nog een weinig bij mij neder.Ik heb u nog wat te zeggen dat u heden of morgen te stade kan komen. Ofschoon ik een vergiftig schepsel ben, is er nochtans een overeenstemming tussen mij en de mens. Mijn wild onachtzaam lopen, gelijkt op hen, die zonder nadenken doorlopen op de weg naar de eeuwigheid. Daglicht is voor mij niets bijzonders. Ik werk des nachts, evenals zij, die het licht schuwen, de duisternis liever hebbende dan het licht en jagende als een hond op de roof. Doch let wel. Ik spin mijn webben des nachts, en veegt de dienstmaagd mijn web terneer, ik maak een andere. Hiermede toon ik u het beeld uwer overtuiging. Hebt gij de ene overtuiging versmoord, door u te verzetten in de zonden, de andere openbaart zich opnieuw. In mijn web is geen schuilplaats; zo is er ook geen schuilplaats in uw valse hoop; want de hoop des huichelaars is als op een spinnenweb gebouwd; en die hoop,vergaat, evenals de nevel verdwijnt bij het opgaan der zon.

Zondaar: O spin, ik heb u gehoord en ik sta verstomd, zulk en rede van u te horen!
Spin: Houdt u stil, ik zal u doen zien, dat in mijn weg meer geheimen verborgen zijn. Namelijk, dat ik u de eenvoudige weg naar de hel wijs. Ik spin mijn web op verschillende plaatsen, u als aantonende, dat ook de mens op verschillende plaatsen gevangen wordt en zo ter helle gaat.Somtijds plaats ik het in het venster, om te tonen, hoe enkelen in het licht des Evangelie verloren gaan; somtijds in een donkere hoek, om in verborgene plaatsen strikken des doods te spannen, waarin gij zo vast verstrikt zijt, dat gij met eeuwige, onverbreekbare banden voor de hel en verdoemenis gebonden zijt. Bij grote vliegen zet ik grote netten, in duistere plaatsen, en toon u daardoor nog een andere web, die ik in de hoogte plaats, dit wijst u aan dat enkele hoogverhevene belijders, die tot Kapernaum zijn opgeklommen, in de laagte storten en sterven. Ik verheug mij, als ik op vliegen jacht maak; zo ook verblijdt zich de duivel om vele te vangen. O, als hij zijn slag kan slaan, verblijdt hij zich. Als ik mijn prooi verlies, haast ik mij om mijn net te verdubbelen. Zo verdubbelt ook de duivel alles, om u te vangen en te verwarren. Zijn de vliegen gevangen, dan zuig ik hun het bloed uit; evenzo zuigt de satan u uit, om u, door de wanhoop, als Judas, tot de strop te voeren. En zo ik zie, dat de vlieg mij ontvluchten wil, dan is mijn vergif een beletsel voor haar vlucht.. Dit is ook de weg des duivels, om de mens gevangen te nemen, en hem van de weg der gelukzaligheid af te houden, indien hij zijn voet, door genade, daarop heeft gezet.

Zondaar: O spin! dat had ik nooit gedacht, dat gij mij zoveel leerrijke aanmerkingen, aangaande uw handelwijs omtrent vliegen zoudt meegedeeld hebben. Ik bid u, spuw nog maar meer zulk venijn uit; ik kan nu niet meer boos op u worden.
Spin: Al ben ik veracht in uw oog, zo heb ik meer eer en genot dan gij. Gij vermaakt u in de droesem der wereld, in de draf der zonden en zit in kroegen, krotten en spel; maar ik bewoon ook paleizen, zit zelfs bij Koningen op hun troon; ik hoor hun geheimen en ik verneem hun bevelen.

Zondaar: Wel spin! gij maakt mij nieuwsgierig. Kom verhaal mij toch verder, wat ik nooit heb opgemerkt.
Spin: Ik zeg, ik bewoon paleizen en zit op tronen; niemand vraagt naar mijn komen of heengaan; ik ben zelfs in de geheimkamers, daar niemand mag inkomen dan die door de Koning wordt toegelaten. Dit geluk hebt gij niet. Gij kunt niet eens tot de Koning naderen, veel minder tot de Koning der Koningen. Hij zal u persoonlijk moeten roepen, om u in de geheimkamer der eeuwige gelukzaligheid te voeren. O mocht dien eeuwigen Koning het behagen, u te roepen en toe te laten! Ik ben van mijn Schepper niet afgevallen; maar gij zijt gevallen; want mijn Schepper heeft u recht gemaakt, maar gij hebt vele vonden gezocht. Gij hebt niets betaald en niets verdiend, hoe zal Hij u dan toelaten tot Zijn troon? Neen, zondaar, Hij kan u niet gedogen! Hij is rein van ogen! Ik ben in de staat, waarin God mij plaatste, staande gebleven; maar gij niet: wat hebt gij dan te hopen? O, als God u niet aanziet, uit eeuwige vrije liefde, in de Christus Gods, de Zoon des levenden Gods, zijt gij eeuwig verloren en blijft in de spinnenwebben des satans vastgeketend, met eeuwige banden der duisternis. Noch deur, noch slot is voormij een hinderpaal; maar gij kunt nergens in, of gij moet stelen; en wat gij geroofd heb, zult gij terug moeten geven, als gij de sleutel der kennis Gods niet hebt. Als gij de sleutel des Heiligen Geestes niet hebt, om de waarheid Gods te openen, vindt gij een dodende letter, in een eeuwig gesloten boek, dat u de wegnaar het eeuwig paleis toesluit. Ik klauter op de troon, alsof het de mijn was en gij vermaakt u in het stof der aarde, dat roest en mot zal verteren en achtervolgd zal worden door een eeuwig berouw en ellende. O, dat gij eens begerig waart voor dien troon Gods te worstelen, opdat Hij u tot Koning en Priester maakte, door Christus, de Gezalfde Gods, om Wien en door Wien gij alleen dien troon der genade mag naderen. Ja, wat, zo het mij behaagt, vertel ik de geschiedenis van hen, die in de raadzaal zitten. Ik zie hun pracht. O, kon gij eens vertellen de verborgenheden van de gewesten der Eeuwigheid; van die Ouderlingen rondom de troon; van die wolk der getuigen; van hen, welke niet besmet waren; van dat oneindig getal der gelukzaligen, die zich rondom de troon des Lams bewegen! Gij pocht op uw redelijk verstand, maar weet niets. Gij staat alsof men u in het aangezicht geslagen heeft. Ik beschouw mij als de opperste van het hof des Konings boven al de hooggeplaatsten; doch kunt gij zeggen, wat eens een uwer medemensen van zich zei: Ik ben de grootste der zondaren, mij is barmhartigheid geschied? Vertel mij eens, wat weet gij van Abraham, Izak en Jacob en van het zitten aan die eeuwige bruiloft des Lams?

Zondaar: Wel spin, houdt toch eens op! Ik duizel. Wat hoor ik? Ik moet u belijden, dat ik er niets van weet. Bestaat dat? Is het mogelijk dat een schepsel als gij weet,wat daarboven geschied? En ik heb nooit iets daarvan gehoord!
Spin: Ziet gij wel, dat gij lager dan de beesten zijt gevallen? Ik en ieder beest leef in de waren toestand zijner natuur, waarin gij een beeld vindt. Ja, zelfs de ezel kent de kribbe zijns meesters en de os zijn bezitter. Ik ga het paleis in en uit naar welgevallen. Gaat gij zo op aarde in en uit de heilige gebouwen, om voedsel te vinden? Hoort gij naar de stem van uw Herder, die uw Schepper is? Roept gij uit met Zijn volk: Hoe branden mijn genegenheden, om 's Heeren voorhof in te treden? En nu tenslotte: Als ik sterf ga ik tot de aarde, uit welke ik genomen ben. Ik heb geen ziel te verliezen. Mijn Schepper heeft dit lot voor mij bepaald. Maar arme man! gij hebt een blijvende ziel, om eeuwig te leven. O! indien gij bekeert waart, zoudt gij met de beesten en de stenen des velds vrede hebben. Nu hebt gij mij willen vertreden; een treurig bewijs, dat gij niet eens uw goedkeuring schenkt, aan hetgeen uw Schepper gemaakt heeft. Het is het teken van uw onverzoenden staat met God. O, dat mijn Schepper u eens ogen gaf om te zien, arme ellendige! Want als gij over uw bemodderde ziel geen bloed der verzoening ontvangt, om u te reinigen, gaat gij eeuwig verloren! Uw ziel is zwarter dan mijn huid; maar het bloed van dien Koningszoon, die de wortel en het geslacht Davids is, reinigt van alle besmetting. Ik verlaat u dan en ga weer vliegen vangen. Maar wat gaat gij nu doen?

Zondaar: Wel, mijn goede Spin, ik zie mijn dwaling. Ik zie wat mij ontbreekt; ik heb over deze dingen nooit gedacht. Ik ben een dwaas tegenover u; want gij toonde mij de weg ter hel en ook dien, die ten hemel leidt, Ik dank u voor uw raad; gij waart mij ten wegwijzer. O, dat er velen op de school van u,waarde Spin, mogen gaan om van u te leren.

John Bunyan
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

MEDITATIE

En Zijn geboden zijn niet zwaar.
1 Johannes 5:3

Wanneer de apostel Johannes schrijft over het geloof en zijn vruchten dan schrijft hij: ‘Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren. En Zijn geboden zijn niet zwaar. Voor een afkerige wereldling zijn Gods geboden wel zwaar. De onderdanen van de jonge koning Rehabeam zeiden tot hun vorst: ‘Uw vader heeft ons juk hard gemaakt; nu dan, maakt gij uws vaders harde dienst en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft, lichter, en wij zullen u dienen.’

Zo klaagt ook een afkerige wereldling over de dienst des Heeren als een zwaar juk en een harde dienst, waarin zij geen lust hebben. Zij roepen met de tijdgenoten van de profeet Maleachi: Wat een vermoeidheid!

Voor een luiaard zijn Gods geboden ook zwaar. Moet hij naar de kerk, dan slaapt hij eerst lang. Vervolgens is het te heet om een half uur lang naar de kerk te lopen. Hij houdt wel van wat godsdienst, maar hij wil liever wachten op een koele dag. De volgende zondag is het koel genoeg, maar de lucht is wat dreigend, dus blijft de luiaard liever thuis om niet nat te worden. De volgende week stormt het zo hard en is het zo koud, dat de luiaard maar thuis blijft, anders zou hij kou kunnen vatten.
De hele godsdienst is voor hem een vermoeidheid; hetzij lezen, bidden, luisteren naar Gods Woord, al Gods geboden zijn hem zwaar.

Zijn Gods geboden u zwaar of niet zwaar?

Uit: WAAKT EN BIDT, Bijbels dagboek
Samengesteld uit de bundels "Eenvoudige oefeningen"
van WULFERT FLOOR door J. Kranendonk-Gijssen
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

GENADE OVERVLOEIENDE VOOR DE GROOTSTE DER ZONDAREN.

Voorrede van een preek over Jacobus 1:19
Zo dan, mijne geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn.

Wij lezen elders in de Schrift: Hoort gij hemelen! en neemt ter ore, gij aarde! (Jes. 1:2). En wat spreekt de Heere? Indien gijlieden willig zijt en hoort, zo zult gij het goede dezes lands eten; maar indien gij weigert en wederspannig zijt, zo zult gij van het zwaard gegeten worden; want de mond des Heeren heeft het gesproken (Jes. 1:19 en 20). Wat spreekt de Heere nog meer? Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort (Spr. 8:34). Wat nog meer? Die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen (Joh. 6:37), integendeel, wendt u tot Mij toe, wordt behouden (Jes. 45:22).

Hoort eens welke ernstige, maar niet minder vriendelijke taal een Almachtig en volzalig Opperwezezen toch spreekt tot een arme zondaar, tot een handvol stof en as, tot de mens, die zich beneden het redeloze vee verlaagd heeft door de zonde.
Wat behoorden toch onze oren open te staan, en wij met eerbiedige belangstelling te luisteren naar hetgeen de Almachtige ons te zeggen heeft, naar de boodschap die Hij de arme mens laat brengen.

Ja, dit alles raakt u, die nog leeft in het heden der genade, en onder het vrijgunstig aanbod van zaligheid. Gij zijt verplicht om naar des Heeren stem te horen. en biddende op uw knieën te vallen, en om een nieuw hart en een nieuwe geest te roepen, want hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht geven! (Hebr. 2:3).
Maar iemand mocht hier zeggen: Zou Jezus mij wel menen, als Hij Zijn heil en verlossende liefde aan de zondaar aanbied?
Ik antwoordt: Jezus meent zulken, die niets dan vijandschap tegen Hem bezitten, en die reeds jarenlang de wapenen tegen Hem hebben opgevat. Ziet dit in Maria Magdalena, in welke eertijds zeven duivelen regeerden, en die later een opgericht toonbeeld werd van vrije genade. Ziet het in de kruismoordenaar, in de baldadige en ruwe Korinthiërs, en ziet het onder veel meer anderen. Ook in Paulus, die zichzelf een Godslasteraar en vervolger der gemeente noemde, en toch later zeggen kon: Mij is barmhartigheid geschied! Die man zag weleer met vermaak de moorddadige dood van een der vrienden des Heeren, en hij liep naar Damascus met het slachtmes in de hand om de heiligen de keel af te steken of gevangen te zetten.
Maar wat gebeurt er? Valt er vuur van de Hemel om hem te verteren? Neen, de genade draaft hem voorop, roept hem, trekt hem, bekeert en verlost hem.
Hier kunt gij dan zien wie Jezus meent, en dat het waar is: Daar de zonde meerder is geworden, daar is de genade veel meer overvloedig geweest.

Mocht gij dan nog voor de Heere in de schuld vallen, en nog naar Zijn stem horen en om de Geest der bekering leren roepen! Zo niet, wee u dan, want het zal u kwalijk gaan en de vergelding uwer handen zal u geschieden. Tyrus en Sidon zullen het dan in het oordeel zo hard niet hebben als gij, want zo wie de wet van Mozes overtreedt, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen; en hoeveel te zwaarder oordeel zal hij dan waardig geacht worden, die den Zoon Gods vertreden en het bloed des Testaments onrein geacht heeft?
Hoe nodig is het voor elk onzer de stem des Heeren op te merken en daarmee werkzaam te zijn tot heil voor onze zielen!

Wulfert Floor
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

1989 en toch actueel!
Een voorrede van een tijdrede van ds. A.W. Verhoef
uitgesproken in Rijssen.

Mijn vrienden,

De vorige eeuw is wel genoemd ”de brave hendrikentijd”. Daar was reden voor. Mensen die met arbeiden de kost moesten verdienen leefden in armoede en ellende. Hetgeen wat meer was in de wereld, en meestal liberaal was, die hadden zogenaamde spreekclubs, waar de een nog mooier probeerde te praten dan de ander. Een brave hendrik-tijd. Maar ik vraag me af, leeft onder ons het brave hendrik-zijn ook niet in onze dagen?

Maar wanneer ze daar dan een vergadering hadden, bijvoorbeeld in Amsterdam, dan waren daar sommige zeer beroemde sprekers van die tijd. Een van hen was een zekere Amorie van der Hoeven. Een zoon van een remonstrantse dominee. Hij was buitengewoon welsprekend.
Die spreker ging een onderwerp behandelen over het oude Griekenland. Dat oude Griekenland was een heidens land vol met afgodsbeelden, en daar werd een rede over afgestoken waar het menselijk kunnen, de menselijke rede, en het verstand verheerlijkt werd. Dat deed die man die avond ook.
Maar toen kwam er een gelegenheid om vragen te stellen. We hebben allemaal wel eens van Isaäc da Costa gehoord, een bekeerde Jood. Die was daar ook. En die rees op, en zei: Spreker, één ding zijt gij vergeten! En iedereen luisterde ademloos. Eén ding zijt gij vergeten! Wat? Gij zijt de zonde vergeten!

En als we nu rond zien, wat in ons Vaderland gebeurt, dat zijn er tienduizenden, ja miljoenen die God totaal vergeten zijn.
Hebben wij God ook vergeten? Of zijn wij zo netjes dat we God nog zo’n beetje in erkentenis houden? Of is het een keer gebeurt dat we het een keer voor God verloren hebben? Dat zonde tot zonde werd, dat het smart werd. Maar als het dan recht ligt dan wordt ook alles wat in ons vaderland tot smart. Eén ding vergeten! De zonde vergeten! Waarom? Dat staat toch in Gods Woord? En ze vergaten God…

Nu mogen we hier nog samen zijn en wij mogen er nog vrij over spreken, maar, hoe is het met ons persoonlijk leven? Ik kan het niet laten om dat er ook bij te halen, want we zullen toch allemaal stuk voor stuk persoonlijk tot God bekeerd moeten worden.
Alleen door Zijn genade kunnen we ook leren verstaan, en uit de hemel nog een bede krijgen voor hen die het land moeten regeren, die deze provincie en die deze plaats moeten regeren.
De Heere mocht ons leren verstaan wat noodzakelijk gekend moet worden.

Maar met die gedachtewisseling, u voelt wel, de spotters die trokken zich er niets van aan. God vergeten? We zijn toch een net volk? We zijn toch liberaal? En wat hebben we nou met die dompers te maken die nog praten over bekering?
Maar Da Costa zei: Ge zijt de zonde vergeten!
En laten we met elkander nu eerlijk mogen zijn, we zien dat ook onder ons.

We zien dat ook in het midden van deze wereld, en daarom, dat éne element, zei Da Costa, de zonde vergeten! Dát is het ontzettende, dat gaat ook in onze gezinnen door. Wat kan er niet bij door. En dat is niet alleen hier, dat is ook in Amerika en in Canada zo.
Ook in onze gezinnen! Wat kunnen we ver met de wereld meegaan! Dát zou nou nood moeten worden! Een klacht naar de Hemel!
Dat de Heere ons dat geven mocht.

Ouders! De Heere binde het op onze harten. Opdat we niet alleen Staatkundig Gereformeerd mochten zijn in onze uiting en met ons stembriefje, maar dat we ook in ons leven gereformeerd, vernieuwd mochten worden! En dat we ook onze kinderen niet aan de Moloch vab de zonde zouden overgeven. Dat we mochten gaan verstaan: We zijn God vergeten. Daarvoor heb ik laten zingen: Wij hebben God op ’t hoogst misdaan. Dan hoef je niet naar de wereld te gaan, maar wíj hebben God op het hoogst misdaan! Zijn we dat al eens aan de weet gekomen? En: wij zijn van het heilspoor afgegaan. Ja wij en onze vaderen tevens.

Dat is nou niet iets van de laatste tien jaar! Dat is al maar verder, en verder, en verder gegaan.
En nu zeg ik niets vreemds, en we moeten er ook niet boos om worden, maar het is een feit dat we verder en verder van de Heere afgeweken zijn. Zelfs Gods kinderen.
Waar is het klagen aan de troon der genade? Waar is de pijn over de zonde van land en volk? Waar is de pijn over de zonde in onze gezinnen? Waar is de pijn over de scheuringen in de kerk op de wereld? Waar is de pijn over zoveel dingen die niet naar het Woord des Heeren zijn? Waar komt het nog eens uit: Vergeten! Ze vergaten God. Door de zonde hun eigen weg gegaan. En om dan te leren verstaan wat in artikel 36 staat. De overheid ingesteld uit oorzaak der verdorvenheid der mensen, opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen moge worden. Hoort u het? Dat staat in dat dierbare artikel 36, wat zoveel keer aangevallen is. Het mocht maar zijn dat de Heere het ons persoonlijk op het hart bond.

Land en volk was in verval, zegt de psalmdichter. Ach, we hoeven toch niet mooi te gaan praten: Het is toch zo’n goede tijd?
Ik zag gisteren in de troonrede, die spreekt van het gaat nu allemaal weer een beetje beter, en we krijgen weer een paar procent meer, enz. En ze vergaten God. En wij ook? Vraag het uzelf vanavond maar in uw binnenkamer af. God vergeten! Opdat Zijn Naam nog verheerlijkt mocht worden. Dat we zouden verstaan dat nu God een vergetend volk, een zondig volk, zou willen gedenken en zou willen trekken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Om van dood levend gemaakt te worden.
We kunnen natuurlijk, en op zich zeg ik daar niks van, ik heb dat zelf ook gedaan, in het politieke leven doen wat onze hand vindt om te doen, maar als we dat alleen in eigen kracht doen, dan weet u het antwoord wel. Daarom moet het waar worden, dat we ons voor de Heere als schuldenaar leren kennen, als arme zondaren.

Daarom had ik gedacht om vanavond te spreken over Jeremia 18:15
Nochtans heeft Mijn volk Mij vergeten, zij roken der ijdelheid; want zij hebben hen doen aanstoten op hun wegen, op de oude paden, opdat zij mochten wandelen in stegen van een weg, die niet opgehoogd is.

o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o--o-o-o-o-o-o--o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o
De rest van de "preek", of "rede" zal ik niet plaatsen want dan wordt het te lang.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Jeremiah
Berichten: 1473
Lid geworden op: 25 mar 2016, 12:43

Re: Meditatie

Bericht door Jeremiah »

Ernstige boodschap van deze predikant. Zn zoon was in 2005 eens een zondag bij ons. Ik weet allebei die preken nog goed. Daar ging wat van uit!
kerknieuwsg
Berichten: 32
Lid geworden op: 02 apr 2016, 19:21

Re: Meditatie

Bericht door kerknieuwsg »

Meditatie van ds. J. Th. Pronk uit Sirjansland, over Psalm 103
‘Die al uw ongerechtigheden vergeeft’.

Psalm 103 begint op hoge toon: ‘Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam’. Maar dat wil niet zeggen dat die hoge toon als vanzelfsprekend bij David aanwezig is. Als we dit eerste vers van de 103e Psalm nauwkeurig lezen, ontdekken wij dat David zichzelf aanspreekt. Hij spreekt tot zijn eigen ziel en tot alles wat binnen in hem is. Wat hij doet, is zichzelf opwekken om God te loven. De hoge toon van het God loven is geen vanzelfsprekendheid in het leven van een gelovige. Zo is het ook bij David in deze psalm. En juist omdat die hoge toon niet in zijn hart leeft, pakt hij zichzelf bij zijn schouder, en wekt zichzelf op: ‘Loof God!’.
Het hoogste en het beste wat wij in dit leven kunnen doen, is God loven. Dan eren wij Hem die, zo lezen wij in het 1e artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, is ‘Een zeer overvloedige fontein van alle goed’. Als de Heilige Geest met zijn onweerstaanbare wind in het hart komt blazen en de specerijen doet uitvloeien (Hooglied 4 vers 16) staat Gods goedheid in geweldig contrast met eigen ongerechtigheden (Psalm 103 vers 10) en zwakte (Psalm 103 vers 14). De hoge toon van het loven van God wordt juist daar geboren waar wij onszelf ontdekken. Immers, dan zien wij eigen zwartheid en zien daartegenover de Blinkende Morgenster. De liefde van een Drie-enig God gaat blinken. Die liefde trekt het neergebogen hoofd omhoog en doet het verduisterde oog blinken.
David houdt het niet bij het in algemene termen loven van God. De goedheid van de HEERE ziet hij opblinken als een ster met 7 punten. In totaal noemt hij 7 weldaden die de HEERE hem verleend heeft in de verzen 3 tot en met 6. Het is alsof het niet ophoudt. De ene na de andere gunst van God ziet Hij in zijn eigen leven. 7 is het getal van de volheid. Er zou veel meer te noemen zijn….., ja een complete volheid. ‘God is een zeer overvloedige fontein van alle goed’.
Wat is het eerste waar wij aan denken als wij aan Gods goedheid denken? Voor David is het helder. We lezen in vers 3: ‘Die al uw ongerechtigheden vergeeft’. Iedere zondag belijden we het met de woorden van de Apostolische Geloofsbelijdenis: ‘Ik geloof de vergeving der zonde’. Op die vergeving van zonden rusten al Gods andere weldaden. Hoe kan God Zijn zegen wegschenken als er zonden in de weg staan? David wist van vergeving van zonden, hij wist daarom van een vlak veld tussen God en hem.
De Grote Davidszoon, de Heere Jezus Christus, stierf als Lam Gods voor de zonde der wereld. Zijn sterven op Golgotha is verzoening. Als het brood en de beker aan de tafel rondgaan, horen we altijd weer: ‘tot een volkomen verzoening van al onze zonden’. En als God Zijn eigen Zoon wil wegschenken tot in de dood, zal Hij ons dan ook niet met Hem alle dingen geven? Zo is de Heere Jezus de Weg tot de Vader en de Weg waarlangs de Hemelse Vader Zijn zegen wegschenkt. David ziet in Psalm 103 Gods zegen en telt de weldaden, één voor één.

Als David zo deze allereerste en allergrootste weldaad ziet en in het spoor daarvan de volheid aan andere weldaden, rijst de Ster van Gods Naam steeds hoger. En zo komt hij ertoe om in vers 8 de namen van de HEERE te noemen. Dat zijn de namen waarmee de HEERE Zichzelf aan Mozes geopenbaard heeft. En wij vullen de éne Naam onder de hemelen gegeven in: Christus Jezus. Immers in Hem zien wij Gods Naam uitgedrukt. In Hem is Gods Naam vlees geworden en onder ons gekomen!
Hoe heerlijk is het als het hart mee komt met de hoge toon van de 103e Psalm. Maar tegelijkertijd, hoe nameloos arm zijn wij als wij vreemd zijn van deze hoge toon! Daar waar deze toon niet gekend wordt, zal eens de toon van de verschrikking klinken! Juist daarom gaat keer op keer Gods Woord uit en werkt de Heilige Geest met kracht. Zo komen blinden tot zicht, gaan doven horen, kreupelen wandelen, lammen opspringen en komen doden tot leven. Soli Deo Gloria.

(bron: www.kerkelijknieuwsdekker.weebly.com, nieuwsbrievenarchief 2016, nieuwsbrief week 41)
kerknieuwsg
Berichten: 32
Lid geworden op: 02 apr 2016, 19:21

Re: Meditatie

Bericht door kerknieuwsg »

Meditatie van ds. K. ten Klooster, emerituspredikant te Ridderkerk, over Hebreeën 13 vers 14

Geen blijvende stad

Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.
Hebreeën 13 vers 14

Wij weten niet wat dit pas begonnen jaar ons zal brengen. De toekomst is onzeker. Is dat al het geval in het grote wereldgebeuren om ons heen, niet minder geldt dat voor ons persoonlijk leven. De vastheid bij alles wat voorbijgaat en vergankelijk is, is niet in ons en ook niet om ons heen. Die is alleen in God, in Jezus Christus. Hij is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid! De Heere is het eeuwige heil, de wezenlijke troost voor Zijn kerk. Die Kerk zal altijd Kerk hebben te zijn in de gestalte en beoefening van de vreemdelingschap. Dat is haar hoge en dure roeping.
Dat gold ook degenen aan wie deze brief in eerste aanleg is gericht: Joden, die christen waren geworden. Dat had nogal wat gevolgen. Er is sprake van de roof van goederen en gevangenschap. Ze leefden dus in een vijandige omgeving en hadden de smaad van Christus te dragen. Dan is er het gevaar van inzinking en afval. Daarom spoort de schrijver van deze brief zijn lezers aan om vol te houden, de loopbaan te lopen en op Christus te zien. Gods pelgrims zijn vreemdelingen op aarde. Dat zijn ze geworden. Hoe? Door de verkondiging van het ruime Evangelie van de smalle weg. Door de Heilige Geest werden en worden ze krachtdadig geroepen, uit God geboren. Dan wandelen ze door het geloof, strijden door het geloof en beseffen ze dat ze onderweg zijn en hier geen blijvende stad hebben.
Nu zijn wij allemaal onderweg, ook in het jaar onzes Heeren 2011. En op de weg die wij betreden is geen voetstap die beklijft. Allen zijn we op weg naar een graf waarin al de heerlijkheid van de mens vergaat. Maar waar zullen we aanlanden achter dat graf? In de toekomende stad, waarin God alle dingen nieuw maakt? Of zal het zijn in de plaats waar de worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt? Op die vraag moet een antwoord komen.
Daarmee is dan tegelijk de vraag gesteld of wij datzelfde geloof deelachtig zijn als degenen aan wie deze brief is gericht, en wij die toekomende Stad zoeken! Die Stad is er, ze moet niet meer gebouwd worden. Ze is er van eeuwigheid, zoals haar Bouwmeester eeuwig is! Die Stad is de heerlijkheid van God. Ze is er en ze zal geopenbaard worden aan allen die de verschijning van de Heere Jezus hebben lief gekregen. Het is de zaligheid voor al Gods heiligen. Die is verworven door Christus, omdat Hij een Vreemdeling geworden is op deze aarde. Er was voor Hem geen plaats. Hij leed en stierf buiten de poort. De roep klinkt: Zo laat
ons dan tot Hem uitgaan, buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. Dat was en is kruis dragen en dat hoort erbij. Geen christendom zonder smaadheid!
Maar zo zullen allen die in Zijn spoor gaan en vreemdeling zijn op aarde, die toekomende Stad zoeken. Ze zijn zonder uitzondering begerig naar een beter Vaderland, naar het hemelse! Ze zoeken die Stad en ze zullen die vinden. Hier en nu wandelen ze ootmoedig met hun God. En bidden elke dag: Verberg Uw geboden voor mij niet. Zo gaan ze net als Abraham de steile weg van het geloof. Ze verloochenen zichzelf en dragen hun kruis vrolijk. Ze zullen in weerwil van al het zichtbare en tegenstrijdige, in weerwil van alle moeite, zorg en verdriet voorwaarts gaan. Dan gaan ze wel door het land van de vijand, die alles in het werk stelt om de reizigers op weg naar Sion de herberg van deze aarde zo lief te laten krijgen, dat ze er altijd blijven hangen en vergeten hun reis voort te zetten (Augustinus). Maar, waar hun schat is, daar zal ook hun hart zijn.
De mens, vroeger en nu, jaagt naar geld en goed, naar brood en spelen, eer en aanzien in de wereld, maar het is allemaal vergankelijk. Alles gaat in rook en damp op. Alleen God blijft. Zijn Woord is het juiste kompas, Zijn Geest doet de pelgrims zoeken de dingen die boven zijn, waar Christus is aan de rechterhand van God. Wie nu Jezus Christus door het oprecht geloof is ingelijfd, komt door de enge poort en is op de smalle weg. Die gaat aan de hand van de genade de stad van God tegemoet, zij opent haar poorten en zij die van Christus zijn, worden binnengedragen. Door Jezus alleen! Dat is het wonder van de eeuwige liefde.

(Bron: Kerkelijke Nieuwsbrief week 37 zaterdag 10 - zaterdag 17 sept 2016
www.kerkelijknieuwsdekker.weebly.com)
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

KLACHT EN VERTROOSTING NA DE DANKDAG.

Waarom, o God, zijn wij in eeuwigheid
Van Uwe gunst en onderstand verstoken?
Hoe kan Uw toorn dus tegen ons nog roken,
Die schapen zijn, zelfs door Uw hand geweid?

Herdenk de trouw, aan ons voorheen betoond;
Denk aan Uw volk, door U van ouds verkregen;
Denk aan Uw erf, het voorwerp van Uw zegen;
Aan Sions berg waar G' eertijds hebt gewoond.

Ruk spoedig aan, verdubbeld Uwe schreên;
Zie, hoe de stad verwoest ligt en vergeten;
Des vijands macht heeft alles neergesmeten,
Uw heiligdom verdorven en vertreên.

Uw vijand heeft, ter plaatse van 't gebed,
Gelijk een leeuw gebruld bij 't zegevieren;
Zelfs, U ten schimp, heeft hij zijn krijgsbanieren,
In trotsen moed, tot tekenen gezet.

Elk woedt om strijd, en toont zich onbeschroomd;
Men houwt en hakt, dat poort en binten beven;
Gelijk men slaaft, om bijlen aan te geven,
En ijv'rig kapt in 't hoog en dicht geboomt'.

Dus hebben z' ook, doldriftig, onbesuisd,
Graveerselen, pilaren, wanden, bogen,
Wier kunstsieraad de lust was van elks ogen,
Met zwaard, houweel en hamer woest vergruisd.

Uw heiligdom is door het vuur verteerd;
Niets heeft zijn glans voor 't woên des gloeds beveiligd;
Uw schoon paleis, Uw woning is ontheiligd,
Ten gronde toe in puin en as verkeerd.

"Laat", zeiden zij, "laat ons het ganse land,
Geplunderd, voor onz' overmacht doen zwichten."
Hun wrede vuist heeft al de Godsgestichten,
Uw naam ten hoon, verbrijzeld of verbrand.

Wij zien aan ons, na al dit ongeval,
Geen teek'nen meer van Uwe gunst gegeven;
Niet één profeet is ons tot troost gebleven;
Geen sterv'ling weet, hoe lang dit duren zal.

Hoe lang, o God, zal in dit zwaar verdriet,
De vijand ons zijn wrede trotsheid tonen?
Zal hij Uw naam in eeuwigheid dan honen?
Neen, 't kan niet zijn; dat duldt Uw glorie niet.

Ach, waarom trekt G' uw hand dus van ons af,
Uw rechterhand, die ons tot steun kan strekken?
Ai, wil haar eens uit Uwen boezem trekken,
En maak een eind aan Uw gestrenge straf.

Gij, evenwel, Gij blijft dezelfd', o HEER';
Gij zijt van ouds mijn toeverlaat, mijn Koning,
Die uitkomst gaaft, en, uit Uw hemelwoning,
Voor ieders oog Uw haat'ren gingt te keer.

Gij spleet weleer de Schelfzee door Uw kracht;
Gij hebt den kop der woest' en felle draken,
Het vrees'lijk heir, dat Isrel dorst genaken,
ln 't hart der zee, verbroken door Uw macht.

Uw sterke hand heeft 's Leviathans woên
Betoomd, gestuit; deed Farao bezwijken;
Waar 't woest gediert' aan duizenden van lijken,
Op 't dorre strand, zijn rooflust mocht voldoen.

Hoe menigmaal hebt G' ons Uw gunst betoogd,
't Zij G' een fontein deedt uit een rots ontspringen,
Of op een hoop de waat'ren samendringen,
Wanneer de stroom door U werd uitgedroogd.

De dag is d' Uw'; ook vormdet Gij den nacht;
Gij schiept het licht, de zon met gloed en stralen;
Door U is d' aard' gesteld in juiste palen;
Elk jaarseizoen hebt Gij tot stand gebracht.

Herdenk, mijn God, herdenk die wonderdaân!
Een dwaas geslacht heeft Uwen naam gelasterd;
De vijand, van Uw vrees en dienst verbasterd,
Heeft Uwen roem met smaad en schimp belaân.

Geef 't wild gediert', dat niets in 't woên ontziet,
De ziele van Uw tortelduif niet over;
Laat, grote God, om een gehaten rover
Uw kwijnend volk niet eeuwig in 't verdriet.

Beschouw, herdenk Uw vastgestaafd verbond;
Laat dat Uw hart tot ons in liefd' ontvonken;
Het land is vol van duist're moordspelonken,
Vanwaar 't geweld ons grieft met wond op wond.

Dat elk verdrukt' Uw bijstand eens erlang';
Laat, laat Uw volk niet schaamrood wederkeren;
Maar wil van hen ellend' en nooddruft weren,
Opdat z' Uw naam verheffen in gezang.

Rijs op, o God, rijs op, toon Uw gezag;
Betwist Uw zaak, wees onze pleitbeslechter;
't Is meer dan tijd; gedenk, o hoogste Rechter,
Wat smaad de dwaas U aandoet dag op dag.

Vergeet niet, HEER', dien onverdraagb'ren hoon,
Dat luid geroep van al Uw weêrpartijders;
Het woest getier van Uwe machtbestrijders
Stijgt telkens op tot voor Uw hemeltroon.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
zonnebloem96
Berichten: 78
Lid geworden op: 25 feb 2016, 16:24

Re: Meditatie

Bericht door zonnebloem96 »

Als de bladeren vallen…

Jesaja 64: 6m: ''Wij allen vallen af als een blad.''

Het is weer de tijd, dat de bladeren vallen. Vele bomen vertonen al hun doodse kaalheid. Naarmate de nachtvorsten komen en de winden waaien, moeten de bladeren loslaten. Ondanks hun worstelen met de rukkende wind, loslaten moeten ze.
Het zijn dezelfde bladeren die in 't voorjaar zo groen en fris aan de takken ontloken. Nu vallen ze neer om tenslotte te vergaan.
En van dat vallend blad gaat een sprake uit. Wie de sprake ervan verstaan heeft, die zegt: ''De dood heeft mij een brief geschreven. Ik las hem op het vallend blad.''
Wat er op het vallend blad te lezen staat is niet de taal van wellustige droefgeestigheid of weke romantiek, maar het zijn woorden van pure werkelijkheid, en die werkelijkheid is: de dood. Elk blad, dat voor onze voeten neerdwarrelt, zegt ons: ''zo moet ge ook eens vallen, o mens, zo moet gij ook eens loslaten waaraan ge nu zo groen en fris zit vastgegroeid.''
Want ondanks alle krampachtige pogingen om jong te lijken en jong te doen, het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel.
Eens hebben die bladeren om de wind gelachen. Toen ze nog zo met volle levenskracht aan die takken waren gehecht. Maar nu het herfst is, nu knakken ze af, reeds bij het ruisen van een zachte bries.
Eerst komt de lente van het leven en die duurt het langst. Daarin verlangt het jonge leven naar de zomer om zich ten volle te kunnen ontplooien. Maar vlugger dan wordt gedacht nadert de herfst. En hoe mooi de najaarslanen ook kunnen zijn, het leven wordt snellijk afgesneden. Gelijk het gras is ons kortstondig leven, gelijk een blad, dat in 't najaar loslaten en vallen moet.
''Wij allen - zegt de Schrift - vallen af als een blad.'' Wij allen. Of we nog staan in het voorjaar van het ontluikende leven, of dat we nog delen in zomerse pracht, wij allen moeten vallen als een blad van de boom.
Ziet ge de bladeren vallen? Ziet ge ze liggen in uw tuin en voor uw deur? Vertreedt ze niet achteloos, want ieder blad spreekt van uw levenseinde. Ieder blad zegt u: ''zoals ik moest loslaten, zo moet gij straks loslaten; zoals ik ben gevallen, zo moet gij straks vallen.''
Het is wel zeer tragisch, dat ons leven vergeleken moet worden met een blad van de boom. Ons menselijk leven, dat zo volmaakt begon in het paradijs en dat krachtens de verbinding aan God, de Levensbron, niets dan eeuwige groei en bloei beloofde.
Als we er op letten dat de mens geschapen is om te leven en niet om te sterven, dan spreekt het vallende blad niet alleen van onze vergankelijkheid, maar tegelijk ook van onze schuld. Want de broosheid van ons leven heeft een oorzaak. Vergankelijkheid en schuld zijn van elkaar niet te scheiden.
In dit verband staan deze woorden ook in de Heilige Schrift. Immers, voordat Jesaja heeft gezegd dat wij allen als een blad zullen vallen, heeft hij ook gezegd: ''Wij allen zijn als een onreine en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed.'' Dan volgt er: ''Wij allen vallen af als een blad.'' En direct daarop staat er: ''Onze misdaden voeren ons henen weg als een wind.''
Tussen de woorden onrein en misdaden lezen we dus van onze vergankelijkheid des levens. Dat we sterven moeten is derhalve niet alleen een klacht, maar het is tegelijk ook een aanklacht. Namelijk een zelfaanklacht, omdat de mens door zijn zonde dood zelf heeft veroorzaakt. Wij moeten het leven loslaten omdat we in Adam de Bron van het leven hebben losgelaten. Wij moeten vallen omdat we in Adam gevallen zijn.
Als wij dat nu maar leren aan deze zijde van het graf, als de klacht van het vallend blad nu maar een zelfaanklacht mag worden. Als we nu maar, voordat wij moeten loslaten en vallen, verstaan mogen dat de oorzaak ligt in onze onreinheid en misdaden.
Wij moeten erkennen, dat ons leven straks wordt afgesneden, want niemand redt zijn ziel van 't graf. Zalig echter, als we leren sterven vóór de dag van onze dood.
Sterven n.l. aan onszelf, zodat de oude mens al zijn begeerlijkheden gekruisigd wordt.
Dan wordt er een leven afgesneden voordat wij sterven moeten. Een leven n.l. van onreinheid en misdaden.
En wie zo wordt afgesneden van de wortel van de eerste Adam, die om zijn zonde moest sterven, hij wordt ook overgeplant in de wortel van de tweede Adam, Die om Zijn gerechtigheid eeuwig leeft.
Voor wie dat heeft geleerd, in welke mate ook, spreekt het vallend blad niet alleen van de dood, maar ook van een doorgang tot het eeuwige leven. Laat dan de bladeren vallen, als het leven Christus was dan is het sterven gewin.
Maar hier is een verstandelijk weten niet genoeg. Wij zullen aan deze zijde in de persoonlijke beleving moeten weten, dat ons zondig bestaan in beginsel de doodssteek heeft ontvangen, zodat we nergens meer leven kunnen vinden buiten Christus, de Levenswortel.
Wat zegt u dan het vallend blad? Spreekt het u van een doorgang tot het eeuwige leven? Of van een ingang in de eeuwige dood?

Ds. F. Bakker
Wat is uw enige troost, beide in leven en in sterven?
Isala
Berichten: 1267
Lid geworden op: 27 sep 2013, 22:14

Re: Meditatie

Bericht door Isala »

‘Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; Om te verschijnen degenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op de weg des vredes’. Lukas 1 : 78 en 79.

Door de innerlijke beweging van Gods barmhartigheid. Daar moeten we het van hebben. Daar zijn bij God innerlijke bewegingen van barmhartigheid. Dat is de oorzaak waarom God Zijn Zoon heeft gezonden. Onbegrijpelijk! God roept een verloren wereld terug. Hij wil zondige mensen tot Zijn kinderen maken. God, Die genoeg heeft aan Zichzelf, wil Zich met ons bemoeien. God spreekt tot ons van barmhartigheid. Het smart God aan Zijn hart, als we buiten Hem en zonder Hem verder leven. Gods hart brandt van genade. Denk daar nu eens aan! Laat dat nu uw hart eens innemen. Denk niet alleen aan God als Iemand die gereed staat met Zijn oordelen, tegenslagen en straffen in uw leven. We denken vaak zo hard van God. Alsof God alleen maar tot ons komt met de vlammen van de hel. Met Zijn goddelijk gericht. En als u zo over God denkt, gaat u steeds verder van God af. Dan wordt u steeds harder. Alleen maar toorn en vloek verstalen het hart!

Zacharias heeft wat anders gezongen. Hier ligt het kind Johannes in zijn armen dat de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid zichtbaar openbaart. Al zal straks zijn woord een vlijmend scherp woord zijn voor degenen die vast willen houden aan hun eigen leven, zonden en godsdienst. Hij heeft ze niet gespaard. Want de kennis van de Messias was ondergegaan in uitwendige vormen. Zoveel mogelijk doen. We zullen God Zijn deel geven en verder gaan we onze eigen gang. Gemeente, dat is toch onze godsdienst niet? U bent vanmorgen toch niet alleen maar in de kerk om uw geweten wat te sussen? Niet alleen maar uit angst voor het oordeel? U bent toch niet bezig om God te dienen met uitwendige vroomheid? Daarmee redt u het niet hoor!

Dat wordt zo anders als het Licht opgaat in uw hart, als u oog krijgt voor de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid. Dat is het omslagpunt in het hart. Dat is het, wat het hart verbreekt. ‘O God, roept U ook mij, zoekt U ook mij? O God, waarom wilt U toch naar mij omzien, waarom leef ik nog? Waarom overlaadt U me met zoveel gunstbewijzen? Ga uit van mij Heere, want ik ben een zondig mens’. Dat is nu: door de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid.

Daarom zingt Zacharias hier. Hij ontdekt de Zaligmaker in de geboorte van Johannes. Johannes is niet alleen maar een profeet van vloek en oordeel, maar ook de man die straks zegt: ‘Zie het Lam Gods’. Het Lam Gods is gekomen om te verschijnen degenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods. Om onze voeten te richten op de weg des vredes.


Auteur: ds. L.Huisman (1926-2004).
Hora est!
mulder
Berichten: 365
Lid geworden op: 02 jun 2015, 15:33

Re: Meditatie

Bericht door mulder »

Wel toepasselijk in deze tijd waarin sommige christenen alles uit de kast trekken om kerst te ''''beleven'''
bron: eeninwaarheid.info
Vóór in de kerk staat een metershoog kruis.
Iedereen komt naar voren. De een met een zware zonde-kei, de ander met ongerechtigheden op een plakbriefje.
Ze buigen zich ter aarde, knielen samen aan de voet van het kruis. 'Is dat, is dat mijn Koning?' Tot tranen bewogen zingen ze 't aandoenlijk: Zie de Mens.
Aan de voet van het kruis groeit een mystieke eenheid.

Maar de Mens is er niet …
Het kruis is levenloos en leeg. Lang geleden had Jozef van A. deze Mens al bijgezet in zijn privégraf, nu overkoepeld gewaand met de Grafkerk.
Daar (be)zoeken miljoenen Hem, kussen nagelaten heiligheden in walmende wierook, en verlichten hun oecumene met kaarslicht.

Maar Hij is daar niet!
Waarom zoeken zij toch de Levende bij de doden? Immers een engelenstem heeft geklonken: 'Hij is hier niet maar Hij is opgewekt!'
Zelfs de allereerste-uur-kerk die Hem zág opvaren naar de hemel, werd vermaand: Staak uw staren naar wolken.

Moeilijk, want we willen Hem blijven zien en voelen, hier beneden. Daarom worden er kerstboerderijen ingericht, met balk-ezels en loei-koeien. In het kribwiegje ligt een speen-sabbelende zuigeling. Oòòh, hoe lief toch. Komt laten wij aanbidden, die ko-o-ning. Religieus eenheidsgevoel bij beestenboel.

Maar we houden vol: Ook hier is Hij niet!
Kribbe en kruis zijn en blijven leeg. Die Hem daar zoeken zullen Hem er niet vinden.
Want kinderen van God zijn geen kruis- maar hemelvaarders. Zij kijken omhoog waar Christus is, gezeten aan Vaders rechterhand.
Zij richten hun ogen op wat boven is en niet wat op aarde is. Ze zien in geloof Christus, de Koning en ze verheffen hun harten tot God en ontvangen zijn vrede.

Jezus Christus wordt zó bevindelijke ervaring. Want vanuit zijn verheven troon is Hij ook bij ons, hier beneden. Nee, niet aan de voet van namaakkruisen en in nepkribjes. Maar door zijn Woord en zijn Geest. Christus in onze harten, elke dag, elk moment.
En naar zijn belofte wijkt Hij geen ogenblik van ons!
Met die grote Koning gaan we de strijd aan tegen de duivel, de wereld en ons eigen boze hart. Gehoorzaam en volgzaam onze levende Koning achterna waarheen Hij ook gaat.
Komt laat ons voortgaan, kind'ren, want d' avond is nabij.

Dus bidden én werken. Het één kan niet zonder het ander. In een wereld vol diep verdriet om eigen kwaad en zoveel leed om verwoestende kerkzonden.
Maar! Door de tranen heen glinstert altijd weer vreugde. Want Hij komt, niet uit een lege kribbe, ook niet van een kaal kruis. Nog één keer daalt Hij uit de hoge hemel neer.
Als Hij nog even verbeidt, krijgen we een enkele reis naar het hemelhof. Maar is Hij eerder, dan gaan we Hem tegemoet op zijn wolkenwagen, en samen retour naar ons eeuwig thuis op een nieuwe aarde.

En zolang het nog niet zover is? Veel bidden en hard werken! Als onze Koning komt met haast, zouden wij dan niet haastig zijn bevelen doen?
Opdat zij allen één zijn, voordat Hij komt!
Dáárom strijden we de goede strijd om de eenheid van al Gods kinderen die Hem liefhebben en het blijde verlossende evangelie van verzoening, genade en vrede, van harte geloven.
We ervaren het, Christus volgen gaat niet zonder kleerscheuren. En soms is het dodelijk vermoeiend, slaat wonden en veroorzaakt ogen vol tranen. Maar er komt een tijd dat ook deze tranen zijn gewist en alle blutsen genezen. De vreugde daarover mag nu al in onze harten opbloeien.

Op aarde was
als ijdel glas
uw blijdschap licht te schenden
maar eenmaal kan
de vreugde van
de bruiloft nimmer enden.
Gebruikersavatar
Jeremiah
Berichten: 1473
Lid geworden op: 25 mar 2016, 12:43

Re: Meditatie

Bericht door Jeremiah »

Isala schreef:‘Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; Om te verschijnen degenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op de weg des vredes’. Lukas 1 : 78 en 79.

Door de innerlijke beweging van Gods barmhartigheid. Daar moeten we het van hebben. Daar zijn bij God innerlijke bewegingen van barmhartigheid. Dat is de oorzaak waarom God Zijn Zoon heeft gezonden. Onbegrijpelijk! God roept een verloren wereld terug. Hij wil zondige mensen tot Zijn kinderen maken. God, Die genoeg heeft aan Zichzelf, wil Zich met ons bemoeien. God spreekt tot ons van barmhartigheid. Het smart God aan Zijn hart, als we buiten Hem en zonder Hem verder leven. Gods hart brandt van genade. Denk daar nu eens aan! Laat dat nu uw hart eens innemen. Denk niet alleen aan God als Iemand die gereed staat met Zijn oordelen, tegenslagen en straffen in uw leven. We denken vaak zo hard van God. Alsof God alleen maar tot ons komt met de vlammen van de hel. Met Zijn goddelijk gericht. En als u zo over God denkt, gaat u steeds verder van God af. Dan wordt u steeds harder. Alleen maar toorn en vloek verstalen het hart!

Zacharias heeft wat anders gezongen. Hier ligt het kind Johannes in zijn armen dat de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid zichtbaar openbaart. Al zal straks zijn woord een vlijmend scherp woord zijn voor degenen die vast willen houden aan hun eigen leven, zonden en godsdienst. Hij heeft ze niet gespaard. Want de kennis van de Messias was ondergegaan in uitwendige vormen. Zoveel mogelijk doen. We zullen God Zijn deel geven en verder gaan we onze eigen gang. Gemeente, dat is toch onze godsdienst niet? U bent vanmorgen toch niet alleen maar in de kerk om uw geweten wat te sussen? Niet alleen maar uit angst voor het oordeel? U bent toch niet bezig om God te dienen met uitwendige vroomheid? Daarmee redt u het niet hoor!

Dat wordt zo anders als het Licht opgaat in uw hart, als u oog krijgt voor de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid. Dat is het omslagpunt in het hart. Dat is het, wat het hart verbreekt. ‘O God, roept U ook mij, zoekt U ook mij? O God, waarom wilt U toch naar mij omzien, waarom leef ik nog? Waarom overlaadt U me met zoveel gunstbewijzen? Ga uit van mij Heere, want ik ben een zondig mens’. Dat is nu: door de innerlijke bewegingen van Gods barmhartigheid.

Daarom zingt Zacharias hier. Hij ontdekt de Zaligmaker in de geboorte van Johannes. Johannes is niet alleen maar een profeet van vloek en oordeel, maar ook de man die straks zegt: ‘Zie het Lam Gods’. Het Lam Gods is gekomen om te verschijnen degenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods. Om onze voeten te richten op de weg des vredes.


Auteur: ds. L.Huisman (1926-2004).
Mooi! Ds. L. Huisman. Een bijzondere predikant, hier veel preken van hem http://dshuisman.nl/
-DIA-
Berichten: 32746
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Van het laatste oordeel

Wij geloven, volgens het Woord Gods, dat, als de tijd, van den Heere verordend (die allen creaturen onbekend is), gekomen, en het getal der uitverkorenen vervuld zal zijn, onze Heere Jezus Christus uit den hemel zal komen, lichamelijk en zienlijk, gelijk Hij opgevaren is, met grote heerlijkheid en majesteit, om Zich te verklaren een Rechter te zijn over levenden en doden; deze oude wereld in vuur en vlam stellende om haar te zuiveren.

En alsdan zullen persoonlijk voor dezen groten Rechter verschijnen alle mensen, zowel mannen als vrouwen en kinderen, die van den aanbeginne der wereld af tot den einde toe geweest zullen zijn, gedagvaard zijnde door de stem des archangels en door het geklank der bazuin Gods. Want al degenen die gestorven zullen wezen, zullen uit de aarde verrijzen, de zielen samengevoegd en verenigd zijnde met haar eigen lichaam, in hetwelk zij zullen geleefd hebben. En aangaande degenen die alsdan nog leven zullen, die zullen niet sterven gelijk de anderen, maar zullen in een ogenblik veranderd en uit verderfelijk onverderfelijk worden.

Alsdan zullen de boeken (dat is de consciënties) geopend, en de doden geoordeeld worden, naar hetgeen zij in deze wereld gedaan zullen hebben, hetzij goed of kwaad. Ja, de mensen zullen rekenschap geven van alle ijdele woorden die zij gesproken zullen hebben, die de wereld niet dan voor kinderspel en voor tijdverdrijf acht; en dan zullen de verborgenheden en geveinsdheden der mensen openbaarlijk voor allen ontdekt worden. En daarom is de gedachtenis van dit oordeel met recht schrikkelijk en vervaarlijk voor de bozen en Goddelozen, en zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen; dewijl alsdan hun volle verlossing volbracht zal worden, en zij aldaar zullen ontvangen de vruchten des arbeids en der moeite, die zij zullen gedragen hebben; hun onnozelheid zal door allen bekend worden, en zij zullen de schrikkelijke wraak zien die God tegen de Goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze wereld. Dewelke overwonnen zullen worden door het getuigenis hunner eigen consciënties, en zullen onsterfelijk worden, doch in zulker voege, dat het zal zijn om gepijnigd te worden in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.

En daarentegen, de gelovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en eer. De Zone Gods zal hun naam belijden voor God, Zijn Vader, en Zijn uitverkoren engelen; alle tranen zullen van hun ogen afgewist worden; hun zaak, die nu tegenwoordiglijk door vele rechters en overheden als ketters en Goddeloos verdoemd wordt, zal bekend worden de zaak des Zoons Gods te zijn. En tot een genadige vergelding zal hen de Heere zulk een heerlijkheid doen bezitten, als het hart eens mensen nimmermeer zou kunnen bedenken. Daarom verwachten wij dien groten dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onzen Heere.

Guido de Brès
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
CvdW
Berichten: 2951
Lid geworden op: 23 mar 2015, 13:07

Re: Meditatie

Bericht door CvdW »

"Daarom zingt Zacharias hier. Hij ontdekt de Zaligmaker in de geboorte van Johannes."

Bovenstaande zin begrijp ik niet. Wat wordt bedoeld met 'Hij ontdekt de Zaligmaker'? Kende Zacharias de Zaligmaker nog niet?
eilander
Moderator
Berichten: 16786
Lid geworden op: 15 okt 2007, 21:42

Re: Meditatie

Bericht door eilander »

CvdW schreef:"Daarom zingt Zacharias hier. Hij ontdekt de Zaligmaker in de geboorte van Johannes."

Bovenstaande zin begrijp ik niet. Wat wordt bedoeld met 'Hij ontdekt de Zaligmaker'? Kende Zacharias de Zaligmaker nog niet?
Met 100% zekerheid durf ik te zeggen dat Zacharias de Zaligmaker kende. Dat betekent echter niet dat er niet meer te ontdekken valt. Hij verwachtte de Messias, en het Licht ging hem steeds meer op, mede door de geboorte van Johannes.
'Kennen, en vervolgen te kennen' wordt dat wel genoemd.
Plaats reactie