Meditatie

-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

DE RAAD VAN AMBROSIUS

Een bezeten wereld
In het jaar 1935 schreef de historicus J. Huizinga het boek ‘In de schaduw van morgen’. Hij schreef in de tijd na de crisis van 1929. De tijd van de steeds brutalere opkomst van Nazi-Duitsland. De tijd van de verschrikkingen die dit net zich mee zou brengen.
Veelzeggend zijn dan ook de eerste zinnen die hij schreef: “Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit de arme Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken.

“Maar de geest geweken”
Huizinga’s woorden zijn profetisch geweest. Dat heeft het verloop van de geschiedenis uitgewezen. De waanzin is inderdaad uitgebroken in razernij. Er brak een allesverwoestende oorlog uit. Naar schatting 65 miljoen mensen kwamen om. In 1945 (dit jaar 75 jaar geleden) bleef ons werelddeel totaal berooid en verwoest achter. Maar let vooral op de laatste vier woorden van Huizinga. “Maar de geest geweken.”
Huizinga zag het voor zich. Een samenleving die haar stuur volledig kwijt is geraakt. Een samenleving die van haar fundamenten is losgeraakt. Een samenleving die ook totaal verbrokkeld is. Een samenleving die doelloos voortdrijft.

O zeker. De periode ná de Tweede Wereldoorlog is materieel een periode van herstel geweest. De West-Europese samenleving is herbouwd. Techniek en wetenschap hebben zich razendsnel ontwikkeld. De welvaart is tot ongekende hoogte gekomen. Maar we moeten ook zeggen: “Maar de geest geweken.”
Als het gaat om het fundament van onze Joods-christelijke beschaving, is de periode na de Tweede Wereldoorlog een periode van voortgaande afbraak geweest. De ontkerkelijking heeft zich onomkeerbaar doorgezet. Een gemeenschappelijk patroon van normen en waarden zijn we kwijtgeraakt. De intrede van andere wereldgodsdiensten, zoals de Islam, heeft het allemaal nog ingewikkelder gemaakt,

Wereldwijd.
Buiten Europa doen zich eveneens bizarre ontwikkelingen voor. Denk aan de vluchtelingenstromen die in Afrika en Azië op gang komen (waarvan sommige geschat worden op een miljoen mensen).
Denk aan de handelsoorlog tussen China en de Verenigde Staten die zich op allerlei wijzen openbaart.
De gevolgen van de uitbraak van her coronavirus zijn nog niet te overzien.
Denk aan de onzichtbare oorlog die plaats vindt op het terrein van ICT: als een samenleving sterk afhankelijk is van ICT, is zij ook zeer kwetsbaar voor inbraak, hackers en dergelijke. Denk voorts aan nepnieuws, lekken, etc.

De Christelijke gemeente
Te midden van deze verwarrende ontwikkelingen staat de christelijke gemeente van onze tijd. De christelijke gemeente staat in ons land vrijwel aan de rand van de samenleving. Zij wordt in toenemende mate van buitenaf bedreigd. Van binnenuit wordt het gemeenteleven soms verteerd door verwijderingen, tegenstellingen, verkoeling van de liefde, etc.
Huizinga gebruikte het woord ‘bezeten’. Laten we ter waarschuwing bedenken dat dit woord duidt op de duisternis dezer eeuw en op het werk van de geestelijke boosheden in de lucht. *1

Het zien op Jezus
Wat staat het christendom anno 2020 te doen? Vanwaar zal komen mijn hulp? *2
Onverwacht kwam ik (opnieuw) in aanraking net het eeuwenoude boek van Isaak Ambrosius, een van onze Engelse oudvaders (1904-1664). De titel van zijn bekendste boek luidt ‘Het zien op Jezus’.
De boodschap van dit boek past voortreffelijk bij de situatie waarin de christelijke gemeente verkeert.
Amrbrosius betoogt dat de christen van álles moet afzien, en slechts zien op Jezus. De christen moet afzien van kwade dingen:
“Handel zo weinig mogelijk met kwade dingen, met de wereld, met de zondige wellusten en rijkdommen. Hoe minder, hoe beter. Wereldse dingen zijn als lijm, Wilt u uw hart daarbij laten liggen, het zal eraan vast raken. En dan is er geen ander middel: óf bekering, óf het helse vuur zal ze moeten scheiden.”
Maar een christen moet ook afzien van goede dingen, zo schrijft hij:
“Wij moeten onze zinnen aftrekken van álle dingen die ons in onze christelijke loop kunnen afkeren van het zien op Jezus. Wij moeten de handen en ogen afwenden van alle dingen afwenden, die ons in de weg staan tot Jezus Christus. Des Heeren bevel aan Lot was: Zie niet achter u om.”

Een ernstige waarschuwing
Zijn inleidende opmerkingen op dit grote werk (dat het zó waard is om gelezen te worden), besluit hij met een ernstige waarschuwing. Een waarschuwing, waarmee we deze bijdrage ook willen afsluiten.
Ter overdenking. Persoonlijk. Met elkaar.

“Bedenk hoe kort uw tijd hier in de wereld is. U die leest of hoort, die praat en gaat, zult weldra op de schouders worden weggedragen. En in het stof gelegd, zult u voor de wormen worden gelaten. Het scheelt niet veel, of u bent er al…
Er zijn slechts weinig dagen meer, weinig maanden of jaren. En wat dan, als die zijn voorbijgegaan.
Bedenk welk een grote rekenschap u moet geven op alle aardse dingen. Overdenk de laatste rekening!
Och, wat zal het een droevige rekening zijn, als op uw briefje staat dat u de meeste tijd hebt doorgebracht om op aardse dingen te zien.”


Noten:
1.) Efeze 6:12 kanttekening: “Zo wordt het rijk des satans genaamd, omdat hij door onkunde of onwetendheid van God en Zijn Woord de mensen tot allerlei zonden en boosheden brengt.” en “de geestelijke der boosheid, dat is, geesten die tot boosheid zijn genegen eb de mensen daartoe zoeken te brengen”.
2.) Psalm 212:1 kan op deze wijze vertaald worden.


Bron: De Wachter Sions, 27 februari 2020
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
CvdW
Berichten: 2928
Lid geworden op: 23 mar 2015, 13:07

Re: Meditatie

Bericht door CvdW »

Bedankt voor het plaatsen!
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

EEN STEM UIT HET VERLEDEN, zo lezen we met enige regelmaat in De Saambinder, landelijk orgaan van de Gereformeerde Gemeenten.
In de overzeese gemeenten wordt THE BANNER OF TRHUTH gelezen. Ook in dit blad staan overdenkingen die het lezen waard zijn. We pakken er deze keer twee, beide uit genoemd blad, uit repectivelijk 2011 en 2012. Ondanks dat het dus van redelijk recente datum is zijn de schrijvers van deze meditaties de strijd reeds lang te boven, en mogen we geloven dat zij van Godswege de bazuin aan de mond moesten zetten.

UIT “THE BANNER OF TRUTH”, 1 SEPT. 2011

De Vijandschap Tegen Christus
Ds. Chr. van Dam (1893-1976)

“Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israels; Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou” (Handelingen 4:27-28).

Uit het verband van deze tekst blijkt duidelijk, dat zodra Christus gepredikt wordt in de kracht des Heiligen Geestes, dus met de betoning van de kracht Zijner opstanding, de priesters onder Israel zich naijverig en vijandig stellen tegenover de ware Priester. En dat temeer omdat die prediking zulk een rijke vrucht afwerpt. Dat duizenden de grote Nazarener beginnen te erkennen als de Zoon van God en als de Zaligmaker der wereld, met verzaking van hun wettische gerechtigheid, als zijnde een wegwerpelijk kleed. Groter ergenis is voor de priesters immers niet denkbaar, die zelf niet anders hebben dan wettische vroomheid en daardoor begeren, dat niemand iets anders of beters hebben zal. Zalig worden uit vrije genade, alleen door het werk van een ander, willen zij niet.

Hun hoogmoed wil zelf hun zaligheid uitwerken en verdienen. Hoogstens willen zij enige helpende genade erkennen, een pelagiaanse opvatting dus. Zij hebben in het minst geen besef van hun totaal verdorven aard en natuur, geen Godskennis en geen zelfkennis; er is zelfs geen begrip van zonde en schuld. Daardoor hebben zij gans geen behoefte aan Christus’ gerechtigheid.

En dat zijn nu de priesters, die het volle de wet moeten uitleggen en de weg aanwijzen tot verlossing van de vloek van de wet. Godsdienstig zijn zij in overvloedige mate, maar juist daardoor staan zij vijandig tegenover Hem, Die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Zij hebben een ijver voor de wet Gods, en evenwel wederstaan zij de wil Gods. Zij hebben hun mond overvol van het Woord Gods, doch in de praktijk verwerpen zij het.

De priesters staan in hun vijandschap tegen Christus niet alleen; zij worden juist als tempelwachters tot optreden gedrongen door de Sadduceeërs, die zich ergeren omdat zij de opstanding van Christus horen verkondigen. Petrus en Johannes worden door de tempelwacht gegrepen en in de gevangenis opgesloten, welke zich in de tempel bevindt. En wanneer het Sanhedrin zitting houdt, zullen zij geoordeeld worden.

Doch als de nieuwe dag dan aanbreekt, mogen de apostelen ervaren, dat het hun in de ure des gevaars gegeven wordt, onverschrokken te getuigen van de gekruisigde Christus. Zij verklaren zelfs openlijk, dat ze God meer wensen te gehoorzamen dan mensen, indien men hun het spreken in die Naam verbieden zal. En God de Almachtige verlost Zijn knechten, door mensenvrees te verwekken bij de leden van de Hoge Raad, zodat zij de apostelen, na hen gewaarschuwd en bedreigd te hebben, laten gaan. En als dan de apostelen tot de hunnen gekomen zijn, vertellen zij alles wat de overpriesters en ouderlingen tot hen gezegd hebben, hetgeen tot gevolg heeft dat zij eendrachtiglijk hun stem opheffen tot God.

In dit gebed komt onder meer voor de bovengenoemde klacht: “Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welke Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls, om te doen al wat Uw hand en Uw raad tevoren bepaald had dat geschieden zou.” Deze woorden slaan terug op Psalm 2:2; “De koningen der aarde stellen zich op en de vorsten beraadslagen tezamen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde.” Herodes als vertegenwoordiger van de koningen der aarde, en Pontius Pilatus als speelbal van de oversten der Joden, worden nu vrienden in hun afkeer van een vijandschap tegen Jezus Christus, de Gezalfde des Heeren.

Wat met Christus geschied is, heeft zijn voortgang in hetgeen de Zijnen ervaren. Er wordt een verbond gemaakt tussen Joden en heidenen tegen Jezus, en dat alles naar hetgeen Gods raad tevoren had bepaald, dat geschieden zou. Wetend of onwetend voert elk schepsel Gods raad uit. Gewillig of onwillig moet elk mens Sions Koning dienen, in de volvoering van Gods raad, in het verleden, in het heden, en in de bange toekomst. Geen wraakgevoel, geen afbidden van het lijden, doch alleen een smeken om standvastigheid en vrijmoedigheid is te vinden in bovengenoemd gebed. En de Heere antwoord met de vervulling van de Heilige Geest en de vrijmoedig-makende genade onder elkander en in het openbaar (vers 33).

De geschiedenis van Gods kerk herhaalt zich alle eeuwen en in het bijzonder in de tijd waarin wij leven. Tegenover een handvol mensen, die God wensen te dienen en te vrezen naar Zijn Woord, stelt zich de massa heidenen en godsdienstigen tezamen in verbond tegen Jezus de Nazarener. Luide wordt het uitgesproken: “Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen op ons werpen.” Allerwege openbaart zich het verzet en de tegenstand, gepaard gaande met hoon en smart over allen, die aan Gods Woord vasthouden, als voortekenen der vervolgingen, die op de van God bepaalde tijd over het geestelijke Israel komen zullen. En dat te meer daar de krachtdadige werking des Geestes zo weinig gevonden wordt, en veelal de wijze met de dwaze maagden in slaap gevallen zijn.

Jammerlijke verdeeldheid onder de belijders der waarheid Gods verteert de krachten. In theorie mogen men dezelfde belijdenis hebben, maar als het op de praktijk aankomt, blijkt al spoedig dat er geheuld wordt met de vijanden des volks. Waarom dan toch? Omdat alle godsdiensten en belijdenissen die uit een verbroken werkverbond opkomen, de vijandschap en tegenstand van het mensenhart tegen Christus niet vermogen te breken; omdat de belijdenis van zonde en ellende ons nog geen zondaar voor God maakt; omdat de godsdienst zonder God de kracht mist om de zonde te kunnen haten gelijk God ze haat. Zonder ware genade kan de mens zich niet onderwerpen aan de haat en smaad van de God vervreemde wereld, en zoekt men een tussenweg, die alles kan voldoen.

Zijn de getrouwen in de lande zeer weinig geworden, zij zijn er evenwel nog zeer zeker. Maar er wordt door hen ook veel verdrukking geleden. Ja, de Heere Jezus heeft het zelf gezegd: ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben.” En het zal nog erger worden naarmate de grootste afval toeneemt. Hoe nodig zou het ook nu zijn om de stem eendrachtig op te heffen tot God, gelijk de gemeente te Jeruzalem.

Dat daartoe de Geest der genade en der gebeden werd uitgestort over allen, die bij alle verschil van opvattingen wensen vast te houden aan de eeuwige waarheid Gods, niet alleen leerstellig, maar vooral ook in de praktijk van het leven. Dan zou men zich meer schouder aan schouder tegen de gemeenschappelijke vijand stellen, hetgeen dus neerkomt op een waken en bidden, persoonlijk en gemeenschappelijk, tegen het dreigend gevaar. Dat dan innerlijke, geestelijke kracht mocht worden gezocht en gevonden om te kunnen staan in de dag der verzoeking, die over de hele wereld komen zal.

Door het geloof zal het mogelijk zijn de wereld te overwinnen, al schijnt het, dat het geloof juist aanleiding zal zijn voor de wereld om degenen, die van de wereld niet zijn, van de wereld te verbannen en uit te roeien.

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Dan nog een Dankdagmeditatie van wijlen ds. J. van Vliet, gepubliceerd in THE BANNER OF TRUTH van 1 november 2012

Ware dankdag
Ds. J. Van Vliet (1921-1985)

“De Heere HEERE deed mij aldus zien: een korfmet zomervruchten. En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide: een korfmet zomervruchten. Toen zeide de Heere tot mij: Het einde is gekomen over Mijn volk Israël; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan” (Amos 8:2).

“Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, die zal Ik Gods heil doen zien.” Dit zullen we moeten verstaan om ware dankdag te houden. Dan zullen we ook geen schijn voor zijn houden. Dan dienen we ter harte te nemen het onderwijs uit Gods Woord.
In dit visioen van de korf met zomervruchten geeft de Heere een beeld om te leren en de boodschap te brengen wat de Heere ervan denkt en wat Hij er aan denkt te doen. Terwijl de oogstdienst wordt gehouden, verheft Amos zijn stem en zegt: “De Heere Heere deed mij aldus zien.”

Als de dankdag wordt gehouden is het dan niet groot wanneer de Heere Zijn stem nog laat horen en Zijn boodschap wil doen brengen? Is het u dan ook om de waarheid te doen? Wat zag Amos, en wat toonde de Heere hem? Het verdient wel bijzondere aandacht, dit herfstvisioen van een korf met zomervruchten. Amos zegt dit mooie stilleven, een mand met rijp fruit, te hebben gezien. Het laatste wat als dankoffer voor de Heere ingezameld werd, was het fruit. Een lust voor de ogen, zo’n korf met zomervruchten, met rijp fruit. Een fraai stilleven. De vruchten lachen u toe. Zo te zien feestelijk.

Maar u mag wel goed opletten. Dit was het beeld van het volk Israël. De Heere had grote zegeningen en weldaden geschonken. En moeten wij dit op dankdag niet herkennen? Is er dan geen groot onderscheid met anderen? Wat een mooi stilleven! Helaas, men had de Heere niet nodig, en erkende Hem niet voor de vele onverdiende zegeningen. Nu wil de Heere in dit herfstvisioen de werkelijkheid laten zien. Een fraai stilleven; het is feestelijk zo te zien. Het is echter vreselijk. Want hoe luidt het Goddelijke antwoord en de verklaring welke de Heere hiervan geeft?

“Toen zeide de Heere tot mij: het einde is gekomen over Mijn volk Israël; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan.” Zomervruchten zijn rijpe vruchten en zo is Israël ook te zien. Het is rijp voor het oordeel, dat niet meer af te wenden is. Uiterlijk was alles goed en even rijk. Het was net als een schilderij. Wat een mooi fruit in die korf. Om jaloers op te worden! Maar, o wee; van binnen was het zo anders dan het van buiten leek. Zoals de zomervruchten rijp waren om opgegeten te worden, zo maakte zich de innerlijke toestand van het volk Israël rijp voor het oordeel.

Wat een ontdekkende verklaring. Bij dieper onderzoek bleek: veel vorm, doch helaas het wezen werd gemist. De schijn bedriegt. Tussen leer en leven was een grote afstand. Het op het eerste oog zo mooie stilleven van Israëls volksbestaan bleek bij nader toekijken toch deerlijk tegen te vallen. Welk een boodschap en goddelijke verklaring: het volk is rijp voor de ondergang.

En hoe is de werkelijke toestand nu tegenwoordig? Is deze niet zorgwekkend, als we letten op het maatschappelijk en staatkundig leven? Welk een zedenverwildering en steeds verdergaande openbaring van de mens der zonde. Roepen de vele zonden niet al duidelijker om de rechtvaardige oordelen Gods?

Maakt het ons eens zo bevoorrechte land zich niet al meer rijp voor de ondergang in deze tegenwoordige, boze wereld? In vergelijking met andere landen lijkt ons volksbestaan nog wel een mooi stilleven, doch bij nader onderzoek valt het zo bitter tegen. Want wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen.

Van buiten gezien is er, ondanks de toenemende afval, toch nog wel een godsdienstig leven. En waar er nog rechtzinnigheid is, zijn er nog volle kerken. Nieuwe kerken worden er nog gebouwd, en de arbeid van evangelisatie en zending vindt voortgang. De belijdenis wordt nog gehandhaafd en de Heere heeft nog Wachters op Sions muren. Dat is groot en goed. Maar de vraag is nog belangrijker hoe de gezindheid van ons hart is. Want God ziet op de bodem van de ziel. Zoals Amos zijn volk kende en hun overleggingen vertolkte, zo doorgrondt de Heere ons hart. Het uitwendige is belangrijk, zeer zeker, dat moet in orde zijn. Maar er is meer nodig, ook voor een dankdag. Dan hebben we voor een ware dankdag bovenal wel nodig de behoefte van de dichter: “Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg.”

Zelfbeproeving is noodzakelijk voor oud en jong. Wij behoren allen tot de wereldoogst. Als deze rijp is, gaat het bevel uit: Zend uw sikkel en maai! Eenmaal zullen wij allen gemaaid worden en op de dorsvloer van zuivering worden gebracht.

Neem ter harte de ernstige vermaning van dit visioen van de korf met zomervruchten, van het stilleven van de rijpe fruitmand. Zullen wij straks rijp zijn als kaf voor het oordeel, of als koren om in de eeuwige schuren Gods te worden binnengebracht?
Dat onderscheid zal zo groot zijn!

Is bij u het stilleven een onrustig leven geworden? Dan hebt u aan de vorm en uitwendige godsdienst niet genoeg. De ware godsvreze moet in ons hart geboren worden als een genadegave van de hemel. Ware rust is er alleen door de ware genade van God om Christus’ wil. Door Zijn inkomst als de Rustaanbrenger is er uitkomst en dan ook toekomst.

Zelfs eenmaal een eeuwige rust voor al het volk van God. Dan wordt een biddend volk een aanbiddend volk; dan is het eeuwig dankdag.
“Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.”

Einde citaten.

De inhoud van deze meditaties acht ik zeer goed om met aandacht en opmerkzaamheid te lezen. Juist voor onze tijd hebben deze vroegere leraars een boodschap uit Gods Woord.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 23811
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Meditatie

Bericht door refo »

Ds Baan zei gisteren in de uitgezonden preek: stel je toch eens voor dat de Synode een plan beraamt om Jezus ter dood te brengen! Zo is het wel.

Nu kan dat natuurlijk fysiek niet meer, maar we moeten als Gergemmers etc. wel oppassen dat we niet alle werk van de Geest afkeuren, omdat het niet gebracht of gezegd wordt zoals het vroeger ging.
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

In het partijorgaan van de Staatkundig Gereformeerde Partij, DE BANIER, van 11 september 1981 schreef ds. A. Hofman een ernstige meditatie. Nu wij een kleine 40 jaren verder zijn kunnen wij., mocht het zij met schrik, dat wij ons niet hebben bekeerd, maar steeds verder zijn afgeweken.

Jeschurun
Ds. A. Hofman te Aalburg

Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit.
Deut. 32: 15a.

Deuteronomium 32 is een lied. Het is geen lied van Mozes maar een Goddelijk lied. De Heere heeft dit lied in Mozes' mond gelegd en Mozes sprak al de woorden dezes lieds, hij en Hoséa de zoon van Nun. Dit Goddelijk lied moest opgeschreven worden en de kinderen Israëls moesten het leren. Waarom moest dat? De Heere wist wat het volk in de toekomst zou doen. De kinderen Israëls zouden de Heere verlaten en zichzelf bakken uitbouwen, gebroken bakken die geen water houden.
Dit lied zou dan God ten getuige zijn tegen Jakobs nakomelingschap. Onze kanttekenaren zeggen:
"Tot een gedachtenis van al Mijn getrouwe waarschuwingen en tot hun overtuiging van de rechtvaardigheid Mijner straf wanneer zij wederspannig zullen zijn".

En Israël was wederspannig! We lezen in vers 5: "Hij heeft het tegen Hem verdorven: het zijn Zijn kinderen niet; de schandvlek is hun; het is een verkeerd en verdraaid geslacht". Het zou ver gaan met het volk dat des Heeren deel was. Was Jakob niet het snoer Zijner erve? De Heere vond hem in de woestijn, Hij bewaarde hem als Zijn oogappel. De Heere droeg Zijn volk en bracht het in Kanaän. Eenmaal in Kanaän gekomen zijnde, werd Israël door God rijkelijk gezegend zodat Jeschurun vet werd.

De naam Jeschurun die de Heere hier aan Zijn volk geeft betekent: "de rechte" en ook wel: "die recht geworden is". De naam door God aan Zijn volk gegeven is een appèl, de Heere wil hiermee zeggen: Ik heb recht op Israël. Dat recht heeft de Heere op ons allemaal, want onze catechismus leert ons in zondag 3 dat God de mens goed en naar Zijn evenbeeld geschapen heeft. God schiep de mens in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij zijn Schepper recht zou kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen. De Heere blijft echter rechthebber. Hij doet de mens geen onrecht als Hij in Zijn wet van hem eist wat hij niet kan doen. Daarom is de naam Jeschurun ook een aanklacht. Israël behoorde recht te zijn, het behoorde in Gods wegen te wandelen. Helaas, het was er verre van en het zou ook in de toekomst daar ver van zijn. Dat wist de Heere, Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.

Dat Jeschurun het ook wete! Schrijf, o Israël dit lied op, en leer het. Alle onschuld is het verkoren volk van God en ook ons benomen. Wat heeft het volk van Nederland gedaan? Wij hebben Gods Woord verworpen, wat wijsheid zullen wij nu nog hebben? De naam Jeschurun is ook een opwekking. We kunnen het zien als een wekstem Gods, een aansporing tot berouw. Het volk van Israël ging niet ongewaarschuwd zijn weg. De Heere zond Zijn profeten vroeg op zijnde en zendende. De vermaningen, waarschuwingen en tuchtigingen ontbraken niet. Het doel van de kastijdingen Gods was dat Israël zich zou bekeren en leven.

Met eerbied gesproken stond de Heere te letten op de uitwerking van de slagen waarmee Hij Zijn volk sloeg. Zo lezen wij in Jeremia 31 dat de Heere zegt: „Ik heb wel gehoord, dat zich Efraïm beklaagt, zeggende: Gij hebt mij getuchtigd, en Ik ben getuchtigd geworden als een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, want Gij zijt de Heere, mijn God". En in hoofdstuk 36 zegt de Heere: „Misschien zullen die. van het huis van Juda horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat zij zich bekeren, een iegelijk van zijn boze weg, en Ik hun ongerechtigheid en hun zonde vergeve". Jeschurun wordt door God dus ook wel genoemd: Efraïm en het huis van Juda. Het volk door God verkoren was door God bijzonder gezegend. Het lied dat opgeschreven en geleerd moest worden was een profetie van hetgeen in de toekomst zou gebeuren. De Heere wist wat Israël zou doen met de overvloedige zegen waarmee Hij Zijn volk zegende.

In de verzen 13 en 14 wordt een en ander uitvoerig beschreven. We lezen daar: „Hij deed hem rijden op de hoogten der aarde, dat hij at de inkomsten des velds; en Hij deed hem honig zuigen uit de steenrots, en olie uit de kei der rots. Boter van koeien en melk van kleinvee, met het vet der lammeren en der rammen, die in Babel weiden, en der bokken, met het vette der nieren van tarwe, en het druivenbloed, reine wijn, hebt gij gedronken".

Jeschurun werd vet en dik. De Heere zegende Zijn volk niet met de bedoeling om achteruit te slaan maar om in die voorspoed dankbaar te zijn. Ons lage landje aan de zee is een uitermate goed land, wij zijn door God gezegend. Miljoenen mensen lijden aan ondervoeding of eenzijdige voeding. In India is de leeftijd van de vrouw gemiddeld 27 jaar. Zowel daar als in andere delen van de wereld sterven kinderen de hongerdood. En bovendien: waar scheen ooit het evangelielicht helderder dan juist in ons land?
In snode ondankbaarheid slaat ons volk achteruit, precies zoals Jeschurun dat deed. De Heere gebruikt een beeld, namelijk het beeld van een onhandige koe. De Palestijnse boer gebruikte zijn ossen en koeien om te ploegen en te eggen. Tijdens de rustpauze werden deze dieren dartel en sloegen zij achteruit. De zin is duidelijk. Wat was de grondtrek van Israëls zonde? Het was de onwil om enig juk te dragen, om zich ook maar enige band te laten binden.

Allerwege in de wereld zien we de weerzin tegen band en juk. We zien de onwil om zich aan Gods wet te onderwerpen en zich door Gods Woord te laten leiden. O land, land, hoort des Heeren Woord! Sla toch niet zo achteruit. De zeven vette jaren zijn voorbij. Sta toch niet op tegen God en Zijn Gezalfde. Alleen in Christus is er voor Jeschurun herstel mogelijk. Vraagt dan naar de Heere en Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Arja
Berichten: 2057
Lid geworden op: 30 mei 2019, 15:57
Locatie: Provincie Utrecht
Contacteer:

Re: Meditatie

Bericht door Arja »

Ik zal geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij. Psalm 23:4

Zie eens hoe onafhankelijk de Heilige Geest een christen kan maken van uiterlijke omstandigheden! Wat een helder licht kan er in ons binnenste schijnen als buiten alles donker is! Hoe standvastig, hoe gelukkig, hoe kalm, hoe vredig kunnen we zijn als de wereld geschud en de fundamenten van de aarde bewogen worden! Zelfs de dood met alles wat daarbij komt, is niet in staat om het loflied in het hart van de christen te verstommen. De dood maakt dat loflied zelfs nog heerlijker, helderder en hemelser; en uiteindelijk zal de laatste vriendelijke daad die de dood tot stand kan brengen, zijn, dat hij onze aardse stem zal doen versmelten met het hemelse koor, dat hij de tijdelijke vreugde zal veranderen in eeuwige zaligheid! Laten we ons vertrouwen daarom stellen op de kracht van de gezegende Geest om ons te troosten. Beste lezer, bent u bang voor armoede? Wees niet bang, Gods Geest kan u in uw armoede meer geven dan de rijken hebben in hun overvloed. U weet niet wat voor vreugden voor u zijn weggelegd in de hut, waar omheen de genade de rozen der tevredenheid plant. Voelt u dat uw lichamelijke krachten afnemen? Verwacht u lange nachten van lijden en dagen van smart? Wees niet bedroefd! Uw ziekbed kan een troon voor u worden. Iedere pijnscheut die door uw lichaam trekt, kan een louteringsvuur zijn om alles wat u vervuilt weg te nemen, een lichtstraal van heerlijkheid om de duisternis uit uw ziel te bannen. Kunt u niet zo goed meer horen? De naam van Jezus zal de muziek voor uw ziel zijn en Zijn Persoon uw dierbaarste vreugde. Socrates zei, dat filosofen gelukkig konden zijn zonder muziek, maar christenen kunnen veel gelukkiger zijn dan filosofen, zelfs als alle uiterlijke redenen voor vreugde verdwenen zijn. Wat er ook met mij mag gebeuren, in U, mijn God, zal mijn hart van vreugde opspringen! Door Uw kracht, o gezegende Geest, zal mijn hart overvloeien van blijdschap, ook al ontvallen mij hier beneden alle dingen.

C.H. Spurgeon
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Een preek van ds. J. Veenendaal, uitgesproken in 2005 te Middelburg, op uitnodiging van de plaatselijke GBS. In het inleidende woord wordt iets gezegd over de GBS. Verderop is niet meer merkbaar dat het een GBS-dienst is. Misschien is het voor sommigen, zoals de dominee opmerkt, ook wel goed om te horen. Bedenk dat je hier meest spreektaal leest. Ik heb niet veel in deze preek durven ‘snijden’, om aan de bedoeling en de stijl van ds. Veenendaal geen afbreuk te doen. Op een enkele plek waren woorden niet altijd geheel duidelijk, door slijtage van de cassette. Ik plaats de uitgetypte preek hier ter vergemakkelijking om de preek in de preekbespreking na te kijken, vooral ook omdat de originele geluidsdrager soms wat aan kwaliteit te wensen over laat.
--------------------------------------------------------------
Link:
https://www.youtube.com/watch?v=fChiY2pXmJM

Preek:
De boodschap des Heeren komt uit
1 Petrus 1:3-5:
Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden;
Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd.

THEMA: DE HOOP VAN DE KERK DES HEEREN

Geliefden,
De Gereformeerde Bijbelstichting is uit de nood geboren. Het is goed om dit nog eens te benadrukken, ook voor onze jongere mensen, en ook wellicht voor wat ouderen.
Er gaat een vader naar de boekhandel, om een Bijbel te kopen voor zijn dochter als cadeau voor haar verjaardag. En dan blijkt dat er geen Bijbel voor handen is in de Statenvertaling. Dat grijpt de vader zo geweldig aan dat hij dat ter sprake brengt op een vergadering van de kiesvereniging van de Staatkundig Gereformeerde Partij in het toenmalige Dantumadeel, nu Damwoude in Friesland. Hij heeft later ook een referaat over gehouden over de verschillen tussen de toenmalige Nieuwe Vertaling en de Statenvertaling. Daaruit vloeide een Comité voort tot behoud van de Statenvertaling. Later is die naam gewijzigd in Gereformeerde Bijbel-stichting.
In het hoofdbestuur worden de reformatorische kerken onder ons vertegenwoordigd.
De Heere heeft dat werk willen zegenen tot op de dag van vandaag, uit enkel genade. Niet alleen dat we de Statenvertaling mochten houden en weer verbreid mocht worden, maar, zoals u weet, mocht er ook weer een Statenbijbel met kanttekeningen op de markt gebracht worden, waar we zeer dankbaar voor zijn. Kanttekeningen die helemaal nagekeken zijn en daar waar het nodig was, ook verbeterd zijn geworden, zodat we nu ook weer een Statenbijbel met kanttekeningen hebben waarin.

Eigenlijk, zoals professor De Bruin dat destijds gezegd en ook geschreven heeft, in een boek over de Statenvertaling, dat men uit de kanttekeningen van de Statenvertaling de theologie van onze gereformeerde vaderen kan aflezen.
De ware gereformeerde theologie, ook in uitleg en de exegese van de tekst, dat wil zeggen, de verklaring van de teksten, daaruit kunnen we opmaken, waar onze vaderen Bijbels theologisch en dogmatisch stonden.
Daarom zou ik willen aanbevelen om een Bijbel te bezitten met kanttekeningen. Juist als u de Bijbel leest, om dan nog eens na te kijken, wat onze Statenvertalers voor uitleg hebben gegeven, wat tot heil en zegen onder het lezen van Gods Woord, door de Heilige Geest gebruikt kan worden.

Vanavond mogen we dan ook de boodschap doorgeven vanuit de Bijbel, die uit het Hebreeuws, een gedeelte uit het Aramees en uit het Grieks is vertaald geworden. En wij weten dat de vertaling geschiedde onder de kennelijke zegen en hulp van God. Wie een klein beetje op de hoogte is van de geschiedenis, hoe de Statenbijbel tot stand is gekomen verwondert zich daar alleen maar over. En dat we ons mogen blijven verwonderen dat wij de openbaring Gods, de eeuwige gedachten Gods, ten aanzien van schepping, val, en verlossing en waarachtige vernieuwing des levens, om als een gevallen mens weer met een heilig God verzoend te mogen worden, in onze eigen taal kunnen lezen. Dat de Heilige Geest daar gebruik van wil maken.
Je moet denken dat er nog heel wat volkeren en gedeelten van volkeren in bepaalde landen daar tot op de dag van vandaag van verstoken zijn.
Daarom is het zo’n wonder dat we vanavond de boodschap vanuit het Woord des Heeren, in onze eigen taal, mogen beluisteren op grond van deze gezegende Godsopenbaring. Een boodschap nu vanavond uit het Nieuwe Testament.

De apostel Petrus heeft door genade in zijn leven de vervulling mogen zien van wat de Heere hem heeft belooft na zijn herstel in het ambt, wat hij zo verzondigd had. Wie heeft er niet gezondigd? Hij is hersteld geworden. Weid Mijn lammeren, hoed Mijn schapen, weid Mijn schapen. De apostel der besnijdenis die twee algemene zendbrieven heeft mogen schrijven aan de verstrooide kerk, die hier in hoofdstuk 1 een vreemdelingenkerk genoemd wordt. Verstrooid in Pontus, Galatië, Cappadocië, Azië en Bithynië. We kunnen zeggen, een vreemdelingenkerk, omdat ze in de vreemde wonen, jazeker, maar ook geestelijk. Een kerk in vreemdelingschap. Een kerk die niet onkundig was van de belijdenis van David: Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet. De uitverkorene Gods, naar de voorkennis van God de Vader in de heiligmaking des Geestes tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus. Die verstrooide kerk, geliefden, heeft aan den lijve moeten ondervinden, maar ook inwendig, geestelijk, dat de Kerk van Jezus Christus op aarde een strijdende kerk is.
De strijd heeft aan te binden, zoals Petrus Datheen de vertaalt heeft, in de Heidelbergse Catechismus, tegen de drie doodsvijanden: de duivel, de zonde en de wereld. Daar in de verstrooiing hebben ze ook vervolging en verdrukking meegemaakt. En die Kerk zal tot het eind der eeuwen blijven, en die zal er altijd wezen, en een strijdende kerk blijven. Maar de apostel Petrus heeft van ’s Hemels wege de opdracht gekregen om die strijdende kerk, ook voor de dag van vandaag, een hart onder de riem te steken. Hij wil ze als het ware even meenemen en wil ze bepalen bij de grote genade die God verheerlijkt heeft in hun leven en hun harten. Opdat de Heere in het geloof geëerd en geprezen zal worden voor de grote wonderen Zijner genade.

Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke erfenis die in de hemel bewaard is voor u. Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd.
Petrus wil als het ware zeggen: Sta er nog eens bij stil. Bij dat grote wonder van Gods genade.
Wederom geboren. Naar de grote barmhartigheid van God de Vader. Daar vloeit het uit voort hoor! Het komt op uit het eeuwige welbehagen van de Vader. Breekt zich baan door de verkiezende liefde Gods in Christus in de harten van diep gevallen adamskinderen, die tot de gemeente van God toegevoegd worden. Want het verkiezend welbehagen van God de Vader in Christus realiseert zich in de waarachtige, krachtdadige inwendige roeping en wedergeboorte. Of wilt u: De levendmaking uit de geestelijke doodstaat, naar de barmhartigheid Gods.
Onze statenvertalers hebben in preken en in hun Bijbels theologisch denken zeer nadrukkelijk gewezen op die hoofdzakelijke genade, die gekend zal moeten worden in het leven van diep gevallen adamskinderen die dood liggen door de zonden en de misdaden. Namelijk de genade van de wedergeboorte, die absoluut nodig is en ook mogelijk is hoor, bij God vandaan.
Ledeboer heeft zelfs in zijn kleine vragenboekje erop gewezen dat de kleine kinderen geroepen zijn om te vragen of de Heere dat wonder wil verheerlijken.

Ja, hoe zullen we in kunnen gaan in het Koninkrijk der Hemelen, kinderen? Ja, alleen door wedergeboorte. Tenzij wij van nieuws geboren worden. En wie werkt die wedergeboorte? De Heilige Geest. Mag je vragen of je wederom geboren mag worden? Ja! Wat is de pleitgrond? Dan zegt Ledeboer heel eenvoudig: de doop hoor! Waar de Heere kwam te betuigen: Zo Ik lust heb in de dood van een goddeloos kind! Maar daarin heb Ik lust, dat een kind zich bekere en leve als vrucht van wederbarende genade. Dan mag zo’n kind vragen: Och Heere, bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn. Maar ook u, als ouder, als u nog onbekeerd bent: Oh God! Kom er toch aan te pas met Uw Geest en Woord, en wil mijn stenen hart nog eens wegnemen, opdat ik een vlezen hart zou mogen ontvangen.
De wedergeboorte is de hoofdzakelijke genade, die wij in onze harten verheerlijkt mogen weten, om in te mogen gaan in het Koninkrijk der Hemelen, en de rechtvaardigmaking is een noodzakelijke genade. Dat wil zeggen, in deze zin, dat je mag weten bewust gerechtvaardigd te zijn door het geloof in Christus tot verzoening met God en vrede met God. Want zolang je die genadeweldaad in de waarneming van je ziel komt te missen, volk van God, dan leef je nog vele malen tussen hoop en vrees, met alles wat je beleeft hebt.
Ja. Niet om de dingen te drijven, maar er wel op te wijzen dat de kracht van de Bijbelse theologie, van de Statenvertalers en hun prediking geweest is, de rechtvaardiging door het geloof van de goddeloze, en dat vijanden met God verzoend worden. Goed onthouden hoor! Dat zij we een beetje kwijtgeraakt. Ook in de prediking. Dat aan de gerechtigheid Gods genoeg geschieden moet òf door onszelf, òf door een ander. Door onszelf kan niet meer hoor. Door een Ander is het geschied. Maar het moet ons geopenbaard worden. Opdat die christelijke hoop ons deel mag worden. Dat is het thema van de preek. De christelijke hoop, of wilt u de hoop van de Kerk des Heeren.
-Een gegronde hoop,
-Een levende hoop, en
-Een vervulde hoop.


Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.
Dan gaat het dus om een gegronde hoop. Dat is de christelijk hoop, die is de grond in het leven van de verstrooide kerk. En dat moet voor ons een stuk onderwijs zijn.
Dat wij, geestelijk gesproken, gegronde hoop mogen kennen door genade. De christelijke hoop. Gegrond in het werk van God de Vader, in het werk van God de Zoon en in het werk van God de Heilige Geest. De drie-enige God die werkzaam is tot zaligheid van Zijn Kerk, waar wij ook deel aan moeten krijgen, wil het wel zijn op weg en reis naar de grote eeuwigheid, en de enige troost beide in leven en sterven ook in ons eigen hart en leven.
Een geloof zonder wedergeboorte, het begin van het geestelijk leven bestaat niet. En als wij spreken over gegronde christelijke hoop, nietwaar, ik heb gezegd, dan is die hoop gegrond in het werk van God de Vader, die wederom geboren deed worden tot een levende hoop, en de middeloorzaak is de opstanding van Jezus Christus uit de doden.
Als Hij niet was opgestaan had er geen mens van dood levend gemaakt kunnen worden. Want door de kracht van Zijn opstanding in de kracht van Zijn Geest en Woord gebeuren deze wonderen. De middeloorzaak is de opstanding van onze Heere Jezus Christus.
Hoe weet ik of ik wederom geboren ben? en met het zaligmakend geloof bedeeld ben?
Dat weet je hieruit dat je in en door dat geloof dat ingeplant wordt in de wedergeboorte en geoefend wordt door Gods Geest, God leert kennen. De eerste Persoon in het aanbiddelijke drie-enige Godswezen, en jezelf leert kennen. Laat ik het maar kort zeggen: Dan krijg je met God te doen. Daar begint het hoor! Dat is het begin hoor! Dat we dus echt ervaren dat God aan Zijn recht moet komen in ons leven. Bij een ieder die tot waarachtige bekering komt. In de zin van de eerste bekering als vrucht van wederbarende gaat dat leven in het hart: God moet aan Zijn recht komen.
Maar ik kan Hem Zijn recht niet meer geven. Want wat ervaar je dan met het geschonken overtuigde geloof? Wel, dat God heilig is, rechtvaardig en majesteitelijk. En u bent zondig en onrechtvaardig en onheilig. En dat je voor de heilige God, die ook nog zo lankmoedig over je is geweest, vol van geduld en goedheid, niet kunt bestaan. Luther zou zeggen, dan ben je coram Deo verklaard. En dan schittert die majesteit en rechtvaardigheid, die heerlijkheid en die heiligheid over je zondig leven, meestal over je dadelijke zonde, en stellen je schuldig voor deze God. Daar ligt de schuldverhouding hoor. Nou diep doorgedacht wel tegenover een drie-enig God, maar in de eerste plaats tegenover God in de eerste Persoon van het aanbiddelijk Goddelijk Wezen.
God moet aan Zijn recht komen. Aan Zijn gerechtigheid moet voldoening geschieden, en vanuit de diepe val in Adam is dat vanuit de mens gans en al onmogelijk. En dan gaat God je leren in de weg van de wedergeboorte: Je hart wordt geopend en je verduisterd verstand wordt verlicht. Goed luisteren, het zijn hele belangrijke zaken in deze tijd en in de strijd op het kerkelijke leven, waar Dordtse Leerregels ook een voorname plaats zal innemen, ook voor de toekomst hoor! Onthoudt mijn woorden! Want alles staat te wankelen in heel de kerk van Nederland. Geen kerk uitgezonderd! Dat we met de schuld van de kerk nog eens in de binnenkamer terecht mogen komen en zeggen: Heere, wij hebben U op het hoogst misdaan, ook kerkelijk hoor, mensen! Sla jezelf maar niet op de borst.

Wij hebben U op het hoogst misdaan en wij zijn van het heilspoor afgegaan. We hebben ons de Waarheid van het Woord Gods, de kerk die pilaar der waarheid en vastigheid moest zijn laten ontfutselen. Tot op de dag van vandaag nog steeds hoor. We hebben niet in de bres gestaan. We hebben het overgegeven aan de vijanden.
Ja, wij hebben een grote schuld op ons geladen. Niet alleen de Nederlandse Hervormde Kerk maar alle afgescheiden kerken. Want de Heere werpt ze op een hoop. Daar ben ik heilig van overtuigd.
En wellicht is er nog hoop om straks op de puinhopen van de kerk bij elkaar te kruipen en te zeggen: O God! als U een voleinding met ons maakt is het eeuwig rechtvaardig, maar gedenk ons nog naar het vrije van Uw welbehagen in de Koning van de Kerk, die gezegende Christus, door Wiens macht onze wil wordt omgebogen wat God wil.
Toen Saulus wederom geboren werd en tot God bekeerd, was zijn eerste gebed: O God, wat wilt Gij dat ik doen zal! Zie je wel dat het om dat recht van God gaat? En al is die man dan misschien nog niet ten volle…

(tussen 46:14 tot 47:17 mist een fragment i.v.m. slijtage van de cassette)
Niet alleen leerde dat je dadelijke zonden in je aangezicht vliegen en ze telkens voor ogen ziet zweven maar ook geleerd hebt hoe de Heilige Geest in de uitgebreidheid van de Wet en de geestelijkheid van de wet heeft gestaan en je waarlijk onder de tuchtmeester terecht bent gekomen… Dat is zo nodig vandaag, hè…

Ja… die mensen hebben het altijd over zonde en over de wet, ik wordt het zat! Die dominees… Mensen, als je je zonden niet meer kent, als scheiding makend tussen God en je ziel, als je de schuld van je zonde niet leert kennen, die rijkt van de aarde tot aan de hemel, wat moet je dan met Jezus doen? Hou er toch over op! Dan wordt het een Naam van vijf letters, dan wordt het een Jezus, met eerbied gesproken, van papier.
Wat moeten we dan met Jezus doen? Die Zaligmaker genoemd wordt, die Middelaar genoemd wordt, die Borg genoemd wordt, die de Hoop de Heerlijkheid genoemd wordt. Die waarde krijgt voor een mens, ik zal het maar kort zeggen, die leert onder de vloek der wet verloren te gaan. Omdat hij de Wet niet kan onderhouden. Die goed onder de tuchtmeester geweest is, want de Wet onze tuchtmeester tot Christus.
Het doeleinde is de kennis van Christus. De Wet staat dus ook in dienst van het Evangelie. Zo moet die ook gepreekt worden hoor! De Heere gebruikt dan Gods lieve Geest die de uitgebreidheid en geestelijkheid van Gods wet ons doet verstaan.
Wat is dat, kinderen? Dat moet je tegenwoordig uitleggen. Ik zal een voorbeeld geven: Gij zult niet doodslaan. U bent daarvoor bewaard. Dan heb je de letter van de wet onderhouden. Zou je zeggen hè? Maar je moet niet alleen de letter van de wet houden. Daar had die rijke jongeling het ook over, die zei: ja, ik heb al deze geboden onderhouden van mijn jeugd af aan.
Dan had hij zeker verwacht dat hij nu een schouderklopje van de Heere zou krijgen. Dan zegt de Heere: Verkoop alles wat je hebt en geef het de armen. Hij was zeer rijk. En toen bleek zijn hart meer verbonden aan zijn rijkdom, aan het goud van deze wereld, dan aan het goud der genade. Dat moet je ook maar eens nakijken in je leven.
U zegt: Dominee wat bent u toch … Nee echt niet de Heere weet het. We hebben nodig dat we door elkaar geschud worden. We worden veel te zoetsappig behandelt in de prediking tegenwoordig. En zachte heelmeesters maken stinkende wonden hoor! Echt, het mes moet erin hoor. Ja, eerst het mes, en dan het bloed. Zul je het onthouden?
Maar we willen het mes niet. We willen niet ontdekt worden. We willen niet arm gemaakt worden. We willen niet weten dat we een moordenaar zijn. Want dat ben je hoor, allemaal zoals je hier zit, en ik hier sta.

Ja, dominee, nu moet je het niet te erg maken, man, want anders loop ik de kerk uit. Nou, blijf maar rustig zitten hoor. We zijn allemaal moordenaars en moordenaressen. Want wat is de wortel van de doodslag? Jaloezie, haat, nijd, afgunst, dat is de wortel van de doodslag. Dat is de wet houden naar de geest. En dat doen we niet hè.
Paulus zegt dan ook ergens: Ik had niet geweten, dat begeren zonde zou zijn, als de wet niet gezegd zou hebben: gij zult niet begeren. Die verstond de geestelijkheid van de wet. Wij ook, gemeente?
Dan kom je verloren onder de wet te liggen, verloren, verloren, verloren. U hebt gevoeld in de wedergeboorte dat God aan Zijn recht moet komen, dan ben je je gaan proberen te bekeren, en je hebt je bekeringspogingen getracht aan de wet te voldoen. Dat heb je oprecht geprobeerd, dat heb je oprecht gemeend. En soms dacht je: het lukt een beetje zeg, ik heb het er aardig afgebracht deze dag.
En de volgende dag ligt alles weer in puin. Dan lijkt het wel of het veel erger was dan ooit tevoren. Wat er dan in je gedachten, in je geest opkomt aan zonden, ongerechtigheid en verdorvenheid. En hoe meer je nu uit jezelf tracht, uit dat verbroken werkverbond (want dat zit in ons bloed om dat te doen hoor) om naar heiligheid te streven, om naar rechtvaardigheid te streven, en tegen de Heere te zeggen: heb een weinig geduld, want de schuld die ik maak in de overtreding tegen U, dat is aan de kant en de tranen en de strijd tegen de zonde, ik zal ten bloede toe strijden.
Er komt niks van terecht! Echt niet hoor! Dan lijdt je schipbreuk op schipbreuk. En hoe eerder hoe beter mensen! Want dan wordt je er voor bewaard om een vroom mannetje of een vroom vrouwtje te worden, en een bekeerd mens hier in Middelburg.

Dan zeg ik: O God, trek toch eens door met die vrouw of die man, maak ze nog eens in waarheid een verloren mens onder de wet. Maar ook afgesneden van al je eigengerechtigheid. Die staat als een stuk vijandschap tegenover de verworven gerechtigheid van Christus.
Wat is dat dan, dominee? Om dan ook werkelijk te sterven en ook werkelijk afgesneden te worden van al je eigengerechtigheid. Als God je erachter brengt dat je beste werken, je Bijbellezen, je bidden, je heiligste verrichtingen nog met zonde bevlekt zijn. En dat je nog tot alle boosheid geneigd bent. Dan gaat de mens een klein beetje zijn vijandschap voelen om uit genade zalig te worden.
Ik denk wel eens, tegenwoordig worden alleen maar vrienden door God gezaligd. En wat kom je weinig vijanden tegen. Ja maar dominee, als je toch een vijand van God bent en vijand van zalig worden uit genade, dan moet je toch verloren gaan! Juist ja! Je moet ook verloren gaan. Thomas Boston komt te getuigen “Ik ware verloren gegaan als ik niet ware verloren gegaan.”
Dat is geen harde prediking hoor. Dat is de waarheid, dat is de werkelijkheid. Verloren onder de wet liggende onder de vloek van de wet die de eist.
Afgesneden van al je eigengerechtigheden, om door de werken der wet gerechtvaardigd te worden, om nog iets aan te brengen bij de Heere.
Je waardig te maken voor genade, als daar het mes in gezet wordt dan durf ik je te verzekeren, dan wordt je een vijand hoor, van genade. Dan komt de vijandschap openbaar!
Want we willen altijd nog iets meebrengen bij de Heere, om in genade te mogen delen. Wij bidden wel om genade, ja je gaat roepen met de tollenaar om genade. En die tollenaar die genade nodig had die had echt geleerd verloren te liggen onder de wet en afgesneden van al zijn werken.
Dan wordt genade pas genade. En wanneer je die vijandschap daartegen voelt in je hart he, oh dan zeg je wel eens: o God, neem het toch weg, want ik zou eronder verteren. Dan moet ik eeuwig omkomen.
En wanneer wordt die vijandschap nou verbroken? Nou die wordt verbroken als je invalt voor Gods recht. En wat is dat invallen voor Gods recht? Want je moet tegenwoordig alles uitleggen, maar dat geeft ook niet.

Als je de Heere rechtvaardig keurt dat Hij nooit meer naar je omziet. Dan konden de oude vromen wel zeggen, en dat is geen gezelschapstheologie hoor, dat is gewoon de werkelijkheid, dan zeiden ze wel eens: Niet alleen een overtuiging moeten we leren kennen, maar ook een overbuiging.
En wat is dat? Wel, ook dan ga je in beginsel God recht en gerechtigheid toeschrijven als Hij nooit meer naar je omziet. Goed uit Gods handen voortgekomen, geschapen naar Zijn Beeld in ware wijsheid, gerechtigheid en heiligheid. Door moedwillige en vrijwillige ongehoorzaamheid door ingeving des duivels in ongehoorzaamheid van God afgevallen.
O God, U die ons zo goed met ons voor had opdat U in de weg der gehoorzaamheid U het eeuwige leven zou geven. Zo slecht ervan afgebracht. Van U afgevallen!
Moed- en vrijwillig hoor, denk er goed om! Want onze onbekeerdheid en onbekeerlijkheid is schuld voor God. Het is geen lot uit de loterij! Het is onze eigen schuld dat we onbekeerd en onbekeerlijk over de aarde lopen.
Mensen het is nog een wonder dat je nog om bekering mag vragen. Dat heeft met verkiezing te maken. Oh? Omdat er een verkiezing is zal er een schare zalig worden die ontelbaar is. Daarom kan het nog hoor! Dat je om bekering mag vragen: Ach Heere, zou U mij willen bekeren. Zou U dat stenen hart willen wegnemen?

Maar waar ik op aan wil is die gegronde hoop. Die gegronde hoop. O wat een wonder als je dan mag invallen voor Gods recht. Als alle hoop je ontvalt en een deur der hoop wordt geopend in het dal van Achor.
Ik zeg niet dat in die wegen van het begin, als je in nood en dood loopt, als zonde zonde en schuld schuld wordt, dat de Heere dan niet eens een evangelische belofte aan je ziel kan toepassen, maar als je daarmee bekeerd wordt, dan waarschuw ik u. Dan ben je te vroeg bekeerd.
Dat doet de Heere om je voor wanhoop te bewaren, want de duivel zit natuurlijk ook niet stil, want als God gaat werken gaat de duivel ook werken. En dan komt het ongeloof ook openbaar.
En die gaan je soms bespringen, en de gaan je soms benauwen. En die gaat wijzen op je zonden en schuld.
En die zegt: Weet je waarom of jij om genade roept? Je wil uit de hel blijven en in de hemel komen! En je gaat hem nog geloven soms.
Het is mijn te doen om de hemel en om uit de hel te blijven. Het is me niet te doen om de Heere. Het is me niet te doen om… Ja en als de vorst der duisternis, en het ongeloof, daar moet je goed acht op geven, je zou toch….
En dan behaagt het de Heere wel eens af te dalen. Maar als doormiddel van die belofte maar iets van de barmhartigheid en de genade van de Heere doorkomt in je ziel, zodat je adem mag halen, en voor de wanhoop bewaard blijft, wordt je lijden beloond door de Heere… Zul je het onthouden?
Die belofte moet vervuld worden. Maar de Heere werkt eropaan dat er plaats komt voor die deur in het dal van Achor.

Wie is dat? Wie wordt daarmee bedoelt? Christus Jezus, Zaligmaker, voor het zielsoog geopend bij het licht van de Heilige Geest. Als het Evangelie van de Zaligmaker verkondigd wordt, om Hem als de Deur der Hoop (en dán heb je gelijk een gegronde Hoop hoor!) te mogen kennen, door een geloofsgezicht van verre soms, op Hem.
Ja, daar kan verschil in zijn, of naderbij, of het behaagt de Vader al een Persoonsopenbaring van die gezegende van de Vader te schenken, zodat je met de Kerk kunt getuigen, met de evangelist Johannes: Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eengeborene van de Vader, vol van genade en vol van waarheid.
Als we de wedergeboorte losmaken van de kennis van Christus zijn we verkeerd bezig. Want de zekerheid dat je wedergeboren bent, steeds zekerder te mogen weten dat je wedergeboren bent, dat is als je je benaarstigt om je roeping en verkiezing vast te maken. En Christus is de spiegel van de verkiezing zegt Calvijn en dat benadrukken wij en zijn we hartelijk met hem eens.
Dus het moet tot de zaligmakende kennis van Christus komen in het begin en bij de voortzetting om zeker te worden en zeker te zijn van je wedergeboorte, en door het geloof hem te hebben leren aanschouwen of omhelzen, naarmate de Heilige Geest je daartoe verwaardigt. Die heerlijkheid, die Middelaars-heerlijkheid van Hem te mogen aanschouwen door het geloof dat God alles geschonken heeft wat je nodig hebt om voor de heilige Rechter te kunnen bestaan.
Dat je zalig kunt worden met behoud van al God volzalige deugden van rechtvaardigheid en heiligheid en majesteit. En als dat mag gebeuren, lieve mensen, in je leven, in je zielenleven voor het eerst, ik zal je één ding vertellen, dan kun je het wonder niet op, en dat gaat gepaard met zóveel liefde Gods in Christus in je hart, dat je wel eens uitroept: Ondersteun me met de flessen en versterk me met de appelen want ik ben krank van deze liefde!

Beminnelijk Vorst, Uw schoonheid hoog te loven! Wat is uw Liefste meer dan een andere liefste! Mijn Liefste is blank en rood en draagt de banier boven tienduizenden! Blank van zijn blanke gerechtigheid en rood van Zijn bloedgerechtigheid! Wiens bloed was van al mijn zonden en daar iets van te ervaren, en die gerechtigheid die red van de eeuwige dood!
Een Deur der Hoop in het dal van Achor! In Zijn Middelaarsheerlijkheid geopenbaard of in Zijn priesterlijke bediening verklaard, als Degene die een eeuwig geldend offer heeft aangebracht, van Wie getuigd kan worden dat Hij met één offerande volmaakt voldaan heeft voor al degenen die geheiligd zijn!
Die voorspraak die op grond van Zijn offer! Voor die Kerk die Hem gegeven is van de Vader. Voor wie Hij voldoenend geleden heeft en gestorven is op het kruis van Golgotha: Het is volbracht! Het doel is bereikt! Vader, in Uwe handen beveel Ik Mijn geest. Als de Heilige Geest een plaats ontvangt in het leven van Zijn Kerk.

Heeft Hij al plaats gemaakt in uw harten mensen? Heb je daardoor goede hoop op genade gekregen? Mensen, dat zou zo groot wezen, echt waar! Dan heb je een beetje grond onder je voeten, dan heb je geleerd dat de grond van de zaligheid buiten jezelf ligt.
Dan heb je met de kerk in beginsel geleerd: In mij de dood, in Christus het leven! Want dat wordt wel gezegd als een soort adagium, de gereformeerde gemeenten worden gekend door dat ze leren in Adam de dood en in Christus het leven.
Maar dan moet ik ook het leven verklaren in Christus! En dan moet ik ook het leven kennen in Christus! En daar ontbreekt het aan hoor mensen! Ook in de orthodoxie is zó weinig Christuskennis… Enige Christuskennis, op de kerkvisitatie dominee, enige Christuskennis, ja..
Maar het gaat om de volle Christus he! Het gaat om die Christus die we mogen leren kennen tot verzoening met God. In de toepassing van Zijn bloed en gerechtigheid! Hij Die aan de gerechtigheid, de eisende en wrekende gerechtigheid gans voldaan heeft, en dat volkomen he!
En op grond van Zijn eeuwig geldend offer voorspraak doet bij de Vader voor die zielen, die haken naar de vrijspraak van de Vader. Haakt u naar de vrijspraak van de Vader? Er zijn zo weinig vrijgesproken mensen, nietwaar? Die de vrijspraak van de Vader hebben leren kennen op de voorspraak van Christus. Die ingeleid zijn in Zijn priesterlijke bediening, voor Zijn profetische bediening. Maar dan zo, dat Hij voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven, gestorven is, opgewekt is, overgeleverd om uw zonden on opgewekt tot uw rechtvaardigmaking. Daar heb de grond ook!
Weggeschonken door de Vader in de vrije rechtvaardiging door het geloof in de richterlijke afhandeling die God houdt met Zijn Kerk op aarde. Stá er naar, en vraag om inwinnende genade. Maar laat de tijd aan de Heere. Ik heb vanmiddag nog tegen een van God kinderen gezegd. Als je moet wachten, dan moet je wachten, met lijdzaamheid. En de lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk. En alzo de wille Gods volbracht hebbende zult gij toch een keer die belofte wegdragen.

Waar gaat je hart naar uit? Wel, dominee, dat ik mag weten met M'Cheyne: Nu ken ik die waarheid zo zeker en gewis, dat Christus alleen mijn gerechtigheid is. Dat hebben de Statenvertalers benadrukt, dat het daarom gaat.
Maar: Hoe kom ik er aan? Je in de weg stellen van het Woord. Dagelijks die Bijbel open op gebogen knieën. Bedelen om de opening, bedelen om geestelijk onderwijs, vragen of de Heilige Geest plaats wil maken daarvoor, en u wil inwinnen en overwinnen. Opdat je je leven mag verliezen, dán zul je het behouden!
Gegronde hoop he! Eerlijk wezen hoor! Een levende hoop. De aard van die hoop. Het wordt genoemd een anker der ziel dat zeker en vast is. Voor wie? Voor degenen die de toevlucht genomen hebben om die voorgestelde hoop vast te houden.
Wat zijn dat voor mensen? Dat zijn mensen die op de vlucht zijn geraakt. In Hebreeën 6 kun je dat lezen, nietwaar? De apostel Paulus komt de Hebreeën erbij te bepalen dat er zijn die op de vlucht zijn gegaan voor de wrekende gerechtigheid Gods. Die zich als verloren mensen hebben leren kennen, als doemwaardige mensen als strafwaardige mensen, helwaardige mensen, hopeloze, radeloze en reddeloze mensen, die het alleen nog maar kunnen verwachten van het vrije welbehagen Gods des Vaders in Christus. Genade voor de grootste der zondaren. Die met de moordenaar getuigen: Wij ontvangen straf waardig hetgeen wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan…
Zodra je mag komen tot het vrijspreken van God over je leven, en je komt jezelf te veroordelen, mensen, het is een eeuwig wonder, dán opent het kabinet van het Verbond der Genade zich, zo wijd voor je dat God in Christus met je te doen wil hebben als de grootste der zondaren en daar door wordt de hoop, die gegrond is door het geloof in Hem dan actief.

Een anker der ziel dat zeker en vast is, voor degene die de toevlucht genomen hebben, weet je tot wie? Tot de voorgestelde Hoop, dat is de Heere Jezus als de Vrijstad. De ware Vrijstad.
De Heere had vrijsteden gegeven onder Israël in het oude Testament, nietwaar, zes stuks. En dan weten wij de geschiedenis van die twee houthakkers. De bijl vliegt van de steel, treft die man tegen zijn hoofd, valt dood ter aarde. Dan was die doodslager, niet met opzet, geroepen om te vluchten.
Te vluchten, waarheen? Naar de vrijstad, òf als hij vlak bij de tabernakel was of bij de tempel naar de hoornen van het altaar die met bloed besprengd waren om die aan te grijpen. Of naar een van de vrijsteden. Een afschaduwing of voorbeeld van de ware Vrijstad Jezus Christus en Dien gekruist. Tot Hem hebben ze de toevlucht genomen.
U ook? Of bent u nog steeds bezig om zalig te worden buiten de kennis van Christus om? Weet je wat Philpot daarvan zegt? Zolang als je daar nog mee bezig bent dan tast je nog steeds als een blinde naar de wand en zak je steeds dieper weg in de kuil vol modderig slijk van de zonde, ongerechtigheid, eigengerechtigheid, en verdorvenheid en ga zo maar door.
Het is zo nodig, buiten jezelf, het is een daad Gods door de Heilige Geest. Het is zo nodig om buiten jezelf het leven te zoeken, de zaligheid in de Heere Jezus Christus, de Zaligmaker van zondaren, de gezalfde van de Vader, Die de ongetrooste Sionieten komt te beschikken sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, en het gewaad des lofs voor een benauwde geest.

De Levende dus niet zoeken bij de doden, dat is hier (in jezelf) dat is allemaal dood hier hoor! Daar is de dood! Hier is het Leven, in de Schrift! De Christus der Schriften.
Die zijn het die van Mij getuigen. Gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben. Onderzoek die Schriften! Daaruit wordt Hij verklaard en geopenbaard door de Vader aan je hart. En komt Hij Zichzelf te verklaren en te openbaren als de Weg tot de Vader en komt Hij Zichzelf te openbaren Opdat die hoop als een anker der ziel is, dat zeker en vast is.
Als een schip voor anker ligt, dat hebben de Katwijkers me eens verteld, daar heb ik vijf jaar gestaan, dan ligt die betrekkelijk veilig. Maar als die zee onstuimiger wordt… Oh, dan dreigt er wat! Want die schipper op de brug die die matroos de opdracht gegeven heeft het schip voor anker te leggen, die houdt dat in de gaten. Dat anker is verbonden aan het schip natuurlijk.
Als die storm aanwakkert. Als de golven en baren tegen dat scheepje aan gaan beuken. Als die ketting strak komt te staan, dan komt er toch een gevaar bij een schip voor anker. Dan kan die ketting breken. En als de schipper op de brug dat waarneemt dan roept hij naar die matroos: Meer ketting, meer ketting! Dan is het gevaar voor een ogenblik geweken. Dat is het behoud van het scheepje, want als die ketting breekt, oh, dan ga je met man en muis verloren hoor!

Wat betekent dat nou geestelijk? Wat wordt er met die ketting bedoelt? Het anker, zegt hij, dat is de hoop, dat wordt in Hebreeën 6 vergeleken met een anker, dat anker is verbonden met een ketting aan het schip. Dat zijn de evangelische beloften die in Christus Jezus ja en amen zijn, Gode tot heerlijkheid.
Want Christus komt uit die belofte op hè. Daarin hen je Hem ontdekt. In de belofte van het dierbare Evangelie. En de verbondsbeloften van het Verbond der Genade, oh die laten Hem kennen in Zijn Namen, in Zijn staten, in Zijn ambten, in Zijn naturen, in Zijn weldaden. Het is te kort om er verder op in te gaan, mensen, daar ligt zoveel rijkdom in, dat is niet te zeggen. Het anker. De levende hoop.
Als nu uw zielenscheepje, op de baren van de levenszee, aangevallen wordt, aangevochten, en u gaat geestelijk iets verstaan van de discipelen, die op het meer van Genesereth een storm mee moesten maken, terwijl de Heere Jezus sliep in het onderschip. Heere behoud ons, want wij vergaan!
Of kent u dat niet? O, de Kerk komt vaak in zulke situaties, Heere behoud ons, want wij vergaan! Dan dreigt wanhoop hè! Maar naar mate nou het geloof geoefend mag worden op die evangelische beloften, die de Heere aan je ziel heeft toegepast hè, wordt de hoop weer sterker. En naar mate dat je je ziel onder handen mag nemen in die storm.
Kan dat dan dominee? Ja, dat kan de Heere geven hoor! O mijn ziel wat buigt g’ u neder, waartoe zijt g’ in mij ontrust? Voedt het oud vertrouwen weder.

Weet je wat de grote fout is van de kinderen van God? En van mij? In de eerste plaats dat ik de Heere ga afmeten in hetgeen ik van Hem gevoel. Dat is de eerste fout, en de tweede fout is dat we meer letten op de omstandigheden waarin we verkeren, waardoor onze ziel zich terneder buigt.
En nu zou ik dit onderwijs vanavond mee willen geven om de hoop levend te houden als een anker, als het geloof op evangelische beloften mag leven, dan ben je straatarm in jezelf maar schatrijk in Hem. Dat je nou niet eerst omhoog ziet, hopende op God, en dan weer op jezelf ziet, wanhoop. Je ziet eerst op jezelf, wanhoop, hopeloos, reddeloos, radeloos. Maar dan nog: Heere, U hebt het toch beloofd? Heere, U hebt toch tot mijn ziel gesproken! Gedenk aan het woord gesproken tot Uw knecht! Dan gaat de hoop leven hoor! Als het gelovig mag verwachten. Waarop Gij mij verwachting hebt gegeven, dit leert mijn ziel U achteraan te kleven. Al ’t geen Uw mond aan mij had toegezegd, gaf aan mij ziel vertroosting, geest een leven.
Eerst naar beneden kijken, en dan naar boven. Dat moet je leren hoor, in de strijd des geloofs! Waardoor de hoop vaster, zekerder wordt.
En die hoop die ankert buiten jezelf hè! Je zegt: Dwaze schipper, wie gooit er nu een anker in het ruim! Wie ankert hier nou binnen? Wie is de dwaze schipper gelijk? Dat anker moet overboord! En u ook!
Ja daar vecht ik nou tegen, dominee! Ja ik ook! Totdat de Heere zegt: Nou ophouden met vechten, nou ga je overboord! En dan zie je die vis niet, met Jona.

Tegenwoordig weten ze precies hoe het gaat allemaal. Dat is omkomen hè! Verdrinken, zinken en verdrinken. Maar om dan te leren dat die hoop door het geloof zich ankeren mag, in wie? In de Hoop der heerlijkheid! In Jezus Christus, Die me geopenbaard is, die me verklaard is, Wiens bloed wast en reinigt van alle zonden. In die zekere ankergrond der voldoening, waardoor er verzoening is bij God en vrede bij God voor de grootste der zondaren.
Mens, wat ben je dan gelukkig! En dan gaat de Heere je betitelen als een ware erfgenaam van de belofte, ook als een ware erfgenaam van Jezus Christus. Want er staat geschreven in het Woord des Heeren, nietwaar, dat de Heere de ware erfgenamen der belofte, de ware erfgenamen van Hem, komt te vertroosten, door Zijn beloften en door Zijn Geest.
Dus de Heere heeft Zich verbonden aan Zijn Kerk met een beëdigde belofte. Abraham, hij kreeg de belofte: In uw Zaad zullen alle geslachten der aardbodem gezegend worden, en de Heere voegt er een eed bij.
Want Hij wist de Abraham met die belofte in een geweldige strijd terecht zou komen, want het zou gaan spannen tussen hel en hemel, tussen Christus en satan, waarin Abraham betrokken zou worden, die het onmogelijk zou worden dat Izak geboren zou worden. En in en door Izak Christus, want het Zaad van Abraham was Christus hoor! In dat Zaad zullen alle geslachten der aardbodem gezegend worden.
Goed luisteren: De Heere doet Zijn eed erop, Hij zegt: Abraham, moet je eens luisteren, Ik heb jou beloofd, dat in jouw zaad alle geslachten des aardbodems gezegend worden, maar Ik weet dat jij in een geweldige strijd terecht zult komen. Ik doe er een eed op.
En nu had de Heere niemand om bij te zweren, want kijk, in het natuurlijke leven, moet je altijd zweren bij iemand die hoger is dan je, maar de Heere had niemand om bij te zweren. Zo zwoer Hij bij Zichzelven, zeggende: Zegenende zal Ik u zegenen en vermenigvuldigende zal Ik u vermenigvuldigen.
Maar met die eed heeft de Heere ook de onveranderlijkheid van Zijn raad bevestigd. Welke raad? De Raad des Vredes, de raad der verlossing, het plan der verlossing , waarin de drie-enige God raad heeft gehouden omtrent de verlossing van al de uitverkorenen, waar Abraham bij inbegrepen was.
En toen heeft de Heere, met eerbied gesproken, kind van God, het mocht een riem onder je hart zijn, om nou eens het anker buiten boord en over boord te werpen.

Nu heeft de Heere Zijn Kerk beloofd, bij ede: Abraham: die belofte zal vervuld worden, al gaat het door de onmogelijkheid heen, en het gaat door de onmogelijkheid heen, de vervulling van al Gods beloften gaan door de onmogelijkheid heen.
Maar zeker de belofte dat Christus eruit zou komen, en dat je nog eens met Simeon mag zingen: Nu laat Gij, Heere, Uw knecht, naar het woord hem toegezegd, want hij keek uit naar de Vertroosting Israëls, thans henen gaan in vrede want mijne ogen hebben Uwe Zaligheid gezien!
Mens, het zal zo groot zijn als dat ook jou te beurt mag vallen! Dan kan je sterven hoor! Echt! Dan kun je heengaan.
En de Heere komt te zweren. En de Heere zegt: Ik zou geen God meer zijn, o Mijn Kerk, als Ik Mijn Woord niet vervul! Werp daar nou het anker eens in! Door het geloof! Dan is je hoop levendig hoor! En dan kun je soms komen tot de volle verzekerdheid tot God.
En dan mag je geloven dat die Hoop vervuld wordt! En dat je delen mag in de erfenis! Welke erfenis? Een onverderfelijke, onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis die de erflater Jezus Christus nagelaten heeft aan Zijn Kerk. En de inhoud van die erfenis, ik zal ’t kort maken want de tijd vliegt voort, is een drie-enig God!

De Kerk van Jezus Christus, die verstrooide Kerk, die vreemdelingenkerk, die uitverkoren Kerk, die wedergeboren Kerk en die gewassen Kerk die mag delen in een erfenis van de drie-enige God! God de Vader Die zondaren verkoor, God de Zoon Die zondaren verlost en God de Heilige Geest Die zondaren heiligt!
Die Erflater was zo rijk, Hij heeft die erfenis verworven door Zijn lijden en sterven, overgeleverd om onze zonden, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. Die erfenis van die Erflater dat is een onbevlekkelijke erfenis.
Er zit geen vlekje aan hoor! Daar is geen fraude gepleegd hoor! Heel veel aardse erfenissen zijn bevlekt. Hoe ben je er aan gekomen joh! Aan al dat geld? Je moet elk dubbeltje voor God verantwoorden, ja ik moet tegenwoordig euro’s zeggen natuurlijk. Denk erom dat je elke euro verantwoorden moet hoe je er aan gekomen bent, in een rechte weg! Of dat er vlekken aan zitten. Zo is dat vaak met aardse erfenissen.
Die erfenis is ook onverwelkelijk! Die zal tot in eeuwigheid blijven! Als u sterft moet u al je miljoenen achterlaten. Je neemt geen brandkastje mee hoor! Echt niet! Sommige mensen denken dat wel. Maar laat die hoop maar varen.
Het is beter dat je in deze erfenis mag delen. Een onbevlekklijke, onverwelkelijke en onbederfelijke erfenis die in de hemelen bewaard wordt voor u! Het is gelukkig dat die daar bewaard wordt anders zouden we hem nog verbeuren als die in onze handen gelegd werd. Ook na ontvangen genade hoor! Heb maar geen hoge pet van je op na ontvangen genade. Want wij kunnen niks anders doen dan doorbrengen, kind van God! Wij zelf, en de rest is allemaal pure genade. Wij zijn goddelozen en albedervers en doorbrengers in onszelf.
Daarom wordt het wonder zo groot van zalig worden in Hem, Die die erfenis eerlijk verworven heeft, duur verworven heeft, met de prijs van Zijn dierbaar bloed. De onze schuld betaalt opdat ik de erfenis zou krijgen. Want dat is de vreugde van Christus: Die om de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en de schande veracht. De erfenis verworven en de erfgenamen bewaard.
Ja maar, want die hoop die wordt aangevallen hè, die wordt bestreden, die wordt bevochten in de strijd tussen de duivel de wereld en de zonde. Het is vaak een bestreden hoop. En toch zal die vervuld worden en overgaan in bezit. Denk erom! De erfenis wordt bewaard en de erfgenamen voor die erfenis worden bewaard. Wat een wonder hè? Maar je moet wel een echte levende hoop hebben want er is ook een ijdele hoop.

Ik ben toch zo bevreesd dat velen tegenwoordig met een ijdele hoop naar de eeuwigheid reizen. Ook in onze kringen hoor! Ik zeg wel eens: mensen hoe ben je er aangekomen? Dominee, dat is een zaak tussen God en mijn ziel. Nee! Dat is geen zaak tussen God en jouw ziel! Als jou verantwoording afgevraagd wordt heilig dan God de Heere in je hart, en geef rekenschap van de hoop die in u is. Denk erom hoor!
Het is een slecht teken als je kwaad wordt als er onderzoek gedaan wordt naar de grond van je hoop! Want er is ook een ijdele hoop! En die ijdele hoop die gaat verloren.
Ik heb eens gelezen in de Christenreis van Bunyan, dat meneer Onkunde, voor de doodsjordaan komt te staan, en die moer daarover. Maar hoe zal hij daarover gaan? Oh! Dat is waar ook! Er is hier een veerman. Ja! En die veerman die heet IJdele Hoop. Hij monstert aan en zegt: Zou jij mij over kunnen zetten? Ja natuurlijk! zegt hij, ik zet jouw over!
En daar gaan ze in ’t bootje. Veerman IJdele Hoop met Onkunde. En die brengt hem aan de overkant van de doodsjordaan. En hij naar de enge poort. Gesloten! El Shaddaï, zegt Bunyan in zijn Christenreis, geeft bevel aan de staande gebleven troongeesten, de heilige engelen, om Onkunde met alles wat hij heeft op te pakken en te brengen naar de plaats… ik durf het haast niet te zeggen, die brand van vuur en sulfer tot in alle eeuwigheid.
Die werd met heel zijn boeltje zo in de hel geworpen. Door de heilige troongeesten van God. Toen zag ik, zegt Bunyan, dat er een weg liep vanaf de hemelpoort naar de hel. Ik hoop dat je ervoor bewaard wordt, voor die IJdele Hoop! En dat je maar veel smeekt dat je hoop gegrond mag zijn in het werk, in het bloed, in de gerechtigheid van Christus, tot verzoening met God. Die wordt ook vervuld. En alhoewel die hoop zo bestreden kan worden, en het geloof zo bestreden kan worden, nietwaar?
Philpot zegt: Het geloof is net als kwik, hij zegt: als dat geloof bestreden wordt, dan zou je dat zo kunnen vergelijken dat kwik gaat naar beneden toe hè, maar het worstelt wel weer naar boven. Maar ja, dan wordt de hoop zwak hè, naarmate wij bestreden zielen in het geloof zo weinig geloof beoefenen, of uitschreeuwen: Heere ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! En dan veert soms even dat geloof en die hoop op, en tegelijkertijd zakt hij weer. Ja, dat is de weg van de Kerk. Maar die bestreden hoop, die zal toch een vervulde hoop worden!

Abraham heeft op hoop tegen hoop geloofd dat God zou doen wat Hij belooft heeft, en hij is niet beschaamd geworden. Dwars door alles heen, dwars door die vleselijke wegen heen, onder die afgeweken wegen heen, zo wordt ik gesteld als erfgenamen Gods in Christus in die eeuwige erfenis. Ze zullen eeuwig God drie-eng erven! En ze worden in de kracht Gods bewaard door het geloof. Dat staat er toch? Waardoor de hoop zo levendig weer wordt, door het geloof.
Door het geloof komt de apostel te getuigen: tot de zaligheid. Hoor je het? Tot de zaligheid, ten volle dan hè! Volkomen zaligheid die bereid is geworden geopenbaard te worden in de laatste tijd. Ja, als Hij komen zal, ook naar lichaam en ziel op de wolken des hemels en God blijft instaan voor Zijn Kerk in Christus. De beloften zijn in Hem ja en amen. Gode tot heerlijkheid.

Heb je Comrie wel eens gelezen? Die preek over het leven des geloofs op de belofte. Mens, ga die toch lezen! De eigenschappen van het zaligmakend geloof, het zijn zulke onderwijzende preken voor het ware geestelijke leven, nietwaar! Hoe meer dat leven des geloofs op de beloften des Evangelies beoefend mag worden, word hun hoop levend. Dan mag je wel eens geloven dat die zeker vervuld zal worden. Want kijk, het geloof gaat over in aanschouwen en de hoop in bezit. En dan mag de Kerk straks om Christus’ wil de volle zaligheid bezitten die hierin bestaat: Een ongebroken, storeloze, zondeloze gemeenschap met God in Christus, die hier in beginsel gekend en gezocht wordt in de verborgen omgang met de Heere.

Die zielen ondervinden wat ze te wachten staat. Om dan volmaakt daarin te delen tot in alle eeuwigheden! Nou mensen, wat denk je ervan? Zou je maar niet ophouden? Om hier schatten op de aarde te vergaderen? Waar de mot en de roest ze verteren en de dieven doorgraven?
Dat meisje is ook weer ontvoerd, of ze al terug is weet ik niet, van die Melchers, van die rijke man. Vijftig rechercheurs erop gezet. Wie weet wat er met dat kind gebeurt is? Vanwege dit…
Hou er nu alsjeblieft mee op, maar vergadert u schatten in de hemel, waar de mot en de roest ze niet kunnen verderven en waar de dieven. Want waar uw schat is daar zal ook uw hart zijn.
De Kerk mag een eeuwige toekomst tegemoet gaan en delen in die erfenis, God drie-enig, om dan ook een lichaam te ontvangen in de laatste tijd dat een orgaan kan worden voor je geredde ziel. Om naar lichaam en ziel te delen in de eeuwige gemeenschap van een drie-enig God. Om eeuwig te zingen: Door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen!
Amen!
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Ter overdenking:
De rust, de kracht en de blijdschap die er is voor het volk van God.

Het is geen wonder dat Gods ware volk met zoveel vreze en met zoveel beving gedurig vervuld is. En dat de vraag gedurig dringt of het wel wáár is in hun hart. Of het rechte beginsel er wel is. Of God met hun begonnen is of dat zij met God zijn begonnen.
Want een mens kan gedoopt zijn en belijdenis gedaan hebben, een mens kan ten avondmaal gaan, een mens kan voor de Waarheid vechten. En straks als de dood komt, nog voor eeuwig verwezen worden naar de buitenste duisternis, en nog horen: gaar weg van Mij, want Ik heb u nooit gekend.
En… nu zijn er drie dingen die een mens heeft te onderzoeken, in verband ook met de vraag die in de Catechismus gedaan wordt: Wat baat het u nu dat gij dit alles gelooft? Wanneer het geloof geen vrucht draagt, dus, wanneer het niet is van de rechte stempel, dam missen we in ons leven, de kracht, de rust, en de blijdschap van het geloof.
Dus, met andere woorden, een uitwendig belijder, die kan nooit in zijn leven de kracht van het zaligmakend geloof kennen. Een uitwendig belijder die kan nooit een ogenblik in zijn leven hebben, dat hij de ware geloofsrust mag genieten. En die zal ook nooit de ware zielenblijdschap ervaren.

Uit een preek van ds. W.C. Lamain
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

De oude paden

Zo zegt de HEERE: staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin, zo zult gij rust vinden voor uw ziel; maar zij zeggen: wij zullen daarin niet wandelen.
JEREMIA 6:16.

Wie hebben er op die wegen gewandeld? Dan zie ik daarop een Obadja en Timotheüs, maar ook een Ruth en Manasse.
Deze woorden heeft de Heere in de mond gelegd van de nog jonge profeet Jeremia. Hij profeteerde deze woorden tot het volk in de tijd van de Godvrezende koning Josia. En terwijl die koning het goede zocht voor het volk, vroeg het volk om vernieuwingen. Op allerlei gebied, maar bijzonder wel op geestelijk gebied! We lezen hoe het volk een preek wilde horen waarin één ding duidelijk naar voren kwam: Vrede, vrede en geen gevaar!
Jonge vrienden, hoevelen willen in onze tijd ook graag zo'n preek horen? Ach, van nature dan willen wij ook eigenlijk niet anders.
Jeremia krijgt echter getrouwmakende genade om het volk de boodschap des Heeren voor te houden. Hij wijst in die boodschap op de oude paden, waarin een mens niet bedrogen zal uitkomen. Onze kanttekenaar wijst er op wat die oude paden zijn en schrijft: Die paden, die God Zijn volk in voortijden altoos geleerd en geleid heeft, om hen tot de zaligheid te brengen. Dus de manier waarop God Zijn volk bekeert. En dat blijft altijd hetzelfde! Zoals God Adam bekeerd heeft, zo doet Hij dat nog. En dat mogen we ook in onze tijd wel goed bedenken! Maar misschien vraagt er één: Hoe gaat dat dan? Wel, de profeet wijst daar heel eenvoudig op: Staat op de wegen. Dat is het eerste, als een mens door het wonder van wedergeboorte wordt stilgezet op de brede weg, die naar het verderf leidt. Dan wordt hij stilgezet en zoals de verloren zoon tot zichzelf gebracht. Hij gaat toezien. Dat wil zeggen: hij gaat zien dat hij buiten God en zonder hoop op de wereld is. Er komt een smartelijk gemis van God en een hartelijke droefheid over de zonden. Kennen wij daar ook iets van? Zijn wij zo ook wel eens stilgezet? Sommige mensen spreken veel over Jezus, maar hun zonden en schuld en Godsgemis kennen ze niet. Als dat zo is in ons leven, roept de profeet toe: Ziet toe! Er komt ook een vragen naar de oude paden. We zagen dat die oude paden wijzen op de weg der zaligheid. En die weg loopt langs Sinaï naar Golgotha. Dat betekent, dat de Heere Zijn wet gaat gebruiken om een mens te leren wie hij geworden is door de zonde. Dan wordt het van onze kant zo onmogelijk om nog zalig te worden. Dan leren we buigen onder de eis van Gods wet en roepen we uit: Ik ben door Uwe wet te schenden, krom van lenden, vol van druk, benauwd van hart. Dan gaan we de vraag van de catechismus beleven: Is er enig middel om die welverdiende strafte ontgaan en wederom tot genade te komen? Kennen wij die vraag ook in ons jonge leven?
Het is juist de weg, waarin de Heere plaats maakt voor wat de profeet noemt: Rust vinden voor uw zielen. Wat is dat onvergetelijk, als zulke schuldige mensen voor het eerst buigend onder Gods recht de Middelaar mogen zien in Zijn schoonheid. Hij wordt de Rustaanbrenger genoemd, omdat Hij de zonden en schuld van Zijn uitverkoren volk heeft gedragen. Hij heefteen rust aangebracht, waarvan Gods kinderen hier op aarde wel eens iets mogen beleven. Maar: hoe meer ze van die Middelaar leren kennen, hoe armer dat ze worden in zichzelf. Waarom? Wel, zo houdt de Heere Zijn kinderen arm en klein. Straks zal de volle rust hen pas volkomen gegeven worden.
Vraagje misschien: wie hebben er op die weg gewandeld? Dan zie ik daarop een Obadja en Timotheüs, die de Heere mochten vrezen van hun jeugd af aan. Maar ook een Ruth en Manasse, die pas later op die weg geplaatst werden. Maar één ding is zeker: er is in hun aller leven een wonder gebeurd: ze zijn van dood levend gemaakt en toen op die weg gebracht.
Dat het toch van ons niet zou gelden: Maar zij zeggen: wij zullen daarin niet wandelen. Velen bewandelen helaas hun eigen weg. Hetzij in de wereld, hetzij in de "nieuwe paden" van de godsdienst van onze tijd. Lieve jeugd: vraag toch naar de oude paden, want zoals God vroeger Zijn volk bekeerde, zo doet Hij dat nog! Dat het ons gebed mocht zijn: Heere, dat mij de laagste plaats Op die heilweg zij gegeven! Niemand ooit heeft zoveel kwaads Tegen zoveel licht bedreven.
De Valk-Wekerom, ds. B.J. van Boven

Bron: Daniël, Publicatiedatum: 17-12-2004
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Geytenbeekje
Berichten: 8242
Lid geworden op: 26 jun 2018, 21:37

Re: Meditatie

Bericht door Geytenbeekje »

Dus eerst moet er heel wat gebeuren en dan pas kom je op die weg...
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Geytenbeekje schreef:Dus eerst moet er heel wat gebeuren en dan pas kom je op die weg...
Helaas wordt in verschillende kerken verzwegen, dat is een grote verantwoordelijkheid voor onze leraren. Verder hoeven we daar niet op in te gaan.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
CvdW
Berichten: 2928
Lid geworden op: 23 mar 2015, 13:07

Re: Meditatie

Bericht door CvdW »

Geytenbeekje schreef:Dus eerst moet er heel wat gebeuren en dan pas kom je op die weg...
Dit begrijp ik niet. Waar leest u dat?
Geytenbeekje
Berichten: 8242
Lid geworden op: 26 jun 2018, 21:37

Re: Meditatie

Bericht door Geytenbeekje »

-DIA- schreef:
Geytenbeekje schreef:Dus eerst moet er heel wat gebeuren en dan pas kom je op die weg...
Helaas wordt in verschillende kerken verzwegen, dat is een grote verantwoordelijkheid voor onze leraren. Verder hoeven we daar niet op in te gaan.
Het is een klein clubje die dit nog zo zegt.
Geytenbeekje
Berichten: 8242
Lid geworden op: 26 jun 2018, 21:37

Re: Meditatie

Bericht door Geytenbeekje »

CvdW schreef:
Geytenbeekje schreef:Dus eerst moet er heel wat gebeuren en dan pas kom je op die weg...
Dit begrijp ik niet. Waar leest u dat?
Dat wordt wel vaak zo gezegd.
Ik vind het neigen naar kapstok- Bijbeltekst
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Geytenbeekje schreef:
-DIA- schreef:
Geytenbeekje schreef:Dus eerst moet er heel wat gebeuren en dan pas kom je op die weg...
Helaas wordt in verschillende kerken verzwegen, dat is een grote verantwoordelijkheid voor onze leraren. Verder hoeven we daar niet op in te gaan.
Het is een klein clubje die dit nog zo zegt.
De kerk is altijd een klein kuddeke geweest, altijd een veracht en versmaad volkje. Dat is nooit anders geweest, maar dat onslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid. Ik hoor ds. Veenendaal nog zeggen, ik zal het voor de duidelijkheid even Letterlijk citeren uit de preek die hierboven staat: We hebben ons de Waarheid van het Woord Gods, de kerk die pilaar der waarheid en vastigheid moest zijn laten ontfutselen. Tot op de dag van vandaag nog steeds hoor. We hebben niet in de bres gestaan. We hebben het overgegeven aan de vijanden. Ja, wij hebben een grote schuld op ons geladen. Niet alleen de Nederlandse Hervormde Kerk maar alle afgescheiden kerken. Want de Heere werpt ze op een hoop. Daar ben ik heilig van overtuigd.

En neen, de Kerk is geen klein clubje zoals sommigen menen te kunnen zeggen. Het zal als een steen zijn die alles vermorzeld wat zich tegen haar verheft.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Plaats reactie