Meditatie

-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

BIJ HET EINDE DES JAARS
TIJDEN DER VERKOELING

wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren.
Handelingen 3 : 19.

De tijd van leven, die ons hier op aarde geschonken wordt, is de genadetijd, de welaangename tijd, de dag der zaligheid. Met hoeveel ernst heeft de apostel Petrus dit de Joden onder het oog gebracht, als de genezing van de kreupele man aan de poort des tempels hem de gelegenheid deed vinden om een prediking van dezelfde inhoud tot hen te richten als op de grote Pinksterdag. Onomwonden heeft Hij het ze weer doen weten, dat zij de Heilige en de Rechtvaardige hadden verloochend en de Vorst des levens gedood. En bij vernieuwing heeft hij ook gesproken van Zijn opstanding, waarvan de apostelen getuigen mochten zijn. Maar ook evenals op de Pinksterdag heeft het in deze rede van de apostel niet aan een ernstige vermaning tot bekering ontbroken. Betert u dan en bekeert u, zo heeft hij gezegd, opdat uwc zonden mogen uitgewist worden, wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren.
Er wordt nogal verschillend over gedacht, wat we door die tijden der verkoeling hebben te verstaan. Wel komen de verschillende verklaringen eer over het algemeen in overeen, dat er met tijden der verkoehng tijden van verkwikking worden bedoeld. Zo wordt er dan in een gunstige zin over tijden van verkoeling gesproken. De dagen waren voor het Jodendom nabij gekomen, waarin men de gruwel der verwoesting zou moeten aanschouwen. In Zijn lankmoedigheid wilde de Heere echler het oordeel nog uitstellen. En zo was het nu nog voor het Jodendom de tijd hunner bezoeking, zoals Christus deze tijd heeft genoemd.
We lezen immers in Lucas 19, dat als Christus nabij Jeruzalem kwam en de stad aanschouwde, dat Hij over haar weende, zeggende: Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uwe dag, hetgeen tot uw vrede dient! Maar nu is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een-begraving rondom u zullen opwerpen, en zullen u omsingelen en u van alle zijden benauwen, en zullen u tot de grond nederwerpen, en uw kinderen in u, en zij zullen in u de ene steen op de andere niet laten, daarom dat gij de tijd uwer bezoeking niet bekend hebt. Terwijl Christus dit sprak, was het dus nog
de tijd hunner bezoeking. En als Petrus de Joden na de Pinksterdag met zoveel ernst vermaande, had die tijd hunner bezoeking nog geen einde genomen. Wat is de lankmoedigheid Gods toch groot! Het Jodendom ging door in de' verharding des harten, in de moedwillige verwerping van Christus. De tijd van de bekering der heidenen was gekomen. God maakte Zich echter tot het uiterste toe van het Jodendom nog vrij. Er was echter geen bekennen van de dag hunner bezoeking. Gods Geest ging wijken van het Jodendom, om te werken onder het heidendom.
Alzo waren deze tijden nu ook tijden van verkoeling, maar dan in een ongunstige zin. En toch was er nog uitstel van het oordeel. En nog werd het de Joden door de apostel toegeroepen: Betert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden, wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren. Ja, voor het Jodendom blijft ook nu zelfs deze prediking van de apostel nog van kracht. De apostel heeft in deze prediking heengewezen naar de doorluchtige dag van Christus' wederkomst. Daarom heeft hij op deze woorden laten volgen: En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u te voren gepredikt is; Welke de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door de mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw.
De tijden die aan Christus' wederkomst voorafgaan, zijn ook tijden der verkoeling. Ook thans ontbreekt het niet aan de lankmoedigheid Gods over ons. In de gelijkenis van de vijf wijze-en vijf dwaze maagden, is door de Heere Jezus gezegd, dat de Bruidegom vertoefde. Dit vertoeven van de Bruidegom geeft de spotters aanleiding om te zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? Want van de dag dat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping. Het vertoeven van de Bruidegom is er echter ook oorzaak, van, dat de wijze maagden zowel als de dwaze maagden in slaap gevallen zijn. Alzo leven wij thans ook in tijden der verkoeling.
In ongunstige zin is er dus nu ook wel sprake van tijden der verkoeling. Niet alleen zien we, dat er maar weinig bijzondere genade meer wordt verheerlijkt, maar ook gaat de Heere Zijn algemene genade steeds meer intrekken. Het behoeft geen betoog, dat als wij over algemene genade spreken, dat wij daar niet hetzelfde mee bedoelen als de Remonstranten.
Algemene genade in zaligmakende zin is er niet. Om verwarring te voorkomen, spreken wij daarom ook nog liever over de algemene goedheid of de verdraagzaamheid Gods. Dit is meer een beteugelen of intomende genade. De Heere gaat die echter steeds meer intrekken. De natuurlijke liefde gaat daarmede ook steeds meer verkouden. Dagelijks zijn de schrikwekkende voorbeelden daarvan te aanschouwen. Gods Woord gaat in vervulling, dat ons zegt: En weet dit, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden.
Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelf, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, de ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods.
Vreselijke tijden zijn dus deze tijden der verkoeling. Tijden die ons wijzen op de rasnaderende wederkomst des Heeren, maar ook tijden waarin met die wederkomst schier in het geheel geen rekening meer wordt gehouden. De dagen van Noach zijn teruggekeerd.
Noachs tijd was ook zo'n tijd van verkoeling. Het oordeel Gods werd ook toen nog zeer lang uitgesteld. Vandaar heeft men ook met zijn prediking gespot. Maar de zondvloed is gekomen en verdierf hen allen. En als wij zullen roepen: Het is vrede en zonder gevaar, dan zal een haastig verderf ons overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw, en wij zullen het geenszins ontvlieden.
Als in Noachs dagen gaan wij ook etende en drinkende het oordeel tegemoet. Gods Geest werkt weinig meer tot bekering. Onder Gods volk is er ook een verkoeling gekomen. Het gebeurt zoveel niet meer, dat het ene kooltje het andere nog eens aansteekt. Evenals tot de gemeente van Laodicéa, moet tot ons wel gezegd worden: Och, of gij koud waart of heet! Maar juist in deze tijden der verkoeling geldt voor ons de ernstige vermaning van de apostel: Betert u dan en bekeert u, opdat uwe zonden mogen uitgewist worden. Och, of gij nog bekendet, in deze uwe dag, wat tot uwe vrede dient! Nog is het de welaangename tijd, nog is het de dag der zaligheid.
Wel zijn het de tijden der verkoeling, die gekomen zijn van het aangezicht des Heeren. Tijden waarin God Zich zeer verborgen houdt én weinig meer spreekt. En als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen? En toch volvoert Hij Zijn raad, ook in de toebrenging der Zijnen, tot het einde toe. Hoe zal het er dan toch voor een ieder onzer op aankomen, dat onze zonden nog zullen mogen worden uitgewist. Zolang we leven, is de genadetijd voor ons nog niet voorbij.
Elk ogenblik kan die echter voor ons een einde nemen. En daarbij: De toekomst des Heeren genaakt! Hij, Die te komen staat, zal komen, en zal niet achterblijven. De tijden van verkoeling gaan aan Zijn komst vooraf. Deze ontzettende tijden waarin wij leven, zeggen ons dus dat het einde aller dingen nabij is. De Rechter staat voor de deur. De olie des Geestes mocht in onze lampen niet ontbreken, als het geroep zal gaan: Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit, Hem tegemoet!

Wijlen ds. F. Mallan

Bron: De Wachter Sions, meer te lezen via www.digibron.nl
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Meditatie

Bericht door Jantje »

Indachtigmakende genade

En Petrus werd indachtig het woord des Heeren, hoe Hij hem gezegd had: Eer de haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. (Lukas 22: 61b)

Als de haan kraait in die vroege morgen, wordt Petrus indachtig het woord dat gesproken is. De Heere heeft het gezegd: 'Petrus, je zult Mij tot drie keer toe verloochenen, eer de haan zal gekraaid hebben.'
Zou Petrus zich ook herinnerd hebben wat de Heere Jezus verder gezegd heeft? De Heere heeft gezegd: 'Wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik verloochenen voor Mijn Vader in de hemel.'

Moet de Heere Jezus nu zeggen: 'Vader, U hebt Mij een kind gegeven, U hebt Me een knecht gegeven, maar hij is waardeloos! Hij heeft het verzondigd, hij heeft het verbeurd! Vader, daar kan ik niet verder mee! Vader, schrijf hem maar uit! Delg hem maar uit Uw boek!' Dat zou toch rechtvaardig geweest zijn? 'Wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik verloochenen voor Mijn Vader in de hemel.' Zo'n woord gaat er diep door, dat snijdt tot in het diepst van je ziel! Hier wordt om zo te zeggen Petrus afgesneden.

Als dat Woord van God ontdekt, dan leren we ons als een veroordeelde kennen. Als dat Woord me brengt tot de kennis van mijn zonde, als de heilige wet me als een spiegel voorgehouden wordt, als ik in een ogenblik zie wie ik ben tot in het diepst van mijn bestaan en die verdorvenheid gadesla, o, dan kan het niet anders of ik moet mijzelf verfoeien en mishagen. Want dan zijn de ongerechtigheden meer dan de haren op mijn hoofd. Dan wordt het een wonder dat de Heere me nog draagt en verdraagt. Dan is je hart niet langer meer een ijsklomp om zo te zeggen. Dan word je verslagen in de geest en gebroken in het hart en dan kom je op de grond terecht. Het oude volk van God zei vroeger wel eens: 'Dan komt het stof op het stof terecht.'

Petrus was een bekeerde man, een uitverkoren vat, naar de voorkennis van God de Vader. Maar al ligt zijn staat vast, in de stand van het leven is hij hier minder dan een wereldling. Wat is het een kwalijke zaak als de wijze met de dwaze rnaagden inslapen. Als ze, in plaats van naar Gods Woord te luisteren, gaan luisteren naar de stem van de duivel en gaan zoeken naar de bevrediging van het boze hart. Daarom is het nodig dat de Heilige Geest je herinnert; is het nodig dat de ontdekking door Gods Woord je tot inkeer doet komen en ook tot wederkeer. Gods Woord is daartoe het middel. Zul je bekeerd worden, dan zal de Heere dat doen door Zijn Woord en door Zijn Geest. David zegt het: 'De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel.'

Toen pas hebben die woorden hun kracht gedaan. Onder de preek - om zo te zeggen - is Petrus niet geraakt. 'Eer de haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.' Hij zal mogelijk zijn schouders opgehaald hebben. 'Maar na dezen zult ge het verstaan, Petrus!' En het is werkelijkheid geworden, verschrikkelijke werkelijkheid! Nu wordt Petrus door de Heere gearresteerd en dan moet hij het van God verliezen. Een gevallen zondaar, verloren in zonde en schuld. Weet u wat er toen gebeurd is? Toen heeft - met eerbied gesproken - een Drie-enig God Zich over Petrus heengebogen; toen heeft de Vader gezien, niet alleen in toorn, niet alleen in grimmigheid, in gramschap, als een beledigd God, maar toen heeft de Vader hem ook gezien in die Borg en in die Middelaar. En de Vader heeft Zich ontfermend over Petrus neergebogen, en heeft – in de toorn - gedachten des vredes gehad!

Dat is nu de trouw des Heeren, Die nooit laat varen de werken Zijner handen. Die het goede werk in u begonnen heeft, zal het ook voleinden tot op de dag van de Heere Jezus Christus. Dan buigt ook de Zoon, de Heere Jezus Christus, in Zijn gadeloze zondaarsliefde Zich over zo'n verloochenaar, over zo'n bruut, over zo'n vijand, over zo'n hoop vuil heen. Wat een wonder dat de Heere Jezus Christus Zich daarover ontfermt!

Nee, ik heb het niet meer over Petrus, maar: 'Heere, hier, hier is zo'n verloochenaar, hier is zo'n ellendeling!' Dat is nu het wonder, dat God in ontferming nog wil neerzien en dat ook de Heilige Geest Zich daar over neerbuigt. En dan gaat de Heilige Geest werken beide dat willen en dat werken naar Gods welbehagen. Want zalig worden, dat is omdat God het wil. Het is vanwege de Drie-enige God! 'Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.' Voor zo'n vloeker, voor zo'n zweerder, voor zo'n zondaar, zo'n schuldenaar.

Zo is Petrus in die vroege morgen wakker gekraaid. 'Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten.' Dan ziet Petrus hoe noodzakelijk het offer van de Heere Jezus Christus is. Hoe noodzakelijk het bloed is tot verzoening.

Wat een roepstemmen! Heeft de Heere u en jou zo ook al wakker gemaakt? Soms kan dat door het getroffen worden met een ernstige ziekte, een teleurstelling, een ongeval. Dat is een roepstem. Maar wat u echt wakker maakt, dat is ten diepste Gods Woord. 'Bekeert u, waarom zoudt ge sterven. Ik heb geen lust in de dood der goddelozen, maar daarin dat ze zich bekeren en leven.'

Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk Woord,
Verhardt u niet, maar laat u leiden!

Ds. J.J. Tanis, thans emerituspredikant van de Gereformeerde Gemeente van Boskoop en woonachtig te Tholen

Bron: https://forum.refoweb.nl/viewtopic.php? ... 0#p1955182
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Ik plaats het maar onder meditatie,

Hier zijn de lezingen van ds. van Boven over Pleun Kleijn te beluisteren.
Nu live, maar de uitzendingen blijven staan, in ieder geval die van vorige week staat er ook nog.
https://www.gergemrijssen.nl/de-5-zalen-van-bethesda
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

-DIA- schreef:Ik plaats het maar onder meditatie,

Hier zijn de lezingen van ds. van Boven over Pleun Kleijn te beluisteren.
Nu live, maar de uitzendingen blijven staan, in ieder geval die van vorige week staat er ook nog.
https://www.gergemrijssen.nl/de-5-zalen-van-bethesda

PS het is NU niet live te beluisteren, alleen via de kerktelefoon en scanner. De tot hiertoe gehouden lezingen zijn hier wel na te luisteren.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Vanavond wordt er weer een lezing uitgezonden over "De vijf zalen van Bethesda". Ds. van Boven legt hier het boekje van Pleun Kleijn uit, een soort allegorie, die, zoals we in de vorige uitzending al hoorden, wat te vergelijken is met de Christenreis, hoe Bunyan hier ook allegorisch verteld over de weg die God met hem ging. In "De vijf zalen van Bethesda" horen we niet een weg, maar de onderscheidene gangen die God met de Kerk houdt.
De uitzending begint om 19:30 uur, en is via de kerktelefoon, scanner en de website te beluisteren. Of de uitzending live is te beluisteren via de website weet ik niet, wel via de kerktelefoon, en daarna zal de lezing wel geplaatst worden op de website van de kerk. In ieder geval zijn nu de twee voorgaande uitzendingen te beluiteren. Of het vanavond live via de website komt is even afwachten want het staat er niet met zoveel woorden...

Van harte aanbevolen.

De twee voorgaande uitzendingen zijn nu nog te beluisteren, de eerste is een levensbeschrijving van de schrijver. De uitzendingen blijven twee weken staan, dus na vanavond is de eerste wellicht niet meer te beluisteren.
Link:
https://www.gergemrijssen.nl/de-5-zalen-van-bethesda

Aanvullende informatie. De nu op de kerktelefoon uitgezonden lezing staat als lezing 03 op de website. Lezing 01 is nu niet meer te beluisteren.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Een gedeelte uit "De vijf zalen van Bethesda", van Pleun Kleijn.
Voor de goede verstaander, hier gaat het niet over wat we op het forum links of rechts noemen. Dit even ter verduidelijking.

Pleun Kleijn:
Nadat wij de ziekenzaal verlaten hadden, kreeg ik het met de dokter over verschillende ziekten der patiënten.
Ge moet weten dat de onderscheiden ziekten nog veel verwarring en stoornis geven in de samenleving. Hoe meer overeenstemming zij vinden in dezelfde ziekte, hoe gemakkelijker zij met elkaar leven.
Nu zaten er aan de rechterzijde van de kamer een groot aantal patiënten. Deze vormden samen een soort vereniging. De meeste behoorden tot de vrouwelijke sekte en hadden tot voorzitter een ervaren man in het lerend en beschouwend geloof.
Aan de linkerzijde van de kamer waren ook een groot aantal patiënten, het meest mannen, waarvan de voorzitter Doodbrakende was. Deze groepen lagen meest overhoop met elkaar. Nu vroeg ik aan de dokter naar de gangen van de ziekte van hen die rechts van de kamer en hun drukke openbare gesprekken welke zij voerden.
Dit zijn, zo zei de dokter, die een groot licht en gezicht over de staat van hun ellende hebben, welke zij onderworpen zijn om eigen zonden en een groot licht en gezicht over hun ellende hebben, welke zij onderworpen zijn om eigen zonden en een groot licht en gezicht bezitten in de staat der verlossing van onze Heere Jezus Christus. Maar hun pijn en smart is zeer weinig daarover. Hun koorts is meestal 38 en daarom sterven zij er niet aan, en hebben ook geen vruchten en troost en sterkte van hun licht.
En naarmate zij het zien en beschouwen, leven zij en zijn in zover vergenoegd als eigenliefde en zelfvergenoeging uit de beschouwing doet leven.
Die aan de linkerzijde verkeren hebben altijd koorts, bestaande uit een diep gevoel en gezicht van Gods geschonden deugden, Zijn majesteit, heiligheid en rechtvaardigheid. Daarom lopen zij altijd met de dood in de consciëntie, en lijden zwaar onder de zonden en verdorvenheden in zich. Zij kunnen dit niet overeenbrengen dat het bestaan kan in een mens, welke tot God bekeerd is, vandaar dat zij de gemeenschap nooit zoeken met de rechterzijde. Die nemen het veel te licht op voor hen. Ze leven het naast met die patiënten, welke de meeste pijn hebben over hun zonden, die de vruchten van vertroosting mogen beleven. Zij hebben fijne voelhorens, en verdenken nog vaak de patiënten die de vruchten der vertroosting mogen beleven. Ge moet weten dat de meeste patiënten leven met twee mannen. Als de eerste man, de wet, hun ziekte of hun staat der ellende weer voor hen openligt, worden zij bij vernieuwing weer verootmoedigd. Als zij weer van alle kanten worden ingesloten, werkt dit een armmakende daad, en wanneer de zegels van het genadeverbond weer open mogen gaan, krijgen zij bij vernieuwing weer te verstaan en te beleven, dat alles, wat zij onder de eerste man, de wet, verloren hebben, in die tweede man, de Heere Jezus, met al Zijn gaven, bestaande in de toebrenging van Zijn lijdelijke en dadelijke gerechtigheid, een eeuwige voldoening heeft teweeg gebracht.
Nu komen zij de toevlucht weer nemen tot dezelve en scheppen bij vernieuwing weer zoveel troost er uit en komen hierin hun reinigmaking en zaligheid te zoeken. Ze komen er weer eens ruim uit te leven en te spreken. Nu komen zij van de linkerzijde soms onder jaloezie en verdenking, omdat God goed is en zij zo nauw in hun ingewanden zijn. Nochtans geniet ook Doodbrakende zijn vertroosting, maar zij gaan met veel strijd gepaard.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Adagio
Berichten: 905
Lid geworden op: 22 feb 2018, 15:06

Re: Meditatie

Bericht door Adagio »

Bunyan in 'Het werk van Jezus Christus als Voorspraak' schreef:Tegenwerping. Maar pleit Christus niet als Voorspraak voor de uitverkorenen, ofschoon zij nog niet geroepen zijn?
Antwoord. Hij stierf voor al Zijn uitverkorenen, Hij bidt voor al zijn uitverkorenen als een Priester. Maar als een Voorspraak pleit Hij slechts voor de kinderen, voor de geroepenen. De satan had niets in te brengen tegen Gods uitverkiezing, want hij kent haar niet; maar hij had op de geroepenen tegen – namelijk, of zij waarlijk geheiligd waren of niet, of zij moesten sterven voor hunne overtredingen (Job 1: 9, 10; Zach. 3). En voor deze dingen heeft hij stof om een beschuldiging tegen ons samen te flansen, en nu is het de tijd voor Jezus Christus om op te staan en voor Zijn volk te pleiten. Ik zeg, voor deze dingen heeft hij enige stof om een aanklacht tegen ons op te stellen, want daar zijn de zonden; het verbond der werken en ook een Rechter, bij wien geen aanneming des persoons is. Nu, om nu deze beschuldiging te ontwarren en te vernietigen, hiervoor is Jezus Christus onze Voorspraak, en dit geschiedt alleen voor de kinderen – “Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige”.
Susanna
Berichten: 1061
Lid geworden op: 21 jul 2020, 21:01

Re: Meditatie

Bericht door Susanna »

Adagio schreef:
Bunyan in 'Het werk van Jezus Christus als Voorspraak' schreef:Tegenwerping. Maar pleit Christus niet als Voorspraak voor de uitverkorenen, ofschoon zij nog niet geroepen zijn?
Antwoord. Hij stierf voor al Zijn uitverkorenen, Hij bidt voor al zijn uitverkorenen als een Priester. Maar als een Voorspraak pleit Hij slechts voor de kinderen, voor de geroepenen. De satan had niets in te brengen tegen Gods uitverkiezing, want hij kent haar niet; maar hij had op de geroepenen tegen – namelijk, of zij waarlijk geheiligd waren of niet, of zij moesten sterven voor hunne overtredingen (Job 1: 9, 10; Zach. 3). En voor deze dingen heeft hij stof om een beschuldiging tegen ons samen te flansen, en nu is het de tijd voor Jezus Christus om op te staan en voor Zijn volk te pleiten. Ik zeg, voor deze dingen heeft hij enige stof om een aanklacht tegen ons op te stellen, want daar zijn de zonden; het verbond der werken en ook een Rechter, bij wien geen aanneming des persoons is. Nu, om nu deze beschuldiging te ontwarren en te vernietigen, hiervoor is Jezus Christus onze Voorspraak, en dit geschiedt alleen voor de kinderen – “Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige”.
Is dat een Nederlands boek? Is het de vertaling van: Work of Jesus Christ as an advocat ( 1 Johannes 2:1 )?

Je hebt iets onderstreept. Ik ben het daar van harte mee eens.
Gebruikersavatar
Adagio
Berichten: 905
Lid geworden op: 22 feb 2018, 15:06

Re: Meditatie

Bericht door Adagio »

Susanna schreef:
Adagio schreef:
Bunyan in 'Het werk van Jezus Christus als Voorspraak' schreef:Tegenwerping. Maar pleit Christus niet als Voorspraak voor de uitverkorenen, ofschoon zij nog niet geroepen zijn?
Antwoord. Hij stierf voor al Zijn uitverkorenen, Hij bidt voor al zijn uitverkorenen als een Priester. Maar als een Voorspraak pleit Hij slechts voor de kinderen, voor de geroepenen. De satan had niets in te brengen tegen Gods uitverkiezing, want hij kent haar niet; maar hij had op de geroepenen tegen – namelijk, of zij waarlijk geheiligd waren of niet, of zij moesten sterven voor hunne overtredingen (Job 1: 9, 10; Zach. 3). En voor deze dingen heeft hij stof om een beschuldiging tegen ons samen te flansen, en nu is het de tijd voor Jezus Christus om op te staan en voor Zijn volk te pleiten. Ik zeg, voor deze dingen heeft hij enige stof om een aanklacht tegen ons op te stellen, want daar zijn de zonden; het verbond der werken en ook een Rechter, bij wien geen aanneming des persoons is. Nu, om nu deze beschuldiging te ontwarren en te vernietigen, hiervoor is Jezus Christus onze Voorspraak, en dit geschiedt alleen voor de kinderen – “Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige”.
Is dat een Nederlands boek? Is het de vertaling van: Work of Jesus Christ as an advocat ( 1 Johannes 2:1 )?

Je hebt iets onderstreept. Ik ben het daar van harte mee eens.
Het boek heet "Paarlen uit de werken van John Bunyan", eerste deel, uitgegeven J.C. van Schenk Brill, 1886, Doesburg
Gebruikersavatar
Arja
Berichten: 2039
Lid geworden op: 30 mei 2019, 15:57
Locatie: Provincie Utrecht
Contacteer:

Re: Meditatie

Bericht door Arja »

Om uit te roepen het jaar van het welbehagen des HEEREN, en de dag der wrake onzes Gods…(Jesaja 61:2a).

Jezus is gekomen om het jaar van het welbehagen des Heeren uit te roepen. Omdat Jezus in Jesaja 61 vers 1 begint met een blijde boodschap voor de zachtmoedigen, zouden sommige mensen kunnen denken dat Hij daarom voor niemand anders een boodschap heeft dan voor een benauwd geweten. Wellicht zegt iemand eerlijk: ‘Ik ben niet zachtmoedig, noch gebroken van hart, noch gevangen, noch gebonden; ik ben geen treurige te Sion. Daarom heeft Jezus geen boodschap voor mij’.

O, luister eens: Die boodschap heeft Hij wél! Hij roept het jaar van het welbehagen des HEEREN uit! Deze zinsnede is ontleend aan het jubeljaar. In dat jaar werden de zilveren trompetten geblazen over het gehele land en werd vrijheid bekendgemaakt aan iedere inwoner daarvan. Iedereen kon dit horen. Zo is het nu ook. Dit is het jaar van het welbehagen des Heeren. God heeft alle belemmeringen van Zijn kant weggenomen. Er is niets dat de zaligheid van u in de weg staat, als u alleen maar wilt komen! Wij zijn niet gezonden om de trompet alleen maar voor de zachtmoedigen of de gebrokenen van hart te blazen, maar voor iedereen, wie u ook bent. Bent u een trotse, eigengerechtigde zondaar met een hart dat niet door schuldbesef verslagen is? Zoekt u uw eigen gerechtigheid op te richten, of bent u een slaaf van uw verborgen zonden? Och, arme ziel, zeg niet dat wij niets voor u hebben. Jezus heeft deze woorden juist in uw belang gesproken. Hij kwam om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heeren!

Het jaar van het welbehagen des Heeren is ook altijd de dag van Gods wraak geweest. Noach preekte in zijn dagen honderd jaar lang. Elke klap van zijn hamer was een klop op de harten van de zondaren. Hij smeekte hen om zich te bekeren. Maar zij verhardden zich onder zijn prediking. Het bezoek van de engelen te Sodom, vlak voor de verwoesting, was bedoeld om verlossing te brengen, maar het werd door de goddeloze Sodomieten veranderd in een bezoek van wraak. De boodschappers des heils voor Lot en zijn kinderen werden door de hardheid en zondigheid van de mannen van Sodom tot boodschappers van wraak voor alle anderen. Zo was het ook toen Christus kwam. Hij werd gezet tot een val en opstanding van velen in Israël. Hij, Die een Rotssteen was voor allen die in Hem zouden geloven, werd een Steen des aanstoots en een Rots der ergernis voor Israël.

Gods knechten maken u ook iedere zondag het jaar van Zijn welbehagen bekend. U kunt dus Gods huis niet verlaten zoals u erin bent gekomen. Het Woord dat u gehoord hebt, moet u bekeren of het zal uw hart verharden. Christus begeert uw aller zaligheid! Zult u heden bewogen worden om de geopende weg tot de Vader in te slaan? Gods knechten komen om de trompet van blijdschap en jubel onder u te blazen. Waarom wilt u die veranderen in de trompet van wee en oordeel? Zij komen zondag aan zondag om het jaar van het welbehagen des HEEREN bekend te maken. Is deze boodschap u een reuk des doods ten dode óf een reuk des levens ten leven?

Auteur: Robert Murray McCheyne (1813-1843)
Titel: Geef Mij uw hart, dagboek
Uitg.: Den Hertog
ISBN: 9033116863

Bron: Schatgraven. Gereformeerde Gemeente Terneuzen
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Wat ik eerder vanavond elders opmerkte over de meditatie van ds. I. Kievit, die heb ik gevonden. Deze staat in drie afleveringen in het Gereformeerd Weekblad (1932).
Omdat de meditatie zoveel zaken omvat die nu zo weinig meer vanaf de kansels worden verklaard zou ik deze meditatie, hoewel deze lang is, toch vanwege de belangrijke inhoud wel ter lezing willen plaatsen. Onderstaand de meditatie die vanavond hier als Weeksluiting in Huize Maranatha werd gelezen:

TEKST:
1 Timotheüs 1 : 16
„Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zoude betonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven."

TEN VOORBEELD GESTELD I
De apostel Paulus schreef aan zijn geestelijken zoon Timothëus. Als een vader had hij hem lief. Hij kende hem niet alleen van name, doch had ook een blik mogen werpen in zijn hart en hem leren kennen als een begenadigd man, in wie het ongeveinsd geloof woonde, gewerkt door de Heilige Geest. Hij had hem voor het eerst ontmoet op zijn tweede zendingsreis te Lystre en had hem meegenomen als hulp in de zending. Zo had deze jonge man alles vaarwel gezegd om den naam van Jezus te helpen verbreiden onder de heidenen en de kinderen Israëls.
Ook zijn godvruchtige moeder had hij verlaten, die hem zeker met droefheid in het hart zag heengaan, maar toch ook met blijdschap, want kinderen zijn een erfdeel des Heeren. Zalig wie zijn kind mag afstaan in den dienst van Koning Jezus! Paulus had vaderlijke zorg over dezen geestelijken zoon, maar werd op zijn tochten ook menigmaal verkwikt door zijn tegenwoordigheid en hulp.
Zo heeft de Heere het zijn apostel op de moeilijke levensweg zo vol van lijden toch niet laten ontbreken aan verkwikking en vertroosting. Als Paulus dezen brief schrijft dan is Timothëus in Efeze, terwijl Paulus is doorgereisd naar Macedonië. De apostel waarschuwt en vermaant hem zich toch te stellen tegen degenen, die de waarheid verkeren en door leugen zoeken ten onder te houden. Dan herinnert hij aan de genade hemzelven geschied.
De Koning der Kerk heeft hem in de bediening gesteld. En dan verschijnt weer voor het oog zijner ziel de vervolger der gemeente! Mij heeft hij in de bediening gesteld die tevoren een godslasteraar was en een vervolger en verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetend gedaan heb in mijne ongelovigheid, doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde die daar is in Christus Jezus.
Zijn verleden staat weer voor hem! Hij was een vervolger der gemeente geweest! Als hij zegt dat hij het onwetend gedaan heeft, meen dan niet dat de apostel zijn schuld verkleinen wil. Neen, dan kon hij zich toch niet tegelijk den voornaamste der zondaren noemen?
Hij doet iets geheel anders. Met die opmerking roemt hij de genade. Waarom? Wel, hij ziet, dat hij door genade, hoewel hij een bittere vijand was, toch geen Judas was. Hij deed het niet, terwijl hij volmaakt van het tegendeel zou zijn overtuigd geweest. Hij werd daarvoor bewaard. Ja, de zonde van Judas kón hij niet doen, omdat hij verkoren was ten leven. Gevoelt ge nu, dat hij feitelijk de genade roemt, ook als hij zegt dat de weg der barmhartigheid nog voor hem open stond, omdat hij het onwetende had gedaan. Hij neemt echter de volle verantwoordelijkheid der zonde op zich, want hij voegt er aanstonds aan toe, dat hij het deed in zijne ongelovigheid, in de afkerigheid en vijandschap tegen God, die in zijn onherboren natuur woonde.
Daarom roemt hij de genade, dat ze zeer overvloedig is geweest. Die genade heeft ook het geloof in zijn hart gewrocht en de liefde uitgestort; de liefde die daar is in Christus Jezus. Als hij dien naam noemt wordt zijn ziel ontstoken. Jezus is toch de inhoud geworden van zijn leven. ,,Ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij." Hoor, hoe hij dien Naam prijst: ,,Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken van welke ik de voornaamste ben."
Zo maakt de apostel den overgang van zichzelf tot Christus en van Christus, in het woord onzer overdenking, weer tot zichzelf. De apostel licht hier den sluier op die de vrije genade Gods omhulde. Hij laat zien het vrij erbarmen Gods in het zaligen van den verloren zondaar. Hij wil ons laten stil staan bij het wonder aan zijn ziel geschied en de betekenis van dat wonder. Hij laat ons de bedoeling Gods zien in zijn bekeering. Zij strekt ter verheerlijking Gods, maar heeft ook een bepaald doel voor de mensen. Ge zult zeggen, zeker, hij moest den Naam van Jezus uitdragen en zo is Paulus het middel voor een grote schare geworden, dat zij voor Koning Jezus zijn gewonnen.
Toch is dat niet het enige wat naar voren moet worden gebracht.
De bekering van Paulus is ook ten voorbeeld gesteld. Zo spreekt de apostel hier door de onfeilbare leiding van den Heiligen Geest.

Ten voorbeeld gesteld.
In den loop der eeuwen was een grote schare toegebracht, want Christus vergadert zijn Kerk van het begin der wereld tot het einde. Maar de Heilige Geest hield in de wijze der toebrenging en toepassing van de goederen des heils rekening met den stand der Godsopenbaring. De Heilige Geest, die óók die bijzondere openbaring gaf die wij in de Heilige Schrift bezitten, liep dus niet vooruit op den gang dier openbaring. Wat hij in de ziel werkte door het Woord der Openbaring was dan ook aan die openbaring gebonden. De Geest gaf dus niet meer klaarheid in het werk der genade en ook niet meer toepassing dan in de Openbaring was ontsloten.
Zo schrijft de apostel, van de Kerk onder het Oude Verbond: ,,Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien en geloofd en omhelsd, en hebben beleden dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren".
Rijke genade hebben zij ontvangen. Ervaring van vrede heeft hen niet ontbroken. Verwachting des heils ook voor de eeuwigheid hebben zij niet gemist.
Toch hing er een sluier over hun hart. Toch was de toepassing niet volkomen. Toch hadden zij niet het licht dat nu door de vervulling is opgegaan over de werken der genade in Christus Jezus. Daarom was ook de ervaring van den vrede nog verbonden met vrees en veel duisternis hield hen nog omvangen. Dit moest zo zijn, krachtens den stand der Openbaring. De klaarheid van inzicht en de rijkdom van den inhoud der ervaring ontbrak dan ook omtrent den Persoon en het werk van den Messias; omtrent den Vader-naam en zoveel meer.

,,Want God voortijds vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in de laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon." De schaduwen zijn verdwenen. ,,Wij hebben zijne heerlijkheid aanschouwd als des eniggeboren van den Vader vol van genade en waarheid", roemt Johannes. De vromen van den ouden dag, zo sprak Jezus tot zijne discipelen, hebben begeerd te zien hetgeen gij ziet en hebben het niet gezien.
Om het ook te zeggen met de woorden van den apostel: ,,En deze allen hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen, alzo God wat beters over ons voorzien had, opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden." Laat Calvijn het ons mogen toelichten.
,,De oudvaders hebben van Gods beloften maar een smaak gehad, nochtans als geheel verzadigd zijnde door zulke zoetigheid, hebben zij al tezamen klein geacht de versmaadheid der wereld, en vergaten niet in leven noch in sterven den smaak van het beloofde, hoe klein het ook mocht zijn.
Aangezien God den vaderen alleen de genade heeft laten smaken (die nu overvloediglijk over ons is uitgestort) zodat Hij hun van verre maar een duister beeld van Christus getoond heeft, die zich nu als genoeg zichtbaar voor onze ogen toont, toch hebben zij hierop vast gestaan en zijn niet van het geloof geweken, hoeveel te meer hebben wij dan alsnu oorzaak om in het geloof te volharden.
Daarom, hoewel zij dezelfde beloften der zaligheid gehad hebben, die wij hebben, nochtans hadden ze de klaarheid der beloften niet, die wij alsnu genieten onder het rijk van Jezus Christus, maar waren tevreden dat zij hetzelve van verre zagen."
Zo is dan met en door de komst van Christus in het vlees en de vervulling der profetie in lijden, sterven en opstanding de genade overvloediger geworden in de Kerk. Hij heeft den vaderen een klein deel der genade uitgedeeld, opdat Hij de ganse volkomenheid bewaren zou tot den nieuwen dag. Wel heeft Hij zich mildelijk getoond aan Zijns kinderen van het begin der wereld, nochtans heeft Hij Zijne genade alzo gemeten en gemiddeld, dat Hij steeds zag op de zaligheid des ganschen lichaams. Zo laat ons dan weten (aldus vermaant Calvijn!) dat wij meer dan ondankbaar zijn tegen God, zo Hij minder geloof in ons vindt onder het Rijk van Jezus Christus, dan de vaders bewezen hebben door zo vele en zonderlinge exempelen der lijdzaamheid, die zij onder de wet hadden.
Zo nam de Kerk des Nieuwen Verbonds zijn bijzondere gestalte aan met den Pinksterdag, toen de schatten des heils ten volle werden ontsloten en toegepast, zoals nooit tevoren. Het wordt nu een andere bedeling, wel in wezen gelijk met die van voorgaande tijden, doch in omvang en diepte beide gaat deze bedeling uit boven de voorgaande tijd. Dat was het welbehagen Gods. De Geest woont nu in Gods Kerk en ontsteekt een klaarheid voor de ziel in het werk der genade en doet de diepten van Gods ontfermen ervaren zoals voorheen niet werd gekend.
Op dit feit wijst ons ook de Heere Jezus als Hij spreekt over Johannes de Doper.
Ge weet welke plaats deze prediker der gerechtigheid innam in Gods Koninkrijk!
Ik zeg, zegt Jezus, veel meer dan een profeet is hier! Waarom? Deze is het van welke geschreven staat: „Ziet Ik zende mijnen engel, voor uw aangezicht, die uwen weg bereiden zal voor U heen". Alle profeten, op wier schouderen deze staat, en de wet, hebben tot Johannes toe geprofeteerd. Ze vinden in hem hun vereniging en eindpunt. In deze hand worden alle profetische draden ineen gelegd en verbonden. In dezen mond worden alle profetische woorden tot één stem. In dezen aanschouwer, doper, aanwijzer, uitroeper, heraut van den Christus vindt alle profetisch verlangen en smachten bevrediging. Daarom sprak Jezus: „Voorwaar zeg ik u, onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan, meerder dan Johannes de Doper". Meerder, niet om zijn persoon en gaven allereerst, maar veeleer door zijn zending, zijn dienst van wegbereider. Zie, het Lam Gods, zo riep Johannes uit.
Doch hoor nu tevens dat andere woord met he bovenstaande zo schijnbaar tegenstrijdig. Ik bedoel dit woord van Jezus: „De minste in het Koninkrijk hemelen is meerder dan hij."
Zijn werk was om allen die tot hem kwamen te leiden tot Jezus zelf en zo de minsten, te leiden tot wat hen meerder zou maken dan hij was.
Johannes stond vóór de poort des Koninkrijks wat de bedeling van het Nieuwe Verbond aangaat. Hij voerde over tot de nieuwe orde van zaken, maar zelf bleef hij kind der oude bedeling. Hij de priester, de nazireeër, de profeet en deurwachter, om met het oude onder te gaan, opdat het nieuwe zou bloeien op zijn graf.
De vriend des Bruidegoms kon geen plaats nemen in zijn leven aan de bruiloft des nieuwen testaments zelfs niet naast het minste bruiloftskind. Zeker, wie zou niet gaarne met eerbied en ontzag neerzitten aan de voeten van dezen groten Godsman? En toch, de minste in het Koninkrijk der hemelen is meerder dan hij, hierin en hierdoor, dat hij den schat draagt in het aarden vat, den schat van het vervulde evangelie, van den verschenen Christus en uitgestorte Geest der Pinkstergenade. Het evangelie der vervulling dat in betere beloften bevestigd is, van het volbrachte offer aan het kruis, met het gescheurde voorhangsel. Met het ontsloten graf van den verheerlijkten Priester over het Huis Gods. Zie in dit getuigenis verheft Jezus zichzelf boven de beloften en de bediening des Ouden Verbonds. In Hem zijn alle beloften Gods ja en amen! Zalig, wie Hem bezit!
Doch, hoe zal nu Gods wijze van werken zijn om het Pinksterevangelie; het evangelie van den voltooiden oogst, toe te passen? Hoe zal God de kinderen Abrahams vergaderen, nu ze niet meer zijn onder de wolk, noch op den drempel der nieuwe bedeling? Hoe zal Hij nu ten volle Christus toepassen, door den zondaar te brengen aan het einde der wet? Hoe zal Hij hem verzoenen met Zichzelven en vrede schenken? Hoe zal Hij woning maken door den Heiligen Geest, opdat God drie-enig wone in het hart des zondaars? Hoe brengt Hij nu tot de vrijheid der kinderen Gods? Wat is het grondtype van Gods Kerk in den nieuwen dag? Welke is de wijze, waar op God den zondaar bekeert en het heil deelachtig maakt? In Paulus geeft de Heere op al deze vragen een antwoord.
God geeft in Paulus een voorbeeld! Daaraan kunt en moet ge u daarom toetsen! Met welk oogmerk heeft God hem bekeerd? en barmhartigheid bewezen? De apostel zegt het hier zelf: „Tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven".
De Heere wilde, dat de volheid Zijner barmhartigheid zeer duidelijk zou schitteren. Immers een patroon moet duidelijk zijn. Maar, kan dan Petrus of Johannes geen patroon zijn? Neen, want hun toebrenging lag nog onder de oude bedeling. Later pas gaan zij dieper in in de weldaden door Christus verworven. Hoe weinig verstonden zij tijdens zijn omwandeling op aarde, vóór de opstanding, van Zijn Persoon en werk!
Of dan na den Pinksterdag door de uitstorting des Heiligen Geestes hun leven niet vervuld is met Jezus? Wie zou daaraan twijfelen? Volkomen zeker! Maar daarom is juist de aanvang van hun geestelijk leven getrokken in nieuw licht.
Niet Petrus of Johannes of Jacobus wordt ons ten voorbeeld, tot patroon gesteld, maar juist Paulus. Ook daartoe was hij verkoren.
Bovendien de wijze der bekering van Petrus en Johannes, kortom van de apostelen gaat schuil in het duister. Maar hier, zegt de Heere, hebt ge nu in Paulus een duidelijk patroon van de bediening van den Geest onder het Nieuwe Verbond, na den Pinksterdag, toets U daaraan!
Saulus heeft Christus' oogappel aangeraakt. Hij heeft de gemeente vervolgd. Hij heeft de huizen verstoord. Hij heeft |de heiligen gegeseld. Hij heeft Christus gelasterd. Zie nu in dezen Saulus een patroon der genade Gods. De zonde die in ons allen woont, was bij hem boven mate zondigende geweest.
Voor den Vader was Paulus een uitverkoren vat, daarom kon Christus het niet in toorn in stukken slaan. De Vader liet aan zijn woede grote ruimte, om de lankmoedigheid van den Zoon in volle kracht te laten uitkomen. Beide de Vader en de Zoon mitsgaders de Heilige Geest hebben zich in de bekering van Saulus een monument der barmhartigheid opgericht. Die Paulus moet een voorbeeld zijn tot aan het einde der eeuwen.
Boekdrukkers drukken een proefvel af. Zo is Paulus een proefvel van Gods ontferming. Het is een model van hetgeen volgen zal. Doch de drukker kan van het proefvel slechts volkomen gelijke afdrukken maken. Doch de Heere maakt naar het grondmodel van Paulus een oneindige rijkdom van verscheidenheid. Ook daarin blijkt zijn rijkdom.
Maar dan toch altijd zo dat alle bekeringen in grondtrekken op die van Paulus moeten gelijken. Want zeker er zijn geen twee bladeren gelijk aan één boom, doch dan toch altijd zo, dat ze het wezen van dezelfde boom dragen. Ik wil maar zeggen, dat een eikenblad geen blad is van een populier. Maak dus die verscheidenheid niet tot een middel voor zelfbedrog om te raken aan de eenheid van den waren wijnstok Jezus. Er is ook onder de huichelars grote verscheidenheid, maar hun ontbreekt juist het grondtype van het werk der genade.
Saulus wordt neergeworpen voor God. Hij leert zich kennen als een vervolger van Jezus. Als een hater Gods. Hij moet God recht en gerechtigheid toekennen en wordt door de wet in de hand des Geestes gedood, opdat hij Gode zou leven. Zijn zonde wordt verzoend. Hij verkrijgt vrede met God. Jezus wordt in zijn hart geopenbaard. Hij is gerechtvaardigd om niet door de verlossing die in Christus Jezus is. De Geest der aanneming heeft het Abba, Vader in zijn hart en op de lippen gelegd.
Zie daartoe heeft God ons geroepen om het werk van God drie-enig te verkondigen naar het grondtype van Paulus. Wee mij indien ik het evangelie niet verkondig naar het patroon dat God zelf heeft ontworpen en ons voorgelegd in de bekering van Paulus: Zie toe dat gij het alles maakt naar het voorbeeld dat u op den berg getoond is. Maar dan schittert de genade Gods nog meer in Paulus. Zeg dus nooit meer: Paulus was een grote uitzondering, dat was een wonder!
Maar weet ge dan niet dat elke bekering een wonder is! Dat elke bekering ons brengt tot de bekering van Paulus om te vergelijken als het patroon des Heiligen Geestes, ons door God in het Woord getekend?
Weg met een dusgenaamde verbondsleer waarmee men de mensen bedriegt voor de eeuwigheid. Velen achten zulk een bekering niet nodig. Althans niet voor zichzelf.
Dat mag nodig zijn voor spotters en openbare zondaars, maar voor een burgerlijk braaf mens gedoopt en opgevoed onder de waarheid, neen, dan behoeft het zó toch niet. Dan gaat het geleidelijk in langzame ontwikkeling. Doch verklaar mij dan waarom Paulus, die deugdzamer was dan gij en nauwgezetter bovendien in de vervulling der wet, bekeerd moest worden. Ge zegt omdat hij vijandig was aan Jezus en Zijn gemeente! Maar wat geeft u recht u te verbeelden dat gij dat niet zoudt zijn! Reeds deze uwe mening is het bewijs van hartgrondige vijandschap en blindheid tevens omtrent den waren aard van uw hart en leven. Maar zeg mij bovendien hoe het dan komt dat Gods ware volk, dat niet midden in de wereld leefde toch naar het model van Paulus is bekeerd? Dat was waarlijk geen overbodige weelde. Ik zou nooit geweten hebben dat ik met al mijn godsdienst verdoemelijk was voor God, indien de gerechtigheid en majesteit Gods mij niet had neergeworpen. Nooit zou ik meer dan schijn van liefde tot Jezus hebben gehad, ware het niet, dat Hij uitnemend dierbaar ware geworden als degene die al de geschonden deugden Gods genoegdoening heeft geschonken. Zo zou ik kunnen voortgaan.
Neen zegt een ander, ik houd het ervoor dat een mens moet bekeerd worden. Hij moet geloven in Jezus en dan is hij bekeerd. Zo stelt menigeen zich gerust met een denkbeeldige bekering. Er is een diep gevoel van zonde geweest, en naar zij menen hebben ze toen een belofte gehad en troost der genade. Ze hebben toen een onberouwelijke keuze gedaan, naar zij menen. Is dat nu uwe bekering? O, ik zou vele voorbeelden kunnen noemen. Men kan afgoden verzaken, om eenvoudig van afgod te ruilen. Men kan zelfs van het een uiterste tot het andere overgaan, en toch nooit hebben opgehouden zichzelf te zoeken,
Paulus is in zijne bekering tot een voorbeeld gesteld. Dit gaan wij nu nader toelichten.

Ten voorbeeld gesteld! II
1 Timotheüs 1 vs. 16. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al zijne lankmoedigheid zoude betonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven."
De apostel leert ons verstaan, dat zijne bekering niet slechts daartoe strekte dat hij behouden zou worden en den Naam van Jezus zou uitdragen, doch dat zijn bekering ook tot een voorbeeld zou strekken, dergenen die in Jezus zullen geloven ten eeuwigen leven. Hij is het patroon des Heiligen Geestes, dat ons wordt voorgesteld opdat wij ons leven aan dat patroon zouden toetsen. Niet de toebrenging van Timotheüs is ten voorbeeld gesteld, doch die van Paulus. Ook Timotheüs zal geen vrede met God smaken tenzij de Heilige Geest hem leide en inga in zijn leven om Christus in zijne ziel te openbaren, zodat hij toch weer aan het patroon in Paulus geschonken beantwoordt. We mogen aannemen dat Paulus daartoe mede het middel is geweest voor Timotheüs om hem voort te leiden op den weg des levens zodat ook hij kwam, onder de bediening van den Geest, tot de vrijheid der kinderen Gods. Hoe lief had Paulus hem en hij vertelde ons reeds, dat hij wist dat het ongeveinsd geloof in zijn geestelijken zoon woonde, dat ook hij Christus was ingeplant. Zo is de Heilige Geest zeker vrij in Zijne bediening en is er grote verscheidenheid in de toeleidende wegen, maar de grondtrekken laat de Geest ons met grote klaarheid zien in Paulus. Ook zijn brieven zijn hiervan de toelichting. Juist Paulus is verkoren om de scherpe lijnen van het patroon van vrije genade, zoals het in den zondaar wordt uitgewerkt, te tekenen.
In aansluiting bij Gods ganse Woord mag hij juist ontwikkelen en uitwerken; ons laten zien in de toepassing, de machtige waarheden van de rechtvaardiging des zondaars om niet, door het geloof uit de verlossing die in Christus Jezus is. Spreekt hij ons, als instrument des Geestes, hoe de zondaar vrij wordt van den vloek der wet en vrede erlangt met God door het bloed des kruises. Hoe de zondaar het Abba, Vader leert uitspreken en door diezelfde Geest der aanneming wordt verzegeld tot den dag zijner verlossing. In Paulus en door Paulus klaart de Heilige Geest Zijn werk op in de ziel van den verkoren zondaar en stelt hem tot een voorbeeld en gebruikt hem om het patroon te tekenen met ongekende klaarheid. Daarom is het een smaden van den Geest dit klare patroon niet als patroon te willen erkennen en er zich niet aan te willen toetsen. Met de bekering van Paulus en de brieven die ons dit voorbeeld uitbeelden tot glorie van des Heeren Naam en tot opluistering van Gods deugden hebben wij allen van doen.
Op de rechte wijze verstaan zal een rijke zegen voor de prediking en anderszins daarvan de vracht mogen zijn. Ook hier geldt, Die Mij eren, zal Ik eren.
Maar, beluisteren wij nu nader het getuigenis van den apostel.
Hij vertelt ons dat hem daarom barmhartigheid was geschied, opdat Jezus Christus in hem, die de voornaamste was, al zijne lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven.

Hem is dus „barmhartigheid geschied".
Ziehier de tedere wijze waarop de apostel het erbarmen Gods vertolkt.
Den weg tot het hart Gods kan de zondaar niet vinden en wil hem ook niet zoeken. Er is geen weg naar den hemel voor den gevallen zondaar vanaf de aarde. Als Jacob ligt op de vlakte des velds met een steen tot hoofdpeluw, wordt hem in den droom getoond den weg naar boven, in een ladder die van den hemel reikte tot de aarde. En de engelen klommen op en neder.
Hij schouwde den weg van de barmhartigheid die afdaalt tot den zondaar in Christus Jezus, de Zoon van Gods welbehagen. In Hem zijn de innerlijke bewegingen der barmhartigheid Gods overgebracht tot Gods volk. Uit het liefdewezen Gods vloeit het vrij erbarmen tot Sion. Als de goedheid Gods wordt bewezen aan ellendigen heet zij barmhartigheid. Die barmhartigheid is veelvuldig en groot. Ja, zij is zonder einde. Zij is teder als van een vader en wordt bewezen aan duizenden. Ja, de apostel spreekt elders van den rijkdom van Gods barmhartigheid. Doch bij de openbaring van die barmhartigheid wordt het recht Gods niet geschonden maar volbracht door den Middelaar; door den Vader verordineerd. Die barmhartigheid heeft hare innerlijke bewegingen. Zij is nooit in rust maar gaat eeuwig uit tot Zijn volk! Van Immanuel lezen wij, dat zijne uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Zijne liefde is geen slapende liefde. Die bewegingen worden niet opgewekt door onze ellende, want ze zijn vrij. Maar wel vinden ze in den ellendige mens een voorwerp om zich te openbaren. Daarom leert ons nu de apostel met grote klaarheid dat die barmhartigheid in Christus zich slechts kan wegschenken, als wij door de wet der wet zijn gestorven, opdat wij Gode zouden leven. Ook kan ik niet in de bron dier barmhartigheid ingaan dan door het levende geloof in Christus. Niemand komt tot den Vader dan door den Zoon en niemand komt tot den Zoon tenzij de Vader hem trekke.
Petrus jubelt van deze barmhartigheid: „Gezegend zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die naar Zijne grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hope door de opstanding van Jezus Christus uit de doden."
Zoals wij van nature zijn, moet de gerechtigheid ons verdoemen. Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der wet om dat te doen. De zondaar moet krachtens de rechtvaardigheid worden verdoemd.
De heiligheid kan den zondaar in zijne onreinheid slechts verteren. Wie kan wonen bij een verterend vuur; wie vernachten bij een eeuwigen gloed? Wie God nadert moet sterven en vergaan. De almacht Gods moet den opstandige mens verpletteren en kan bewerken dat het oordeel aan hem wordt voltrokken dat de onvruchtbare boom moet treffen: „Houw hem uit, want waarom beslaat hij ook onnuttelijk de aarde?" De waarheid Gods bevestigt de bedreiging der wet, dat degenen die zulke dingen doen des doods waardig zijn. Daarom wordt de barmhartigheid niet geopenbaard zonder en nog minder tegen de gerechtigheid en heiligheid en waarheid Gods. Hoe scherp tekent ons de Heilige Geest in Paulus' persoon en brieven dit patroon van de vrije genade Gods in Christus. Hoe lief is hij ons daarin. In plaats van Paulus als een uitzondering te beschouwen mocht het ons wel tot aanbiddende bewondering stemmen, dat het den Heere behaagde zulk een godverheerlijkend patroon ons te schenken.
Barmhartigheid, zij wijst op onze ellende. Zij duidt tevens op het vrije en onverplichte van den Gever en bepaalt ons bij het onverdiende en verbeurde voor den ontvanger. Zij wijst op de innerlijke beweegredenen Gods in het redden van een verloren volk. O, met welk een klaarheid mag de apostel dit alles tekenen; en wat is hij er een treffend voorbeeld van, dat de genade Gods vrij is. „Zo is het dan niet desgenen die wil noch desgenen die loopt maar des ontfermenden Gods. Hoe werpt hij terneer elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van vrije genade!"
Hoe klaar schildert hij, dat het einde der wet Christus is tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft. Kom, toets U reeds nu aan dit patroon. Wie der lezers heeft deze dingen waarachtig geleerd en kent ze niet alleen in de toestemming des verstands? Zeker, wij schrijven hier in den naam Gods den dood op alle vroomheid en brandmerken haar als vijandschap tegen God. Wij stoten hier omver alle werk des mensen in de rechtvaardiging voor God. Hier blijft geen plaats voor de gemoedservaringen als grond der zaligheid, ook al zijn zij noodzakelijk om op den eenigen grondslag neer te zinken. Ja, welk een grondslag der zaligheid.
Mij is barmhartigheid geschied. Deze grond is vast en toch is zij tegelijk zonder grond, want ge kunt er slechts in verzinken, maar hoe dieper wij erin mogen ondergaan hoe groter de vastigheid des heils voor onze ziel wordt.
Hier zijn wateren waarin men niet staan kan, dit zijn wateren waarin men zwemmen moet. Mij is barmhartigheid geschied. Wij zingen: Nu heeft Hij zijn gerechtigheid zo vlekkeloos en ongeschonden voor het heidendom ten toon gespreid. Christus is de openbaring der barmhartigheid Gods.
In Hem ligt ze besloten, want het is des Vaders welbehagen geweest dat in Hem al de volheid wonen zou. Maar van de barmhartigheid zingen wij dan ook: Hij is barmhartig en genadig. Hij gaf hun die Hem vrezen spijs en Zijn groten Naam ten prijs gedenkt Hij Zijns verbonds gestadig. Eeuwig wonder van Gods barmhartigheid, dat hij een mens maakt van een vuurbrand der hel tot een flambouw des hemels. Zie, deze barmhartigheid is als een oceaan, die geen bodem noch oever heeft. Hebt gij ooit, in het geloof, gevlogen over deze glazen zee? Hebt ge U ooit mogen wagen met uwe levensbark op deze zacht ruisende oeverloze wateren? Daar ruist de eeuwige vrede; daar spiegelen de wateren zich in oneindige golving in de glanzen van de Zon der gerechtigheid. Mij is barmhartigheid geschied. In het ruisen hoor ik al maar door de sprake: „Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijnen eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin kennen wij dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijnen Geest gegeven heeft. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad."
Lezer, hebt gij reeds deze wateren geproefd? Zijn goedheid is verspreid over al zijne werken, maar kent gij Zijne barmhartigheid in Christus? In den weg waarin de Heilige Geest Zijn volk leidt? Langs en door de vierschaar? Het einde der wet is Christus! Hij is niet het begin, maar het einde der wet.
Vaderlijke barmhartigheid in Christus! Groote barmhartigheid! Dan vallen alle gedachten aan armoede weg, door het bezit van den rijkdom in Hem. Alle vreze wordt gebannen, want die vreest is niet volmaakt in de liefde. Hier hebt ge weer zo’n scherpe lijn in het patroon. Ten voorbeeld gesteld. Veel armelijk gepraat zal getoetst aan dit patroon waardeloos, ja, schadelijk worden bevonden.
Veel bevinding als vinding van eigen hart en verdorven verstand, te licht worden bevonden, gewogen op de weegschaal van het heiligdom. Gemeten aan de maten van dit door God Zelf gestelde voorbeeld.

Ik heb U liefgehad met een eeuwige liefde!
Paulus is een vat der barmhartigheid, door verkiezende genade. In zijn vat is de schat der barmhartigheid Gods in Christus neergelegd. God heeft Zijn Zoon in Paulus geopenbaard. Is, mijn lezer, uw vat al ontledigd? Anders kan de schat er niet in worden neergelegd. Maar, o, als wij Hem, door den Geest des geloofs gewaar worden in het innerlijke van ons hart, dan planten de trillingen van de inwendige bewegingen der barmhartigheid zich over en stamelt het ontroerd gemoed: ,,die mij heeft liefgehad." Kent gij den roem dier genade-ervaring?
„Maar daarom is mij barmhartigheid geschied opdat Jezus Christus in Mij, die de voornaamste ben, al Zijne lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven."
God wilde, dat Zijn Zoon, de Zaligmaker, en Gezalfde profeet, priester en Koning, Jezus Christus, al Zijne lankmoedigheid in Saulus zou betonen. De lankmoedigheid Gods is over al zijne mensenkinderen. Hij draagt ze met groot geduld. Die lankmoedigheid heet daarom ook wel verdraagzaamheid. God verdraagt den zondaar; geeft hem daarin genadetijd om zich te bekeren opdat hij leve.

Maar ach, de natuurlijke mens veracht en misbruikt die lankmoedigheid Gods. Zij is de sparende goedheid Gods tegenover strafwaardigen.
„Maar Gij Heere zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig en groot van goedertierenheid en waarheid." De profeet Nahum spreekt van de lankmoedigheid Gods aldus: „De Heere is lankmoedig doch van grote kracht, en Hij houdt den schuldige geenszins onschuldig. Des Heeren weg is in wervelwind en in storm, en de wolken zijn het stof zijner voeten."
Die lankmoedigheid Gods is groot geweest in den loop der eeuwen. De apostel schrijft in Romeinen drie over die verdraagzaamheid Gods: „Want wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijne genade door de verlossing die in Christus Jezus is, welken God voorgesteld heeft tot een verzoening door het geloof in zijn bloed, tot een betoning van zijne rechtvaardigheid door de vergeving der zonden, die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods."
God wilde dus, dat Jezus Christus in Paulus al zijne lankmoedigheid betonen zou, Heerlijk schittert zij uit in dit leven! Satan mocht tegen Saulus Gods gerechtigheid inroepen, maar Jezus pleitte voor Hem op de barmhartigheid. Hij pleitte op zijn offer aan het kruis. Maar ziet ge dan de lankmoedigheid in Christus niet schitteren in het licht Zijner verdiensten? Hij heeft recht om bij den Rechter uitstel te pleiten van executie. Hij heeft ook voor die lankmoedigheid Gods in Zijn offer een onwrikbare grondslag gelegd. Daarom kan die lankmoedigheid door Petrus aldus worden geroemd: „Acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid, gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft." Geschreven heeft de apostel dit aangrijpende woord: „Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid u tot bekering leidt?"

Doch de lankmoedigheid is hier ook zeer bepaald de genade in Paulus betoond.
In hem heeft Christus al zijne lankmoedigheid en genade verheerlijkt, En dat zegt wat, want de apostel noemt zich de voornaamste. De voornaamste der zondaren. Hij was een eersterangs zondaar! Hij diende in de voorste gelederen van den vorst der duisternis. Zijn leven werd gespaard terwijl hij woedde tegen God en Zijn gezalfde. De snode zondaar werd in het leven gelaten. Hij werd bewaard, want Jezus pleitte voor hem, omdat de Vader Hem had gegeven om hem vrij te kopen. De prijs was ook voor Saulus betaald. Maar hij lasterde toch Jezus, moet hij dan niet sterven als Herodes en van de wormen gegeten worden? Temidden van zijn verzet werd hij gegrepen en toegebracht. O, machtige alles overwinnende genade!
Zie al zijne zonden werden uitgedelgd. Zijn bloedvergieten; zijn lastertaal, ja ook zijn zondigen aard. „Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus". Dan mag hij duivel en hel en mensen oproepen; ja, zich stellen voor den rechterstoel Gods en vragen: ,,wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?"
Gij weet, hoe helder hij hierin was ingeleid en hoe kostelijk hij dit mocht verklaren. Hier heeft het patroon, het voorbeeld, zeer scherpe en schone lijnen.

Hij predikte het geloof, dat hij had gezocht uit te roeien.
Hij had geleerd alle dingen schade en drek te achten om de uitnemendheid van de kennis van Jezus Christus Zijnen Heere. Menige fonkelende juweel in de kroon van Immanuel werd genomen en gezocht uit het vuilste vuil. Zie, wat Saulus was en Paulus werd door genade.
Een levensbeschrijver van Bunyan meent dat deze zijn zonde te zwart schilderde. Dat hij zich een mate van schuld toemat, die uitging boven de werkelijkheid. Doch ten onrechte. Neen, ook Paulus overdrijft niet als hij zegt: mij den voornaamste, want wie de zondigheid der zonde en de schuldigheid der ongerechtigheid heeft gezien en gevoeld bij de majesteit van Gods recht en heiligheid, kent zich als een kind des toorns. Zijn vijanden kunnen hem niet zulk een schuldenlast opleggen, als hij zichzelf vrijwillig oplegt. Als de duivel Luther benauwde en hem zijn zondenregister voorhield, sprak hij: gij hebt de helft nog niet genoemd... Maar: „het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt van alle zonden."
Wij stonden reeds eerder stil bij het leven van Saulus in zijn onbekeerde staat, en hoe hij werd ontdekt en ontbloot. Hoe hij zich als een verdoemeniswaardig schepsel leerde kennen… maar hem was barmhartigheid geschied.
Zou niet ieder van Gods kinderen, in zijne orde, zich leren kennen als de voornaamste der zondaren? Want wij derven allen de heerlijkheid Gods en worden als een goddeloze gerechtvaardigd om niet.

Welke vruchten zal deze belijdenis voortbrengen?
Allereerst diepe verootmoediging, die stemt tot groten lof. Ja, breekt hij in het zeventiende vers niet uit in bewonderende aanbidding? Ik ben geringer, zo zegt vader Jacob, dan al deze weldadigheid en trouw die Gij uwen knecht bewezen hebt. Geringer dan al deze weldadigheid en trouw. Is het geen wondervolle zaak, dat ons onreine hart mag gereinigd zijn door Zijn dierbaar bloed en de lippen waarop slangenvenijn was, nu mogen spreken van dien enigen Naam? O, als gij een zegen ontvangt onder Zijn woord; als gij komen moogt tot Zijne tafel bedenk dan altijd weer opnieuw, hier is een mens die vervreemd was van God. Die geen begeerte kende naar God en Zijn Woord. Nu mag ik aanzitten aan de tafel mijns Heeren. Eenmaal was ik een vreemdeling van God en mijn hart. Als wij mogen naderen in het gebed voor den troon en wederkeren met gevulde handen en harten, o, bedenken we dan dat wij eenmaal stonden voor zijn troon omstraald van vuurvlammen. Ik was wat ik nooit had behoren te zijn. Ik ben, wat ik zonder vrije genade nooit had kunnen worden.
Welk een ootmoed brengt deze wetenschap voort: Mij den voornaamste, is barmhartigheid geschied. De liefde wordt door die herinnering tot een vlam des Heeren. Haar is veel vergeven, zegt Jezus van die vrouw die tot Hem kwam en achter Hem stond wenende, terwijl zij Hem zalfde, want zij heeft veel liefgehad.
Meen niet dat die liefde te groot kan zijn! Zij is als de morgendauw op het tedere blad, waarin de zon zich weerspiegelt.
Deze gedachtenis aan hetgeen hij eenmaal was wekte den apostel telkens weer op, tot ijverig dienen. Hij had zijn leven niet lief voor zichzelven, maar voor Hem bestemde hij het, die hem had gekocht en verlost door zijn bloed.
En de gedachte aan hetgeen hij eenmaal was, toen vrije genade zich verheerlijkte, maakt hem sterk in de hope, want Hij, die de Zijnen roept, is getrouw die het ook doen zal. Wetende dat Hij die een goed werk in Zijn volk is begonnen dat zelve zal voleindigen tot op den dag van Jezus Christus. Ten voorbeeld gesteld: Aanvaarden wij het dan zoals de Heere het gaf!

Ten voorbeeld gesteld III
1 Timotheüs 1 vs. 16. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al zijne lankmoedigheid zoude betonen, tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven."
Zo heeft de Heere Paulus bekeerd. Hij stelde hem tot een apostel om Zijn Naam te dragen onder de heidenen en voor koningen en stadhouders en voor de kinderen Israëls. Hij was een uitverkoren vat. Doch, in dit Schriftwoord leert hij ons verstaan, dat de Heere ook nog een andere bedoeling had in de toebrenging van Saulus van Tarsen. Hij stelde hem ten voorbeeld.
Hij is een helder en scherp belijnd patroon van het werk der vrije genade. Want de bedoeling is niet slechts te zeggen, dat de grootste zondaar nog moed mag scheppen uit de behoudenis van Saulus. Zie eens naar hem, hoe hij de gemeente vervolgde; hoe hij was blazende dreiging en moord! Zeker, ook dat moet niet worden voorbijgezien, maar daarin gaat toch volstrekt de betekenis van Paulus als voorbeeld niet op. Het grondwoord wijst ons zeer bepaald op de gedachte van een patroon. Een voorbeeld door God eens voor altijd gesteld, niet slechts voor dieven en uitbrekende zondaars, maar, zo zegt Paulus in dit vers: „tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven".
Blijkens het verband moet stelling genomen worden tegen allerlei valse leer. Tegen het leven door da wet. Hij schrijft aan Timotheüs, dat er afgeweken varen van het ongeveinsd geloof; willende leraars der wet zijn, niet verstaande noch wat zij zeggen noch wat zij bevestigen. Hem was toebetrouwd het evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods. Van dat evangelie was hij een treffend voorbeeld.
Hoe werd de bekering van Paulus gewerkt? Zeer duidelijk is het, dat er in Paulus niets was, dat medewerkte tot behoud. Sla hem gade en onderzoek en doorzoek hem, maar ge vindt niets waarvan ge zoudt kunnen zeggen: hier vindt God toch een aanknopingspunt in Saulus voor Zijn werk. Welnu, dat is nooit het geval! In den zondaar is geen goed. Dat stemt ge onmiddellijk toe. Maar hebt ge het geleerd? Waarom zoekt ge dan toch uwe zaligheid in uzelven? Ge tuurt jaar in jaar uit in uw hart of gij er ook iets goeds kunt vinden, maar het is er niet. Wie heeft u verhinderd het evangelie des Zoons gehoorzaam te zijn? Zie, dat is een scherpe lijn in het patroon: „Niet uit de werken opdat niemand roeme". God rechtvaardigt den goddeloze om niet. Leerde gij uzelven zo kennen? Ja, zegt ge, daarin kan ik met Paulus mee. Is het wel waar, wat ge zegt? Kent gij inderdaad uwe verdoemelijkheid voor God? Menigeen bouwt op vroomheid; opvoeding; kerkgaan; ijver voor de waarheid; aandoeningen; een versje, dat in de gedachten kwam of een tekst en dan heeft men ook al een belofte gehad. En ge walgt van de vijandschap, die in het kleed der vroomheid wordt verborgen. Ja maar, zo wordt mij tegemoet gevoerd, dat is toch niet uit mijzelf. Dat is juist de vraag. Zeker staat ook het inkomen van een tekst of vers in de gedachten onder het voorzienig bestel des Heeren, maar is daarom nog geen zaligmakende bediening des Geestes. Neen, neen, als ge niet goddeloos wordt, zult ge niet kunnen zalig worden. Ten voorbeeld gesteld. Bedrieg u hier echter niet, mijn lezer. Want deze en gene meent zeer diep ontdekt te zijn en kan zeer wel over zijne diepe ellende spreken en den diepen val in ons hondshoofd Adam. Doch daarom is men nog niet aan de zaken zelf toe. Menigeen spreekt wel de woorden der zaak, maar kent toch de zaak der woorden niet. De praktijk leert dat maar al te droevig. Daarom waarschuwen wij; het zou tot ontdekking kunnen zijn van deze of gene, die vastzit op de zandbank zijner verlorenheid en meent, dat het een stuk is van de rots. Een hoge vloedgolf moge u wegvagen met uw zandbank en al in de diepe wateren van Gods gramschap en toorn om nog eens aan Paulus gelijk te worden hierin, dat ge door vrije genade wierd gered. Ge schijnt wel niets geworden, maar ge hebt uw iets nooit verloren. Vraag uzelven toch eens af: wanneer ben ik voor het recht van Gods deugden weggevallen. Ben ik ooit verloren zondaar voor God geweest? Weet ik, dat en hoe de Heere Jezus zich mijner en mijn verloren zaak heeft aangetrokken? Kom, onderzoek uzelven eens bij het voorbeeld van Paulus; daartoe heeft God het gesteld. Hebt ge al geleerd, dat kennis van zonde u niet kan rechtvaardigen voor God? Moest gij al bekennen door den Heiligen Geest bewerkt, dat wat zelfkennis nog geen Godskennis is? En kennis van zonde geen bewijs van genade?
Ja, mijn lezer, het patroon heeft scherpe lijnen. Wat zou het u baten, dat wij u hielpen om de breuk op het lichtst te genezen? Zouden wij niet begeren vrij te zijn van uw bloed en te staan en te vallen met het evangelie der heerlijkheid des zaligen Gods! De ervaring noopt ons allen nadruk te leggen juist op deze hoofdlijnen van het patroon. Zeker, daardoor wordt veel afgewezen, dat toch zich zo gaarne rekent bij de kleinen. Of zoals men het vaak nog liever zegt: bij de kleintjes. Maar zijt ge ooit waarachtig klein geweest? Hoe komt het dan, dat gij niet in Christus hebt geloofd? Immers ik lees: „zie toe dat gij niet een van deze kleinen die in Mij geloven ergert. Die in Mij geloven!" Neen, de kleinen zullen wij niet aanraken!
Vergeet verder niet, en nu komen wij weer tot een nieuwe gedachte, vergeet toch niet, dat bidden en kloppen door den geest der dienstbaarheid u de deur nooit zal openen. Inzicht in de noodzakelijkheid van de rechtvaardiging des zondaars is geen vrijspraak Gods. Zou verder niet veler vrede inbeelding zijn? Men kwam met een springvloed op een zandbank en meent nu veilig op de rots te zijn. Er is geen levende kennis der gerechtigheid, noch ervaring van het bloed van Christus. Daarom zeggen wij deze dingen zo met nadruk, omdat onze verwarde tijd zo vol is van bedrog en zo geweldig arm aan geestelijk leven en geestelijke leiding.
De apostel zegt: „Wij dan wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen alom tot het geloof". Men moet eerst gestaan hebben voor den Rechter van hemel en aarde met het vonnis des doods in de ziel om mee te kunnen spreken over de eisen der goddelijke gerechtigheid. Want onze God is een verterend vuur. Juist die scherpe lijn van het patroon moet uitgetekend, opdat er plaats zij voor de zalige sprake: Goedertieren Vader, milde Zegenader!
„Tot een voorbeeld gesteld, voor degenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven." Zie, wij moeten bij het opmaken der rekening geen saldo meer overhouden. De Farizeeër en geveinsde verwerpt dit patroon van vrije genade, maar de tollenaar krijgt het lief en zegt: „ja, nu zou het toch kunnen" en inmiddels slaat hij op de borst, van zelfverfoeiing en roept om genade. Kom verwonde zondaar, hier is Jezus in de kracht van Zijn Middelaarsbloed!
Ge moet ook niet spreken over verloren gaan, als ge het niet kent, want Efraïm baart zonder weeën, daarom is de vrucht wind. De term is niet de kern! Kom zeg mij eens: verbergt gij misschien een Achanskleed in uwe tent? Of wel zijt ge den tien verspieders gelijk die het land Kanaän wel roemden, maar het onneembaar achtten? Weet, dat die tien moeten gestenigd worden. Zij hadden een kwaad gerucht van Israëls God verspreid.
Op de markt van vrije genade wordt alléén verkocht zonder geld en zonder prijs. De rijke verwaardigt zich niet eens over die markt te lopen. Maar ik zag eens iemand ter markt gekomen, die waarlijk meende uitgeleefd te zijn en hij was niet zonder honger. Vrije genade, zo dacht hem, zou hem redden. Maar ik zag, dat hij toch niet met die vriendelijkheid werd ontvangen, die gij op de markt van vrije genade zoudt verwachten en die uzelf zo menigmaal te beurt viel bij de ervaring: Open uwen mond en ik zal hem vervullen! Geen wonder, dat ik toch nieuwsgierig was er meer van te weten. Ik hoorde, terwijl de koper om niet begon te blozen, hem toevoegen, dat hij nog een spaarbankboekje had en dat eerst maar moest opmaken. Teleurgesteld ging de man heen. Later hebben wij er samen nog eens over gesproken, maar hij was er toch eigenlijk nog niet over te spreken. Hoe kwam dat: Wel de man was niet arm genoeg, ook al meende hij het. De arme wordt het evangelie verkondigd!
„En daarom zal de Heere wachten, opdat Hij u genadig zij, en daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij zich over ulieden ontferme, want de Heere is een God des gerichts, welgelukzalig zijn die allen, die Hem verwachten."
Kostelijke woorden, vooral ook die laatste verzekering. Hem verwachten. Luister nog even naar het volgende vers: „Want het volk zal in Sion wonen, te Jeruzalem: gij zult ganselijk niet wenen, gewisselijk zal Hij u genadig zijn op de stem uws geroeps: zoo haast als Hij die horen zal, zal Hij u antwoorden."
Tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. De apostel noemt zich een voorbeeld voor, ja, van degenen die zullen geloven. Hij rekent zichzelf tot hun getal. Hij weet zich één met hen; derzelfde genade deelachtig. Mogen wij nog eens het voorbeeld van de drukker nemen? Alle afdrukken komen van dezelfde pers, van het zelfde zetsel. Hij wil zeggen, wij zijn het toch samen volkomen eens, dat vrije genade ons heeft gered; dat het einde der wet ons Christus werd. Immers daarom zegt hij; „tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven." Wie is die „Hem"? Dat is Christus Jezus die al Zijne ontferming in Paulus had betoond. Hoe roemt hij Hem in ontroerende sprake des harten. Ik heb niet voorgenomen iets te weten dan Jezus Christus en dien gekruisigd. Hij schilderde Hem der gemeente voor ogen. Hij leefde in en door Hem. Door het geloof was Paulus met Hem verenigd. Dat geloof was het oog waarmede hij Hem zag; het oor waarmede hij Zijne stem beluisterde. De hand die de gerechtigheid ontving en zich toe-eigende. Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Dit geloof heeft de apostel ons voortdurend gepredikt als gave Gods, alle werk volmaakt uitsluitende. „Wetende dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden."
Die lijn in het patroon en de samenhang met het geheel zal zeker nog nader onze aandacht vragen. ,,De wet is onze tuchtmeester tot Christus geweest," zo schrijft hij aan de Galaten, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Thans stippelen wij slechts de lijn uit.
Zalig worden is voor ons vlees een aanstoot. Maar de hervormende genade bewerkt haar eigen grond. Saulus verkreeg vrede met God, door het bloed des kruises. Niet door slechts van tijd tot tijd te vluchten tot het kruis, maar door de vrijspraak des Vaders! Kom, toets u aan dit patroon. Ach, wat is het ware christendom schaars in onzen tijd. Het mag zijn dat de dag trapsgewijs aanbreekt, de dag moet er dan toch zijn. Wij moeten toch weten dat en hoe, wij uit de dood zijn overgegaan in het leven. Er is een tijd dat de zon opgaat in onze ziel met haar gloed en stralen. Dat wij verloren waren, maar werden gevonden! Geloven in Hem.
Dat sluit in zich het afgesneden worden door het recht in ons eigen bestaan, want ik kan niet in Jezus geloven met behoud van mijzelven! Menigeen let daar niet op en spreekt van geloof en wat niet al, maar leeft toch voor en met zichzelf. Geloven in Hem tot rechtvaardigheid en zaligheid, zo leert Paulus ons, ligt aan het einde der wet! „Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld."
Christus wil niet delen, maar wil alles zijn! Wie zal Hem kwalijk nemen, dat Hij zijn volle rechten doet gelden? Voor de Vader, maar ook in het hart? Daartoe is Hij van de Vader gegeven. Daarom geeft de Vader zijn vrede niet, als Zijn Zoon de Hem toekomende plaats niet ontvangt. Daarom ook heeft de Heilige Geest een twist met de ziel zolang het einde der wet niet is bereikt, opdat Christus verheerlijkt worde.
Ach, loop niet vooruit met uw geloof zonder het einde der wet te kennen. De Heilige Geest is de deurwachter van Christus. Waar deze inkomt is alles vol; waar Hij niet is, is de ledigheid.
In Hem geloven. Het geloof is geen middel om bevinding te ontgaan, maar juist het middel en instrument des Geestes om te kunnen ervaren de gemeenschap met Hem, in Wien al de volheid woont. Dat geloof is gebonden aan en gegeven met het leven dat de Heilige Geest oproept in de dode zondaar. Dat leven hongert en dorst naar de gerechtigheid van Christus. Dat leven komt, als wij het zo mogen zeggen, tot geboorte in de omhelzing van Christus! Dan wordt de knop tot sierlijke bloem, waarop de dauw der genade parelt en is het geloof als de bloemkelk waarin de zon hare levenswarmte uitgiet en hare stralen weerkaatst. „Want uw leven is met Christus verborgen in God."
Eén met Hem in Zijn leven en sterven, maar ook met Hem gezet in de hemel! Hij wilde worden wat ik was en heeft mij gegeven wat Hij bezat. Lezer, is dat uwe ervaring? Ja, buiten Jezus is geen leven. Niemand hebben wij dan buiten Hem. En wat wij hebben en zijn, hebben en zijn wij alléén in Hem. Paulus, gij zijt een voorbeeld, ook mij! Welk ene zalige eenheid is hier. Smelt uw hart met dat van de apostel ineen? Zie, ik wil met u buiten de legerplaats gaan en de schande dragen van door vrije genade zalig te zijn en te worden! Die lust heeft volge het Lam, waar het ook henen gaat.
O, alles buiten Christus moge u de dood worden, mijn lezer, met alles wat gij zegt te hebben doorgemaakt; het zij u alles te kort en te smal. Hij vage de toevlucht der leugen weg; uwe schuilplaats doe Hij overlopen van zijn toorn om u uit te drijven en te stellen voor Zijn aangezicht in de naaktheid uwer ziel.
De rok zonder naad ligt gereed! Hij slaat de armen Zijner eeuwige liefde om onze eeuwige ellende. Kom, wij zien eens achterom. Waar blijven ze toch, die zeiden te geloven in Hem? Menigeen is reeds geheel uit het gezicht verdwenen. Maar, daar zie ik er een liggen in het stof met beweend gelaat en ik hoor zijn zuchten: Heere, daar ben ik niet en ik belijd met mijn hart dat het noodzakelijk is voor Uwe eer, voor de lof van Jezus en de luister des Geestes èn mijne zaligheid, dat ik in Hem geloof die het einde der wet is. Heere, ach, ontzie mij toch niet, want ik ben een vijand van mijn zaligheid; ontzie mij niet en maak mij tot Uw kind naar het voorbeeld van Paulus. Voor tijd en eeuwigheid vervulle Hij u met Zijne goederen. Hij legge u in het stof des doods aan de poorte der hel, want Jezus wil een algenoegzame Zaligmaker zijn. Hij doe u de verbondsring aan met de hand in Zijne hand gelegd. „Deze zal zeggen: Ik ben des Heeren en die zal zich noemen met de naam Jacobs, en gene zal met zijne hand schrijven: Ik ben des Heeren, en zich toenoemen met de naam Israëls. Ja, zij zullen uitspruiten als de wilgen aan de waterbeken."
Gekruiste liefde, o eeuwig leven,
Gij zijt mijn eer, mijn goed, mijn geld,
Laat vrij de wereld mij begeven,
Daar gij mij meer dan schadeloos stelt!
Ook hierop mogen we elkander nog wijzen.

Aan de bekering van Paulus kon niemand twijfelen. Wij kunnen geen christen worden; niet worden bevredigd met God, zonder dat daar een ander iets van zou merken. Zou in een diergaarde een luipaard, dat zijn vlekken verloor, de aandacht niet trekken? En een Moorman die blank werd, zou hij niet opvallen?
Nog een uitdrukking vraagt onze aandacht. De apostel zegt: tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen TEN EEUWIGEN LEVEN.
Wat wordt hier met „het eeuwige leven" bedoeld? Wijst de apostel op het leven hiernamaals? Zoals Jezus zeide: „genen zullen gaan in het eeuwige leven!" De volheid der zaligheid in de derde hemel? Alzo zullen wij altijd met de Heere wezen. Aldaar zal geen nacht zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite. Maar God zal zijn alles en in allen. Zalige toekomst voor Gods Kerk en kind. Gij zult hen leiden door Uw raad en daarna in heerlijkheid opnemen.
Zou de apostel spreken over die heerlijkheid in de woorden: in Hem geloven ten eeuwigen leven? Dat is niet uitgesloten, doch allereerst bedoelt hij het eeuwige leven zoals het aan deze zijde des grafs wordt gekend. ,,Die in den Zoon geloofd heeft het eeuwige leven." ,,En dit is het eeuwige leven, sprak Jezus, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus dien Gij gezonden hebt." Het leven van Gods kind draagt het karakter van, en is in beginsel het eeuwige leven. Niet omdat het eeuwig duurt, maar omdat het niet kan worden aangetast door de dood. Wat uit God geboren is zondigt niet. Adams leven, was vatbaar voor de dood, hij kon sterven. Maar dit leven dat uit Christus komt en door Zijne verdiensten mogelijk is, kan niet sterven. Het draagt daarom ook de beginselen der eeuwige vreugde in zich. Zeker het is nog niet ten volle ontplooid in dit tijdelijke leven en daarom is in dit leven de drang om te worden bevrijd van het lichaam der zonde en des doods. Dit leven leeft uit Christus die het Leven is. De levende stenen rusten niet alleen op het fundament maar worden er ook levend door gehouden. Alleen de gemeenschap met Jezus kan dit leven onderhouden.
„Tot een voorbeeld dergenen die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven. De wet des Geestes des levens in Christus Jezus maakt Gods kinderen vrij van de wet der zonde en des doods. Hij heeft gezegd: ,,Ik leef en gij zult leven."

De prikkel des doods kan dit leven niet wonden. De zonde toch, die de prikkel des doods is, is verzoend. De wet kan niet verdoemen en de ondergang van dat leven eisen. De kracht der zonde toch is de wet. Maar de wet is volbracht. Straks kan dit leven zich ten volle ontplooien en uitleven, als de pelgrim Gods is gegaan door den Jordaan des doods.
Dan zal dit eeuwige leven ingaan in het eeuwige leven der eeuwige heerlijkheid; in de gemeenschap met den Drieëenigen God.

Lezer, dat gij echter wel moogt beseffen: „Die niet gelooft is alreeds veroordeeld". En het aangrijpende woord van de apostel brenge u tot bezinning door de kracht van des Heeren Geest: „Die den Heere Jezus Christus niet lief heeft die zij een vervloeking, Maranatha."
Welk kostelijk patroon is Paulus geweest van de vrije genade in zijn leven en sterven. Ook door zijn brieven, die ons als Heilige Schrift zijn geschonken.
Doch, meen daarom niet, dat wij Paulus willen stellen buiten het licht der ganse Godsopenbaring. Allerminst. Het patroon ons in Paulus geschonken zal ons mede door de andere schrijvers van Gods Woord worden toegelicht en ontvouwd. Denk b.v. eens aan het feit dat de apostel Paulus het woord wedergeboorte maar éénmaal gebruikt in al zijn brieven. Als het dan ook gaat over de vraag over het verband van wedergeboorte en geloof, leven en rechtvaardiging, dan zijn het weer Petrus en Johannes die hier instrument des Geestes zijn om ons te onderrichten. Paulus als voorbeeld wordt zo weer gesteld in het geheel van Gods openbaring, en blijft toch „ten voorbeeld gesteld".
Hij zij ons ook ten voorbeeld, als hij zich verheft als de arend en zingt als de nachtegaal: „Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen."

Ds. I. Kievit

Bron: Gereformeerd Weekblad | Na te zien via Digibron.nl
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Ik ben begonnen met een boekje van dr. M. Luther, en het voorwoord en het eerste begin van het boekje deel ik hier als meditatie.

De laatste dagen
Hoog gewichtige predicatie over de toekomst des Heeren

Vele en grote tekenen aan zon, maan en sterren: hoogst gewichtige en ernstige predicatie over de toekomst des Heeren Lucas 21 : 25-36 uitmuntend verklaard en toegepast door Dr. Maarten Luther
✿✿✿

Predicatie over Lucas 21: 25-36:
„En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven; En de mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen, want de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in eene wolk, met grote kracht en heerlijkheid. Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uwe hoofden opwaarts, omdat uwe verlossing nabij is. En Hij zeide tot hen eene gelijkenis: Ziet den vijgenboom en al de bomen: Wanneer zij nu uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nabij is. Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijne woorden zullen geenszins voorbijgaan. En wacht uzelven, dat uwe harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet. onvoorziens overkome; want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den ganse aardbodem gezeten zijn. Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoons des mensen."

Van de tekenen.
Tekenen moeten den jongsten dagen voorafgaan.
Vooreerst moet men weten, dat deze tekenen van den jongsten dag, al zijn ze menigvuldig en groot, nochtans zullen geschieden, hoewel ze door zeer weinigen voor zulke grote tekenen zullen gehouden worden. Want de volgende twee stukken moeten beide vervuld worden, zoals door Christus en Zijn apostelen voorspeld geworden is: Ten eerste. Er zullen vele en grote tekenen geschieden. Ten tweede. De jongste dag zal nochtans onvoorziens komen. De wereld zal zich dien dag nooit minder hebben voorgesteld, dan op dien tijd, als ze voor de deur is. Hoewel men de tekenen zal zien en ook zal horen, dat het tekenen zijn, die de jongste dag voorafgaan, zo zal men het echter niet geloven. Men zal er mede spotten, en met grote zekerheid zeggen: „Ei, gij dwaas, zijt gij bekommerd, dat de hemel zal invallen? Zouden wij dien dag beleven?" Sommigen zullen dien dag beleven, en juist die vooral zullen hem in het minst niet verwachten. Dat zulk een zekerheid en algemene verachting onder het mensdom zijn zal, bewijzen wel de woorden van Christus en Zijn apostelen. Christus zegt namelijk kort daarop in ons Evangelie: „En wacht uzelven, dat uwe harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkomen. .Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn."
(vs. 34 en 35).

De wereld zal ze niet achten.
Uit deze woorden blijkt duidelijk, dat de mensen zich aan brasserij, dronkenschap en de zorgvuldigheden des levens zullen overgeven. In zorg der nering, in brassen en drinken als verdronken zijnde, zal men overal zeker zitten en zeker wonen, alsof die dag nog verre was. Indien er zulk een grote zekerheid en verachting niet zou zijn, zo kon die dag zo onvoorziens en snel niet komen. Daarom zal de jongste dag snel komen. Maar nu zegt Christus: ,,Als een valstrik", waarmede men vogels en andere dieren vangt, „zal hij komen", dan ja dan juist, als zij met hun nering doende zijn, en aan den strik in het minst niet denken, zal die grote dag aanbreken. Daarmede geeft Hij dus te kennen, dat de wereld in welleven, brassen en drinken, bouwen en planten zal begrepen zijn en zal menen, dat de jongste dag nog over geen duizend jaar komen zal. Maar ook dan zullen zij in een ogenblik voor het vreselijke oordeel van God staan. Dit willen ook de woorden van Christus zeggen. Luc. 17:24: Want gelijk de bliksem, die van het ene einde onder den hemel bliksemt, tot het andere onder den hemel schijnt zal ook de Zoon des mensen wezen in Zijnen dag. Ziet hieruit wederom, dat die dag snel, in één ogenblik zal komen over de gehele wereld. Voorts Luc. 17:26-29: En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen: Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot den dag, op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen. Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden; Maar op den dag, op welken Lot van Sodom uitging, regende het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf ze allen. Deze woorden tonen genoegzaam aan, hoe zeker de mensen zijn zullen, en dat zij op de zorg van het tijdelijke leven zó verzot zullen zijn, dat zij niet eens zullen geloven, dat de grote dag op handen is!

Nu is het buiten twijfel, dat Christus die tekenen daarom verkondigd heeft, opdat niemand ze achten of erkennen zou, als ze zouden aanbreken. Hoewel er weinige zijn zullen, gelijk ten tijden van Noach en Lot, zo zullen er nochtans enige zijn. Weinige zullen er zijn, die de toekomende straf erkennen, want anders zou Hij tevergeefs gezegd hebben: „Als gij nu dit alles ziet geschieden, zoo weet, dat het nabij is", als ook: „Zo ziet omhoog, en heft uwe hoofden opwaarts, omdat moe verlossing nabij is." Daarom moeten er gewis enige zijn, die zulks doen en de tekenen erkennen, hunne hoofden opheffen en op hunne verlossing wachten, hoewel ze den dag zelf niet weten kunnen. Noodzakelijk is het derhalve, er wel op te letten, of misschien de tekenen reeds geschied zijn, tegenwoordig geschieden, of haast geschieden zullen.

Niemand wil ik dwingen of aanzetten om mij geloof te geven, maar evenwel wil ik 't mij van niemand laten nemen, 't geen ik daarvoor houd, nl. dat de jongste dag niet ver meer is. Daartoe bewegen mij de woorden van Christus. Want indien iemand alle kronieken doorleest van Christus' geboorte aan, zoo zal hij deze wereld in alle stukken zó niet vinden, als in deze honderd jaren. Zulk bouwen en planten was nooit zoo gemeen in de wereld; zulk kostelijk en menigvuldig eten en drinken was ook zo gemeen niet als tegenwoordig; de kleding is zoo kostelijk geworden, dat het niet hoger komen kan. Wie heeft ooit van zulke koopmanschap gelezen, die nu om de gehele wereld vaart en alles verslindt? Zo is het ook met allerlei kunsten, zoals schilderen, graveren, borduren enz.; deze klimmen tot grote hoogte, ja zijn reeds zover gekomen, dat ze sedert Christus' geboorte haars gelijke niet hebben. Daarenboven zijn er thans zulke scherpzinnige en verstandige lieden, die niets verborgen laten. De wetenschap heeft zo'n hoge vlucht genomen, dat nu een jongeling van twintig jaren meer weet, dan voor dezen twintig doctoren tezamen.
De talen en allerlei wijsheid zijn voor den dag gekomen, en men moet bekennen, dat de wereld in de strikken, die de tijdelijke nering, of gelijk Christus ze noemt de zorgvuldigheden dezes levens, zoals eten, drinken, bouwen, planten, kopen en verkopen, vrouw en kind houden, aangaan, gewis op het hoogste zijn gekomen. Nu is het niet wel te denken, hoe dit kon verbeterd of gebroken worden. Daar ga dan een licht op, de dag breke aan. Daarbij komt nog, dat het niet alleen in wereldse zaken op het hoogste gekomen is, maar ook in geestelijke dingen. Groter dwalingen, zonden en leugens hebben nooit geregeerd zolang de aarde bestaan heeft, als in deze eeuw. Het Evangelie is te Costnits openlijk verdoemd, de leugens van den paus zijn in de gehele wereld als wetten aangenomen, ja hij zuigt alles tot op het bloed uit. Men offert dagelijks in de mis meer dan honderd duizend maal in de gehele wereld, bij welke zonde geen andere te vergelijken is. Door biecht, sacrament, aflaat en geboden worden ontelbaar vele zielen ter helle gejaagd, en zo laat het zich aanzien, alsof God de gehele wereld den duivel had overgegeven. Om kort te gaan, het is onmogelijk, dat er groter leugens, gruwelijker dwalingen, schrikkelijker blindheid en verstokter lastering ooit of ooit komen kan, als er nu in de Christenheid door de bisschoppen, kloosters en hogescholen regeert. Zó ver is het zelfs gekomen, dat de dode en blinde heiden Aristoteles den Christus meer onderwijst en regeert dan Christus zelf. Daarenboven heeft de paus Christus verdreven daardoor, dat hij zijn stedehouder geworden is. 't Is waar, hij zit voor het oog der mensen inderdaad in Christus stede, en och, of hij in des satans plaats zat! Van grove zonden, onkuisheid, moord, ongetrouwheid, gierigheid en dergelijke wil ik thans geen gewag maken, geen schaamte noch vrees is er meer, barensnood eener bevruchte vrouw, en zij zullen het geenszins ontvlieden.

Nu weet men zeer wel, dat een dief niet eerder komt, dan te dier tijd, wanneer men zich het zekerste waant. Evenzo ook in 2 Petr. 3:3,4 en 10: Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hunne eigen begeerlijkheden zullen wandelen. En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? Want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo, gelijk van het begin der schepping. Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Wie zijn het anders, die naar hun eigen lusten wandelen, dan de geestelijke papisten, die noch God noch mensen onderdanig zijn, maar boven alles uitsteken willen, opdat ze vrij leven en doen mogen, wat ze willen? Zij zijn het ook, die daar zeggen: „Waar is Zijn toekomst? Meent gij, dat de jongste dag zó schielijk komen zal? Ei, het zal nog wel zoo blijven, zoals het tot nu toe gebleven is!" Zoo lezen we ook van Jeruzalems verstoring. Er geschiedden vele tekenen, maar zij geloofden niet, dat het hun verderf beduidde, tot dat zij het ondervonden! En eindelijk, van het begin der wereld is het zoo toegegaan, dat de ongelovigen nooit geloofd hebben, dat hun ongeluk zó nabij was. Zij hebben het allen ondervonden eer zij het geloofden, opdat besta, wat in Ps. 55 : 24 gezegd wordt: „De mannen des bloeds en bedrogs zullen hunne dagen niet ter helfte brengen." De goddelozen zijn altoos vermetel en nooit beducht; daarom moet hun ure onvoorziens komen. Zoo zal het ook hier toegaan: den jongsten dag zullen ze nog duizend jaren uitstellen, wanneer die in de eerste nacht komen zal. Dit zijn de eerste tekenen. Nu willen we ook de overige betrachten.
Onkuisheid regeert in geen staat meer dan in den geestelijke; zal ik hem dan geestelijk noemen, dewijl hij zelfs meer dan vleselijk en geesteloos is?

De wereld leeft zeker.
Met andere kentekenen mag het zijn zoals het wil. van deze tekenen ben ik echter zeker, daar Christus zegt, dat eten en drinken, bouwen en planten, kopen en verkopen, vrouw en man nemen en andere zorgen dezes levens voor Zijn toekomst zouden regeren. Evenzo gewis is mij ook dit, 't geen Hij in Matth. 24:15 van den gruwel der verwoesting den antichrist zegt, dat onder zijn heerschappij de grootste dwalingen, blindheid en zonden zouden heersen, gelijk het dan ook tegenwoordig bij den paus op het aller gruwzaamste en onbeschaamdste toegaat.
Dit stuk noopt mij voor alle andere onwrikbaar te geloven, dat Christus haast moet komen. Zulke zonden zijn immers te groot, de hemel kan ze niet langer aanzien; zij tergen en trotseren de jongste dag te veel; hij moet haar eerlang overvallen.
Was het enkel onkuisheid als voor den zondvloed of enkel wereldse zonden als te Sodom, zo wou ik niet menen, dat de jongste dag daarom zou aanbreken. Neen, maar godsdienst, Gods Woord, Gods Sacrament, Gods kinderen en alles wat Gods is, verstoren, verdelgen, verdoemen, lasteren en den duivel in Zijn plaats stellen, aanbidden en vereren, zijn leugens voor Gods Woord houden, dat zal aan de zaak, eer men omziet, een einde maken. Daar twijfel ik niet aan.
Amen.

Zulke zekerheid voor den jongsten dag hebben ook de apostelen verkondigd. Paulus spreekt in 1 Thess. 5:2,3: Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in den nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede en zonder gevaar! dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood eener bevruchte vrouw, en zij zullen het geenszins ontvlieden. Nu weet men zeer wel, dat een dief niet eerder komt, dan te dier tijd, wanneer men zich het zekerste waant. Evenzo ook in 2 Petr. 3:3,4 en 10: Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hunne eigen begeerlijkheden zullen wandelen. En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? Want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo, gelijk van het begin der schepping. Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welke de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Wie zijn het anders, die naar hun eigen lusten wandelen, dan de geestelijke papisten, die noch God noch mensen onderdanig zijn, maar boven alles uitsteken willen, opdat ze vrij leven en doen mogen, wat ze willen? Zij zijn het ook, die daar zeggen: „Waar is Zijn toekomst? Meent gij, dat de jongste dag zó schielijk komen zal? Ei, het zal nog wel zoo blijven, zoals het tot nu toe gebleven is!" Zoo lezen we ook van Jeruzalems verstoring. Er geschiedden vele tekenen, maar zij geloofden niet, dat het hun verderf beduidde, tot dat zij het ondervonden! En eindelijk, van het begin der wereld is het zoo toegegaan, dat de ongelovigen nooit geloofd hebben, dat hun ongeluk zó nabij was. Zij hebben het allen ondervonden eer zij het geloofden, opdat besta, wat in Ps. 55 : 24 gezegd wordt: „De mannen des bloeds en bedrogs zullen hunne dagen niet ter helfte brengen." De goddelozen zijn altoos vermetel en nooit beducht; daarom moet hun ure onvoorziens komen. Zoo zal het ook hier toegaan: den jongsten dag zullen ze nog duizend jaren uitstellen, wanneer die in de eerste nacht komen zal. Dit zijn de eerste tekenen. Nu willen we ook de overige betrachten.

BRON: De laatste dagen, hoogst gewichtige predicatie over Lucas 21:21-25, dr. M. Luther.

NASCHIRFT:
Het kwam me heel wonderlijk over, hoe de wereld in een steeds verdere ontwikkeling komt. Waar we bij Luther lezen dat de wereld in zijn tijd zo'n hoge top heeft bereikt in wetenschappen
kunst, kleding, enz, die voor die ongekend was, zo zagen we een steeds doorgaande
ontwikkeling. En zoals we thans de ontwikkelingen zien, de verworden kunst en verderfelijke cultuuruitingen, de techniek (en daarmee de menselijke afhankelijkheid daarvan, en het kwaad dat hij hiermee over zichzelf heeft gehaald, als de klimaatsverandering, de vergiftiging door uitvindingen als plastic, auto’s enz. die het de mens makkelijk maakten om lekkerlijk te leven op deze aarde, en God meer en meer te vergeten), zo lijkt het me nu toe dat de wereld door ons eigen toedoen en onze ondankbaarheid, door God niet te erkennen in wat we ontvingen, dat onze welvaart en alles waarop we vertrouwden ons in een vijand verkeert.

De gehele preek is hier te lezen:
https://www.digibron.nl/zoeken/Deel/De% ... 1935-01-01
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Nog een klein stukje van dr. M. Luther, in de preek over
De laatste dagen

De mensen op aarde.
En op de aarde zal zijn benauwdheid, twijfelmoedigheid der volken met
Dit is niet zó te verstaan, dat alle volkeren, of het grootste deel onder hen, zulks treffen zou, want gij moet daarop acht geven, dat het tekenen zullen zijn. Niet alle sterren zullen van den hemel vallen, doch slechts zeer weinige; de zon zal niet een heel jaar lang verduisterd worden, ook niet een gehele maand, doch slechts enkele uren. Alles zal niet omgekeerd worden, want het zullen tekenen blijven van den jongsten dag. Evenzo zal ook de maan haar schijnsel niet een gehele week of nacht verliezen, maar ook slechts enige uren. Daarom ook zullen niet vele mensen benauwd of beangst zijn, maar slechts weinige. Ook niet zonder ophouden, opdat het tekenen voor anderen blijven, die ze verachten, en door het onderricht van geneeskundigen zeggen zullen, dat de

gesteldheid des mensen, de melancholie, de hemelse planeten of een andere natuurlijke oorzaak de schuld daarvan is. Ondertussen gaan evenwel zulke openbare tekenen voor de blinden ongevoelig heen en geschieden, opdat zij met ziende ogen de tekenen zien en toch niet erkennen, gelijk het den Joden met Christus ging, hetgeen beschreven staat in Matth. 13 : 14.
De mensen zullen bang zijn.
Dit is niet lichamelijk te verstaan, want naardat gij gehoord hebt, zullen onder hen vrede en goederen genoeg blijven: zij zullen eten en drinken, bouwen en planten, kopen en verkopen, huwen en laten huwen, dansen en springen en zich om het tijdelijke bekommeren, alsof zij eeuwig hier blijven wilden.
Mijns bedenken is het de tegenwoordige foltering van het geweten. Want aangezien het Evangelie verdoemd is, waarin de gewetens alleen getroost worden, en mensen leren vastgesteld zijn, die ons wijzen, dat we onze zonden door onze werken moeten afleggen en den hemel verdienen, zoo kan niets anders volgen, dan een zwaarmoedig, benauwd en bedroefd geweten, dat nooit rust heeft, dat gaarne vroom zijn, weldoen en zalig worden wilde en daarom bang is, niet wetende, wat hem wedervaren zal. De zonden en het geweten drukken het, en daarom is het vol angst; hoeveel het ook doet, het vindt toch geen rust, zodat het niet meer weet, wat het doen zal. Vandaar ook komen dan zoveel beloften en bedevaarten. Dat is het begin van den dienst en de eer der heiligen, de oorsprong van zoveel stichtingen van missen en vigiliën (dat is een dag of avond voor een hoge R.K. feestdag); sommigen geselen en martelen zich, anderen weer worden monniken en, om toch maar veel te doen, sluiten zij zich aan bij de orde der Kartuizers.
Dat zijn alle wierkers van benauwde en beangste gewetens; dat is eigenlijk de plaag, waarvan Lucas hier spreekt. Want hij gebruikt twee woorden, die zoveel beduiden, alsof iemand voor het eerst in nood en gedrang kwam, daar het benauwd was. Bijvoorbeeld, iemand wordt in een nauwe gevangenis geworpen; daarop wordt hij bang, en weet niet, hoe hij het toch aanleggen zal, hoe hij uit die narigheid kome; zijn gemoed wordt verstoord; hij probeert dit en dat, maar niets baat hem; dan begint zo iemand bang te worden. Zo gaat het ook hen: hun zonden houden hen gevangen, zij hebben een beschroomd geweten, dat is zeer benauwd en beangst. Nu zouden ze daarvan gaarne ontslagen zijn, en daaruit ontspringt de andere plaag, namelijk zij worden bang en niet wetende, hoe zij het beginnen zullen, ondernemen ze allerlei en niets wil hen helpen.
In dezen jammer vervalt de grootste en reukeloze menigte niet, maar weinigen, en gemeenlijk de vernuftigste en tederste zielen, goede en trouwhartige mensen, die niemand gaarne onrecht zouden doen en die eerbaar leven. Maar iets heimelijks hebben ze bij zich, gelijk dan inzonderheid de onkuisheid is; dat knaagt dag en nacht aan hun geweten, zodat zij nooit recht van harte vrolijk kunnen zijn. En dat juist is een buitenkansje voor de monniken en papen, dan valt er wat voor hen te halen, inzonderheid als het vrouwvolk betreft; dan biecht men en laat zich onderwijzen en leiden, waarheen de biechtvaders willen. Dat dit teken in deze eeuw zeer algemeen geweest is, kan niemand loochenen, aangezien velen van hen onzinnig daarover geworden zijn. Hoewel voor tijden er altoos zulke mensen geweest zijn, zo zijn ze toch niet overal en zoo algemeen geweest, want van het begin der wereld af regeerde des mensen leer voor 't tiende, ja voor het honderdste deel zo gruwelijk, zo wijd en algemeen niet in de wereld. Nooit werden daardoor zovele gewetens gemarteld en vermoord, als nu door den paus en zijn jonge monniken en papen, want zulke harten ontstaan voornamelijk door de wet van de biecht, die eertijds nooit zo streng gegeven werd, noch zo aangedrongen is. Daarom is het ook nog nooit zulk een teken van den jongsten dag geweest als tegenwoordig. Het moeten alle grote en menigvuldige tekenen zijn, en toch moeten ze door het grootste gedeelte der mensen veracht worden.

De zee.
Wat daardoor verstaan wordt.
De zee en de ivatergolven zullen groot geluid geven. Het groot geluid geven door de zee en de watergolven dat wil zeggen het bruisen daarvan zal door de winden geschieden, want al het bruisen der wateren komt door winden. Daarom toont de Heere, dat grote en vele winden komen zullen. Door de zee moet hier niet alleen verstaan worden de zee buiten de wereld, maar ook alle staande, stille wateren volgens den spreektrant der heilige Schriftuur, die zegt in Gen. 1 : 10: „En de vergadering der wateren noemde Hij zeeën"; dit mag dan een zee, meer of vijver zijn. Rivieren zijn alle onbestendige, vloeiende wateren. Nu moet gij hier ook niet denken, dat alle wateren, rivieren, vijvers, zeeën, meren en waar het in de wereld ook maar nat is, bruisen en windig zijn zullen. Het zal een teken zijn, dat enige meren en rivieren bruisen en windig zijn zullen, en dat zulks menigwerf en kort op elkander geschieden zal. Want, gelijk niet alle sterren vallen, niet alle mensen bang en beangst zijn, zoo bruisen ook niet alle wateren, en het is ook niet overal tegelijk windig.

Tegenwerpingen beantwoord.
Hier zal vrouw „Hulde", de heidense kunst, in de hogescholen zittende en den mond opendoende, zeggen: „Hebt gij nooit meer winden gezien en het bruisen der wateren gehoord? Leer toch van mijn lieve Aristoteles, dat het natuurlijk toegaat enz." Die laten wij varen, wei wetende, dat Gods Woord en tekenen van verstandige afgoden veracht moeten worden. Maar gij, houdt U aan het Evangelie; dat leert w geloven, dat alle sterke winden en het bruisen der wateren tekenen zijn van den jongsten dag. En hoewel vóór dezen meermalen zulke tekenen geschied zijn, zoo zullen ze echter menigvuldig en sterk zijn vóór den jongsten dag.

Veel tekenen zijn er geschied.
Doch ik meen, dat wij in den tijd van twaalf jaren zulke sterke winden gehad en zulk razen en bruisen gehoord hebben, buiten hetgeen nog toekomende is, dat ik nauwelijks geloven kan, dat er ooit voor dezen zulke sterke en menigvuldige winden geweest en zulk bruisen gehoord zijn. Daarbij is te bedenken, al zijn voor dezen sommige, nu en dan enkele van deze tekenen geschied, zoo komen ze toch thans met menigten, en niet zoo nu en dan, maar zeer dikwijls. Want onze tijd ziet tevens zon en maan haar schijnsel verliezen, sterren vallen, mensen bang worden, sterke winden waaien, wateren bruisen en wat er meer gezegd is. Alles komt tegelijk.

Veel wonderbare dingen voorgevallen.
Daarenboven hebben we veel kometen gezien; nog kort geleden zijn er veel kruisen van den hemel gevallen, en ondertussen is die ongehoorde ziekte, de zogenaamde Franse ziekte, mede opgekomen. Hoeveel tekenen en wonderen zijn enige jaren herwaarts aan den hemel gezien, zoals zonnen, manen, sterren, regenbogen en andere wonderlijke figuren! Ei, lieve, laten dit toch tekenen zijn, ja grote tekenen, die iets groots beduiden, dewijl ook de sterrenkundigen en vrouw „Hulde" niet zeggen kunnen, dat ze uit den natuurlijke loop haar oorsprong hebben, want zij hebben van tevoren niets daarvan geweten of voorspeld.


De mensen. Wie die zijn.
En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen die het aardrijk zullen overkomen.
Dat zal ook de reukeloze grote hoop niet zijn, die Gods tekenen veracht en aan de natuur toeschrijft, neen, maar de besten, voornaamsten of vroomsten, die de zaak ter harte gaat en nadenkende zijn.
En dat bezwijken van vrees en verwachting is zó te verstaan, dat zij zich ten dode of schier ten dode vrezen zullen, alzo, dat hen de vreze verteert en krachteloos maakt.
Wat vrezen en verwachten zij dan? Christus zegt: de dingen, die het aardrijk zullen overkomen, dat is: de jongste dag, dat schrikkelijke oordeel, het helse vuur en de eeuwige dood.
Waarom vrezen en verwachten zij dan dat, en niet de gehele wereld, over welke het komen zal en misschien niet over haar? Daarom, dat ze Gods tekenen zijn zouden, die van de gehele wereld moeten veracht worden. Wie eigenlijk die mensen zijn, kan ik nog niet zeggen; hetzij dan, dat het die waren, die met hoge aanvechtingen des doods en der hel te doen hebben, waarvan Taulerus schrijft .Want die aanvechting verteert vlees en bloed, ja merg en been; zij is de dood zelf en niemand kan haar verdragen, het zij dan dat hij wonderbaarlijk behouden wordt.
Zulke hebben ook de patriarchen Abraham, Isaac, Jacob, Mozes en David gehad, maar aan het einde der wereld zal het algemener worden. Doch dit teken zal misschien nog beter groeien, hoewel harer vele geweest zijn en nog dagelijks zijn, waarvan weinig mensen weten. Het zijn mensen, die in doodsangsten verkeren en met den dood strijden, daar voelen zij, wat over de ganse wereld komen zal en vrezen, dat het over haar zoo blijven zal. Maar het is te hopen, dat zulke lieden in den staat der genade zijn. Want Christus schijnt die twee stukken, de vrees en de dingen die van hen gevreesd worden, van elkander te scheiden, delende dezelve in dier voege, dat hij hun de vrees, maar de wereld de vreselijke dingen toeschrijft. Het is te gedenken, dat zij door die vrees en angst haar hel en dood hier hebben, maar dat de wereld, die zich niet vreest, den dood en de hel hiernamaals zullen verduren moeten.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
John Galt
Berichten: 1222
Lid geworden op: 24 jun 2017, 22:09

Re: Meditatie

Bericht door John Galt »

Dat is een hele lap tekst! Ongetwijfeld de moeite waard, maar denk je om de copyright?
Who is John Galt? :quoi
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

John Galt schreef:Dat is een hele lap tekst! Ongetwijfeld de moeite waard, maar denk je om de copyright?
Het boekje is vrij te downloaden via Theologienet.

Rectificatie: Het boekje is te lezen via Digibron
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Plaats reactie