Meditatie

HersteldHervormd
Berichten: 5987
Lid geworden op: 29 jun 2019, 21:20

Re: RE: Re: Meditatie

Bericht door HersteldHervormd »

Maanenschijn schreef:
HersteldHervormd schreef:
Erik1960 schreef:
HersteldHervormd schreef:Maar wie begint er eigenlijk? Je snapt toch ook wel dat mijn felle reactie komt door het betichten van “muggenzifterij?
ja… het ene woord roept het andere op. Herkenbaar. Ook al weet je dat het dan ‘handiger’ is om je bezwaar tegen dat woord te richten, ga je als mens heel snel in de ‘tegenaanval’.
Ja precies, en dan vind ik het ook jammer dat dan een felle reactie blijkbaar niet kan, maar over hetgeen wat daarvoor gebeurd, wordt geen woord gerept.

Ik ga niet kinderachtig doen over het muggenziften, maar het is gewoon niet mijn insteek geweest. Het was gewoon een serieuze vraag, wat ik geprobeerd heb te ventileren in mijn vraag, maarja, dan word het toch weer opgevat als muggenzifterij.

Verder sluit ik me aan bij iemand anders die zegt dat het over wezenlijke verschillen gaat, dus ik vind het sowieso vreemd dat dit dan als muggenzifterij betiteld word.
Wees gerust stevig over het onderwerp, maar blijf correct en hoffelijk, respectvol tegen de persoon. Ik bemerk dat je dat regelmatig met elkaar vermengd.

Een debat is er voor om standpunten uit te wisselen, elkaar te overtuigen met argumenten. Dat los van de persoon, hoe lastig dat ook is. Maar als je dat probeert zul je zien dat je jezelf ook minder snel geraakt zult voelen.

Dit als goedbedoelde tip :)
Bedankt ;)
Dankbaarheid is de moeder van alle deugden.
mail: broederhh@gmail.com
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Een meditatie van ds. A. Hellenbroek,
deze week gepubliceerd in de Kerkbode van de Gereformeerde Gemeenten te Rijssen:

GODS WIJKEN UIT LAND EN KERK

“Want ook, wee hun, als Ik van hen zal geweken zijn”
Hosea 9:12b.

Vergelijk nu de toestand van ons Nederland eens met hetgeen hierna volgt en u zult moeten besluiten dat al de dodelijke tekenen van een naderend einde er zijn:
  • a. Consciëntie en schaamte hebben nu geen kracht meer, men zondigt met een hoerenvoorhoofd.
    b. Alle vermaningen zijn tevergeefs, er is een algemene onvruchtbaarheid onder de genademiddelen.
    c. Het voorbeeld van de vromen heeft niet de minste kracht. Zij zijn weinigen; in hen is ook verval en daardoor is hun voorbeeld niet krachtig. Zij worden bespot en op de mond geslagen. Er zijn weinig voorbidders.
    d. Vele overheden, groten en aanzienlijken (enkele goeden uitgezonderd, waarvoor wij God hebben te danken) zijn dikwijls gruwelijke mensen: libertijnen, ongodsdienstigen, schrikkelijke vloekers en zweerders, voorstanders van ongeregeldheden, metgezellen van dronkaards en goddeloosheden. Anderen zijn slap en harteloos, vol mensenvrees om tegen de hoogte der zonden in ons land uit te komen. Veel leraren zijn dikwijls zelf slordig, ijdel, zondig en ergerlijk van wandel. Ze zijn over de kudde van Jezus gesteld, maar nauwelijks waardig om varkensdijvers te zijn en de zwijnen te hoeden. Anderen zijn flauw en lauw en harteloos, latende sterven wat sterven wil. Sommigen durven door mensenvrees niet uit te komen, en die nog wel het hart hebben worden in hun ijver door de maalstroom der goddeloosheid overweldigd en de zonden des lands zijn hun te sterk.
    e. De oordelen van God, vroegere en tegenwoordige, hebben geen kracht ter wereld tot verbetering, maar de zonden groeien er eerder tegenaan.
Maak nu zelf eens het besluit op en oordeel zelf eens wat de verwachting is van de dingen die ons zullen overkomen, indien wij onbekeerd tot het uiterste verwachten.
Indien Daniël zich bijna een uur lang ontzette en zijn gedachten zich beroerden op het horen van Nebukadnezars droom, die hen de ondergang voorspelde, o, we hebben redenen om ook verbaasd en bevende te zijn over zulke verontrustende voortekenen. En dat MENÉ, MENÉ, TEKEL, UPHARSIN aan de wand mag billijk ook de banden van onze lendenen los doen worden, en onze knieën tegen elkaar doen stoten, zoals dat eens zo verschrikkelijk was aan Bélsazar.
Want wat zal het wezen wanneer straks het uiterste zal gekomen zijn, het besluit eens zal gebaard hebben, en de Heere eens eindelijk zal geweken zijn?
Wee, wee, wee, dan ons, die Nederland bewonen. De Heere zal dan het einde uitroepen over de vier hoeken des lands.
Want wat zal het wezen, wanneer eens het uiterste zal gekomen zijn, en het besluit eens zal gebaard hebben en de Heere eens eindelijk zal geweken zijn?
Hij zal de watervloeden gebieden (en hoe dikwijls laat Hij het ons zien) om het land te stellen tot een zee. Of zal Hij de een of andere vijand verwekken (en hoe heeft Hij dat in Zijn hand) om ons te maken tot een onderdrukt volk, om ons te stellen tot plundering, om vrijheid, religie en goederen en alles weg te nemen en ons tot ballingen te maken op de aarde. En dan zal het te laat, en het kwaad ten volle over ons besloten zijn.
Och, is dit nog een dag om raad te horen, gelijk het is, om nog te bedenken wat tot onze vrede dient (Lukas 19:22)?
O, dat het een ieder van u, dat het heel Nederland eens ernst was! Wat te doen, weet u haast. Het komt maar aan op de uitvoering. Het grote werk moet zijn dat verschrikkelijke wee te voorkomen, dat de Heere niet van ons wijke, maar te maken dat Hij met alle genoegen en vernieuwde zegeningen bij ons blijve.
Denkt niet dat een keer biddag houden daartoe genoeg zal zijn. Dat zou u net zoveel helpen als dat Louis de XI, toen hij kwaad gedaan had, het crucifix eens kuste en meende dat hij en God dan weer vrienden waren. O nee, biddag, en geen boetedag is maar een terg-dag en een vermeerdering van oordeel. De Heere kan niet in het midden van ons blijven en met zegen blijven, of wij moeten een geheel andere weg inslaan.
Reformatie! Reformatie is de zaak waar de Heere op wacht. Welaan dan, wordt de Heere dan in ernst van u gevraagd? Ik zal u van Zijnentwege raad geven: Een kloekzinnig mens ziet het kwaad en verbergt zich, maar de slechten gaan henen door en worden gestraft (Spreuken 22:3).
  • a. Smelt dááronder in dankbaarheid weg, dat de Heere nog niet geheel geweken is. O, als u al die voorzegde dingen eens met aandacht vergelijkt, moet u in verwondering wegzinken over zoveel lankmoedigheid. Erken met veel nederigheid dat de Heere al lang had mogen wijken. Dank Hem met alle hartelijkheid voor zoveel weldaden die wij nog genieten. Dus is het nu ook Dankdag. Gebruik al die weldaden, die verdraagzaamheid Gods tot het doel dat de Heere ermee voorheeft: Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt? Romeinen 2:4.
    b. Breng dat vreselijk gevaar, waarin Nederland staat, om van de Heere verlaten te worden, eens met nadruk op uw hart, met al de nare gevolgen die daaraan vast zijn. Hebt u tegen al die bewijzen en voortekenen, die ik zo-even opgeteld heb, wel enige tegenspraak? Wel, dan geloof het eens en beef voor de God des hemels. Scheur met Ezra uw klederen en zit verbaasd neder.
    c. Erken toch eens met indruk, dat de zonden van het land alleen de oorzaak zijn dat de Heere al zover is geweken en dat Hij nog verder zal wijken. De zonden zijn de ban, de Jona’s die buitenboord moeten. Zie dat dan, en zie het zó, dat u er ook uw eigen zonden onder ziet en die dat mede wat toebrengen tot de ban, om niet alleen op anderen op anderen, maar ook op uzelf te zien als de oorzaak der smarten, zoals David: Want ik ken mijn overtreding, en mijn zonde is steeds voor mij. Psalm 51:5.
    d. Wordt dan ook eens tegen die zonden werkzaam, zoals het betaamd: door schaamte (Ezra 9), door belijdenis, door verootmoediging. Josia zat neder en weende, toen hij verstond dat des Heeren toorn brandende was (2 Koningen 22:19). Door verbondmaking en heilige voornemens tegen de zonde en met de Heere. Dat is vooral biddagwerk. En hier moesten overheden, leraren, huisvaders en moeders, ieder persoonlijk, het hunne doen.
    e. Ziedaar! Zo wij hier niet aan willen, zo dát de vrucht van onze biddagen niet wordt, en wij zo de Heere niet trachten vast te houden, voor dat Hij verder wijkt, zo zal de Heere gewis, zevenvoudig tot onze plagen toe doen. Dan hebben we geen herstel en voorspoed in ons land te verwachten, maar eerder ramp op ramp. Hij zal het ene oordeel bij het andere brengen, en het rondom zo duister maken, dat er aan te denken tot verschrikking wezen zal. En o, wee, wee, wee ons dan, als de Heere alzo van ons geweken zal zijn.
De Heere ontferme Zich over ons en brenge het gesprokene aan het hart, of er nog verlenging van onze dagen zijn mocht.
Amen.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Ik ben bezig een Dankdagpreek van wijlen ds. A. Bregman uit te schrijven. Ik vindt het zelf een mooi werk om zo de preken van onze onvergetelijke oud-herder en leraar zo nog weer eens met wat aandacht na te lezen.
Hieronder de voorafspraak en de drie punten, dus het eerste deel van de preek, die werd uitgesproken in de avonddienst op de Dankdag van het jaar 1975.
Als we de preek aandachtig lezen zouden we kunnen bemerken hoe actueel deze preek nog is. Ik hoop later nog verder te schrijven, maar vooreerst laat ik het hierbij.


Openingspsalm:
Psalm 49 vers 6
Men denkt niet meer aan hun verleden staat,
Wijl al hun glans met hen in 't graf vergaat;
Maar na den dood is 't leven mij bereid;
God neemt mij op in Zijne heerlijkhe
id.
en wat er verder volgt.

Lezen: Zefanja 1

Gebed

Zingen: Psalm 106 vers 4, 22
Wij hebben God op 't hoogst misdaan;
Wij zijn van 't heilspoor afgegaan;
Ja, wij en onze vaad'ren tevens


en vers 22
Dit alles spoorde God tot wraak;
Zijn volk, Zijn erf, Zijn hoogst vermaak,
Werd nu een gruwel in Zijn ogen

en wat er verder volgt.

Niemand die hier vanavond tegenwoordig is zal kunnen ontkennen, dat de weldaden en zegeningen van de HEERE ontvangen, niet vele zijn.
Een ieder in zijn ambt of beroep waar de Heere hem stelde, mocht de zegeningen ontvangen tot op deze avondure toe.
Ja, groot waren de weldaden en zegeningen, wanneer er zovelen naar het ziekenhuis moesten worden overgebracht, en die toch nog weer mochten terugkeren, waar de Heere nog genezing wilde schenken.
Groot waren de zegeningen aan degenen die in rouw zijn gedompeld, en in het gemis van hun geliefden over de aarde gaan, want de Heere verteerde u nog niet onder uw droefheid en uw smart. De Heere gaf u nog kracht. Hij gaf u nog moed en lust om nog te leven. Want, zeg het zelf maar, weduwe, weduwnaren, ja weeskinderen, als de Heere u niet ondersteund had, dan was gij vergaan in al uw smart en uw rouw.
Groot is ook Gods lankmoedigheid en weldadigheid die Hij ons geschonken heeft in het afgelopen jaar, dat de Heere het verbond aangaande dag en nacht niet vernietigd heeft, ja, niettegenstaande de opklimmende zonde en ongerechtigheid, die ook in ons vaderland gevonden wordt.
Zowel onder het volk en ook in de kerk, in dewelke het zich openbaart dat daar ook een groot verval gevonden wordt.
Ja, dat de Heere het verbond van dag en nacht, het verbond met Noach aangaande, ook niet verbrak, maar dat er nog zaad was voor de zaaier, en dat het bevestigd is dat zomer en winter er zouden zijn.
De Heere zegende ons nog rijkelijk, en dat tegenover een volk hetwelk een wegzinkende natie is in het afhoereren van de Heere, dat een vloekende natie geworden is. Waar we toch met onze ogen kunnen zien en met onze oren kunnen horen dat ons land wegzinkt in de zonde en de ongerechtigheid.
Want, immers toch, de dagen die we beleven, zijn vreselijk Godonterend. Gods dag wordt ontheiligd en men vergaapt zich in brooddronkenheid aan sport en spel en allerhande ijdel vermaak. Gods dag is een dag om die door te brengen in de mens, in zijn eigen wellusten, in het zien en zinnelijke.
En daarom, mijn geliefden, het lijkt als een Sodom en een Gomorra, waar de zonden vrij bedreven worden, en waar de mens de Heere in het aangezicht komt te slaan. Ja we raken al verder en verder weg van de God onzer vaderen, Die vanouds betoonde Zijn wonderen zo grotelijks te willen verheerlijken aan dat kleine landje. Maar… waar is nu de dankbaarheid om de Heere te erkennen? We hebben het allen verzondigd, mijn geliefden, en wij hebben gedaan wat kwaad is in Zijn heilige ogen.
Donker tekent zich dan ook de toekomst af. Waar we beangst moeten zijn voor de toekomst, waar de wereld in een ogenblik in vuur en vlam kan vliegen.
En wat zullen we nog beleven? Wat zullen onze kinderen nog beleven?
Nu dan, in een tijd van Godsverlating, van leven in zonde en ongerechtigheid, dan roept de Heere ons nog toe tot een wederkeren. De Heere wil ons nog lieflijk vermanen, opdat we de zonde zouden haten en verlaten, en dat we de Heere zouden aankleven, in een afhankelijk leven alles van Hem verwachtende.
Ja, die vermaning richtte de Heere ook door de mond van Zijn profeten tot het volk van Israël. Zo ook de profeet Zefanja, die de mond Gods zou zijn, en om alzo het volk van Israël te bestraffen. Maar ook, dat zij zouden aanzeggen om zich zeer nauw te onderzoeken, want de dag baart en het besluit is genomen, dat de Heere het volk vanwege hun zonden en ongerechtigheid, grotelijks zou bezoeken.
De tekstwoorden voor dit avonduur vindt uw geweide aandacht dan opgetekend in Zefanja 2, en daarvan de eerste drie verzen,
ZEFANJA 3 vers 1 tot en met 3:
Doorzoekt uzelven nauw, ja doorzoekt nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt; Eer her besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt; dewijl de dag van de toorn des HEEREN over ulieden nog niet komt. Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken; zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in de dag van den toorn des HEEREN.

In deze tekstwoorden beluisteren we
DE VERMANING GERICHT TOT JUDA, maar die vermaning is ook gericht tot ons.
  • 1. Waarvan deze vermaning getuigenis geeft: om onszelf te onderzoeken, ja zeer nauw te onderzoeken.
    2. Waardoor deze vermaning zich kenmerkt en
    3. Waarmede in deze vermaning wordt aangedrongen
Het is de profeet Zefanja: De betekenis van zijn naam is: 'de Heere verbergt'. En waarlijk, de Heere zal hem verbergen in de hittigheid van Zijn toorn. Want van een Zefanja gold het wat we vanmorgen hebben mogen uitdragen: Ik dank U HEERE, dat Gij toornig op mij geweest zijt, want Uw toorn is afgekeerd en Gij troost mij.
Deze Zefanja profeteerde in de dagen van de regering van Josia. En Josia was wel een Godvrezend mens, hij mocht de Heere vrezen, en de Heere beloofde door de mond van de profetes Hulda, dat de toorn des Heeren aangaande de zonde en ongerechtigheden van het volk, in zijn dagen nog niet zou ontbranden, maar dat de Heere zou komen wanneer hij ingeoogst was, waar geen toorn meer zal zijn en waar het lieflijk aangezicht van God door de koning zal mogen aanschouwd, naar zijn ziel. Want de Heere gaat door, Hij gaat dat land bezoeken en de oordelen zullen komen, en geen volk zal Hij sparen,
Waarom zal de Heere dan komen? Waarom, staat hier van driemaal 'toorn' in onze tekstwoorden? Wel, mijn geliefden, vanwege de afgoderij, vanwege de hoererij des volks, ja vanwege de roofzucht en onderdrukking en vanwege huichelarij die onder het volk gevonden werd. En daarom ook in de eerste plaats: Waarvan deze vermaning getuigenis geeft.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
KDD
Berichten: 1503
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Meditatie

Bericht door KDD »

Ds. Lamain schreef: De Heere bekere, vernedere en ontdekke tot de fundamenten toe. O, dat uw harde hart in stukken worde gebroken door die God, Die de steenrotsen vermorzelt. Er zou blijdschap zijn onder de engelen Gods in de hemel, en vreugde onder Gods kinderen en knechten hier op aarde. Dat u op die grote zaligheid nog acht leerde slaan en met heilige bekommering vervuld werd om van uw zonden en schuld gewassen te worden in het bloed des Lams. Voor doodschuldigen staat de vrijstad open.
Rust toch niet in uw verandering, of in uw tranen. Saul was ook veranderd, maar niet vernieuwd. En tranen bewijzen wel de schuld, maar zij verzoenen de schuld niet. Buiten Christus kunnen wij niet met God verzoend worden. Dat Gods Geest nog eens doorwerkte gelijk op dat Pinksterfeest. Gods recht werd in hun ziel geopenbaard, en onder dat recht gingen zij verloren, maar door dat Goddelijke recht werden zij ook behouden en vonden zij de verzoening en vrede met God. Rust niet vóór uw ziel rust in God vindt.
En volk van God, dat plekje zult u nooit vergeten, waar zonde zónde, en schuld schúld werd. Wat had toen de wereld weinig waarde. Toen was het "Geef mij Jezus of ik sterf". Dag en nacht levend bekommerd, en het Evangelie was als koud water op een vermoeide ziel, en als een goede tijding uit een ver land. Wat waren de ontdekkingen en openbaringen van Christus u toen dierbaar. Wat was die Persoon u boven alles dierbaar en wat hebt u Zijn werk bewonderd. Soms denkt u: Was mijn hart nog eens zo verslagen en bekommerd. Ja, het is geen wonder, wat kan het alles wegzakken. Dan verschrikt de hel niet meer, en Christus heeft gedaante noch heerlijkheid. O, dat leven op onze bekering en dat steunen op onze rechtvaardigmaking, wat geeft het een dor en een onbekommerd leven. Dat Gods lieve Geest nog eens uitgestort werd, om verslagen te worden voor Gods aangezicht, en dan toe te mogen nemen in de kennis en in de genade van de Heere Jezus Christus. God geve, dat u steeds maar alles mag ontzinken, om u door het geloof op de Goddelijke beloften te verlaten, die toch in Christus Jezus ja en amen zijn, Gode tot heerlijkheid.
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

KDD schreef:
Ds. Lamain schreef: De Heere bekere, vernedere en ontdekke tot de fundamenten toe. O, dat uw harde hart in stukken worde gebroken door die God, Die de steenrotsen vermorzelt. Er zou blijdschap zijn onder de engelen Gods in de hemel, en vreugde onder Gods kinderen en knechten hier op aarde. Dat u op die grote zaligheid nog acht leerde slaan en met heilige bekommering vervuld werd om van uw zonden en schuld gewassen te worden in het bloed des Lams. Voor doodschuldigen staat de vrijstad open.
Rust toch niet in uw verandering, of in uw tranen. Saul was ook veranderd, maar niet vernieuwd. En tranen bewijzen wel de schuld, maar zij verzoenen de schuld niet. Buiten Christus kunnen wij niet met God verzoend worden. Dat Gods Geest nog eens doorwerkte gelijk op dat Pinksterfeest. Gods recht werd in hun ziel geopenbaard, en onder dat recht gingen zij verloren, maar door dat Goddelijke recht werden zij ook behouden en vonden zij de verzoening en vrede met God. Rust niet vóór uw ziel rust in God vindt.
En volk van God, dat plekje zult u nooit vergeten, waar zonde zónde, en schuld schúld werd. Wat had toen de wereld weinig waarde. Toen was het "Geef mij Jezus of ik sterf". Dag en nacht levend bekommerd, en het Evangelie was als koud water op een vermoeide ziel, en als een goede tijding uit een ver land. Wat waren de ontdekkingen en openbaringen van Christus u toen dierbaar. Wat was die Persoon u boven alles dierbaar en wat hebt u Zijn werk bewonderd. Soms denkt u: Was mijn hart nog eens zo verslagen en bekommerd. Ja, het is geen wonder, wat kan het alles wegzakken. Dan verschrikt de hel niet meer, en Christus heeft gedaante noch heerlijkheid. O, dat leven op onze bekering en dat steunen op onze rechtvaardigmaking, wat geeft het een dor en een onbekommerd leven. Dat Gods lieve Geest nog eens uitgestort werd, om verslagen te worden voor Gods aangezicht, en dan toe te mogen nemen in de kennis en in de genade van de Heere Jezus Christus. God geve, dat u steeds maar alles mag ontzinken, om u door het geloof op de Goddelijke beloften te verlaten, die toch in Christus Jezus ja en amen zijn, Gode tot heerlijkheid.
Gedachten in de nacht.
Even wat overdenken. Mediteren. Misschien wat gedachten in de nacht. Als het even stil is.
De schuld schúld, de zonde zónde...
Haast een onbekende taal. We hoorden het vroeger, een volk dat door hun bekering was heengezakt. Nu wordt het afgedaan met gezelschapstaal, men verstaat het niet meer want dit komt niet voor in de nieuwe godsdiensten. En toch wat is het noodzakelijk, er zullen misschien meelezers zijn die dit weten, hoe gelukkig de mens die van alles in zichzelf wordt afgebracht, en als een arme zondaar zich leert kennen. Wat zijn we dan toch in feite vaak rijk en verrijkt, en vergenoegd met onszelf.

Misschien even wat verder over mediteren. Want ja, dit is toch een taal die we niet zoveel meer horen. Het heeft ons wel wat te zeggen. Voor de wereld en de godsdienst is dit te arm om te horen. Maar wat was die prediker rijk die dit schreef! Nee, niet in zichzelf, maar in zijn God. Hij mocht toch bij tijden roemen in God en Hem Zijn Zaligmaker noemen. Dan kon hij Maria wel bijvallen. Als we daar nu eens was over zouden mediteren. Arm en afhankelijk maar rijk en gezegend in hun God.

Ik denk soms dat niet weinigen dit niet meer verstaan, maar wat missen wij zulke predikers. Ik denk niet dat er heel veel zijn die deze leer omarmen. Maar er is nog een overblijfsel, ook al zijn ze veracht, en soms verward en besloten, door de vele aanvechtingen. Ik denk dat de satan bijna of misschien geen rijkere triomfen vierde dan in onze tijd, en toch.... De verwinnaars komen uit de strijd, en die gaan met de buit naar binnen. Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen. Maar verdrukking willen we niet. En die strijd, we kunnen daar op rekenen, wordt zwaarder, waar ook de Schrift getuigd dat er in het laatste der dagen zware tijden zullen aanbreken voor de Kerk. Dat zelfs de uitverkorenen verleid zouden worden, zo dat mogelijk ware. En zij zouden zeker vallen, ware het niet dat God Zelf Zijn Kerk bewaart. Laten we dan beseffen dat we van onszelf geen ogenblik bestaan kunnen. Dat we toch bewaard mogen blijven bij deze oude waarheid die nooit iemand heeft verdroten. Want dat was toch, dat mag al Gods volk getuigen, een liefdesdienst. Daar moest ons voorgeslacht de brandstapels op, en wat kregen ze daar een kracht, dat ze zingend ten hemel gingen, waar meerdere beulen, dit ziende, bekeerd werden, zodat het bloed het zaad der Kerk werd.

Voor degenen die mochten denken dat we hier een predikant bedoelen en te vereren, want ook dat wordt wel aangegrepen, nee, we zien hier Gods genade, en Zijn weg met de Zijnen, en Hij zal eeuwig Dezelfde blijven tot in alle eeuwigheid.
Maar hoe staat het met mij, met u? Wij allen, allen die dit lezen reizen snel naar een wat men vroeger wel zei, maar zo waar, een nimmer eindigende eeuwigheid. Dan kunnen we het nooit meer overdoen. Dan komt het er op aan, was er een Godswerk in, of was het bespiegeling? Laten we daar ook eens over nadenken, een toets aanleggen is nooit verkeerd. Is er bij mij een schadelijke weg, leidt mij dan op de eeuwige weg.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
GerefGemeente-lid
Berichten: 6575
Lid geworden op: 14 apr 2021, 23:55
Locatie: Zeeland

Re: Meditatie

Bericht door GerefGemeente-lid »

"Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken." (Spreuken 3: 6)

Wat zijn de Spreuken van Salomo toch vol van ware wijsheid. Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken. Salomo zegt eigenlijk: "Ken de Heere erin!" Waarin? In al je wegen.

Dat is ware wijsheid. Niets doen/niets besluiten en niets ondernemen buiten de Heere. Geen stap doen zonder Zijn toestemming. Geen besluit nemen zonder Zijn raad. Tot in de kleinste dingen van je leven, zegt Salomo, moet je de Heere kennen. En daar hoef je je niet voor te schamen. Daarin komt juist de kinderlijke afhankelijkheid in de vreze des Heeren openbaar. En daarbij is het de Heere bijzonder aangenaam als wij Hem in alles mogen kennen. Hem er deelgenoot van maken met enig oogmerk: "Heere, ik wil niets buiten U om doen." Wat een rijke les.

Ken de Heere in al de wegen van je leven. Als je met vragen loopt of ergens moeite mee hebt. Bovenal als je de Heere begeert te zoeken en te vinden. Vraag Hem dan om het onderwijs van de Heilige Geest door Zijn Woord. Alle dingen mag je voor de Heere neerleggen: de keuze van een baan, de keuze van je levenspartner, de zorgen en het onbekende verdriet waarmee je over de wereld gaat en waarvan je niemand deelgenoot kunt maken, bij de opvoeding, in de zorg ten aanzien van verloren zonen en dochters die met God en Zijn dienst hebben gebroken of een godsdienst aanhangen die leidt tot het verderf. In ziekte, in rouw, in eenzaamheid, in tegenspoed, in de nood van je God-vervreemding, in de nood van je zonden die schuld voor God is en ga zo maar door. Vertel het allemaal maar aan de Heere. Laat de Heere je Leidsman zijn.

Ken Hem ook in je levensvraag: "Mijn ziele, doorzie toch uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?" Ken Hem in de vraag of God in je leven is begonnen of dat jezelf bent begonnen. Ken Hem in de worsteling van je ziel: "Hoe krijg ik deel aan Christus? Hoe wordt ik ooit met God verzoend? Hoe raak ik mijn schuld kwijt? Hoe komt God aan Zijn eer? Hoe zal ik ooit Gode welbehagelijke vruchten kunnen voortbrengen in mijn leven?"

"Ken Hem in al uw wegen en Hij zal uw paden recht maken." Wat een rijke belofte! Maar laat dan ook aan de Heere over op welke wijze Hij dat zal doen. Wij hebben daar vaak zo onze eigen gedachten over. Het gaat echter in het leven vaak heel anders dan wij gedacht hadden.

Hij zal uw paden recht maken. Wees dan stil en weet dat Hij God is, wanneer de Heere je paden recht maakt, maar niet overeenkomstig je gedachten, wanneer dat recht maken tegen je vlees en bloed ingaat. Onderwerp je dan toch aan Zijn soevereine handelingen. Hij maakt alle dingen recht tot Zijn eer en daarin is je zaligheid gelegen.

Thomas Boston schrijft in zijn boekje 'Het kromme in het levenslot': "Het is beter voor de voorzienigheid te zwichten, dan maar te blijven tegenstreven al zouden we winnen." Het is niet alleen onze plicht om te zwichten voor de soevereine beschikking; dit past ons, maar het is ook ons grootste belang. Indien wij kruisen in ons levenslot ervaren, begeer dan liever dat je geest wordt vernederd en in de vallei van ootmoed wordt gebracht, dan je kruis verwijderd te krijgen. De wegneming van het kruis is alleen nodig tot voordeel van onze ziel, om haar te genezen en om haar te reinigen en in een staat van gezondheid te brengen.

Erken Hem in alles wat je ontving in voorzienigheid en genade. Ken Hem en erken Hem, dat hoort namelijk bij elkaar. Want het één kan niet zonder het ander. 10 melaatsen kende de Heere in hun ziek zijn, maar slechts 1 erkende Hem. Erken Hem als je mag delen in de genade van God en de liefde van Christus. In het kennen en erkennen van de Heere hebben wij de Heilige Geest zo nodig. Smeek om die Geest.


wijlen ds. J. Veenendaal
KDD
Berichten: 1503
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Meditatie

Bericht door KDD »

Th. Boston schreef: Als de Heere door zijn heilige wet en wijze voorzienigheid een bedwang op ons legt om ons terug te houden van een bepaald iets, verscherpt dat bedwang niet onze natuurlijke genegenheden, en maakt ons zo veel heftiger in onze begeerten? En verraden wij hiermee niet klaarlijk, dat wij Adams kinderen zijn (Gen. 3:2). Ik denk niet dat dit geloochend kan worden. Want de dagelijkse waarneming bewijst dat dit een natuurlijk beginsel is, dat de gestolen wateren zoet zijn en het verborgen brood liefelijk is (Spr. 9:17). Zelfs de heidenen waren ervan overtuigd dat de mens met deze geest van tegenstrijdigheid bezeten was, hoewel zij er de oorsprong niet van wisten. Hoe dikwijls geven de mensen zichzelf ruimte in die dingen, in welke, zo God hun in vrijheid gesteld had, zij geheel opgegaan zouden zijn! Maar de verdorven natuur schept er een behagen in om over de bepaalde heining te springen. En is het niet een herhaling van de dwaasheid van onze vader, dat de mensen liever willen klimmen naar de verboden vrucht, dan verzamelen wat van de goede boom van Gods voorzienigheid voor hen wordt afgeschud, terwijl zij Gods uitdrukkelijke toelating daarvoor hebben?
KDD
Berichten: 1503
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Meditatie

Bericht door KDD »

KDD schreef:
Th. Boston schreef: Als de Heere door zijn heilige wet en wijze voorzienigheid een bedwang op ons legt om ons terug te houden van een bepaald iets, verscherpt dat bedwang niet onze natuurlijke genegenheden, en maakt ons zo veel heftiger in onze begeerten? En verraden wij hiermee niet klaarlijk, dat wij Adams kinderen zijn (Gen. 3:2). Ik denk niet dat dit geloochend kan worden. Want de dagelijkse waarneming bewijst dat dit een natuurlijk beginsel is, dat de gestolen wateren zoet zijn en het verborgen brood liefelijk is (Spr. 9:17). Zelfs de heidenen waren ervan overtuigd dat de mens met deze geest van tegenstrijdigheid bezeten was, hoewel zij er de oorsprong niet van wisten. Hoe dikwijls geven de mensen zichzelf ruimte in die dingen, in welke, zo God hun in vrijheid gesteld had, zij geheel opgegaan zouden zijn! Maar de verdorven natuur schept er een behagen in om over de bepaalde heining te springen. En is het niet een herhaling van de dwaasheid van onze vader, dat de mensen liever willen klimmen naar de verboden vrucht, dan verzamelen wat van de goede boom van Gods voorzienigheid voor hen wordt afgeschud, terwijl zij Gods uitdrukkelijke toelating daarvoor hebben?
Gisteren gelezen, maar dit verklaart wat soms onbegrijpelijk gedrag is.
TSD
Berichten: 2091
Lid geworden op: 31 aug 2011, 11:34

Re: Meditatie

Bericht door TSD »

Wat beduidt het woordeken: Amen? Antw.: Amen wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn. want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer.

In dat woordje ‘amen’ klimt een schuchtere, een wankelmoedige ziel uit zijn bevinding omhoog in de belofte. Want als ik al biddende mijzelf waarneem, dan schei ik er gauw uit, als er niet meer is dan dat. Hier staat: Het zal waar en zeker zijn. Mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer. Mijn hart en vlees roepen uit tot de levende God. Is dat bij u wel eens in uw gebed? Dat is maar zeldzaam. Dikwijls als ik mijn hart waarneem dan zeg ik: ‘Heere, nu bid ik wel maar ach wat is het flauw, wat is het levenloos, vormelijk, kil. O God, dat is toch geen bidden’. Als ik daar de verhoring van afhankelijk moet stellen, dan zou ik toch moedeloos worden. U zou zeggen: ik bid maar niet meer, o God, vergeef het me toch, want ik weet niet te bidden gelijk het hoort. Heere, leer me bidden. Dwars door dat gebed heen zeg ik toch: Amen, want mijn gebed is verhoord om Christus’ wil. En die verhoring is niet afhankelijk van mijn gestalte. God zal mijn gebed niet horen om mijn gestalte, mijn levendigheid, de vurigheid van mijn begeerte en Hij zal mij niet afwijzen als ik het mis. Want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord dan dat ik in mijn hart gevoel dat ik zulks van Hem begeer.

Dit is zeer moedgevend voor die ongelukkige bidders, die het niet voor elkaar kunnen krijgen. Die alleen maar een beetje stotteren kunnen en het soms niet verder kunnen brengen dan een zucht en een klacht. Wij worden niet verhoord vanwege de aangenaamheid of het Gode waardige van ons gebed, maar de gebedsverhoring ligt in de verdienste van een Ander. Al dat wikken en wegen en dat waarnemen van uw hart, het is zo mager. Een mens is altijd zo met zichzelf bezig. Hij is zo gesteld op geestelijke goederen. Hij wil een voorraad vormen, net als hamsters, waar hij uit leven kan en waar hij zo uit kan grijpen als hij het nodig heeft. Maar hier staat: daar we uit onszelf zo zwak zijn dat we niet één ogenblik kunnen bestaan. Ga dat dan maar eens leren van de week, zodat u aan het eind van de week zegt: ‘O God, ik heb niets meer, ik zie het niet meer, ik kan niets meer’. En toch zeg ik: ‘Amen!’ dat is die heilige brutaliteit waar u reden voor hebt. Want de Heere zegt Zelf:

Opent uwe mond, eist van Mij vrijmoedig, op Mijn trouwverbond, al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij het smeekt, mild en overvloedig. (ps. 81:12, berijmd).

Roep de Heere aan, blijf Hem verwachten. Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven. Laat de duivel, de wereld, laat uw vlees u niet verlokken en aftrekken. Blijf maar liggen als een arme bedelaar aan de poort en blijf maar wachten tot de Heere u genadig zijn zal.
Tegenwoordig moet dat anders. We leven in een andere tijd. Dat getob en geklaag.
Doe je ogen open en zie er nu eens helder doorheen. En bid nu eens tot God. Die heeft u wat anders te geven dan een wereld vol met schatten en verlokkingen, waar straks de eeuwige dood op volgen zal. Maar de Heere Jezus in Zijn Koninkrijk, geeft u vrede en blijdschap en een zekerheid aangaande de toekomst en een blijde rust in de Heere. Er blijft een rust over voor Gods volk.

Auteur: ds. J.W. Kersten ( 1915-1960)

Bron: mailing Schatgraven, 8 augustus 2022.
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4763
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Meditatie

Bericht door Johann Gottfried Walther »

CHRISTUS EIST TOEGANG (2de preek Psalm 24 vers 9)
Het tweede onderwerp dat wij uit onze tekstwoorden kunnen afleiden, is dit: de deur van
zondaarsharten behoort met kracht wijd opengezet te worden voor Christus, de
Koning der ere, Die door het Evangelie toegang eist.
I. Ik zal aantonen wat aan de oproep van het Evangelie die hier gedaan wordt voorgaat.
II. Zal ik aantonen wat het inhoudt de deur van het hart voor Christus te openen.
III. Zal ik enkele redenen aanvoeren waarom zondaren voor Hem behoren open te doen.
IV. Wil ik deze leer toepassen.
I. Ik zal aantonen wat aan de oproep van het Evangelie die hier gedaan wordt
voorgaat.
? Het houdt in dat het hart van zondaren van nature gesloten is voor de Koning der ere.
Wie er dan ook binnengesloten wordt, Christus wordt buitengesloten. "Zie", zegt Hij, "Ik
sta aan de deur en Ik klop." God schiep de mens met een hart dat geopend was naar de
hemel, en waar Zijn Geest gemakkelijk toegang toe kon krijgen. Maar toen de mens
Gods vijand binnenhaalde, sloten zij samen de deur en sloten de grote Meester buiten.
En in deze toestand treft Christus het hart van ieder mens aan als Hij in het Evangelie
voor zijn deur komt te staan.
? Het houdt in dat de mens zijn hart van nature voor Christus gesloten houdt. Zolang als de
zondaar aan zichzelf overgelaten wordt, zal hij zich niet laten vermurwen. "Ik heb
geluisterd en toegehoord, zij spreken wat niet recht is, er is niemand die berouw heeft
over zijn boosheid, zeggende: Wat heb ik gedaan? Een ieder keert zich om in zijn loop,
gelijk een onbesuisd paard in de strijd" Jer. 8:6. Hij zal de deur niet opendoen om de
Koning der ere te gaan zoeken. Hij zal niet in de deur gaan zitten om Christus van ver
aan te zien komen en Hem tegemoet lopen om Hem uit te nodigen binnen te komen.
Helaas, het wil heel wat zeggen als hij Hem toegang verleent wanneer Hij tot de deur
komt en telkens weer toegang eist.
? Christus komt door middel van het Evangelie en eist geopende deuren voor Zich. Hij zou
met één woord het gehele huis in vuur en vlam kunnen zetten zodra het voor Hem
gesloten werd, en zou dat rechtvaardig hebben kunnen doen. Maar Hij daalt genadig af
om toegang te eisen, dus de vredesvoorstellen beginnen aan Zijn kant. Hij stuurt
gezanten om zondaren eraan te herinneren dat zij tot hun plicht moeten terugkeren. O,
dat u ervan overtuigd kon worden dat Christus toegang eist tot elk hart in ons midden.
? Christus is bereidwillig om in elk hart te komen. Waarom eist Hij geopende deuren als
Hij niet bereidwillig was om naar binnen te gaan?
Hoewel het huis Zijn tegenwoordigheid
misschien niet waard is, hoewel Hij vele onwaardige behandelingen van dit huis en in dit
huis heeft ondervonden, toch wil Hij het begunstigen met Zijn koninklijke
tegenwoordigheid. Hij maakt geen uitzonderingen in het aanbod en niemand wordt van
Zijn gunst uitgesloten, behalve degenen die zichzelf uitsluiten door Zijn genadige aanbiedingen te weigeren.
"Want", zegt Hij ,"indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur
opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.
"
? Tenslotte, Christus zal alleen binnenkomen als Hij toestemming van de zondaar krijgt. Hij
zal de deur niet openbreken. Hij zal Koning zijn van de harten van Zijn onderdanen en in
hun genegenheden regeren, of in het geheel niet. Zij moeten voor Hem opendoen, want
Hij zal Zich niet bij hen opdringen. Hij maakt hen gewillig op de dag van Zijn heirkracht,
maar zal niet tegen hun wil naar binnen gaan.
II. Het hart voor Christus geopend
Wij vervolgen nu met aan te tonen wat het inhoudt om de deuren van het hart voor Christus
te openen. Dit is de grote plicht waartoe de tekst oproept en waartoe wij bij deze
gelegenheid geroepen worden. Er bestaat een tweeledig opendoen.
1. Een aanvankelijk opendoen. Dat vindt plaats als degenen die nog nooit eerder voor
Christus hebben opengedaan, voor Hem opendoen in hun bekering, en als zij voor het eerst
geloven en in het verbond worden opgenomen. Dan maakt Christus Zijn eerste plechtige
intocht in de ziel. Zo worden zondaren, natuurlijke mensen, ertoe geroepen om open te
doen.
2. Een voortdurend opendoen. Zo doen de heiligen voor Hem open. Tot hen zegt Christus:
"Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte; want Mijn hoofd is
vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen", Hoogl. 5:2. Hier wordt steeds
verder voor de Koning der ere opengedaan. Hoewel de ziel voor Christus openstaat wat
haar staat betreft, is zij soms gesloten wat haar stand betreft. Ook al is er genade, dan is zij
óf helemaal niet in beoefening, óf zwak en wegkwijnend. Ja, zolang wij op aarde zijn, is
genade onvolmaakt. Ook al heeft Christus plaats in het hart, toch bezit Hij het hart niet
helemaal en daarom moet er een voortdurend opendoen zijn, totdat wij tot de plaats zullen
komen dat Christus niet alleen de gehele mens in bezit zal hebben, maar elk deel van de
mens in zo'n geheel zonder mededinging.
De tekst lijkt te doelen op beide zaken, en dus heiligen en zondaren in te sluiten. Het werk
der bekering is onvolkomen wat de trappen ervan betreft, en moet dus tot de volmaaktheid
worden gebracht. En inderdaad, de lijnen van Gods beeld die aanvankelijk op een ziel
getrokken worden, zijn soms als een pas geschreven zin, die, als hij door iets te vlug wordt
aangeraakt, zo ontsierd wordt dat, hoewel de letters niet helemaal uitgewist zijn, men er toch
opnieuw met de pen overheen moet gaan. "Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert, en
wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan",
Matth. 18:3. Er moet nieuwe overtuiging en vernedering plaatsvinden; er moet opnieuw
geloof beoefend worden en het verbond moet worden vernieuwd.
Er zijn twee deuren die voor Christus geopend moeten worden.
U moet de buitendeur van het verstand opendoen.
Open de ogen des verstands die verblind zijn door de bedrieglijkheid van de zonde. "Om
hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht. " Zijn wij niet evenals
Simson in de handen der Filistijnen gevallen, die onze twee ogen hebben uitgestoken en zich
vermaken in onze ellende? Zijn de ogen van velen niet zó gesloten dat zij niet eens hun
gevaar noch het middel ter verlossing, noch hun kwaal, noch het geneesmiddel kunnen
ontdekken?

1. U moet uw ogen opendoen om uw zondigheid te zien, om uw zonden recht te leren zien.
"En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde
weder levend geworden, doch ik ben gestorven", Rom. 7:9. Zonder dit gezien te hebben zal
er voor de Koning der ere geen toegang zijn in ons hart.
"Want gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet,
dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt. Ik raad u dat gij van Mij koopt
goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat
gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf
uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt", Openb. 3:17, 18. Zie eens wat uw hart is: het
is een bewaarplaats van alle onrein gevogelte, een graf vol verrotting, een vergaarplaats van
vuile lusten, een stuk vervloekte grond waar het wemelt van de doornen en distelen! "Want
van binnen uit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen,
doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog,
lastering, hovaardij, onverstand", Mark. 7:21, 22. "Arglistig is het hart, meer dan enig ding,
ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?" Jer. 17:9.
Zie eens wat uw leven is; het is een en al wanorde en verwarring, onvruchtbaar,
onprofijtelijk, God onterend; uw leven bedroeft Zijn Geest en leidt u naar de buitenste
duisternis!
(1) Beschouw het kwaad van uw zonden. "Uw boosheid zal u kastijden, en uw afkeringen
zullen u straffen; weet dan en zie, dat het kwaad en bitter is, dat gij de HEERE, uw
God, verlaat, en Mijn vreze niet bij u is, spreekt de Heere, de HEERE der heirscharen"
Jer. 2:19. Zie hoe de zonde in strijd is met Gods heilige natuur! "Gij zijt te rein van ogen,
dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen", Hab.
1:13. Het is in strijd met Zijn heilige wet. "Een iegelijk die de zonde doet, die doet ook
de ongerechtigheid; want de zonde is de ongerechtigheid", 1 Joh. 3:4. Zie hoe de
zonden al Zijn eigenschappen, Zijn alwetendheid, alomtegenwoordigheid,
rechtvaardigheid, waarheid, heiligheid en al Zijn andere eigenschappen onteren! Hoe
tergend voor de ogen van Zijn ijver! Zie ook de walgelijkheid van uw zonden. Trek het
masker dat de satan over de zonde getrokken heeft eraf, en bezie de zonde in haar
eigen lelijke gedaante! Wat is de schoonheid van uw ziel daardoor bedorven en wat is
Gods beeld geschonden! Het beeld van de satan is daarvoor in de plaats opgericht!
Wat wordt u daardoor onbekwaam gemaakt voor de gemeenschap met God, evenals
iemand in zijn uitbraaksel onbekwaam is om in de tegenwoordigheid van een vorst te
komen. "Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen, die niet goed
waren; en gij zult een walging van uzelf hebben over uw ongerechtigheden en over uw
gruwelen", Ezech. 36:31. "Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn
hand op mijn mond", Job 39:37.
(2) Beschouw de gruwelijkheid van uw zonden. Tegen hoeveel licht, liefde en weldaden
van allerlei soort hebt u gezondigd! Op hoeveel berispingen en waarschuwingen hebt u
geen acht geslagen! Hoeveel beloften, voornemens en beslissingen tot verbetering hebt u
verbroken! "Ik zal opstaan", zei de verloren zoon, "en tot mijn vader gaan, en ik zal tot
hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de Hemel, en voor u", Luk. 15:18.
(3) Beschouw de menigte van uw zonden. "Wie zou de afdwalingen verstaan?", Ps. 19:13a.
Zij zijn meer dan de haren op uw hoofd. Hoe langer u hebt geleefd, des te meer is uw
schuld vermeerderd. De wet eist te allen tijde algehele volmaaktheid. U zult nooit iets
kunnen doen, wat, indien gewogen in de weegschaal van de wet, niet te licht zal worden
bevonden! Alle zonden die u gedaan hebt in gedachten, woorden en werken, zullen u
worden toegerekend; ja, nog meer, voorzover er vele zonden in één daad verenigd
waren. Ook nalatigheden, wie zal ze kunnen optellen?
2. Nogmaals, open uw ogen opdat u uw ellende zult zien waarin de zonde u heeft
gebracht. Welke ellenden heeft zij over u gebracht en waaraan heeft zij u blootgesteld! Heeft
zij geen scheiding gemaakt tussen God en u? Is door de zonde de toorn des Heeren niet
tegen u ontstoken, en verraden de tijdelijke en geestelijke plagen die over u gekomen zijn,
dat niet? Heeft zij uw gemeenschap met God niet bedorven, en de mededelingen der
genadige invloeden verhinderd, en u een verdorde ziel doen overhouden? Wie kan de
ellende van een mens buiten Christus onder woorden brengen? Arme ziel, u bent een
veroordeeld mens! "Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon
ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem", Joh. 3:36. U
verkeert onder het vreselijke vonnis van een verbroken wet en elk moment kunt u in de hel
vallen, daar er zich alleen maar de draad van uw broos leven tussen u en de eeuwige gloed
bevindt.
3. Zie eveneens uw totale onbekwaamheid om uzelf te helpen. "O Israël, gij hebt uzelf
verdorven; maar in Mij is uw hulp", Hos. 13:9, Eng. vert. Dat zag de verloren zoon in, want
hij zei: "Ik verga van honger. " Zie op uw ontzaglijke schuld, en u zult ontdekken dat zij zo
onnoemelijk groot is dat tranen van bloed haar zelfs niet zouden kunnen wegwassen. Zie op
de kracht van uw begeerlijkheden en zie uw zwakke armen om ze te verbreken; u bent net
zo onbekwaam om hen te overmeesteren, als een klein kind een reus of als een zwakke man
de leviathan die zijn pijlen als stro en zijn speer als vlas acht.
4. Tenslotte, open uw ogen om de Zaligmaker te zien in de heerlijkheid van Zijn
Middelaarsambt. "Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik
ben God en niemand meer", Jes. 45:22. U hebt al zo lang gezegd: "Wat is uw Liefste meer
dan een ander liefste?", Hoogl. 5:9a. U hebt uw ogen gesloten zodat u Zijn heerlijkheid niet
hebt kunnen aanschouwen. "Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en
als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem
aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben", Jes. 53:2. Maar
open de buitendeur en aanschouw de Koning de ere, opdat u, verrukt door dit gezicht,
tevens de binnendeur mocht opendoen en Hem welkom heten in de diepste schuilhoeken
van uw hart.
(1) Aanschouw Hem in de heerlijkheid van Zijn gepastheid voor uw toestand. Als u blind
bent, heeft Hij ogenzalf voor uw ogen, opdat u mag zien. Als u naakt bent, heeft Hij
witte klederen om u te kleden en te versieren. Als u arm bent heeft Hij goud, beproefd
komende uit het vuur dat u eeuwig zal verrijken. "Maar uit Hem zijt gij in Christus
Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking en
verlossing", 1 Kor. 1:30. Als u een arm, dwaas schepsel bent, is Hij wijsheid. Als u
hongerig bent, is Zijn vlees waarlijk spijs. Er is een volheid van verdienste in Hem en
van de Geest. Wat u ook nodig mag hebben, in Hem is er een gepaste voorziening. Als
er een vloek op u rust, weet Hij hoe Hij de vloek moet wegnemen en heeft Hij een
zegening te schenken. Aanschouw Hem ook in de heerlijkheid van Zijn bekwaamheid
om zalig te maken. "De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in de strijd",
Ps. 24:8b. Al waren uw zonde en ellende zwaarder dan het zand der zee, al had u een
ontzaglijk gewicht van schuld als bergen van koper aan uw ziel hangen, luister toch
maar naar het getuigenis wat de Vader van Hem geeft: "Ik heb hulp besteld bij een
held", Ps. 89:20b. Hij is zowel God als mens, en ook al loopt het geschil tussen God en
u, Hij is bekwaam om de Scheidsman te zijn, om Zijn handen op beiden te leggen. De
kracht van Zijn bloed is oneindig, omdat dit het bloed is van Jezus Christus, en dat
reinigt van alle zonde, 1 Joh. 1:7. Zo is ook de kracht van Zijn Geest oneindig, omdat
Hij een Goddelijk Persoon is.
(2) Zie de heerlijkheid van Zijn gewilligheid om zalig te maken. Zijn gehele Woord staat vol
bewijzen hiervan. "O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt,
komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk!", Jes.
55:1. Ja, Hij heeft Zijn gewilligheid om zalig te maken met Zijn bloed ondertekend,
daar Hij Zijn leven heeft afgelegd om zondaren zalig te maken, en heeft zelfs hen die
zich aan Zijn bloed hadden schuldig gemaakt, genodigd tot deze weldaad. Zelfs voor
hen staat er: "Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus
Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen",
Hand. 2:38. Staat Hij niet met uitgestrekte handen en roept Hij niet: Zie, hier ben Ik,
zie, hier ben Ik?
U moet de binnendeur van de wil opendoen.
Wees gewillig en gehoorzaam aan de oproep van het Evangelie. "Besnijdt u den HEERE en
doet weg de voorhuiden des harten, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem", Jer.
4:4a. Er zit een ijzeren zenuw in onze nek die vernieuwd moet worden, opdat wij voor Hem
mogen buigen, voor Wie alle knie uiteindelijk zal buigen. Hoezeer het verstand ook is
verlicht, Christus heeft de ziel pas in bezit als het hart en de genegenheden voor Hem worden
gebogen. Zowel de binnen- als de buitendeur houdt de satan goed gesloten, totdat hij ze op
de dag van Gods heirkracht moet opendoen, Ps. 110:3. Zo zegt de zondaar wellicht tegen
Christus als Hij zijn hart belegert, wat de Jebusieten in een ander geval tegen David zeiden:
"Gij zult hier niet inkomen, maar de blinden en kreupelen, (het blinde verstand, en de
verkeerde wil) zullen u wegdrijven", 2 Sam. 5:6. Vermaningen en roepstemmen van het
Evangelie zijn echter de middelen die Hij daartoe zegent; daarom roepen wij u op om ook
deze deur te openen.
1. Open de deur dan door hartelijk in te stemmen met het luisterrijke heilsplan door Jezus
Christus, Die de kracht en de wijsheid Gods is. Dit is Gods middel om vele kinderen tot de
heerlijkheid te leiden. Dat uw hart daar "amen" op zeggen mocht, zodat u uw ziel verlaat op
die grondslag waarop Christus het gewicht van Zijn heerlijkheid heeft gelegd. Wees zeer
ingenomen met de Koning der ere. Twist niet meer met Hem, in Wie de Vader al Zijn
welbehagen heeft. Luister niet meer naar de bedenkingen van het ongeloof tegen Hem; want
zij heeft altijd iets aan te merken op de verborgenheid van Christus. En zalig is hij, die niet
aan Hem geërgerd zal worden.

2. U moet tevens opendoen door van harte te willen breken met al uw oude gasten om
plaats voor Hem te maken. Er is onder de mensenkinderen geen hart dat onbezet is. Als
Christus er niet is, dan zijn er wel anderen in Zijn plaats. Maar wie zij ook mogen zijn,
27
Christus zegt: Als u Mij liefhebt, laat dezen dan heengaan.
(1) Weg dan met uw vleselijke wijsheid, opdat er plaats kome voor Christus" leiding door
Zijn Woord en Geest. "Vertrouw op de HEERE met uw ganse hart, en steun op uw
verstand niet. Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken", Spr. 3:5, 6.
Sluit de ogen van eigen wijsheid om in Zijn licht te kunnen wandelen. Dat valse licht van
uw eigen wijsheid heeft u in menige strik geleid in de woestijn van de wereld. Omdat u
dat licht bent nagevolgd, is het schip van uw ziel op menige rots in deze moeitevolle zee
te pletter geslagen.
(2) Weg dan ook met uw ijdel zelfvertrouwen voor het aangezicht des Heeren, opdat er
plaats kome voor het bloed van Christus, de enige beweegoorzaak van vrede,
vergeving en zaligheid. "Ja, gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de
uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen
schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen; en in
Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die
door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid die uit God is door het
geloof", Filipp. 3:8, 9. Vertrouw niet langer zomaar op barmhartigheid des Heeren,
noch op uw goede hart, vlekkeloos leven, uw plichten of op iets wat van u is. Maar
verlaat evenals de jongeling uit Markus 14:51, 52 dit alles, en vlied ervan zonder enig
voorbehoud. Maak nergens aanspraak op om u bij God of Jezus Christus aan te
bevelen, ook niet op iets wat in of bij u te vinden is.
(3) Weg met uw begeerlijkheden en afgoden, opdat de Koning der ere vrij in uw hart
mocht regeren. "Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb Uw straf verdragen, ik zal
het niet verderven. Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht, ik zal het
niet meer doen", Job 34:31, 32. Alle plaats die u voor uw begeerlijkheden of afgoden
inruimt, ontzegt u aan Christus. Als u niet bereid bent om daar allemaal afstand van te
doen, bent u niet bereid om Christus aan te nemen. Als er nog een Delila is die
gespaard moet worden, een rechteroog dat u vanwege de pijn er niet wilt uittrekken,
oordeelt u uzelf in werkelijkheid het eeuwige leven niet waardig, Hand. 13:46.
3. Verder moet u met een hartelijke gewilligheid opendoen om Hem aan te nemen zoals
het Evangelie Hem aanbiedt. Beschouw het aanbod van het Evangelie eens recht, en laat uw
ziel er gewillig in toestemmen. Kom over al uw tegenwerpingen heen tot het
huwelijksverbond, zoals dat ligt opgesloten in het aanbod. Aan Zijn kant zijn alle dingen
gereed; mocht het zo ook bij u zijn. "Alle dingen", zegt Hij ,"zijn gereed, kom tot de bruiloft."
Bent u eindelijk volkomen bereid om Hem tot uw Profeet en enige Leidsman aan te nemen?
Tot uw Priester om het ganse gewicht van uw zaligheid op Zijn verdiensten te laten steunen?
Tot uw Koning en enige Heere om Zijn wil als uw wet te aanvaarden, om haar zonder
twisten te gehoorzamen?
4. U moet eveneens met een hartelijke, daadwerkelijke toestemming van de ziel voor
Christus opendoen. "Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven
kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven", Joh. 1:12. Strek nu uw hand
uit tot God in Christus in het eeuwig verbond. U die nog nooit ertoe bewogen kon worden
om aan de Zoon van God ondertrouwd te worden, zet nu toch de deuren met kracht open
opdat de Koning der ere inga. U die voorheen slechts met een huichelachtige toestemming
uw hand, maar niet uw hart hebt gegeven, geef nu uw hartelijke toestemming. Neem Hem
aan tot uw Heere, Hoofd en Man, tot een deksel der ogen, tot alles in allen. En u die
voorheen eerlijk uw toestemming gegeven hebt, vernieuw uw toestemming met meer
hartelijkheid, als degenen die gezien hebben hoe goed de Heere is.
5. U moet opendoen door u hartelijk aan de Heere toe te betrouwen, en u geheel en al
aan Hem over te geven en dat voor eeuwig. Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN; en die
zal zich noemen met de naam van Jakob; en gene zal met zijn hand schrijven: Ik ben des
HEEREN, en zich toenoemen met de naam van Israël", Jes. 44:5. De Heere heeft ons lang
toegeroepen: "Mijn zoon, geef Mij uw hart. " O, geef uzelf dan aan de Heere. U hebt een
lange belegering volgehouden, maar geef u nu over. "Verhardt nu ulieder nek niet gelijk uw
vaderen; geeft de HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft
tot in eeuwigheid, en dient de HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren", 2
Kron. 30:8. De duivel, de wereld en het vlees zijn Zijn mededingers in deze zaak; u moet óf
tot de een, óf tot de ander behoren. Maar verdient een de voorkeur boven de Koning der
ere?
6. U moet met een hartelijke liefde voor Hem opendoen. O, wek in uw ziel een
brandende liefde op voor de Koning der ere! Daar werd de deur op een gezegende wijze
geopend toen de discipelen uitriepen: "Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons
sprak op de weg, en als Hij ons de Schriften opende?" Heb Hem lief vanwege de weldaden
voor de mensenkinderen, vanwege de vrede, vergeving, genade en heerlijkheid die Hij met
Zijn bloed verworven heeft en aan Zijn volk schenkt. Heb Hem lief om Hemzelf, vanwege
Zijn heerlijke volmaaktheden, Zijn heiligheid, liefde, genade. Heb Hem lief vanwege hetgeen
Hij voor zondaren gedaan heeft in het gehoorzamen der wet en vanwege hetgeen Hij geleden
heeft in het verdragen van de straf. Zie hoe Hij van eeuwigheid met de Vader een
overeenkomst heeft gesloten voor een uitverkoren wereld, en heb Hem lief. Zie op Hem in
Zijn geboorte, Zijn leven, Zijn sterven, in de hof, aan het kruis en heb Hem lief.
7. Tenslotte, doe open met een vurig verlangen om gemeenschap met Hem te oefenen.
"Met mijn ziel heb ik U begeerd in de nacht, ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste
van mij is, U vroeg zoeken", Jes. 26:9a. Als het hart met liefde voor Hem opendoet, vloeit
dit er vanzelf uit voort. "Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de
liefde is sterk als de dood", Hoogl. 8:6a. Een geopend hart zal heilige uitgangen hebben naar
de Heere. "Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou; ik zou tot Zijn stoel komen", Job 23:3.
Als u gesmaakt hebt dat de Heere genadig is, verlang dan nog meer naar de mededelingen
van Zijn genade. En indien niet, zo mocht het nochtans, als u gehoord en geloofd hebt, uw
vurig verlangen opwekken.
We moeten de deur wijd openzetten
1. Op deze wijze moeten we voor Christus opendoen. En niet alleen op deze wijze, maar
we moeten de deur wijd openzetten. De hoofden der poorten moeten zich verheffen om een
ruime en wijde intocht te bereiden. U kunt hieronder het volgende verstaan: Er moet
plaatsgemaakt worden om alles te ontvangen wat de Heere met Zich meebrengt. Wij mogen
niet het ene kiezen en het andere weigeren overeenkomstig de gesteldheid van ons eigen
hart, zoals degenen die iets van Hem zouden willen aannemen maar geen plaats hebben om
alles te ontvangen. Open dan de deur om met Hem ook Zijn uitgebreide wet aan te nemen.

Mocht u bezwaren hebben tegen één van Zijn geboden, mocht er één bijzonderheid zijn
waaraan u zich niet wilt onderwerpen, dan ontvangt u Hem niet. "Dan zou ik niet beschaamd
worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden", Ps. 119:6. U moet opendoen om met
Hem ook Zijn kruis aan te nemen. "Zo iemand achter Mij wil komen", zei Jezus, "die
verloochene zichzelf, en neme zijn kruis op, en volge Mij", Matth. 16:24. Als u niet bereid
bent om Christus met Zijn kruis aan te nemen en Hem niet wilt volgen wat er ook gebeurt en
waar Hij ook heengaat, dan kunt u Hem niet ontvangen. Velen hebben plaats voor Christus'
verlossing van hel en toorn, maar zij zullen nooit opendoen om Hem met Zijn wet en Zijn
kruis te ontvangen.
2. Er moet plaatsgemaakt worden opdat onze Heere op die wijze inga, die in Zijn ogen het
beste lijkt. Wij mogen Hem paal noch perk stellen, want Hij is de Heilige Israëls. Wat de tijd
betreft mogen wij Hem niet aan een uur binden, maar moeten wij op Hem wachten totdat de
Heere uit de hemel nederziet. Wij mogen Hem ook niet beperken wat de wijze van Zijn
komst betreft; maar wij moeten Hem altijd verwelkomen, hetzij Hij komt in de aangename
weg van vertroosting hetzij in de onaangename weg van verdergaande vernedering. Wij
mogen Hem evenmin paal of perk stellen wat betreft de mate der genietingen, maar moeten
dankbaar zijn voor het minste kruimeltje.
3. Wij moeten ons altijd benaarstigen om de ingang te vergroten, om meer zondebesef en
een dieper inzicht in de heerlijkheid van de Middelaar te krijgen; meer gewilligheid om met
de zonde te breken, meer liefde, geloof, verlangen en dergelijke. Want de verborgenheid der
ongerechtigheid die in ons woont, en de verborgenheid van de heerlijkheid van de Middelaar
zijn diepten waar we steeds verder in kunnen doordringen. En welke genades er ook in het
hart ontvonkt zijn, zij kunnen aangewakkerd worden zodat zij nog feller gaan branden.
4. Wij moeten Hem eervol ontvangen, als de Koning der ere Die zegepralend Zijn intocht
houdt in onze ziel. Een hoge achting voor Christus in Zijn allesovertreffende uitnemendheid is
noodzakelijk om Hem te ontvangen.
5. Tenslotte, wij moeten Hem met blijdschap ontvangen, als burgers die hun poorten
openzetten om hun koning met blijde toejuichingen te ontvangen als hij zegepralend zijn
intocht houdt.
III. Waarom de deur geopend moet worden
Ik zal enkele redenen noemen waarom wij voor Christus behoren open te doen.
1. Omdat het huis Zijn eigendom is. Hij is de rechtvaardige Heere en Eigenaar; hoe
onredelijk is het dan dat het huis openstaat voor vreemdelingen, en voor de Meester
gesloten is! De zichtbare kerk is Christus' huis en Hij wordt in de harten van haar leden
onthaald. De Bruid zegt: Ik hield Hem vast en liet Hem niet gaan, totdat ik Hem in mijner
moeders huis gebracht had, en in de binnenste kamer van degene, die mij gebaard heeft",
Hoogl. 3:4. Hij heeft er recht op krachtens de gave van de Vader, Die Hem tot een
Erfgenaam gesteld heeft van alles, én omdat Hij het huis met Zijn eigen bloed heeft gekocht
toen het verpand werd. Is het dan niet zeer redelijk om Hem te ontvangen?
2. De Vader Die Hem het huis gegeven heeft, eist van u dat u voor Hem opendoet. "Deze
is Mijn geliefde Zoon", zei Hij, "in Dewelke Ik al Mijn welbehagen heb; hoort Hem!" Hij
betrekt het huis niet zonder de opdracht van Zijn Vader. Hij diende Zijn Vader in het grote
werk van 's mensen verlossing, en na Zijn gehoorzaamheid tot de dood werden de
hemeldeuren geopend om Hem zegepralend te ontvangen, en de deuren op aarde kregen de
opdracht om voor Hem open te doen als vergelding voor Zijn gehoorzaamheid.
30
3. Het werd plechtig aan Hem vermaakt in uw doop. Wij zijn allemaal gedoopte
christenen, niemand uitgezonderd, waardoor wij aan de Heere werden toegewijd. Zijn
Naam staat dus op ons voorhoofd; Hij heeft toestemming om de Eigenaar van ons huis te
zijn. En als wij weigeren om voor Hem open te doen, verklaren wij in feite daarmee dat wij
ons niet willen houden aan de overeenkomst die in onze kindsheid gesloten is. En dit geven
velen werkelijk met sprekende daden te kennen.
IV Nuttig gebruik
Het eerste nut is een woord van berisping voor hen die niet voor Christus willen opendoen.
Zij die zelfs de buitendeur niet voor Hem opendoen: de grove onkunde van velen te
midden van het licht van het Evangelie, laten Christus aan de deur staan. Zij wonen in
duisternis en willen geen middelen gebruiken om licht te ontvangen. De deur is nog nooit
geopend door de overtuiging van hun zonde en ellende, maar zij leven nog steeds in
duisternis en diepe gerustheid. U bent versmaders van de Zaligmaker. "Het is geen volk van
enig verstand; daarom zal Hij, Die het gemaakt heeft, Zich deszelven niet ontfermen; en Die
het geformeerd heeft, zal aan hetzelve geen genade bewijzen", fes. 27:11. Jezus zal
geopenbaard worden, "met vlammend vuur wraak doende over degenen die God niet
kennen, en over degenen die het Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam
zijn", 2 Thess. 1:8.
Zij die, hoewel de buitendeur geopend is, de binnendeur echter stevig op slot houden:
hoevelen zijn er die het niet ontbreekt aan behoorlijke kennis en die door scherpe
overtuigingen licht in hun verstand hebben ontvangen, die het helaas nog uithouden tegen de
Heere! Zij weten wat zij doen moeten, maar hun hart wil er zich niet aan onderwerpen. Hun
begeerlijkheden hebben zo'n stevige grip op hun hart, dat al hun overtuigingen versmoren. Zij
komen in opstand tegen het licht, laten Christus aan de deur staan en volgen hun
begeerlijkheden, terwijl hun consciëntie hen aanklaagt. Hoe meer licht, des te zwaarder zal
hun oordeel zijn. "En dit is het oordeel, dat het Licht in de wereld gekomen is, en de mensen
hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos" Joh. 3:19.
Zij die zelf niet willen opendoen, noch anderen toestaan open te doen, voorzover ze het
kunnen verhinderen: velen zijn werktuigen van de duivel die zichzelf afzijdig houden van het
heilige, en die anderen ontmoedigen die ernaar beginnen te zoeken. Zij stellen alles in het
werk om mensen van het verbond en de ware ernst af te houden. "Maar wee u, gij
schriftgeleerden en Farizeeën, gij geveinsden; want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor
de mensen, overmits gij daar niet ingaat, en degenen die ingaan zouden, niet laat ingaan",
Matth. 23:13.
Zij die net doen alsof zij voor Christus opendoen, maar nooit wijd genoeg om de Koning der
ere binnen te laten: er is altijd een zekere bedekte terughoudendheid in hun vereniging met
Christus, wat alles bederft. De deur wordt niet opengedaan om Christus in al Zijn ambten te
ontvangen. Vandaar dat men Hem in werkelijkheid buitensluit in plaats van voor Hem open
te doen, omdat men niet is ingenomen met het verbond zoals de Heere dat heeft gemaakt.
Hun hart is verdeeld.
Tenslotte. Slapende gelovigen die in hun gerustheid volharden ondanks dat Hij klopt: tot
hen zegt Hij: "Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte; want
Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen", Hoogl. 5:2. Zij
antwoorden: "Ik heb mijn rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken? Ik heb mijn
voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen?" Vaak ondervindt onze Heere zo'n
slechte behandeling zelfs in het huis Zijner liefhebbers, wat toch des te erger moet zijn,
aangezien zij toch behoren tot degenen die onderscheiden zijn van de rest van de wereld.
"Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid; mijn leidsman en mijn bekende; wij, die
tezamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap ten huize Gods",
Ps. 55:14, 15.
Waarom zondaren belemmerd worden open te doen
Werp de deur van uw hart met kracht open, ja, wijd open, voor de Koning der ere. Zie, Hij
komt in de prediking van het Evangelie en in het heilig sacrament, en eist toegang tot uw hart!
Laat Hem niet langer aan de deur staan, "maar heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u,
gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga. "
Om deze vermaning extra nadruk te geven, zal ik u in de eerste plaats op een aantal zaken
wijzen, waardoor zondaren weerhouden worden om voor Christus open te doen. O, dat zij
toch spoedig uit de weg geruimd werden!
1. Zij weten niet wie er toegang eist. Zij kennen de Koning der ere niet en behandelen
Hem daarom ook onbeleefd, "welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft;
want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij de Heere der heerlijkheid niet gekruist
hebben", 1 Kor. 2:8. Voordat men de deur opendoet, vraagt men: Wie is daar? Op
soortgelijke wijze stelt men ook de vraag: "Wie is de Koning der ere?" Velen getroosten zich
geen enkele moeite om te weten te komen wie Hij is; men houdt zich met niemand op die tot
de deur van hun hart nadert, die naar een andere stem dan die van de helse tiran luistert.
Velen stellen de vraag, maar wachten met Pilatus niet op een antwoord. Dus zij kennen Hem
niet en wensen Hem ook niet te kennen. Kenden zij Hem en hun behoefte aan Hem, zij
zouden Hem uitnodigen om binnen te komen. Onkunde van en onbekendheid met Christus
vormen een grote belemmering waardoor men Hem buiten de deur houdt.
2. Zij kunnen niet naar de deur komen, want het huis is vol waardeloze rommel. De
rampzalige wereld verspert de weg naar de deur, Luk. 14:16-20. Een of ander werelds
voordeel eist hun aandacht op, zodat ze niets zullen verliezen. Zij worden door de genoegens
van de wereld als door verleidelijke liederen geboeid. Zij raken, net als in een struikgewas,
verward in de zorgen van de wereld; zij kunnen niet vooruitkomen. Deze afmattende aarde
ligt tussen hen en de Zon der gerechtigheid; Haar stralen kunnen hen dus niet bereiken. De
lemen afgod betovert hen, zodat zij hart noch hand hebben om de deur open te doen.
3. Zij zijn zo bezet van binnen en er is zo'n geroep om hen heen, dat zij niet naar de deur
kunnen komen. Zij moeten zoveel hongerige begeerlijkheden te eten geven, die alsmaar
blijven roepen: Geef, geef, dat zij Christus óf niet horen kloppen, óf indien zij Hem wel horen
kloppen, door hun begeerlijkheden, die heel dicht om hen heen zijn, worden vastgehouden.
Zij hebben de vreemden lief en die zullen zij nawandelen. Liefde tot hun begeerlijkheden laat
geen plaats over voor hun Heere. Zij beminnen hun ziekte en stellen de Geneesheer niet op
prijs. En terwijl zij dus hun begeerlijkheden te eten geven, sterft hun ziel van honger.
4. Zij zijn bang dat het huis beroofd zal worden en daarom durven zij de deur niet open te
doen. Dit was een oude list uit de hel tegen het Evangelie. Zij riepen: zij die de wereld
ondersteboven hebben gekeerd, zijn ook hierheen gekomen. Zondaren ontvangen Christus'
boodschap op dezelfde manier als Nabal Davids boodschap ontving, 1 Sam. 25:11. Zal ik
de wegen der zonde die zo winstgevend en aangenaam zijn, vaarwel zeggen? Zal ik me laten
binden aan een nauwgezet heilig leven, zodat ik niet meer de vrijheid heb om te doen wat ik
wil, 1 Sam. 25:11? Zij willen niet opendoen voor Christus, omdat ze willen houden wat ze
hebben.
5. De sterke bewaart zijn huis en zal niet toestaan dat zij naar de deur gaan. Zij zitten in
"de strik des duivels, onder welke zij gevangen waren tot zijn wil", 2 Tim. 2:26. Terwijl
Christus in het ene oor spreekt, spreekt de duivel in het andere, en hij gebruikt alle mogelijke
middelen om hen ervan te weerhouden dat zij voor Christus opendoen. Soms zal hij hen
wijsmaken dat het te vroeg is en soms dat het te laat is om open te doen. Als zij erover
beginnen te denken om open te doen, zal hij zich laten gelden en hen zo met verzoekingen
kwellen, dat zij geen vastberadenheid van geest zullen hebben om voor Christus open te
doen en er dus wel van moeten afzien.
6. Zij denken dat Hij al binnengelaten is. Zoals men iemand soms aan de deur laat staan
vanwege deze vergissing, zo sluiten velen Christus vanwege bedrog en hoogmoed buiten hun
hart. Zij denken dat ze rijk en verrijkt zijn geworden en geens dings gebrek hebben, Openb.
3:17. Zij denken er niet over om voor Christus open te doen, want zij menen dat zij al
hebben opengedaan. Een gevaarlijke toestand, die ons allen tot een onpartijdig zelfonderzoek zou moeten brengen, en ons werkzaam zou moeten maken om voor Christus open te
doen alsof er nog nooit iets was gebeurd.
7. Tenslotte, zij liggen in bed en zij kunnen niet opstaan, Hoogl. 5:3. Door een zachte
slaap in het bed van luiheid laten velen Christus lang aan de deur staan. Zij zijn de smaak in
en de lust tot geestelijke zaken kwijtgeraakt; zij worstelen niet meer met God zoals vroeger.
Zij hebben hun handen in hun boezem gestoken en zij zijn te moe om die weer tot hun mond
te brengen, Spr. 26:15.
Ik zal een aantal beweegredenen naar voren brengen om u aan te sporen open te
doen. Dat ze doel mochten treffen.
1. Bedenk wie het huis bezet zolang men Christus aan de deur laat staan: Wanneer een
sterke gewapende zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede", Luk. 11:21. Wie is dit
anders dan de satan, Gods vijand en de overweldiger van Gods troon? En zoals het met de
eigenaar van het huis is, zo is het ook met het huisraad. Het wordt uit de hel aangevuld met
verschillende begeerlijkheden die als Egyptische aandrijvers de handen van zondaren met
werken der duisternis vult en nooit zegt dat het genoeg is. En dit zal de beloning zijn:
schaamte en eeuwige droefheid. Het hart dat eigenlijk een tempel voor God de Zaligmaker
moet zijn, is een werkhuis voor de satan. De satan is "de geest die nu werkt in de kinderen
der ongehoorzaamheid", Ef. 2:2b.
2. Bedenk wie het is die om toegang vraagt. Een Koning, ja, de Koning der ere. Laat de
waardigheid van de Persoon uw eerbied en bereidwilligheid afdwingen om open te doen.
Wie zou de deur sluiten voor een gekroond hoofd? Zie, hoe Sions gekroonde Koning
toegang verlangt tot uw ziel Vraagt u wie deze Koning der ere is? Hij is de HEERE, sterk en
geweldig, de HEERE, geweldig in de strijd. Daarom is verzet tevergeefs. Het zal slechts tot
de ondergang leiden van de persoon die haar biedt. Zie wat het einde van Zijn vijanden zal
zijn: "Doch deze mijn vijanden, die niet hebben gewild, dat ik over hen koning zou zijn,
brengt ze hier en slaat ze hier voor mij dood", Luk. 19:27. Hij zal de laatste op het slagveld
zijn, en zal al Zijn vijanden zien terugkeren, met de duivel die hen bedroog en hen verleid
heeft om zich tegen Hem te verzetten. Hij is de HEERE, geweldig in de strijd, daarom hoeft
u niet te zeggen dat u niet kunt opendoen. Geef Hem slechts uw goedkeuring, heet Hem
slechts oprecht welkom en Hij zal Zelf voor het werk zorgdragen. "Maar als een daarover
komt die sterker is dan hij, en hem overwint, die neemt zijn gehele wapenrusting, waar hij op
33
vertrouwde, en deelt zijn roof uit", Luk. 11:22. Hij kan ervoor zorgen dat de ijzeren poorten
vanzelf opengaan. Hij hoeft het slot maar even met Zijn hand aan te raken en het wijkt. Uw
sterkste begeerlijkheden kan Hij weldra beteugelen en ze zo week maken als water, als u
maar gewillig bent.
3. Bedenk dat het huis het niet waard is dat Hij daar zou binnenkomen. Toen Salomo
Hem een prachtige tempel had gebouwd, zei hij in heilige verwondering:" Maar waarlijk, zou
God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet
begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb!", 1 Kon. 8:27. Hoeveel te meer
kunnen we dit zeggen van ons hart, dat van nature een bewaarplaats van onrein gevogelte is,
een woonstede der duivelen. 0, wat is het een wonder dat Hij Zich wil verwaardigen om
deze deuren te kloppen en in zo'n verblijfplaats wil wonen. Ontzettend gruwelijk moet dan
de zonde zijn als Hem de toegang wordt geweigerd.
4. Bedenk dat Hij toch nog binnen zal komen, als u voor Hem opendoet. Noch de
majesteit van de Koning der ere, noch de armoedige staat van het huis waarin de zondaar
Hem moet onderbrengen, zal hen uit elkaar houden; alleen zondaren die Hem de toegang
weigeren. Hij Die de hemel der hemelen tot Zijn troon heeft, wil Zijn intrek nemen in het
nederige hart. "Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en
Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien die van een
verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend make de geest der nederigen, en opdat Ik
levend make het hart der verbrijzelden", Jes. 57:15. En als Hij binnenkomt, zal Hij een
menigte zegeningen met Zich meebrengen: vergeving, vrede, genade en een recht op de
gelukzaligheid. "Want God de HEERE is een Zon en Schild; de HEERE zal genade en eer
geven; Hij zal het goede niet onthouden degenen die in oprechtheid wandelen", Ps. 84:12.
5. Dit aanbod is de Koning der ere duur komen te staan. Op deze wijze wordt niet op de
deur van het hart van gevallen engelen geklopt, "want waarlijk, Hij neemt de natuur der
engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan", Hebr. 2:16. En u zou dit aanbod
ook niet hebben gekregen als de Zoon van God de natuur van de mens niet op Zich had
genomen en aan het recht had voldaan. Maar nu het recht is voldaan kan barmhartigheid
worden bewezen aan opstandelingen. Hij heeft Zijn Koninkrijk verkregen door Zijn eigen
bloed, en nu verlangt Hij er te worden toegelaten. Dit is namelijk de stem van de Koning der
ere Die terugkomt van de strijd die Hij voor zondaren heeft gestreden; Hij roept hen toe de
poorten te openen om de Overwinnaar zegevierend binnen te laten. Mogen we dan niet
zeggen: "Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?", Hebr.
2:3.
6. Gedenk dat de dag zal komen dat u, tot wie Hij nu roept om voor Hem open te doen,
tot Hem zal roepen om voor u open te doen. Hij heeft de sleutels der hel en des doods; en
wie Hij daar naartoe stuurt, kan niemand tegenhouden, en die Hij tegenhoudt, kan niemand
vooruitkrijgen. Want Hij opent en niemand kan sluiten, en Hij sluit en niemand kan openen,
Openb. 3:7. Hij draagt de sleutels van de poorten des hemels en opent de deur voor hen die
erop kloppen. Hoe kunt u dan verwachten dat Hij u in de hemel zal toelaten als u Hem nu
niet in uw hart wilt ontvangen? "Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik
u) zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen; namelijk nadat de Heere des huizes zal
opgestaan zijn, en de deur zal gesloten hebben, en gij zult beginnen buiten te staan, en aan de
deur te kloppen, zeggende: Heere, Heere, doe ons open; en Hij zal antwoorden en tot u
zeggen: Ik ken u niet, vanwaar gij zijt", Luk. 13:24, 25.
7. U krijgt bij deze gelegenheid een zeer plechtige oproep. Christus opent thans Zijn hart
34
voor u door Zijn Woord om u welkom te heten. Morgen mogen wij verwachten dat Hij Zijn
hart voor u zal openen in het sacrament. Dit is een bijzondere gelegenheid waarop de ark
van de instellingen van het Evangelie tot uw poorten komt. Pas op dat u de Koning der ere
niet geringschat tijdens zo'n plechtigheid. Het is de plechtigheid van Zijn ondertrouw en
tevens van Zijn kroning, de tijd waarop sommigen op een bijzondere wijze aan Hem worden
ondertrouwd en de kroon op Zijn hoofd wordt gezet. "Gaat uit, en aanschouwt, gij,
dochteren van Sion, de koning Salomo, met de kroon waarmede hem zijn moeder kroonde
op de dag zijner bruiloft, en op de dag der vreugde zijns harten", Hoogl. 3:11. Maar een tijd
dat sommigen een zegen ontvangen blijkt voor anderen een tijd van een vernietigende vloek
te zijn. "Want ik zeg ulieden, dat niemand van die mannen die genood waren, mijn
avondmaal smaken zal", Luk. 14:24.
8. Bedenk dat het aanbod niet altijd zal gelden. Onze Heere staat te kloppen, Openb.
3:20. Hij zit niet bij de deur, maar Hij staat, wat inhoudt dat Hij op het punt staat te
vertrekken. Hij hoeft Zich alleen maar om te draaien en weg is Hij. Ja, geduld dat steeds
misbruikt wordt kan op den duur veranderen in grimmigheid. Er is veel op uw deur geklopt;
geeft u hier geen gehoor aan, dan zal de volgende klop uw ziel misschien uit uw lichaam
kloppen, en waar bent u dan?
9. Tenslotte, er is geen andere weg om zalig te worden dan door voor Christus open te
doen. In deze weg zal het u welgaan; verwerpt u echter deze weg, dan zondigt u tegen het
geneesmiddel Christus, tot uw eeuwig verderf.
Zeg niet dat het te vroeg is.
Och, is het te vroeg om uw ziel als een brandhout uit het vuur te laten rukken? Is het gevaar
van uitstellen niet aanwezig? Hoe langer het duurt voordat u tot Christus komt, des te
moeilijker zal het werk zijn. Ja, wie weet of de Heere misschien niet zal ophouden op uw
hart te kloppen, en dat de dag der genade voor u tijdens uw leven al wordt beëindigd.
Tijdens de vorige avondmaalsbediening waren er verschillende mensen bij ons die nu zijn
heengegaan.
Zeg niet dat u te lang hebt gewacht om het nu nog te doen.
Nee, u bent zeker welkom als u gewillig bent. Er is geen geval zover heen dat er geen hoop
meer voor is, als zij maar onder Christus' behandeling wordt gesteld. "Jezus zeide: Neemt de
steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij riekt nu al, want hij
heeft vier dagen aldaar gelegen. Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat zo gij gelooft,
gij de heerlijkheid Gods zien zult?" Goh. 11:39, 40. De steen die de bouwer lang heeft laten
liggen en die vaak afgekeurd is terwijl andere stenen eromheen werden opgeraapt, mag na
lange tijd komen om een plaats in het gebouw te krijgen. Onze Heere komt vaak terug en
wast hen aan wie voorheen werd voorbijgezien. "En Ik zal hunlieder bloed reinigen dat Ik
niet gereinigd had; en de HEERE zal wonen in Sion", Joël 3:21.
Maar och, wil de Heere ooit in zo'n hart als het mijne komen?
Ik antwoord: onze Heere maakt geen uitzonderingen. "Indien iemand", zegt Hij, "Mijn stem
zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen", Openb. 3:20b. Dit moge u
bemoedigen. Hij treft geen enkel hart aan dat Hij niet moet genezen. Hij komt binnen als
Geneesheer en dus zal uw ziekte Hem niet wegjagen. Hoe wanhopiger uw kwaal is, des te
groter is de roem van Zijn genade. Christus kan uw zondigheid en ellende laten meewerken
om daardoor voor Zijn troon op te klimmen.
35
Raadgevingen voor bereidwilligen
Laat mij besluiten met een aantal raadgevingen te verstrekken aan degenen die voor Hem
willen opendoen, en Hem aan Zijn tafel willen ontvangen.
- Doorzoek het huis. Begin met de plicht van zelfonderzoek. "Maar de mens beproeve
zichzelf, en ete alzo van het brood, en drinke van de drinkbeker", 1 Kor. 11:28.
Onderzoek uzelf met betrekking tot uw staat, gesteldheid, genades, zonden, gebreken,
voornemens en dergelijke.
- Tracht het huis te zuiveren van de afgoden van afgunst. "Zuivert dan de oude zuurdesem
uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha
is voor ons geslacht, namelijk Christus", 1 Kor. 5:7.
- Zorg ervoor het heilige vuur der genade brandende te houden. Blus de Geest niet uit.
Koester elke goede aandoening. En als u iets hebt, tracht het te bewaren.
- Geef de sleutel van uw hart in de hand des Heeren. Betrouw uw onhandelbare geest aan
Hem toe in de weg van het geloof, opdat de satan de sleutel niet zal pakken en de
Koning zal worden buitengesloten.
- Doe uw beste kleren aan, het bruiloftskleed van Christus' gerechtigheid toegepast door
het geloof. Leg ook de oude mens af die verdorven is, en doe aan de nieuwe mens met
al de versierselen van de verborgen mens des harten.
- Zorg dat u thuis bent. Laat uw hart niet op zoek- en zwerftocht zijn door de einden der
aarde, maar wees diep bekommerd over uw eigen toestand.
- Tenslotte, zorg dat u niet op bed ligt als Hij aan de deur komt. En u zegt: "Ik heb mijn
rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal
ik ze weder bezoedelen?", Hoogl. 5:3. Maar schud deze zorgeloosheid van u af. Laat
uw lendenen omgord zijn en uw lamp brandende, zodat u gereed bent om voor Hem
open te doen als Hij komt. Amen.

Thomas Boston
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4763
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Meditatie

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Ds. C.G. Vreugdenhil over Zondag 1 vraag en antwoord 2: (Bron: https://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/23326)

De enige troost in leven en in sterven.
We hebben gelet op ‘De vraag naar die troost’, ‘De Inhoud van die troost’ en tenslotte
letten we op ‘Het leven in die troost’.
De verwoording van dit punt, deze gedachte moet ons aan het denken zetten. Het gaat
hier dus niet om de weg tot de troost, om het komen tot die troost. Nee, dat is de inzet
niet. De troost is niet het eindpunt, maar het beginpunt, het uitgangspunt, het opschrift.
Wat is uw enige troost? Ik ben het eigendom van Christus. Dat staat boven iedere
Zondag. Dat is het opschrift boven de Catechismus, ook boven Zondag 2, waar gevraagd
wordt: ‘Waaruit kent gij uw ellende?’ Wie is die ‘gij’? Dat is de mens, die zegt: ‘Ik ben het
eigendom van Jezus Christus.’ Het gaat in vraag en antwoord 2 over het leven in die
troost.
Er staat:
Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zalig leven en
sterven moogt?

Hoeveel stukken, dat zijn geen leerstukken, maar hoofdstukken, onderwerpen. Er staat
niet: wat zou er interessant zijn. Nee: wat is nodig. Dat komt van nood. Het is nood in uw
leven als u ze niet kent. De Heere kent onze nood.
Hoeveel stukken zijn u nodig te weten. Dat is niet een weten met je verstand alleen. Nee,
het gaat hier niet over knapheid, intelligentie of een hoog IQ, maar het gaat hier over de
geloofswetenschap, over het kennen van God met je hart.
Hoeveel stukken zijn u nodig te weten om zalig te leven? Hier al, niet straks als u sterft of
na de opstanding. Nee, nu. Wat moet u weten en wat moeten jullie weten, jonge
mensen, om in deze troost zalig te leven en te sterven?
Het gaat om het deel hebben aan die troost. Om die enorme rijkdom van het verlost zijn
door de Zoon, het bewaard worden door de Vader en het verzekerd worden door de
Heilige Geest. Om uit die rijkdom te mogen leven, daar gaat het om. Bij zo’n overvloed
van genade Gods hoeft toch niemand te verkommeren?
Welnu, welke wetenschap is daarvoor vereist? Hoeveel stukken, hoeveel dingen zijn er
nodig om te weten, dat je in die troost mag leven? Gemeente, dat beseffen is een
bevindelijk weten, de ervaringskennis van het geloof. De kennis van het hart, de kennis
in liefde, zoals een jongen en een meisje elkaar leren kennen.
Het antwoord zegt: drie stukken. Dat is niet veel, hè! Dat is niet moeilijk. Drie stukken,
drie dingen, drie zaken, drie hoofdstukjes moet je weten. Dat is niet veel, dat is goed te
overzien: ellende, verlossing en dankbaarheid. Dat is alles. Je moet je ellende kennen,
van verlossing weten en dankbaar zijn.
Dan zal je in deze troost zalig leven. Nu, vandaag, morgen en je zult eenmaal zalig
sterven. Uiteindelijk gaat het om de dankbaarheid. Maar die andere twee zijn er
onlosmakelijk mee verbonden, want je kunt niet tot de dankbaarheid komen, zonder de
ellendekennis en de kennis van de verlossing.
Het gaat niet om onze ellende, hoor! Het is nooit een doel op zich om je ellende te
kennen, maar het is wel noodzakelijk. Het is een middel tot een ander doel. Welk doel?
Om de verlossing te kennen in Christus en dat is nog maar een middel tot een volgend
doel. Welk doel dan? Om hartelijke dankbaarheid jegens God te bewijzen.
Drie stukken: hoe groot mijn zonde en ellende zijn. Mijn zonde, dat gaat voor op, dat is
de oorzaak van alle ellende. Het eerste stuk is dus dat we inzicht krijgen in onze zonde, in
het wezen van de zonde en in de afschuwelijkheid van de zonde. Door de verlichting van
mijn verstand, onder de werking van de Geest, leer ik zien wie ik ben in het licht van
Gods heilige wet, in het licht van Gods liefde. Ik ben een zondig mens. Ik heb zonde
gedaan tegen God, tegen mijn naaste, tegen de liefde, tegen de wet, tegen het
Evangelie. Mijn zondige natuur moet ik leren kennen. Ik moet weten hoe vijandig en
ondankbaar ik ben en wat een boosheid er in mijn hart kan zijn.
En ellende.
Dat is niet dubbel, hoor! Dat heeft een andere betekenis. Ellende is het gevolg van de
zonde. Ellende is dat ik vervreemd ben van God. En staat er: ik moet weten hoe groot ze
zijn. Ik moet weten hoe groot het gewicht ervan is. Het gaat om het gewicht van de
zonde, dat staat er. Het soortelijk gewicht ervan, daar gaat het om. En waarom is die
ellendekennis nodig? Welnu, het is geen doel op zich, het biedt geen enkele troost, het is
alleen maar een verschrikking. En toch is het nodig, om te weten hoe diep, hoe zwaar
mijn zonden zijn en mijn ellende is. Waarom? Opdat ik Christus nodig zal krijgen. Niet
alleen één keer, maar telkens weer.
Het tweede stuk is: hoe ik van mijn zonde en ellende verlost wordt. Niet door eigen
kracht, niet door goede werken, niet door vroomheid. Nee, we weten het uit het
antwoord op vraag 1 wel beter. Er is een Heiland, een Borg en een Middelaar. Hij
betaalde met Zijn bloed en daar moet ik kennis aan krijgen. Dat is de kennis van de
verlossing.
Waarom is dit tweede stuk nodig? Wel, Ursinus zegt in zijn Schatboek, de verklaring op
de Catechismus: ‘Anders zouden we in onze ellende omkomen en tot wanhoop
vervallen.’ Hier valt het onderscheid tussen de kinderen van God en de kinderen van de
duivel. Want ze hebben allebei wel ellendekennis, maar ze hebben niet allebei kennis
van de verlossing. Denkt u maar aan David, Hizkia en Petrus en plaatst daar eens
tegenover Kaïn, Saul en Judas. Daar hebt u het verschil. Ze kenden allen de ellende, maar
alleen die eersten kenden God in Christus, de Verlosser.
En tenslotte de dankbaarheid. Het stuk van de dankbaarheid: Hoe ik Gode voor zulk een
verlossing zal dankbaar zijn. Gemeente, God wil gedankt worden door mensen voor die
wonderbare verlossing. Waarin is de ware dankbaarheid gelegen? Die is gelegen in de
gemeenschap met God, in het leven voor God, in het leven van de waarachtige
heiligmaking, in het voortbrengen van vruchten door de ranken. Uit deze heiliging,
waarvan Christus de grond is, mag het geloof versterkt worden, zodat we van onze
verlossing verzekerd worden, zegt Ursinus.
Ziet u? Er is zekerheid naar de mate van de vruchtbaarheid. En dat vind je alles in het
stuk van de dankbaarheid, in het stuk van de heiligmaking. Die dankbaarheid blijkt in
onze bekering, in onze levensheiliging. We kunnen het ook zo zeggen:
Mijn hart, o Hemel majesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
Ellende, verlossing en dankbaarheid.
Drie facetten van één en dezelfde zaak. Drie kanten van één parel. Ellende, verlossing en
dankbaarheid zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden.
Niet zoals drie stationnetjes. Je
stapt in de trein op het station van de ellende en de trein gaat verder. Op een gegeven
moment komt er een halte en stap je uit en stap je in de trein van de verlossing. Dan ga
je weer een eind verder en uiteindelijk komt ook nog de trein van de dankbaarheid. Nou,
zo is het dus niet. Het is alles of niets. Het is alle drie of niet één. Het gaat samen of het is
er niet. Het zijn geen drie stationnetjes. Het zijn drie sporen, drie spoorrails waarop de
trein rijdt.
Gemeente, we kennen ze geen van drieën of we kennen van alle drie iets. En dat moet
steeds verdiept worden. Al zeg ik er wel bij, dat er natuurlijk wel een orde in die stukken
zit. De Catechismus begint niet met de dankbaarheid. De Catechismus begint met de
ellende. Je kunt niet beginnen bij de verlossing. Nee, het is ellende, verlossing en
dankbaarheid. Er zit een orde in. Dat is duidelijk. Ook bevindelijk, in de beleving, in je
hart, in het leven voor God vanuit het Woord. Maar, ze staan niet los van elkaar. Ze
trekken samen op.
Dat is het leven in die enige troost. Deze drie stukken maken ons niet zalig. Jezus maakt
zalig. Hij is de trouwe Zaligmaker.
Wat is uw enige troost, beide in leven en sterven?
Mijn enige troost is Jezus Christus.
Amen.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
GerefGemeente-lid
Berichten: 6575
Lid geworden op: 14 apr 2021, 23:55
Locatie: Zeeland

Re: Meditatie

Bericht door GerefGemeente-lid »

Het kromme kan niet recht gemaakt worden, en hetgeen dat ontbreekt, kan niet geteld worden. (Prediker 1: 14 en 15)
Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) een tijd om te zwijgen (...). (Prediker 3: 1 en 7m)
Gebruikersavatar
Ad Anker
Moderator
Berichten: 10571
Lid geworden op: 28 feb 2012, 11:11

Re: Meditatie

Bericht door Ad Anker »

In Christus blijven.

Zie, hoe Jezus Zijn heiligen daartoe nodigt. Zijn zij gevallen? Hij zegt hun Zijn sterkte aan te grijpen. Zijn zij beladen? Hij nodigt hun de last op Hem te werpen. Zijn zij vermoeid? Hij zegt hun op Hem te steunen, om uit te rusten. Worden zij vervolgd door de wereld; worden zij door de wachters die in de stad omgaan, geslagen? Hij zegt tegen hen dat ze de toevlucht moeten nemen naar het heiligdom van Zijn eigen doorstoken en liefdevol hart. Hebben zij genade nodig? Hij zegt hun hun lege vat neer te laten in de diepte van Zijn volheid, om er vrijmoedig en om niet meerdere genade uit te putten. Als een waakzame herder, als een tere Broeder, een getrouw Vriend, een grote Hogepriester nodigt Hij Zijn heiligen tot Hem te naderen en te rusten in Zijn liefde.

Octavius Winslow
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Hinken op twee gedachten

Toen naderde Elia tot het ganse volk en zeide: hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God Is, volgt Hem na en zo het Baäl is, volgt hem na. Maar het volk antwoordde hem niet één woord.
1 Kon. 18:22

Het zwerven, het afdwalen van de levende God, zit ons in het bloed. De HEERE heeft eens bij monde van Jeremia Zijn bondsvolk aangeklaagd: "Zij hebben zo liefgehad te zwerven, zij hebben hun voeten niet bedwongen; daarom heeft de HEERE geen welgevallen aan hen, nu zal Hij hunner ongerechtigheden gedenken, en hun zonden bezoeken". Verbondsbrekers riepen de verbondswraak op en God bezocht het volk door een ongekende droogte. (Jer. 14).

De droogte is in de Bijbel bij herhaling een middel van God om afdwalende wegzwervende schapen terug te roepen. Na drie en een half jaar droogte volgde Achab, de beroerder van Israël, het bevel van de Godsgezant Elia op door het gehele volk Israël, de profeten van Baäl, de profeten die van de tafel van Izebel aten, naar de Karmel te roepen. Daar moest het Godsgericht plaatsgrijpen, genadegericht door recht heen.

Op de verdorde hoogte van Karmel, prediking op zichzelf al van de verschrikking van Gods oordelen... de Karmel, eens zo vruchtbaar en rijk beplant.
Daar, waar het altaar van de HEERE was verbroken, daar moest plaatsgrijpen een massale openluchtsamenkomst in een gloeiend hete atmosfeer te midden van een land dat dor en mat van droogte brandt.

Hoevelen van de duizenden waren bezet met de gevolgen van de droogte en hoe weinigen met de oorzaak? De profeet namens God draaide er niet om heen, hinkte niet op twee gedachten. Recht op de man af, in de afgestompte gewetens: "Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na!". Ziet u hem naderen met het tweesnijdend zwaard van Gods Woord? Het snijdt er bij u en mij in: "Hoe lang hinkt gij op twee gedachten?"

Verwondert het u niet, dat God met zulke dwaze mensen nog bezig blijft? Elia naderde tot het ganse volk, dat in de jaren van droogte niet de oorzaak bij zichzelf zocht. Elia naderde tot een schare van mensen, die voor alles zich bezighielden met de sociale vraagstukken. Welk een verbittering en ontevredenheid. De welvaart werd verleden tijd. De gewassen bloeiden niet meer. De weiden waren niet groen, maar grauw.
De bomen vonden geen water, de dieren werden geslacht bij gebrek aan voedsel de dagelijkse omstandigheden hielden hoofden en harten zo bezet dat het sociale vraagstuk, het regenvraagstuk ging voor het vraagstuk van de levende God.

Nochtans "Toen naderde Elia". In Elia nadert God Zelf. En dat naderen is gekocht door de Beloofde, Die Zijn bloed gestort heeft. Vanuit het volk geen naderen. God is de Eerste en zal de Laatste zijn tot genezing. Alle beloften van God zijn ja en amen in Zijn lieve Zoon. De Vader verlustigt zich in Zijn Zoon. De Geest verheugt zich in de Zaligmaker. Het is alles vanwege Hem, Die is gaan staan middenin de oordelen van God. Het is vanwege Hem, Die de ongerechtigheden op Zich liet komen. Die tot zonde gemaakt is, gevloekt op de heuvel Golgotha opdat er gezegend kan worden op de heuvel Karmel.

Jezus Christus heeft de dorheid en de droogte getorst tot het bittere einde. Hij heeft de hitte van de toorn aan den lijve ondervonden. Zo is Hij gegaan de Middelaarsweg, zonder te hinken op twee gedachten. Het was Zijn leven de wil van Zijn Vader te doen. Vanwege Zijn komen is er hier een naderen. "Hoe lang hinkt gij op twee gedachten?" Hoe lang mank aan beide zijden?
Doorslaan naar links en doorslaan naar rechts. God wat en de wereld wat. God wat en Baai wat. Hoe lang de Elohim, de Ik zal zijn die Ik zijn zal, de soevereine God vol majesteit, de God van het verbond die verkiest, hoe lang deze God onteren door de Baal, het ijdele, het niets, na te lopen?

Hoe lang tweeslachtig, dubbelhartig, zonder te kiezen? Weet toch, o volk, "Wie niet met Mij is, is tegen Mij". Wat is het antwoord? Zal het zijn als in de dagen van Jozua "Het zij verre van ons, dat wij de HEERE verlaten zouden, om andere goden te dienen"? Dat zou een leugen zijn. Hoe heerlijk als dat bij vernieuwing waarheid wordt. Het antwoord is: niet één woord. Stilte, doodse stilte.

Is bij velen de mond gestopt door deze kernvraag? Is er angst voor de vele profeten van Baäl? Is er een toestemmen dat dit de kernvraag is... wie zwijgt stemt toe? Voor alles is het volk gezonken dieper dan het dier. "Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib van zijn heer; maar Israël heeft geen kennis" „Hoe lang nog hinken....?" Het antwoord: Geen woord - met andere woorden - we breken er nu nog niet mee, we gaan er nog mee door. Smartelijk voor Elia, schandelijk voor het volk, maar vóór alles smadelijk voor de HEERE. Wanneer Elia dan straks verder gaat, dan is het volk nog niet verteerd omdat de meerdere Elia verteerd is.

Ds. C. van Sliedregt
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Een lied Hammaäloth, van Salomo. Zo de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan.
Psalm 127:1

Salomo heeft deze Psalm gemaakt. Hij is niet alleen door de Geest daartoe verlicht, maar heeft ook dikwijls, geoefend als hij was in het regeren en in het omgaan met veel mensen, de ervaring opgedaan hoe geheel vergeefs het ongeloof zich afmat met zorgen voor het lichaam, terwijl alles toch gelegen is aan Gods zegen en hoede. Want, waar Hij niet behoedt, daar helpt geen zorg.
En hij spreekt aldus: „Zo de Heere het huis niet bouwt, zo arbeiden vergeefs wie daaraan bouwen. Wanneer de Heere de stad niet bewaart, zo waakt de wachter vergeefs. Het is vergeefs, dat gij vroeg opstaat, en laat opblijft, en uw brood met zorgen eet; want Hij geeft het Zijn vrienden in de slaap. Zie, kinderen zijn een gave des Heeren en de vrucht van het lichaam is een geschenk. Gelijk de pijlen in de hand van een held, zó zijn de zonen der jeugd: Gelukkig is hij, die zijn koker daarvan vol heeft; zij worden niet te schande, als zij met hun vijanden een geschil hebben in de poort.”
De inhoud van deze Psalm is een leerpsalm, want hij leert dat aards bestuur en huishouden louter Gods gaven zijn en alleen in Zijn hand staan. Want waar Hij geen vrede en goed bestuur geeft, daar helpt geen wijsheid, verordening, strijd of toerusting om de vrede te bewaren.

Er zijn mensen die veel bijeen weten te brengen en toch slijt het onder hun handen weg, zodat zij zich nauwelijks staande kunnen houden. Insgelijks trouwen er twee met elkaar uit grote liefde. Alles gaat naar wens en toch hebben ze later geen goede dag meer met elkaar. Sommigen hebben grote zorg en zijn bedrukt. Zij zouden zo gaarne kinderen hebben, maar zij krijgen ze niet. Sommigen die er niet aan denken, krijgen het huis vol kinderen. Zo zijn er ook die een kalm huishouden met hun gezin zouden wensen, maar opeens komt er een keer dat het ene ongeluk op het andere volgt. Om kort te gaan, het gaat er in de wereld wonderlijk aan toe.
Maar wie is het die aldus rumoert met het huwelijk en het huishouden, en er zo’n zonderlinge keer aan geeft? Dat is Hij van Wie hier Salomo zegt: „Waar de Heere niet huishoudt, daar is het huishouden verloren.” Deze spreuk wil Hij waarmaken en in standhouden. Daarom laat Hij in de wereld zulke dingen gebeuren om het ongeloof te prikkelen en om de vermetelheid van het verstand met al zijn wijsheid en moeite te schande te maken en om hen te dringen tot het geloof.
Nu moest toch redelijkerwijze deze spreuk alleen reeds de mensen voldoende verlokken tot het huwelijk. En allen die getrouwd zijn, troosten en de hebzucht krachteloos maken.

Maarten Luther,
hoogleraar te Wittenberg

Bron: Meditaties van vandaag en gisteren in het Reformatorisch Dagblad.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Plaats reactie