Gelezen (geloofsopbouwend)

Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4763
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Johann Gottfried Walther »

"Let goed op de achtste en laatste betekenis (van het woord geloof), want geen van de andere kunnen we tot een kenteken van genade, die een mens ontving maken. Een mens kan grote vlijt in zijn beroep en grote trouw in woorden en daden tonen; hij kan de hele Bijbel kennen en haar inhoud bevestigen, de ware leer dapper en standvastig belijden, ja met zijn bloed bezegelen en, wanneer het de toestand van de gemeente vraagt en God het wil tekenen en wonderen doen in de Naam van Jezus, en toch ter helle varen, omdat hem het rechte kenteken van de kinderen Gods ontbreek, namelijk het laatstgenoemde rechtvaardigende geloof."
Dr. Erik Pontoppidan (1698-1764)
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. J.H. Donner, geciteerd door de Schatgraven Nieuwsbrief schreef:
Een psalm van David. Red mij van mijn vijanden, o mijn God, stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan. Psalm 59:2

Zoals altijd en overal onder zijn menigvuldige gevaren ligt David ook nu het gebed tot de God van zijn hulp het meest aan het hart. Tot twee keer toe roept hij tot de Heere: ‘Red mij’. Hij is in doodsgevaar. Zijn vijanden, door Saul gezonden, verzamelen zich, omsingelen zijn huis, bewaken elke uitgang, opdat hij aan hun bloeddorstige handen niet zal ontkomen. David is aan alle kanten ingesloten, maar de weg naar en van omhoog is nog voor hem open. Daarom bidt hij: ‘stel mij in een hoog vertrek’. In vers 10 noemt hij God Zelf zijn hoog vertrek. Op andere plaatsen spreekt hij over een hoge Rots, en over een Burcht.
En wat geeft David de vrijmoedigheid om zo te bidden en op de redding van God te hopen? Het is zeker het gelovige bewustzijn van de betrekking, waarin hij als gelovige én als Zijn gezalfde voor de Heere staat. Dit bewustzijn wordt bij hem nog versterkt en verhelderd door de zekerheid dat hij in deze zaak een goed geweten heeft voor God. Zijn hart veroordeelt hem niet, hij wordt niet vervolgd om enig kwaad dat hij bedreven heeft tegen Saul. Zijn vijanden sterken zich tegen hem, ‘zonder zijn overtreding, zonder zijn zonde en zonder zijn misdaad’.

Wij zien hieruit wat er nodig is om in nood en gevaar met vrijmoedigheid en vertrouwen tot de Heere te bidden. Als David zich niet bewust was geweest van de gunst van de Heere tegenover hem als tegenover Zijn gunsteling en gezalfde, en als zijn geweten hem inzake zijn gedrag tegenover Saul niet vrijgesproken had, zou hij niet zo vrijmoedig en hoopvol kunnen bidden.

Laten wij tot onze lering en waarschuwing hier aandacht aan geven. Om in waarheid te kunnen bidden, moeten wij met God in Christus door de Heilige Geest in een verzoende betrekking staan, in een geloofsbetrekking, waardoor wij die God leren kennen, ons aan Hem willen overgeven en onze zaligheid van Hem verwachten. Hierin had David zijn vrijmoedigheid en kracht. Ook voor ons, als het goed is, blijft er geen andere weg open als wij van alle kanten benauwd worden. ‘Geliefden, indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God, en zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren en doen hetgeen behaaglijk is voor Hem, 1 Joh. 3:21,22.

De Heere is zijn hoog Vertrek en een Toevlucht geweest wanneer het angstig voor hem was, van Hem wil hij zingen, en dat wel des morgens na die angstige nacht. Davids ziel is helemaal vervuld met Gods goedertierenheid en kan geen woorden vinden om Zijn lof te vermelden. Het geloof heeft alleen oog voor de goedertierenheid van de Heere. Als het morgenlicht aanbreekt, heeft hij zangstof te over.

Zo heeft bij David de verdrukking een vreedzame vrucht van gerechtigheid met blijde roem in God gewerkt, en is de schat van zijn ervaringen van de liefde en trouw van de Heere weer vermeerderd.

Hij die zo spreekt, moet bedenken dat het ook bij David niet altijd tijd voor zingen was, en wij hem vaak horen klagen, en dat hij niet lang na deze dagen uitriep: ‘Nu zal ik een dezer dagen door de hand van Saul omkomen’. Laten wij hierbij niet vergeten dat aan de morgen een nacht voorafgaat, en het licht na de duisternis doorbreekt. Als wij in lijden en druk zijn, laten wij, onder biddende verwachting van het licht en de kracht van de Heere, Davids voorbeeld volgen, op de Heere alleen ons vertrouwen zetten, en Hij, Die in Christus een hoog Vertrek en de Sterkte van Zijn volk is, Hij zal ook ons laten zingen van Gods goedertierenheid.


Auteur: J.H. Donner
Titel: Praktische uitleg van de Psalmen, pg. 404-410
Uitg.: Hoekman, Yerseke
ISBN: 9789081321815
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
Ad Anker
Moderator
Berichten: 10571
Lid geworden op: 28 feb 2012, 11:11

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Ad Anker »

Ik geloof niet in de manier waarop sommigen doen alsof ze het Evangelie prediken. Ze hebben geen Evangelie voor zondaren als zondaren. Ze hebben alleen een evangelie voor hen die boven het dode niveau van de zondaren gestegen zijn, die dus eigenlijk niets meer dan opgeknapte zondaren zijn.

Zoals de priester in deze gelijkenis zien ze de arme zondaar en zeggen, “Hij kent Zijn behoefte aan Christus niet dus ik nodig hem niet uit om naar Christus te komen. Hij is dood, tegen dode zielen kunnen we niet preken.” Zo passeren ze hem aan de andere kant van de weg. Ze blijven dichtbij de uitverkorenen en levenden, maar ze hebben niets te zeggen tegen de doden. Stel je voor dat ze Christus te genadig maken en Zijn barmhartigheid te vrij.

De Leviet had niet zoveel haast als de priester. De priester moest gaan preken en misschien zou hij te laat komen voor de dienst. Daarom kon hij niet stoppen om deze man te helpen. En trouwens, hij zou zijn ambtskleding bevuilt, of zichzelf verontreinigd hebben. Dan zou hij nauwelijks meer geschikt zijn om te preken voor de keurige en fatsoenlijke gemeente.

Maar de Leviet, had ook wat haast, hij moest het bijbelgedeelte voorlezen want hij diende in de gemeente. Hij kon nog net op tijd binnen zijn voor de zegenbede. Zo spaarde hij zichzelf met de luxe om niet naar de arme zondaar om te zien.

Zo heb ik predikanten gekend die zeiden, “Kijk, we moeten de staat van de zondaar beschrijven, we moeten ze waarschuwen, maar we mogen ze niet uitnodigen om naar de Heere Jezus te komen.” Ja heren, jullie moeten hem aan de andere kant van de weg passeren, nadat je naar hem gekeken hebt want je hebt zoals je zelf belijdt geen goed nieuws voor die arme stakker.

Ik loof de Heere dat Hij mij een Evangelie heeft gegeven waarmee ik naar de doden kan gaan, een Evangelie voor de allervuilsten. Ik dank mijn Meester dat Hij niet tegen de zondaar zegt, “Ontmoet mij ergens halverwege,” maar Hij komt waar hij is.

Ds. Spurgeon
Gebruikersavatar
Terri
Berichten: 3952
Lid geworden op: 21 nov 2009, 20:53

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Terri »

Ad Anker schreef:Ik geloof niet in de manier waarop sommigen doen alsof ze het Evangelie prediken. Ze hebben geen Evangelie voor zondaren als zondaren. ...........................................,” maar Hij komt waar hij is.

Ds. Spurgeon
Als deze troost er niet zou zijn, houdt alles op. ( voor mij iig)
Vervolgde
Verbannen
Berichten: 506
Lid geworden op: 25 mar 2020, 11:38

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Vervolgde »

Vlees

Een mens bestaat uit lichaam en ziel; en wanneer nu een mens "vlees" heet, zo is hij "vlees" naar lichaam en ziel, dientengevolge is het voortreffelijkste in hem, de ziel, ook vlees.

"Vlees" moet derhalve een toestand te kennen geven waarin men zich bevindt, welke toestand God, Die
Geest is, "vlees" noemt, omdat die het tegenovergestelde is van hetgeen "God" is. Met andere woorden: "vlees"
heet de ganse mens zoals hij is en leeft, omdat hij zich in een toestand bevindt, die het tegenovergestelde is van God, Die Geest is. En omdat deze toestand, waarin de mens zich bevindt, de mens beheerst, zo heet deze toestand "vlees" in verband met de mens, die in zodanige toestand is.

Als gij dus in de Heilige Schrift, het woord "vlees" leest, dan moet gij niet aan het lichaam denken, alsof dit vlees moest worden gezocht in de huid of in de ogen, in de armen en benen, of in 's mensen schaamdelen; neen, dan hebt gij aan de toestand te denken, waarin wij allen geraakt zijn, toen wij, door eigen moedwillige overtreding van Gods geboden, uit de gemeenschap met God zijn uitgegaan en van Zijn leven ten enenmale zijn ontledigd geworden, en dientengevolge de duivel en de dood ter prooi zijn.
Zulk een toestand heet in de Heilige Schrift "vlees", en is beladen met toorn, vloek en verdoeming; want hij heeft noch genade, noch zegen, noch zaligheid, als zijnde het tegenovergestelde van al datgene wat Gods is en van God komt, Die immers Geest is.

Nu heb ik een andere vraag: Wat wil dit "vlees"? of wat is zijne begeerte? Want wij lezen van een begeren des vlezes, of van deszelfs begeerlijkheid en lust. Ik antwoord: "Wij hebben onder begeerlijkheid of lust des vlezes niet een bepaalde zonde of ondeugd te verstaan, als die men met deze naam pleegt te bestempelen. Hier is "begeerlijkheid des vlezes" de lust en begeerte, om met gedachten, woorden en werken alle geboden Gods te overtreden en zich in zulke overtreding te handhaven.
Die lust of begeerte des vlezes doet zich zó voor, als ware zij enkel lust in God, begeerte naar God; zij doet zich zó voor, dat een mens zou menen, waarlijk alleen te bedoelen: kuisheid, goede trouw, reinheid, oprechte godsvrucht, eerbaarheid, liefde, vrede, barmhartigheid, zachtmoedigheid, waarheid in leer en leven, naastenliefde, matigheid en onthouding; - maar het einde van dat alles is juist het omgekeerde; het einde van dat alles zijn de goddeloze werken.

De begeerte des vlezes is daarop uit, om de geboden Gods, zowel die der eerste als der tweede tafel der Wet, te overtreden; derhalve is de begeerte des vlezes in de eerste plaats afgoderij, ontheiliging van den Naam Gods, en verachting van de rust Gods. Het vlees heeft de begeerte, tegen God op te staan, Hem van Zijn troon te stoten, zichzelf daarop te zetten, zelf geëerd te zijn en zichzelf tot Heiland te verheffen. Zelfhandhaving, handhaving van het lieve eigen Ik is de begeerte des vlezes.

Maar als ik mijn Ik behouden kan, dan behoud ik ook mijn zonde, om dezelve zolang te koesteren als ik wil; beloof Gode beterschap, en heb mijn behagen aan mijn boetedoeningen, waarmede ik mijn zonde voed; ik blijf, wat ik ben, dat is: Gode-gelijk in mijn waan; ik blijf handhaven waarheden der Schrift, om te bemantelen dat ik de leugen doe, en doe al mijn best, om maar niet voor God te moeten weggezonken zijn als mens en zondaar, en opdat God maar niet alleen God blijve.
Ziet, Mijne Geliefden, dát is de begeerte des vlezes.

In de grond der zaak gaat het daarbij evenwel alleen om God te logenstraffen, Hem te verdringen en voor zichzelf veerkracht te bekomen, ten einde voor zich de stand te bemachtigen, die alleen Gode toekomt. Het is de begeerte des vlezes, de hem aangewezen plaats niet te willen innemen, God uit Zijn plaats te verdringen en zich in Gods plaats te zetten.
De innerlijke beweegredenen van zulk een streven zijn bij de mens geen andere dan: de zonde in de hand te willen houden, ongerechtigheid te bedrijven, en evenwel zalig te worden. Met zulk een streven verwekt men de toorn Gods en kan niet anders dan de verdoemenis oogsten.
Zulk een streven is ons allen eigen.

Het is ons allen eigen, zulk een streven te willen doorzetten, d.i. de begeerte des vlezes te volbrengen. Dat volbrengen van deze begeerte geschiedt heden op een fijne wijze, morgen op een grove, heden op een heel geestelijke manier, morgen op een zeer zinnelijke. Het innerlijke en het uiterlijke, het schijnbaar heilige en geestelijke en het grof zinnelijke bieden elkander daartoe de hand.

Dr. H.F. Kohlbrugge
Isala
Berichten: 1267
Lid geworden op: 27 sep 2013, 22:14

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Isala »

Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! Ps.42:1.

Allen, die van God geleerd zijn, verlangen naar Christus. Wanneer een zondaar door God is overtuigd dat zijn zonden een last zijn zwaarder dan hij kan dragen, dat zij, zo hij daarin sterft, hem voor eeuwig in de hel zullen storten; wanneer hij daarbij is overtuigd dat God een Lam ten slachtoffer gegeven heeft, dat dit Lam een genadegift Gods is voor een iegelijk zondaar, dan dringt hij door de menigte heen. Anderen mogen achterblijven, hij kan niet meer. Hij legt zijn beide handen op het hoofd van dit Lam Gods en zegt: ‘Mijn Heere en mijn God’.(Joh. 20:28).

‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God’.

Zo er iemand van u overtuigd is dat hij diep verdorven is, dat de hemel gelijk is aan een grote stad met wallen, dat gij daar buiten zijt, en dat de storm van de toorn Gods op het punt is van u te overvallen; heeft God u daarbij overtuigd, dat Christus de enige poort is, door welke gij in de stad komen kunt, dat Hij is de enge poort – eng, doch juist wijd genoeg voor de grootste zondaar – o, dan weet ik dat gij zult strijden om in te gaan, dat gij alle krachten zult inspannen, dat gij u dag noch nacht rust zult gunnen:

‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God’.

Hoe gaarne zou ik alle schreeuwende zielen willen uitnodigen in het geloof Christus aan te grijpen. Het is een treurige waarheid, dat de meeste Christenen in onze dagen veeleer komende zijn tot Christus, dan dat zij werkelijk tot Hem gekomen zijn. Voor het merendeel zijt gij gelijk aan de doodslager, die vluchtende is naar de vrijstad, inplaats dat gij gelijk zoudt zijn aan hem, die reeds rustig nederzit binnen haar poorten. O, indien gij uw verdoemelijkheid gevoelt, indien gij gelooft dat God een vrijplaats voor zondaars heeft daargesteld, waarom dan wilt gij uw ziel niet rustig nederleggen op het volbrachte werk van Hem, Die uw Borg en Middelaar is? Waarom dan wilt gij om de vrijstad blijven ronddolen, inplaats van daar binnen te gaan? Deze heilige instelling, het Heilig Avondmaal, heeft ten doel u te leren uzelf Christus in het geloof toe te eigenen, niet langer te aarzelen, maar de hand des geloofs uit te strekken en Christus aan te grijpen. Gij komt niet om naar het brood en de wijn te zien, maar om het aan te grijpen en te eten en te drinken. Neemt, eet, schreeuwende zielen! God geve u daarbij licht opdat gij u aan Christus moogt toevertrouwen, en zeggen: ‘Deze God is mijn God, eeuwiglijk en altoos’.

Laat u dan toch overreden Christus aan te grijpen, die u om niet aangeboden wordt. Laat het onderzoek varen of gij wel ooit geloofd hebt. Gelooft nú. Het sacrament des Avondmaals is juist gepast voor u.
Gij zegt de Zaligmaker niet te zien; wel, in het brood en de wijn wordt Hij u duidelijk voor ogen gesteld: ‘Dit is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt’.
Gij zegt: Maar hoe kan ik weten dat Hij juist een Zaligmaker is voor mij? Ziet hier het brood, dat u om niet aangeboden wordt: ‘Wie wil, neme het water des levens om niet’.
Gij zegt: Maar hoe weet ik dat Hij mij nog wordt aangeboden? Ik antwoord: ‘Nog is er plaats’. Hier is brood in overvloed.
Gij zegt: Maar mag ik inderdaad Christus maar zo aangrijpen? Ik antwoord: ‘Neem, eet, schreeuwende ziel, kom en schuil onder Zijn vleugelen.

De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom”.


Auteur: R.M. MacCheyne ( 1813-1843).
Titel: De bron van zaligheid, pg. 464-469
Uitg: Van den Tol

(Schatgraven - GerGem Terneuzen)
Hora est!
Vervolgde
Verbannen
Berichten: 506
Lid geworden op: 25 mar 2020, 11:38

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Vervolgde »

"In het vlees zijn" is: verkeren in de oude toestand, waarin wij door de overtreding van één mens gekomen zijn; deze toestand heet "vlees", omdat die het tegenovergestelde is van al wat God en goddelijk is. Het is aan deze toestand eigen, vroom en zalig te willen zijn naar eigen goeddunken. Die zich in deze toestand bevinden, eigenen zichzelf alles toe, wat Gods en wat der Waarheid is: God, Christus, de Geest, het geloof, de bekering, de wedergeboorte, de heiliging des Geestes, alleen om zichzelf te handhaven. Men steunt op allerlei beloften, opdat men zelf wat in de hand hebbe.

In de toestand, welke Paulus "in het vlees zijn" noemt, ziet het er schijnbaar zeer vroom, zeer godzalig uit; immers de vrouwen, die de Apostel vervolgden, werden "godsdienstige en eerlijke (eerbare)" vrouwen genoemd (Hand. 13: 50). Maar in waarheid bevindt men zich in die toestand in allerlei ongerechtigheid, men drinkt de ongerechtigheid in als water, men heeft duizend zonden, klaagt ook veel daarover, en wil zich evenwel vanwege zijne ongerechtigheid niet laten bestraffen, zich daarvan niet laten genezen.
In die toestand is men het dierbaar Evangelie van de Zoon Gods bitter vijandig, want men is nooit met zijn ongerechtigheid voor God in de schuld gevallen; men heeft allerlei vrome overleggingen, daarom ook onderwerpt men zich niet aan Gods Wet; men kent zijne ongerechtigheid en wil ze evenwel niet kennen, maar wil ze zelf mettertijd uit den weg ruimen; daarom wil men Christus niet geheel, want men wil eigen gerechtigheid en die heiligheid niet, welke alleen voor den troon Gods geldt; men gevoelt zich door de prediking der Waarheid omvergeworpen. Het getuigenis: God moet God zijn, en een mens een mens, - bevalt aan het vlees niet, dat reeds zo vol geworden is van vroomheid naar eigene keuze.
In zulk een toestand kan men Gode niet behagen, want God laat Zich Zijn eer niet nemen, en wil een God van
volkomen zaligheid zijn.

Hij moet onze zaligheid in Zijn hand hebben, en wij moeten haar niet hebben in onze hand, - want dán gaat zij verloren.

Dr. H.F.Kohlbrugge
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. J.P. Pauwe schreef:Als men de deur van het koninkrijk van God ook maar op een kier open ziet staan, laat men dan binnen treden, want dan is het de welaangename tijd, het ogenblik, waarin geldt: "De Meester is daar, en Hij roept u." (Johannes 11:28). Laat er diep in onze harten, door de genade van de Hei­lige Geest, de overreding zijn, dat ons heil ligt in het toevlucht nemen tot Christus. Zonder dit toevlucht nemen is er geen heil te ver­wachten. Wij moeten niet denken dat het aan God zou liggen, want God is goed. Men moet op Zijn Woord letten. Er staat in Gods Woord: "Zo waar­achtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen. Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve." (Ezechiël 33:11).
Bron: website ds. P. de Vries
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. W. Pieters schreef:Hebt u genoeg aan het Lam? Wenst u zalig te worden zoals God het in Zijn Woord openbaart? Welnu, in Hem is genoeg voor uw arme ziel om te leven, terwijl u net moest sterven. Laat het mogen zijn in ons aller leven het sterke verlangen om in Christus gerekend te worden, om in Hem gevonden te zijn, in Hem veilig. Vermoeide ziel: een ieder, die oprecht op Hem ziet, is in Christus!

Zo ligt dat, volgens Gods Woord. Zo belooft God te zullen omgaan met een ieder, die ongeveinsd zijn volle vertrouwen alleen op de Zoon Gods en op Zijn Offer stelt. De Rechter belooft dan aan zulk een ziel geen schuld meer toe te rekenen en van zulk een ziel geen straf meer te vorderen. Maar juist om der verdienste van Christus wil haar een eeuwig geldend recht te verlenen op het Goddelijke leven der ware vreugde in Christus.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Vervolgde
Verbannen
Berichten: 506
Lid geworden op: 25 mar 2020, 11:38

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Vervolgde »

Wiens gemoed niet verbroken, wiens hart niet verslagen is, die heeft zich nog weinig aan de Wet Gods laten gelegen liggen, en leeft zonder Wet, hoe hij zichzelf ook moge inbeelden in Christus te leven.

Dr. H.F. Kohlbrugge
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

De laatste hymn van Charles Wesley, gedicht en gedicteerd aan zijn vrouw op de dag dat hij stierf (29 maart 1788).

In age and feebleness extreme,
Who shall a helpless worm redeem?
Jesus, my only hope Thou art,
Strength of my failing flesh and heart:
O could I catch one smile from Thee,
And drop into eternity!

Vertaling:
In leeftijd en zwakte extreem,
Wie zal een hulpeloze worm verlossen?
Jezus, mijn enige hoop zijt Gij,
Sterkte van mijn falend vlees en hart:
Kon ik slechts één glimlach van U ontvangen,
en in de eeuwigheid vallen!
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. Cotton Mather schreef:We will Enquire, First, What is the Believing, that will secure Salvation?

And that Enquiry shall be thus Answered. It is a Looking to, and Trusting in, the Lord Jesus Christ, for Salvation. Faith cannot be better described, than in that Call to Faith which our Lord has given us, Isa. 45.22. Look unto me, & be ye Saved. A man must see himself plunged into doleful circumstances of Sinfulness & Wretchedness, by his Fall from God, & see himself unable to help himself out of those doleful circumstances. A man must see God manifest in Flesh, and the Son of God become Incarnate, in our Lord Jesus Christ, and the Lord Jesus Christ become the only Mediator between God and man.

A man must see the Lord Jesus Christ making Satisfaction for the Sins of His Chosen by His Obedience to the Death, and now Ever living to make Intercession for us, and able to Save unto the uttermost all that come to God by Him. A Sight of these things, & a Flight unto the Lord Jesus Christ upon what we see, This is Faith. Faith is an Addressing to, & a Depending on the Lord Jesus Christ, as the only One, that shall Recover us to Everlasting Happiness. Faith is a Repairing to the Lord Jesus Christ for Salvation. It saith, Psal. 116.4. I beseech thee, O Lord, to deliver my Soul. And Faith is a Relying on the Lord Jesus Christ for Salvation. It saith, Psal 62.5, 6. My Soul, wait thou only upon God, for my Expectation is from Him, He only is my Salvation.


Vertaling door Deepl.com (enigzins gebrekkige vertaling):

Wij zullen eerst vragen, wat het geloven is, dat de zaligheid zal verzekeren.

En die vraag zal als volgt beantwoord worden. Het is een uitzien naar en vertrouwen op de Heere Jezus Christus, voor redding. Geloof kan niet beter beschreven worden, dan in de oproep tot geloof die onze Heere ons gegeven heeft, Jes. 45.22. "Zie op Mij, en wordt behouden". Een mens moet zichzelf ondergedompeld zien in droevige omstandigheden van zondigheid & ellende, door zijn val van God, en zichzelf niet in staat zien zichzelf uit die droevige omstandigheden te helpen. Een mens moet God geopenbaard zien in Vlees, en de Zoon van God vleesgeworden, in onze Heere Jezus Christus, en de Heere Jezus Christus de enige Middelaar zien worden tussen God en de mens.

Een mens moet zien dat de Heere Jezus Christus voldoening schenkt voor de zonden van Zijn uitverkorenen door Zijn gehoorzaamheid tot de dood, en nu eeuwig leeft om voor ons te bemiddelen, en in staat is om allen die door Hem tot God komen, tot het uiterste te redden. Een Zien van deze dingen, en een vluchten tot de Heere Jezus Christus op wat wij zien, dit is Geloof. Geloof is een zich richten tot, en een afhankelijk zijn van de Heere Jezus Christus, als de Enige, Die ons tot eeuwig geluk zal herstellen. Geloof is een Herstellen tot de Heere Jezus Christus voor Verlossing. Het zegt, Psal. 116.4. Ik smeek U, o Heere, verlos mijn Ziel. En geloof is een vertrouwen op de Heere Jezus Christus voor redding. Het zegt, Psalm 62.5, 6. Mijn Ziel, wacht u alleen op God, want mijn verwachting is van Hem, Hij alleen is mijn Verlossing.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
HersteldHervormd
Berichten: 5986
Lid geworden op: 29 jun 2019, 21:20

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door HersteldHervormd »

J.C. Philpot schreef:De laatste hymn van Charles Wesley, gedicht en gedicteerd aan zijn vrouw op de dag dat hij stierf (29 maart 1788).

In age and feebleness extreme,
Who shall a helpless worm redeem?
Jesus, my only hope Thou art,
Strength of my failing flesh and heart:
O could I catch one smile from Thee,
And drop into eternity!

Vertaling:
In leeftijd en zwakte extreem,
Wie zal een hulpeloze worm verlossen?
Jezus, mijn enige hoop zijt Gij,
Sterkte van mijn falend vlees en hart:
Kon ik slechts één glimlach van U ontvangen,
en in de eeuwigheid vallen!
Wat vind je van de gebroeders Wesley? Whitefield vind ik wel randje maar de Wesleys gaan wel echt te ver vind ik persoonlijk.
Dankbaarheid is de moeder van alle deugden.
mail: broederhh@gmail.com
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 11945
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door Herman »

Whitefield is een volbloed calvinist. Dat is bepaald niet het randje.
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gelezen (geloofsopbouwend)

Bericht door J.C. Philpot »

HersteldHervormd schreef:Wat vind je van de gebroeders Wesley? Whitefield vind ik wel randje maar de Wesleys gaan wel echt te ver vind ik persoonlijk.
Herman schreef:Whitefield is een volbloed calvinist. Dat is bepaald niet het randje.
Zoals Herman terecht aangeeft, is Whitefield een volbloed Calvinist (zie mijn onderschrift).

Voor de theologie van de Wesleys heb ik geen waardering, aangezien die arminiaans is. Het arminianisme doet oneer aan God, aangezien het aan de mens toeschrijft wat aan God toegeschreven moet worden. Voor het geestelijk leven van de Wesleys (ondanks hun arminaanse theologie), en hun boodschap van zonde en genade, heb ik grote waardering. Eigenlijk op dezelfde manier als ik voor de Friedensstimme baptisten veel waardering heb.

Daarnaast zijn de hymns van Charles Wesley zeer bijbels, bevindelijk en christocentrisch. Het zegt toch wel dat de Philpottianen in de Gadsby Hymns ook hymns van Charles Wesley op hebben genomen.

Ds. P. de Vries schrijft het volgende:
De gebroeders Wesley zijn wel als inconsistente calvinisten getypeerd. Leerstellig in de leer van de verkiezing arminiaans, maar bevindelijk als het gaat om de wedergeboorte calvinist. De kracht van gebroeders Wesley – en van de wesleyaanse methodisten in het algemeen – lag niet in dogmatische traktaten maar in hun preken met hun appellerende en onderscheidenlijke karakter en hun gezangen. Van John Wesley verschenen al bij zijn leven een aantal prekenbundels. Zijn broer Charles is vooral door zijn gezangen bekend geworden. Als de streng calvinistische Schotse theoloog John Duncan die las, verzuchtte hij meer dan eens: ‘Wat is er nu over van uw arminianisme meneer Wesley?’

En daar ben ik het volledig mee eens. Hieronder citeer ik het volledige artikel:
Ds. P. de Vries schreef:KUNNEN WIJ VAN JOHN WESLEY IETS LEREN?

Inleiding

John Wesley (1703-1791) was evenals zijn jongere broer Charles (1707-1788) één van de vertegen-woordigers van de herleving van de prediking van het Evangelie van Gods genade in de achttiende eeuw. Een gebeu­ren dat bekend staat als de ‘Great Awakening’ of de ‘Evangelical Revival’. Wanneer de naam Wesley zonder enige toevoeging wordt gebruikt, gaat het over John. Veelmeer dan Charles was John een organisator. Charles is vooral door zijn gezangen bekend geworden. Theologisch legden de beide broers dezelfde accenten.

Kunnen wij wat van Wesley leren? Wie hoort dat John Wesley een blad heeft uitgegeven met de titel The Arminian Magazine (Het arminiaanse tijdschrift) zal geneigd zijn die vraag ontken­nend te beant-woorden. En inderdaad: de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat zowel John als Charles zich niet met de calvinistische verkiezingsleer konden verenigen. Dat nam niet weg dat beiden de geschriften van de puriteinen vanwege hun praktisch, bevindelijk en onderscheidenlijk karakter zeer waardeerden. In de serie boeken die John Wesley liet heruitgeven voor methodistische lekenpredikers namen de puri-teinen een zeer grote plaats in.

Eén van de bekendste preken van John Wesley gaat over Hand. 26:28 en heeft aansluitend bij het boek van de puritein Matthew Meade de titel ‘De bijna-christen ontdekt’. Wesley hield deze preek op 25 juli 1741 in St Mary’s Church verbonden met de universiteit van Oxford. Voor een publiek dat bepaald niet welgezind was ten opzichte van deze boodschap, zette Wesley het verschil tussen de ware christen en de bijna-christen uiteen. Hij maakte duidelijk dat we alleen een ware christen zijn als God door Zijn Geest Zijn liefde in ons hart heeft uitgestort en wij zo een nieuw schepsel zijn geworden.

Onvervalste calvinisten als John Newton en J.C. Ryle hebben ondanks reserves bij aspecten van zijn theologie hun grote waardering voor Wesley uitgesproken. Newton zei over hem: ‘Ik weet niet aan wie ik meer verschuldigd ben als een instrument van Gods genade.’ Ryle betuigde: ‘Als deze man krachtig en moedig de zonde aan de kaak stelde en veroordeelde en helder en vol Christus verhoogde en duidelijk en openlijk iedereen uitnodigde om te geloven en zich te bekeren, durven wij dan te zeggen dat deze man het Evangelie helemaal niet heeft gepredikt.’

Korte levensschets tot aan grote ommekeer

John Wesley werd geboren in 1703 als de zoon van Samuel Wesley en Suanna Annesley. Hij was hun vijftiende kind. Zijn beide grootvaders waren predikant die in 1662 vanwege hun puriteinse opvat-tingen buiten de Kerk van Engeland ware komen te staan. Zijn ouders hadden zich welbewust bij de Kerk van Engeland gevoegd. Zij waren afkerig van calvinisme waarbij zij waren opgevoed. Ernst kon hij niet worden ontzegd. Samuel Wesley kan als predikant van de Kerk van Engeland tot de hoog-kerkelijke richting worden gerekend. In deze richting stond een schrijver als Thomas à Kempis hoog aangeschreven. Ernst voor de eeuwigheid werd John van huis uit meegeven. Toen hij 5 jaar oud was, werd hij gered uit de brandende pastorie. Dit maakte een diepe indruk op hem. Hij beschouwde zichzelf daardoor als door de voorzienigheid apart gezet.

John studeerde al vijf jaar in Oxford toen hij samen met onder ander zijn broer Charles en George Whitefield in 1725 de zogeheten ‘Holy Club’. De leden ervan studeerden dagelijks drie uur het Nieuwe Testament het Grieks en vastten twee dagen in de week. Ook bezochten zij gevangenen en hielpen armen. Wekelijks nam men deel aan het avondmaal. Diep was hij onder de indruk van Gods majesteit en de eisen van Zijn heilige wet. Vanwege het strikt volgen van al deze regels sprak men over ‘metho-disten.’

In 1735 ging John samen met zijn broer Charles en aantal andere leden van de ‘Holy Club’ naar Georgia om aan kolonisten en Indianen het Evangelie te verkondigen. De oversteek van de Atlantische oceaan was zo stormachtig dat John zich meer dan eens zeer nabij de dood wist. Hem trof de grote kalmte van een groep Moravische broeders die ook aan boord waren. Zij kenden een zekerheid van geloof die hij miste. In 1738 keerde John terug naar Engeland. Het verblijf in Georgia was niet bepaald succesvol geweest. In zijn dagboek tekende hij op: ‘Ik ging naar Georgia om Indianen te bekeren, maar ach wie zal mij bekeren?’

De ervaring van de zekerheid van het geloof

Teruggekeerd in zijn geboorteland zocht John Wesley contact Moravische christenen Op 24 mei 1739 bezocht hij een samenkomst door hen belegd in Aldergate Street, Het woord vooraf van Luthers uitleg op de brief aan de Romeinen werd daar voorgelezen. Ongeveer kwart voor negen, terwijl de voorlezer in Luthers woorden de verandering uiteenzette die God in het hart werkt door geloof in Jezus Christus, werd het hart van John naar zijn eigen getuigenis op wonderlijke wijze verwarmd. Hij mocht nu zeker weten dat al zijn zonden vergeven waren en dat Jezus Christus hem had verlost van de wet van de zonde en van de dood. Opmerkelijk is dat zijn broer Charles die zondag ervoor eerste pinksterdag 21 mei 1738 op eren soortgelijke wijze tot geloofszekerheid was gekomen toen hij voor zichzelf in de uitleg van Luther aan de Galaten las.

De gebroeders Wesley zagen deze ervaringen als het beginpunt van hun geestelijke leven. Hun moeder kon dat niet goed plaatsen. Zij was van mening dat haar zoons reeds daarvoor geestelijke leven hadden ontvangen. John is hierin later ook voorzichtiger geworden, maar was wel van mening dat in de periode voordat hij tot de zekerheid van vergeving van zonden kwam, hij meer op een knecht leek dan op een kind. De grote nadruk op de zekerheid van de vergeving van zonden werd kenmer-kend voor Wesley en zijn methodistische geestverwanten

Wesley werd een krachtig prediker van de boodschap van Gods genade en vergevende liefde. In navolging van George Whitefield ging hij ook in de open lucht preken toen de deuren van parochie-kerken voor hem dicht gingen. Hoewel zijn leven lang aan de Kerk van Engeland trouw bleef, zag hij dat deze kerk niet in staat was in de geestelijke nood van het volk te voorzien. Wesley die een echter organisator was, stimuleerde dat alom ‘societies’ werden gevormd. Een woord dat moeilijk goed te vertalen is. Het ging om samenkomsten van gelijkgezinden.

Aan deze societies waren lekenpredikers verbonden. De samenkomsten vonden op andere tijden plaats dan die in de parochiekerk en in de parochiekerk gebruikten de leden van societies het avondmaal. Eigenlijk ontstond er een soort kerkelijke structuur naast de Kerk van Engeland. Dat gaf aanleiding tot spanningen. Na Wesleys dood kwamen de societies buiten de Kerk van Engeland te staan en werd een zelfstandige methodistenkerk gevormd.

Boodschap en theologie

Wesley benadrukte dat echte godsdienst een zaak is van het hart. Fundamenteel waren voor Wesley de wedergeboorte en de rechtvaardiging door het geloof alleen als doorleefde realiteiten. Diep afkerig was hij van alles wat aanleiding kon geven tot antinomianisme. Dat wil zeggen dat men met een beroep op de genade bleef die men was. Dat verklaart ook zijn reserve ten opzichte van de calvinistische verkiezingsleer. Onder de boeken van de Bijbel nam de eerste brief van Johannes bij Wesley een grote plaats in. Wat hem tot deze brief aantrok was de gemeenschap met God in het licht. Bij Wesley groeide de overtuiging dat een christen zozeer van Gods liefde vervuld kan zijn dat hij komt tot geestelijke volmaaktheid.

Juist op dit punt riepen Wesleys gedachten tegenspraak op. Bedoelde hij dat de zonden geheel konden worden uitgedoofd bij een christen? Waar bleef dan het Bijbelse getuigenis dat een christen een zondaar blijft tot zijn dood toe en altijd aan gewezen blijft op de vergeving van zonden. Dat laatste wilde Wesley nu weer juist niet ontkennen. Het ging hem om een nabij leven met God. Echter, zijn verwoording liet ruimte voor allerlei misverstanden. Hier merken we ook dat in theologische nauw-keurigheid niet Wesley kracht lag.

De gebroeders Wesley zijn wel als inconsistente calvinisten getypeerd. Leerstellig in de leer van de verkiezing arminiaans, maar bevindelijk als het gaat om de wedergeboorte calvinist. De kracht van gebroeders Wesley – en van de wesleyaanse methodisten in het algemeen – lag niet in dogmatische traktaten maar in hun preken met hun appellerende en onderscheidenlijke karakter en hun gezangen. Van John Wesley verschenen al bij zijn leven een aantal prekenbundels. Zijn broer Charles is vooral door zijn gezangen bekend geworden. Als de streng calvinistische Schotse theoloog John Duncan die las, verzuchtte hij meer dan eens: ‘Wat is er nu over van uw arminianisme meneer Wesley?’

Wie het volgende couplet uit één van zijn gezangen leest zal die verzuchting begrijpen. Een gezang dat vol is van verwijzingen naar de Schrift.

No one can truly say,

That Jesus is the Lord,

Unless Thou takest the veil away,

And breathe the living Word;

Then, only then we feel,

Out interest in His blood,

And cry with joy unspeakable,

Thou are my Lord, my God!

(Niemand kan werkelijk zeggen,

Dat Jezus de Heere is,

Tenzij Gij, O Geest het deksel wegneemt

En het levende Woord uitademt;

Dan en alleen dan voelen wij,

Ons aandeel in Zijn bloed

En roepen met onuitsprekelijke vreugde

Gij zijt mijn Heere, mij God.)

Kenneth J. Collins en Jason E. Vickers (red.), The Sermons of John Wesley. A Collection for the Christian Journey (Nashville: Abingdon Press, 2013), paperback 656 pp., $34,89 (ISBN 978-1-4267-4231-6)

Als leider van de methodistische beweging heeft Wesley zijn preken gebundeld en uitgegeven. Zij bewaren bedoeld als geestelijk voedsel voor gewone kerkgangers en als voorbeeld van hoe er gepreekt moest worden voor voorgangers. In deze bundel vinden we zestig preken van Wesley. Elke preek is in deze bundel van een korte inleiding voorzien. Een korte typering van de inhoud wordt gegeven en de tijd van ontstaan vermeld. Wie deze preken leest, zal de kanttekening van Newton en Ryle begrijpen, maar vooral ook hun waardering. Doel van deze uitgave is dat het lezen ervan leidt tot opbouw in het geloof en geestelijk pelgrimschap.

Fred Sanders, Wesley on the Christian Life. The Heart Renewed in Love (Wheaton: Crossway Book, 2013), paperback 262 pp., $19,99 (ISBN 978-1-4335-1564-4)

Fred Sanders schreef een zeer toegankelijke introductie op het leven en de betekenis van John Wesley. Er is sprake van diepe verbondenheid maar niet van hagiografie. Als het gaat om de gedachten van Wesley over de christelijke volmaaktheid laat hij zien dat deze niet eenduidig waren. Zij gaven niet alleen aanleiding tot misverstanden maar zijn ook door zijn volgelingen verschillend geïnterpreteerd. Sanders maakt duidelijk hoe dicht bevindelijke calvinisten bij Wesley stonden. Zelf heeft hij nog iets meer openheid naar het calvinisme dan Wesley zelf, zo is mijn indruk. Wie Wesley beter wil leren kennen, moet niet laten deze studie ter hand te nemen.
Bron: https://drpdevries.com/2019/09/16/kunne ... ets-leren/
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Plaats reactie