huisman schreef:Valcke schreef:huisman schreef:Valcke schreef:Ik proef bij de verdedigers van het 'pleiten' op de doopbeloften dat dikwijls niet goed verstaan wordt welke (!) belofte of beloften nu eigenlijk in de doop verzegeld worden. Dat is niet de belofte dat God de dopeling, al is hij ongelovig en onbekeerd, nog wil zalig maken (want dit is niet de belofte die in de doop verzegeld wordt). Het zijn de beloften van het genadeverbond en van het Evangelie, ofwel de weldaden van Christus, die verzegeld worden, en dat zijn allereerst deze beloften:
(1) de vergeving van zonden en toerekening van Christus' gerechtigheid;
(2) een nieuw leven, als vrucht van de geloofsvereniging met de Heere Jezus Christus en wedergeboorte.
Wanneer mensen spreken over het pleiten op de beloften die in de doop verzegeld worden, dan vraag ik mij dus wel af wat zij nu eigenlijk bedoelen? Pleiten zij op de belofte van de vergeving van zonden en de vernieuwing des levens? Deze beloften mogen en moeten wij de Heere zeker voorhouden, maar dan wel als gelovigen, niet als ongelovigen! In het laatste geval hebben we feitelijk ook niets om op te pleiten, maar alleen hebben we reden om onszelf als verlorenen voor de Heere neer te werpen. Wel moeten er in zo'n geval werkzaamheden zijn met de aanbieding van deze genadebeloften in het Evangelie. Maar daarmee moeten allen werkzaam zijn die zich onder de prediking bevinden, en niet alleen de gedoopten.
Ik geloof dan ook dat iemand pas werkelijk op de beloften zoals verzegeld in de doop, kan pleiten wanneer hij tot geloof gekomen is, en niet eerder. Al het pleiten vóór die tijd, zijn feitelijk nog werkingen van ongeloof.
Dus als gelovige (die de vergeving der zonden deelachtig is want dat wordt geschonken bij het ware geloof) mag je smeken om de belofte die al vervuld is in je leven. Beetje vreemde volgorde.
Mogen onze kinderen nog wel bidden om een nieuw hart? Mogen ze dan ook hun doop en de grond voor hun doop namelijk Gods verbond en de verbondsbeloften die toen o.a. geklonken hebben uit het formulier met eerbied gebruiken?
Huisman, je moet mijn woorden geen andere wending geven. Bidden, smeken, worstelen, ook als onbegenadigde: ja zeker. Werkzaam zijn met het Evangelie en Gods verbond, ja dat ook; maar wel als een rechteloze. Niet als een mens die de beloften reeds (half) in bezit heeft door de doop.
Bedankt voor deze nuance. Toch heb ik met jouw laatste zin wel een probleem. De dopeling heeft inderdaad niet de vervulling van de belofte (half) in bezit maar hem zijn wel de beloften toegezegd (H.C. Antw74)
Met dit laatste (dat God in de doop de beloften toezegt) ben ik het van harte eens. God verzegelt Zijn beloften door middel van het teken van de heilige doop. Deze beloften moeten echter door geloof worden omhelsd. Wie Gods beloften door ongeloof verwerpt, heeft aan deze beloften geen deel. Hij verwerpt de toezegging Gods. Wat ook zijn uitwendige betrekking tot het verbond mag zijn, wezenlijk staat hij daar nog buiten.
Daarom gaf ik ook aan dat een onbegenadigde, maar rusteloze en overtuigde ziel werkzaam zal worden met het Evangelie en met hetgeen God in Christus verricht heeft. De grote vraag voor zo'n ziel is of en hoe hij aan deze weldaden en beloften
deel zal krijgen. Daarbij zal hij toch eerst zien dat hij daar
wezenlijk géén deel aan heeft. En wanneer in zijn worsteling en werkzaamheden sprake is van een pleiten (hoewel ik bij dat woord enige aarzeling heb), dan zal dat pleiten toch allereerst betrekking hebben op de kracht en genoegzaamheid van het bloed en de gerechtigheid van Christus, en het feit dat Christus en Zijn weldaden hem in het Evangelie aangeboden worden. Zijn eigen (uitwendige) verbondsbetrekking staat daarbij (meen ik) volstrekt op de achtergrond. Alleen als een doodschuldige en verdoemelijke wordt deze mens met God verzoend, niet als een mens die reeds rechten geschonken zijn in zijn doop. Dat is het wat ik wilde zeggen, en hoe ik de zaken voel.
Als Gods Geest onze ogen opent voor de verschrikkelijke staat waar wij van nature in verkeren mag zo’n hopeloze en rechteloze zondaar juist deze beloften vastgrijpen en zal dan bemerken dat de HEERE een Waarmaker is van Zijn Woord.
Ja, met dien verstande dat ik dat ik meen dat de zondaar vooral het oog heeft op de algenoegzaamheid van Christus en de nodiging van het Evangelie. Wanneer hij het Evangelie (na kortere of langere strijd) door een geschonken geloof aangrijpt en omhelst, dan grijpt hij Christus aan en de beloften in Christus. En déze beloften zijn in de doop verzegeld. Ik geloof niet dat zo'n overtuigde ziel met de doop begint, maar hij
eindigt daarin.