Eisen of pleiten? (uit: Waar ging de preek van afgelopen zondag over?)
Geplaatst: 04 mei 2020, 19:43
Zondag 3 mei 2020
Gisteren was het in beide diensten leesdienst.
In de morgendienst werd er een preek gelezen van wijlen ds. L. Huisman.
De Schriftlezing was uit Filippenzen 3.
De tekst was genomen uit Filippenzen 3: 10 en 11: Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende; of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden.
Het thema was: De begeerte van Paulus om op te wassen in de genade. Dit werd onderverdeeld in 3 aandachtspunten:
1. De kennis van Christus
2. De opstandingskracht van Christus
3. De begeerte om te komen tot de wederopstanding der doden
Er werden de volgende Psalmen gezongen:
Psalm 103: 8 en 9 (in verband met het overlijden van ds. B. van der Heiden)
Psalm 119: 69
Psalm 56: 5 en 6
Psalm 119: 7
Psalm 138: 4
Ik had moeite met een aspect in de preek, die hier is terug te lezen: https://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/19741. Ik wil dit kort aanstippen door dit citaat hier te delen:
Uw onmacht staat u niet in de weg, daar kunt u zich niet achter verschuilen! Wij hebben als kinderen al op moeders schoot geleerd: ‘Eist van Mij vrijmoedig, op Mijn trouwverbond.’ En als u zegt: ‘Wij hebben niets te eisen’, dan zeg ik u: ‘Wij hebben wél wat te eisen.’ God geeft ons te eisen! Dat is het buigen Gods, dat is de liefde Gods. Het Evangelie, uit Gods hart voortgesproten, is dat God zegt: ‘O, zondaar, eis van Mij vrijmoedig!’ Wij moeten van God uit kracht van het verbond eisen, waarvan wij het zegel dragen. Niet alleen smeken, niet alleen bidden, niet alleen pleiten, maar eisen – op grond van het verbond van God – dat Hij ons bekeert.
Heeft u dat wel eens gedaan? Het is het eerste versje dat u leerde. Ik denk dat dat het minste door u beoefend is. U wilt nog wel smeken, u wilt soms nog wel hopen, u wilt soms nog wel wachten, totdat er wat met u gebeurt, maar u wilt niet eisen. En daarom zeg ik het nogmaals met grote nadruk: u mag eisen op grond van het verbond, Gods trouwverbond, en zeggen: ‘Heere, U hebt mij het Evangelie toch niet voor niets laten verkondigen? Ach Heere, toen ik gedoopt werd, was dat toch maar niet een ijdel teken, wat voor mij enkel tot verzwaring van mijn verderf is? Heere, zo kunt U toch niet handelen met zondaren, Gij Die de grootste en eeuwige liefde Zelf zijt? U bent Degene Die mij vanaf mijn derde jaar in de kerk gebracht hebt tot nu toe; tot mijn tiende jaar of mijn twintigste jaar of mijn zestigste jaar toe. Heere, dat hebt U toch niet gedaan om mij voor eeuwig verloren te laten gaan? U hebt toch geen lust in de dood van de goddelozen? En daarom kom ik tot U, Heere, op grond van dát verbond, dat U mij als kind al toegezegd hebt, en ik eis van U, dat U Uw liefdehart ook aan mij openbaart, opdat ik U kenne! Heere Jezus, ik eis van U op grond van Uw volmaakte gerechtigheid, dat U Zich doet kennen, ook aan mijn hart. Opdat ik met Paulus zou zeggen: Opdat ik Hem kenne, opdat die liefde van dat Evangelie ook mijn hart tot die wederliefde zou doen ontvonken.’
Ik kan dit citaat niet rijmen met het feit dat een zondaar of zondares als een rechteloze, schuldige en doemwaardige tot God komt, niet omdat hij of zij nog wat eist, maar omdat hij of zij ervaart dat hij niets meer te eisen heeft. Mijns inziens is dit dan ook een totaal verkeerde visie op het genadeverbond en ik ben het hier dan ook totaal mee oneens. Overigens vond ik het evenwicht tussen de nadruk op de verantwoordelijkheid van de mens en de totale onmogelijkheid van de mens ook enigszins zoek.
In de middagdienst werd er een preek gelezen van ds. G.J. van Aalst, over Zondag 51 van de Heidelbergse Catechismus.
De Schriftlezing was uit Matthéüs 18: 21-35.
Het thema was: Als vijfde gebeden, met daarbij drie aandachtspunten:
1. Vergevende liefde vragen
2. Vergevende liefde krijgen
3. Vergevende liefde tonen
Er werden de volgende Psalmen gezongen:
Psalm 51: 1
Psalm 2: 7
Psalm 32: 1 en 3
Psalm 143: 2 en 11
Psalm 130: 2
Ik vond het een evenwichtige preek, met veel onderwijs, ook voor actuele dingen in het persoonlijke leven.
Gisteren was het in beide diensten leesdienst.
In de morgendienst werd er een preek gelezen van wijlen ds. L. Huisman.
De Schriftlezing was uit Filippenzen 3.
De tekst was genomen uit Filippenzen 3: 10 en 11: Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende; of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden.
Het thema was: De begeerte van Paulus om op te wassen in de genade. Dit werd onderverdeeld in 3 aandachtspunten:
1. De kennis van Christus
2. De opstandingskracht van Christus
3. De begeerte om te komen tot de wederopstanding der doden
Er werden de volgende Psalmen gezongen:
Psalm 103: 8 en 9 (in verband met het overlijden van ds. B. van der Heiden)
Psalm 119: 69
Psalm 56: 5 en 6
Psalm 119: 7
Psalm 138: 4
Ik had moeite met een aspect in de preek, die hier is terug te lezen: https://www.prekenweb.nl/nl/Preek/Open/19741. Ik wil dit kort aanstippen door dit citaat hier te delen:
Uw onmacht staat u niet in de weg, daar kunt u zich niet achter verschuilen! Wij hebben als kinderen al op moeders schoot geleerd: ‘Eist van Mij vrijmoedig, op Mijn trouwverbond.’ En als u zegt: ‘Wij hebben niets te eisen’, dan zeg ik u: ‘Wij hebben wél wat te eisen.’ God geeft ons te eisen! Dat is het buigen Gods, dat is de liefde Gods. Het Evangelie, uit Gods hart voortgesproten, is dat God zegt: ‘O, zondaar, eis van Mij vrijmoedig!’ Wij moeten van God uit kracht van het verbond eisen, waarvan wij het zegel dragen. Niet alleen smeken, niet alleen bidden, niet alleen pleiten, maar eisen – op grond van het verbond van God – dat Hij ons bekeert.
Heeft u dat wel eens gedaan? Het is het eerste versje dat u leerde. Ik denk dat dat het minste door u beoefend is. U wilt nog wel smeken, u wilt soms nog wel hopen, u wilt soms nog wel wachten, totdat er wat met u gebeurt, maar u wilt niet eisen. En daarom zeg ik het nogmaals met grote nadruk: u mag eisen op grond van het verbond, Gods trouwverbond, en zeggen: ‘Heere, U hebt mij het Evangelie toch niet voor niets laten verkondigen? Ach Heere, toen ik gedoopt werd, was dat toch maar niet een ijdel teken, wat voor mij enkel tot verzwaring van mijn verderf is? Heere, zo kunt U toch niet handelen met zondaren, Gij Die de grootste en eeuwige liefde Zelf zijt? U bent Degene Die mij vanaf mijn derde jaar in de kerk gebracht hebt tot nu toe; tot mijn tiende jaar of mijn twintigste jaar of mijn zestigste jaar toe. Heere, dat hebt U toch niet gedaan om mij voor eeuwig verloren te laten gaan? U hebt toch geen lust in de dood van de goddelozen? En daarom kom ik tot U, Heere, op grond van dát verbond, dat U mij als kind al toegezegd hebt, en ik eis van U, dat U Uw liefdehart ook aan mij openbaart, opdat ik U kenne! Heere Jezus, ik eis van U op grond van Uw volmaakte gerechtigheid, dat U Zich doet kennen, ook aan mijn hart. Opdat ik met Paulus zou zeggen: Opdat ik Hem kenne, opdat die liefde van dat Evangelie ook mijn hart tot die wederliefde zou doen ontvonken.’
Ik kan dit citaat niet rijmen met het feit dat een zondaar of zondares als een rechteloze, schuldige en doemwaardige tot God komt, niet omdat hij of zij nog wat eist, maar omdat hij of zij ervaart dat hij niets meer te eisen heeft. Mijns inziens is dit dan ook een totaal verkeerde visie op het genadeverbond en ik ben het hier dan ook totaal mee oneens. Overigens vond ik het evenwicht tussen de nadruk op de verantwoordelijkheid van de mens en de totale onmogelijkheid van de mens ook enigszins zoek.
In de middagdienst werd er een preek gelezen van ds. G.J. van Aalst, over Zondag 51 van de Heidelbergse Catechismus.
De Schriftlezing was uit Matthéüs 18: 21-35.
Het thema was: Als vijfde gebeden, met daarbij drie aandachtspunten:
1. Vergevende liefde vragen
2. Vergevende liefde krijgen
3. Vergevende liefde tonen
Er werden de volgende Psalmen gezongen:
Psalm 51: 1
Psalm 2: 7
Psalm 32: 1 en 3
Psalm 143: 2 en 11
Psalm 130: 2
Ik vond het een evenwichtige preek, met veel onderwijs, ook voor actuele dingen in het persoonlijke leven.