Pagina 456 van 731

Re: RE: Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 09:01
door J.C. Philpot
refo schreef: Bedoeld wordt in Op. 22 het boek Openbaring en niet de hele Bijbel.
Volgens de kanttekeningen geld dit wel voor de gehele Schrift, mede omdat deze waarschuwing ook elders voorkomen en dit ook de afsluiting van de bijbel is.

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 09:24
door Bertiel
Ik vond de column van ds Kievit meer te zeggen hebben

Re: RE: Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 09:36
door refo
J.C. Philpot schreef:
refo schreef: Bedoeld wordt in Op. 22 het boek Openbaring en niet de hele Bijbel.
Volgens de kanttekeningen geld dit wel voor de gehele Schrift, mede omdat deze waarschuwing ook elders voorkomen en dit ook de afsluiting van de bijbel is.
Jawel. Maar intussen weten ook de doctorandussen onder de predikanten wel beter. 'Dit boek' is Openbaring. Dat kan niet anders.

Re: RE: Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 09:38
door DDD
J.C. Philpot schreef: Verder wijs ik "de nieuwe hermeneutiek" af. Als we in onze bijbeluitleg tot volstrekt andere conclusies komen als de consensus van bijna 20 eeuwen Christelijke kerk, en beter weten wat Paulus bedoelde als Paulus dat zelf wist, dan doen we echt af van de Schrift.
Toch is dat wel wat in de Reformatie en trouwens ook rond de Afscheiding gebeurde. En nog steeds gebeurt. Het is leuk gevonden, maar de visie op Gods uitverkiezing van Israel een bijzaak te noemen maar de visie op moderne culturele ontwikkelingen niet, vind ik erg willekeurig.

Re: RE: Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 09:42
door Valcke
DDD schreef:... de visie op Gods uitverkiezing van Israel een bijzaak te noemen maar de visie op moderne culturele ontwikkelingen niet, vind ik erg willekeurig.
Wie noemt de visie op moderne culturele ontwikkelingen een bijzaak????

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 10:55
door DDD
Er zullen veel mensen zijn die dat vinden, maar in dit draadje heb ik dat nog niet gelezen.

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 10:56
door Jantje
DDD schreef:Er zullen veel mensen zijn die dat vinden, maar in dit draadje heb ik dat nog niet gelezen.
Ik vind het een hoofdzaak.

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 14:02
door J.C. Philpot
Dr. W.G. de Vries schreef:Vandaar dat de catechismus zegt dat tot God bekeerde mensen Gods geboden niet kunnen houden en niet meer dan een klein begin van gehoorzaamheid hebben. Dat zegt God en dat moeten we God nazeggen.

We zouden hier immers het gevaar kunnen lopen dat we hier op onze ervaringen terugvallen. Hoe vaak hoor je niet zeggen: een mens is nu eenmaal niet volmaakt. Is dat een pessimistische gedachte? Of moet je dat uit bescheidenheid zeggen? Nee, dat kun je alleen in het geloof zeggen.

We mogen immers geloven dat we in Christus volmaakt zijn. Dat leert ons het geloof in zijn volkomen werk. Maar dan dienen we ook in het geloof te erkennen dat we in onszelf onvolmaakt zijn. ‘Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf, zegt Gods Woord (1 Johannes 1:8).

Ook al zouden we op een gegeven ogenblik geen enkele zonde ontdekken, dan moeten we dit toch erkennen. Erkenning van zonde is geen ervaringsgegeven, maar Openbaringsinhoud. We zeggen dit op grond van Gods eigen Woord. Schulderkenning is een zaak van het geloof! En het geldt zelfs van de allerheiligste. We moeten in het besef leven dat we vergeleken met God slechts ‘stof en as’ zijn en dat ons hart onrein is vanaf de geboorte.

Wie dat niet erkent is in Gods ogen een hoogmoedig mens. En er leven wat hoogmoedige mensen op aarde! De liberalen voorop. Ze leven in de waan dat ze toch van goede wille zijn en de wereld kunnen verbeteren.

Nee, dit zeggen we niet als nurksen, die alleen maar negatief zijn en altijd weer iets verkeerds signaleren. We zeggen dit als gelovigen, die hun Vader in de hemel niet durven tegenspreken.

Hij zegt: geen mens is goed en het moreel deugt niet. Dat geldt ook van mensen die tot God bekeerd zijn. Ze zullen nooit zo groeien in het geloof dat ze boven dat ‘klein begin’ van gehoorzaamheid uitkomen.

Het is vandaag een omstreden zaak, of we niet steeds verder komen op de weg naar de perfectie. Een mens zou volgens sommigen zover kunnen komen dat hij niets verkeerds meer hoeft te doen, al doet hij het in feite nog wel. In potentie zou het niet meer zondigen bereikt kunnen worden. Een vorm van perfectionisme, dat als een te vroeg gegrepen triomf kan worden getypeerd. Alsof hier op aarde de volmaaktheid bereikt kan worden. Vergeet het maar. Luther zei al: tegelijk zondaar en rechtvaardig in Christus.

Paulus heeft meer voor God gewerkt en geleden dan de meesten van ons. Maar hij heeft zichzelf geen geestelijke ridderorde opgespeld. Integendeel, hij roept uit: Ik ben vlees, verkocht onder de zonde. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken kan ik niet (Romeinen 7:14-18).

Sommigen beweren dat Paulus hier niet als christen spreekt, maar terugdenkt aan de situatie voor hij tot geloof kwam. Je kunt toch niet van een christen zeggen dat hij het kwade dat hij niet wenst, toch doet? (Romeinen 7:19). Is dat niet een te sombere taxatie?

Maar, gemeente, een afkeer van de zonde hebben is juist te vinden bij mensen die zich tot God bekeerd hebben. Wie niet echt gelooft, heeft geen afkeer van de zonde. Hoogstens van de gevolgen van de zonde.

Maar juist bij de gelovigen komt dan de strijd tussen Geest en zondig vlees. Door Gods Geest gaan we het goede wensen, maar onze zondige aard botst daar vaak tegen op.

Hoe zou trouwens een onbekeerd iemand met Paulus kunnen zeggen: Naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet van God (7:22)? Hoe zou hij ooit met Paulus kunnen uitroepen: Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Om meteen te antwoorden: God zij dank door Jezus Christus, onze Heer (7:24)?

Hier worstelt, hier zucht en juicht een gelovige. Maar hier komt ook het probleem uit de verf, waarmee wij vaak te kampen hebben.

Hoe komt het toch dat we soms van tweeën gedreven lijken te zijn? De ene keer zijn we verrukt over God en zijn dienst. En de andere keer raakt het ons niet. Hoewel we heel goed weten dat iets verkeerd is, hoe vaak, hoe vaak doen we het toch? En tegelijk vinden we er geen rust bij.

Ik vraag u op de man af: bent u ooit gelukkig geweest, als u gedaan had wat verkeerd was in Gods ogen? Wat we dan uithalen aanvaarden we ook weer niet. Die tegenstrijdigheid, dat wat ik niet wens, het kwade, toch weer doe. En tegelijk dat ik God niet los kan laten en mij verblijd in zijn wet.

Worstelen we niet vaak met onszelf, gemeente, of we wel eerlijk zijn voor God? Het ligt in ons leven soms zo raar door elkaar. Met dezelfde mond zingen we psalmen en staan we te schelden. Met dezelfde hand zegenen we en slaan we.

Met hetzelfde hart koesteren van Gods heil, maar ook vaak het verkeerde. Wie komt ooit in het reine met zichzelf? We kunnen erin komen dat Paulus roept: ik ellendig mens. Hebben we niet vaak een hekel aan onszelf, als we op al die onvolmaaktheden, halfheden en tegenstrijdigheden in ons leven letten?

Ik hoop, broeders en zusters, dat u deze moeite kent. Dan begeert Gods Geest tegen uw zondige vlees. Want dat is het dan toch! En dat is ook een gezegende strijd. Kennen we deze strijd? Of hebben we daarmee helemaal geen moeite? Dat zou het ergste zijn. Dan dreigt ons geestelijk leven te verschralen en te verkommeren. Dan ‘snappen’ we eenvoudig niet, waarover Paulus het hier heeft.

Ik kan me indenken dat iemand die dit hoort het aanvankelijk er moeilijk mee heeft. Zij die tot God bekeerd zijn kunnen Gods geboden niet houden. Je komt hooguit tot een klein begin. Nooit tot volmaaktheid. Tegenover kunnen staat meteen een niet-kunnen. Tegenover willen een niet-willen. Het goede is maar miniem – een klein begin. Daartegenover staat de massieve werkelijkheid van ongehoorzaamheid. Blijft ons dan niets anders over dan de verzuchting: het lukt toch niet?

En past zo’n wanhoop stemming niet precies bij het moderne levensgevoel? Bij romans die niet goed aflopen, maar de lezer met het mes in de buik laten zitten? Zoals al weer vele jaren geleden de bestseller ‘Bonjour tristesse’ een welkom aan het trieste levensgevoel was*

Nu wordt hier zeker onze eigen machteloosheid verkondigd. Er gaat geen woord vanaf: ‘Want niemand op aarde is zo rechtvaardig dat hij goed doet zonder te zondigen’ (Prediker 7:20). Dat kunnen we ons allemaal aantrekken. Niemand… Maar er is één uitzondering op deze regel. En die is uitzonderlijk mooi. Christus was zo rechtvaardig op aarde dat Hij goed deed zonder te zondigen. En Hij laat ons onze onvolkomenheid prediken, opdat wij bij Hem, de Volkomene, de toevlucht gaan zoeken.

Het moet zover komen in een mensenleven dat hij geen aardse uitweg meer vindt. Om de enige weg te vinden die naar de redding leidt. Jezus Christus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Daarom kon Paulus uitroepen: Ik dank God door Jezus Christus, onze Here!

Nee, dat wordt niet goedkoop gezegd. Dat prevelt een mens niet in sleur. Dat komt eruit, wanneer we de diepte van onze zonden zien. En beseffen dat we helemaal aangewezen zijn op Jezus Christus. Ja, als mijn diep bederf mij smart toont Hij mij het goddelijk Vaderhart, zijn verlossend mededogen.

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 13 jun 2020, 14:08
door Zeeuw
Hoe zou trouwens een onbekeerd iemand met Paulus kunnen zeggen: Naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet van God (7:22)? Hoe zou hij ooit met Paulus kunnen uitroepen: Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Om meteen te antwoorden: God zij dank door Jezus Christus, onze Heer (7:24)?

Dank weer voor het plaatsen Philpot. Wat is het toch een hevige strijd die hier wordt weergegeven. Dat je als mens merkt hoezeer de zonde trekt en je in jezelf zo belabberd weinig weerstand biedt.

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 15 jun 2020, 15:29
door Arja
Christus wil geen kleine en zwakke beginselen uitblussen.

Christus zal de "rokende vlaswiek" niet uitblussen:


1. omdat dit vonkje van de hemel afkomstig is, is het van Hemzelf, ontstoken door Zijn eigen Geest.
2. het strekt tot grootmaking van Zijn krachtige genade in Zijn kinderen, dat Hij het licht in stand houdt te midden van de duisternis en een vonk te midden van de zwellende wateren van verderf.

Er ligt een bijzondere zegen in die kleine vonk. Wanneer men most in een bos druiven vindt, men zegt: "Verderf ze niet, want er is een zegen in" (Jes. 65: 8). Wij zien, hoe onze Zaligmaker Thomas in diens twijfel verdroeg (Johs. 20: 27); evenals die twee discipelen, die naar Emmaüs wandelden en die eraan twijfelden, of Hij gekomen was om Israel te verlossen, ja dan neen (Luk. 24: 21). Ook bluste Hij dat geringe licht in Petrus niet uit, dat rookte. Petrus verloochende zijn Meester, maar Hij verloochende Petrus niet (Matth. 26).

"Indien Gij wilt, Gij kunt" (Matth. 8: 2), zegt een arme stakker in het Evangelie. "Heere, indien Gij kunt"..., zegt een ander (Matth. 9: 22). Beiden waren rokende vlaswieken, en geen van beiden werden zij uitgeblust. Indien Christus op Zijn eigen waardigheid gestaan had, zou Hij hem verworpen hebben, die daar aankwam met zijn "indien"..., maar Christus beantwoordt zijn "indien" met een genadige en volkomen inwilliging: "Ik wil, word gereinigd". De vrouw, die aan de vloed des bloeds leed, raakte alleen maar, zij het met bevende hand, de zoom van Zijn kleed aan, en ging toch henen, zowel genezen als getroost.

In de zeven kerken (Opb. 2 en 3) zien wij, dat Hij iets dat goed in ze was, wil erkennen en aankweken. Omdat de discipelen van vermoeidheid sliepen, daar zij met droefheid overstelpt waren, bedenkt onze Zaligmaker Christus een vertroostende verontschuldiging voor hen: "de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak" (Matth. 26: 41). Indien Christus niet barmhartig zou zijn, zou Hij Zijn eigen bedoelingen missen. "Bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt" (Ps. 130: 4). Hij gebruikt matiging en bekommernis: "Opdat de geest van voor Zijn aangezicht niet zou overstelpt worden, en de zielen die Hij gemaakt heeft" (Jes. 57: 16). Christus' hart werd met •ontferming bewogen, zegt de tekst, toen Hij hen zonder eten zag, opdat ze niet zouden bezwijken (Matth. 15: 32); veel meer zal Hij acht geven om onze geestelijke instortingen te voorkomen.

Richard Sibbes

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 16 jun 2020, 08:36
door J.C. Philpot
Schatgraven - Gereformeerde Gemeente Terneuzen schreef:
Het is Gods geopenbaarde wil dat Zijn volk zou vertroost worden. De volheid van Christus, de grootheid en dierbaarheid van Zijn beloften, het genadeverbond en al Gods bestellingen beogen slechts de vertroosting van Zijn volk.

Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen (Jesaja 40:1).

De Geest vertroost hun harten door van Jezus te getuigen. Immers, Hij kan volkomen al mijn zonden uitdelgen! Wat kan een kind Gods meer troosten? Die troost missende, waarheen dan te gaan om troost? Maar de Heilige Geest vertroost ons door ons met deze waarheid bekend te maken dat Hij een volkomen schuldvergiffenis bezit.

Ziehier het geducht twistgeding dat de satan met ons heeft. Om ons aan die algehele schulduitdelging te doen twijfelen, ons voor het geloof in dit grote feit onvatbaar te maken. Als het ongeloof en de erfzonde in volle kracht zijn, de uitwendige beproevingen veel en zwaar, en ons oog van Christus zich afkeert, dan slaat het uur van de satan en valt hij ons geweten aan en wijst ons op onszelf en op al onze ongerechtigheden.

Maar dan ook komt de Heilige Geest de ziel vertroosten, door ons op de grootheid, de volmaaktheid en krachtdadigheid te wijzen van die ene offerande door welke Jezus voor eeuwig de zonden van Zijn volk uitgewist en hen, die geheiligd worden, volmaakt heeft. O, van hoeveel troost spreekt die waarheid dan tot ons vreesachtig en beangst gemoed. Als de Geest geloof in ons hart werkt, en ons doet zien op Jezus, al onze zonden op Hem leggende, en in die plechtige ure van verzoening ons zegt dat er voor eeuwig geen verdoemenis meer voor ons is! Ja, arm en nietswaardig als wij ons in onszelf gevoelen, staat deze waarheid daar voor ons geschreven.

O, laat ons haar omhelzen en ze niet te kostelijk voor zulk een onwaardige houden. Hebbende Jezus, wat kunnen wij meer hebben? Dan hebben wij alles, bezitten wij een gerechtigheid, in welke God op ons als volmaakt en aangenomen neerziet, van het begin tot het einde van ons leven. O, zalige vertroosting, om met ons bedroefd en bevend hart op die enkele waarheid te kunnen rusten. Om te weten dat God ons in Jezus Christus aanziet zonder smet.

Gezegende Trooster, breng deze waarheid aan onze ontroerde ziel, en geef dat zij er geheel in berust. En dat wij ons van onze volle aanneming in de gerechtigheid van Christus verzekerd zien en ons in die heerlijke waarheid verblijden. O, dan wenen wij gelijk wij nog nimmer deden over de voortdurende neiging van onze harten tot afdwaling van een God, Die ons zó heeft liefgehad.(…)

Ga dan met uw verslagen en bloedend hart tot Hem, want Hij alleen weet het te troosten, te helen en te verbinden. Hij is de altijd geopende Deur. Het leven, dat gij geroepen zijt te leven, is een leven van geloof, niet een leven van gevoel. Wandel alleenlijk door geloof, niet door aanschouwen.

Ziehier dus de grote verborgenheid van het geloofsleven: dagelijks Jezus aan te kleven, aanstonds alleen eenvoudig met elke druk tot Hem te gaan, die op Hem te werpen, elke last tot Hem te dragen: elke zwakheid, elke verdorvenheid, elk kruis. Stel u Christus tot voorbeeld ter navolging, als uw Fontein ter afwassing van uw onreinheid. Als uw volheid ter vervulling van uw behoeften. Tot Hem te gaan te allen tijde met alles. Dit dagelijks te doen, dat heet geloofsleven.


Auteur: Octavius Winslow (1808-1878).
Titel: Het werk van de Heilige Geest, pg. 202-213
Uitg.: Boekhandel De Roo

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 19 jun 2020, 10:16
door Mara
De HEERE regeert.

We bevinden ons thans in een zeer zorgelijke en benauwende tijd.
Op dit moment weet niemand onzer wanneer de bedreiging van deze ernstige pandemie voorbij zal zijn.
En, als dit zou mogen gebeuren, hoe gaan we dan weer verder?
Op de oude voet, en dan nog veel erger, of….zijn we in deze periode door het coronavirus middellijk tot inkeer gebracht?

Hoe nodig is het om in dezen waarlijk eerlijk gemaakt te worden.
Ons oud-bestuurslid en vroegere tweede voorzitter wijlen ds. E. du Marchie van Voorthuysen maakte weleens het onderscheid tussen het toegekeerd zijn en het bekeerd zijn.
Zo kan een mens door omstandigheden, die hem vernederen en in zekere zin ook vertederen, toegekeerd worden zonder ooit waarlijk van God, door God, tot God bekeerd te worden.
In zijn prediking wees hij er ook menigmaal op dat het einde het begin verklaarde. Met andere woorden: wat niet zaligmakend uit God begonnen is, zal ook nooit in Hem eindigen. Mocht het de Heere dan ook behagen om in en door deze pandemie ons bij de werkelijke oorzaak te bepalen, namelijk bij onze zonden.

Dáár ligt ten diepste de oorzaak van deze crisis. Nee, niet het coronavirus is de oorzaak van deze wereldwijde nood, Gods Woord leert ons dat het coronavirus, hoe vreselijk ook, ‘slechts’ een middel is dat de huidige crisis veroorzaakt.
Dat dan zonde tot zonde zou mogen worden en schuld tot schuld, opdat we in deze zo donkere tijd niet alleen mochten leren bukken en buigen onder de oordelen, maar ook de Heere daarin zouden mogen toevallen.
De mens van nature wil van dit alles niet weten, toch vinden we door heel het Woord heen deze waarheid, dat de Heere regeert en dat er buiten Zijn eeuwige raad en wil in heel de wereld en daarbuiten niets, maar dan ook niets geschiedt.
Zo richt zich ook de profeet Amos in zijn dagen met een ernstige waarschuwing tot de inwoners van het Tienstammenrijk: ‘Zal er een kwaad in de stad zijn, dat de HEERE niet doet?’

Kortom, dat we in en door al de gebeurtenissen in onze dagen de hand des Heeren recht kregen op te merken, en dat er alzo, tegen ons eigen vlees en bloed in, plaatsgemaakt zou mogen worden voor de Man van smarten, Die aan het kruis op Golgotha voor al Zijn volk en kinderen het oordeel gedragen en weggedragen heeft.
Immers, het is alleen in en door het geloof in Hem, dat er in de zondagen 9 en 10 van de Heidelbergse Catechismus zo rijk gesproken kan en mag worden van Gods regering in zowel voor- als tegenspoed. Welgelukzalig dan dat volk dat iets van deze Zondagen in beoefening mag ontvangen, juist ook in onze tijd. En dit tot eer van de HEERE, met Wie nooit één van Zijn kinderen bedrogen zal uitkomen.
Anderzijds, hoe arm is het als we juist ook in deze nood der tijd met al onze wetenschap en techniek, met al onze deskundigen en laboratoria, toch ten diepste zonder God en zonder hoop staan.

Niet dat we kennis en deskundigheid verachten, maar het ware, zaligmakende geloof doet opzien tot Hem Die – zo schrijft de apostel Paulus aan Gods volk in Efeze en in hen aan de Kerk van alle tijden en plaatsen – machtig is meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken. Dat dan, in een weg van waarachtig geloof en bekering, in wat is én zijn zal ons betrouwen op de HEERE gevestigd mocht worden.
Hij regeert en het loopt Hem nu niet en straks ook niet uit de hand!

ds. A.C. Rijken, Haaften, eerder gepubliceerd in Standvastig (orgaan van de GBS)

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 19 jun 2020, 10:54
door Arja
Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heilige wandel en Godzaligheid. 2 Petrus 3 : 11.

Mij dunkt, we hebben lang genoeg op andermans fouten gelet, wij zijn lang genoeg onvruchtbaar geweest, en hebben lang genoeg onszelf op het oog gehad. De wereld is ook vol van zulke werken. O, dat onze pogingen nu een andere richting op mochten gaan. O, dat God sommigen wilde opwekken, die mochten opstaan en uitroepen: "Wie is voor God? Wie van ulieden is met ons voor heiligheid?"

Wanneer leraars in hun dienst, en christenen in hun samenkomsten, hiervan werk wilden maken en zo met z'n allen mochten overeenstemmen, dat zij hun begeerlijkheden wilden opofferen, hun zelfliefde en hun bijbedoelingen in dit werk wilden vaarwel zeggen, o, welk een heerlijkheid zou daaruit aan Christus worden toegebracht en welk een zaligheid zou het reeds op aarde geven.

Waarom liggen sommigen te zuchten? Laten wij opstaan en de handen aan het werk slaan. Wij behoeven er niet aan te twijfelen, of er een vraagstuk van te maken of het nodig is. Het is onze traagheid waarom Christus met ons blijft twisten. Wij moeten de handen ineenslaan en zo wij het niet doen, zal Hij ons te gronde laten gaan en ons laten omkomen met de wereld.

Uit: Tekenen van het naderend gericht, John Owen.

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 19 jun 2020, 14:17
door Adagio
Pleun Kleijn schrijft in zijn boekje over de zaal met de zieken en gewonden:
“Nu, om 10 uur treed ik met de dokter in de theologie de zaal binnen. De dokter spreekt zijn eerste patiënt aan met deze woorden: "Wel Jan, hoe maakt u het? Wat ziet uw aangezicht droevig en wat zijn uw ogen nat van wenen?" "Ja dokter, ik ben aan de weet gekomen dat ik tegen God gezondigd heb en nu moet sterven en gevoel die dood zo zwaar op mijn geweten liggen en nacht en dag daarover moet denken, zodat het de slaap van mijn ogen weert. O, dokter, als dat levendig voor mij openvalt, dat ik tegen alle deugden Gods zo zwaar gezondigd heb, bestaande in Zijne majesteit, heiligheid en rechtvaardigheid, hoe groot moet Zijn verdraagzaamheid en Zijn goedertierenheid dan niet zijn om mij niet eeuwig in de hel te werpen.
Nu dokter, heb ik met mijn vorig zondig leven gebroken en nu hebben die deugden Gods, tegen welke ik zo zwaar en menigmaal heb gezondigd, zo'n grote waarde in mijn ziel gekregen. Daar moet ik nu dag en nacht het leedwezen en de smart van omdragen en als dan het oordeel en de veroordeling van mijn geweten in mijn aangezicht vliegen van mijn begane zonden en de dood op, in en achter mij, dan zou ik, als ik kon, God wel willen ontvluchten daar ik dan gevoel dat God de zonde niet ongestraft kan laten en ik zo God niet kan ontmoeten en leven.
Nu dokter, heb ik een ongedwongen lust gekregen om naar al Gods geboden te leven en ik zou wel midden op de wereld staan willen en als ik dan een stem kon verheffen tegen alle mensen die op de aardbodem zijn, zou ik hun toeroepen: "Zeg maar nooit geen kwaad van God, want Die en al Zijn deugden en werken zijn alleen maar rechtvaardig en goed". Nu gevoel ik zo'n pijn als ik maar iets kwaad of lelijk van God hoor zeggen.”

Nu, Willem, toen kwamen we bij een andere patiënt. Daar de naam is opgehangen boven het ledikant, zien we dat ze Maria heet. De dokter doet de vraag aan Maria hoe zij het maakt in haar ziek wezen.
"Ja dokter, ik wilde toch dat ge mij maar los liet, daar ik zo gesloten ben. Maar toch wil ik er wel wat van zeggen. Ik had een moeder die God vreesde en had al vroeg indrukken van dood en eeuwigheid. Het licht scheen dagelijks op mijn consciëntie waarin de zonde gestraft zou worden. Dit heeft mij bewaard voor een openbaar en goddeloos leven. Ik zocht naar mijn mening en bevatting die mensen tot omgang, waarvan ik hoorde die de Heere vreesden en zocht ook die predikanten op, welke ik naar mijn mening het beste verstaan en begrijpen kon. Ik meende 't zeer wel en ik kreeg al een grote bevatting van de staat der ellende en ook van de staat der verlossing. Hier heb ik vele jaren in doorgebracht en ben in die tijd in een huwelijk getreden. Ik ben met een jongen gehuwd die nog netter en gereformeerder was dan ik. We hadden in dezen een gewenst huwelijk. Gelijke monniken, gelijke kappen.
Tot op de tijd dat ik onder de hand der Voorzienigheid gekomen ben onder een beproefd en geoefend en onderwezen kind van God. Deze hoorde ik een taal spreken die mij vreemd was en dit heeft mij tot onderzoek gebracht en deed mij achterdocht krijgen over mijn leven. Daarin heb ik mij verklaard gekregen dat ik met mijn leven en mijn bevattingen nog buiten de ware vruchten van de ware bekering en de vergeving der zonde was.
Zo gevoelde ik mij buiten God en zag mij buiten Zijn gemeenschap staan. Dit werkte zo'n heimwee in mijn ziel, dat ik me zelf wel had kunnen weg wenen vanwege mijn Godsgemis.”
In een paar zalen verder, die van onverbeterlijkheid:
Twee uur later kreeg de arme Gerard 't zo bang, dat hij de gehele zaal in opschudding bracht vanwege 't gebrul zijns harten. Toen hebben we weer naar een oppasser gevraagd in de zaal van onverbeterlijkheid en is vreesachtig en bekrompen Piet meegekomen. Zodra hij de zaal binnen kwam en Gerard ontmoette, ging hij hem naar zijn ziekte vragen. De arme Gerard ging onder wening en bewogenheid zijn hart verklaren, hoe de liefde van de zonden en de verdorvenheden zo sterk in hem waren en dat die zoveel slaafse vrees en helse vrees in hem werkten onder een veroordeelde consciëntie en onder een gezicht van een toegerekend oordeel, waar hij als 't ware mee over de hel hing.
Nu ging vreesachtige en bekrompen Piet zijn verband leggen door te zeggen: "Je geeft veel te veel toe aan de zonden die in u wonen. Kruisig dan uw leden, die op aarde zijn en u moet u bedwingen om dat lichaam der zonde onder te krijgen. "Wees heilig, want Ik ben heilig." Zo komt 't dat u zo in de veroordeling van uw consciëntie zit en gedurig over de hel hangt. U moet de zonden meer haten en mishagen en dezelve niet voeden, anders blijft u zeker veroordeeld in uw consciëntie. De zonden kunnen niets als slaafse vrees en veroordeling in de consciëntie werken. De liefde tot de zonden is de kracht van de zonden en de begeerlijkheid voleindigd zijnde baart de dood. Dat is 't ongenoegen Gods over uw ziel te halen."
Die zwachtel was zo sterk om de arme Gerard zijn struikelende knieën en zijn slappe handen gelegen, dat hij er als 't ware blauw van werd. Nu was als 't ware de minste ademhaling ook nog afgesloten, terwijl de grootste ziekte van Gerard was dat er geen kracht bij hem was tegen deze grote menigte. Piet gaf hem nog een poeder voor de nacht met te zeggen: "Die Mijn wet verlaten hebben smart op smart te vrezen en zullen in 't dorre wonen". En zo heeft de vreesachtige en bekrompen Piet als oppasser de armen Gerard verlaten.

Nu dachten ze in de ziekenzaal niet anders of de arme Gerard ging sterven. Hij was zo blauw en vol angst. Toen hebben ze een uur daarna weer een andere oppasser gevraagd uit de zaal van onverbeterlijkheid en is de weke en zachtzinnige Piet dadelijk meegekomen. Hij liep eerst de apotheek binnen en nam een halve fles frambozenwijn mee voor verfrissing. Als hij Gerard ontmoette, vroeg hij hem naar zijn ziekte.
Gerard begon 't hem smekende en wenende mee te delen, terwijl de bindselen van bekrompen Piet nog zo stijf om hem waren. Hij vertelde als tevoren hoe de zonden en verdorvenheden en de liefde tot dezelve zo'n slaafse vrees in hem werkten en hem zo'n veroordeelde consciëntie gaven. En nu bleef er niets voor hem over dan de gedurige bekommering om straks in de hel te vallen, als zijn levensdraad zou worden afgesneden. En was bevreesd dat hij 't vandaag of morgen zeker tegen de zonden zou moeten verliezen.
Piet nam ook zijn zwachtels en ging aldus spreken: "Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijn die treuren, want ze zullen vertroost worden". En nu ging Piet tegen de arme Gerard prediken. Wanneer de Heilige Geest levenslicht kwam te schenken in ons verduisterd verstand, hoe dat dit de overtuiging van de zonden uitbracht en hoe de overtuiging de staat van onze afval van God openbaarde, waarin de zondaar de staat van afval als een staat van schuld en verdorvenheid kwam te leren kennen en hieruit de zonden kwam te eigenen en te bewenen. De Heilige Geest komt hier open te leggen tegen Wie hij zo gezondigd heeft en dit komt de ziel met droefheid, pijn, smart en schaamte te vervullen. Hier komt de ziel in de grondslag innerlijk en vrijwillig met de zonden te breken en een onberouwlijke keuze te doen om God te dienen en te vrezen, omdat hij zoveel heil in de deugden van God komt te zien. Maar hoe nu onder de uitleving van de keus, de vorst der duisternis en 't ongeloof dat ons van natuur geheel gebonden houdt en verbroken is in zijn dodelijke heerschappij uit de Godsvervreemding, die ziel onder toelatende voorzienigheid Gods gaat plagen en achtervolgen om hem van zijn keuze af te brengen, indien 't mogelijk ware.
Hier is de arme Gerard geheel van kleur veranderd. De kleur kwam op zijn gezicht en hij gevoelde de banden van de vorige oppasser geheel kwijt te zijn, en bij vertrek van de weke en gevoelige Piet welk gesprek meer dan een uur geduurd had, hebben ze samen gezongen uit Psalm 113:

Wie is aan onzen God gelijk,
Die armen opricht uit het slijk,
Nooddruftigen van elk verstoten,
Goedgunstig opheft uit het stof,
En hen verrijkt met eer en lof,
Naast Prinsen plaatst en wereldgroten.

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Geplaatst: 19 jun 2020, 15:53
door pierre27
Adagio schreef:Pleun Kleijn schrijft in zijn boekje over de zaal met de zieken en gewonden:
“Nu, om 10 uur treed ik met de dokter in de theologie de zaal binnen. De dokter spreekt zijn eerste patiënt aan met deze woorden: "Wel Jan, hoe maakt u het? Wat ziet uw aangezicht droevig en wat zijn uw ogen nat van wenen?" "Ja dokter, ik ben aan de weet gekomen dat ik tegen God gezondigd heb en nu moet sterven en gevoel die dood zo zwaar op mijn geweten liggen en nacht en dag daarover moet denken, zodat het de slaap van mijn ogen weert. O, dokter, als dat levendig voor mij openvalt, dat ik tegen alle deugden Gods zo zwaar gezondigd heb, bestaande in Zijne majesteit, heiligheid en rechtvaardigheid, hoe groot moet Zijn verdraagzaamheid en Zijn goedertierenheid dan niet zijn om mij niet eeuwig in de hel te werpen.
Nu dokter, heb ik met mijn vorig zondig leven gebroken en nu hebben die deugden Gods, tegen welke ik zo zwaar en menigmaal heb gezondigd, zo'n grote waarde in mijn ziel gekregen. Daar moet ik nu dag en nacht het leedwezen en de smart van omdragen en als dan het oordeel en de veroordeling van mijn geweten in mijn aangezicht vliegen van mijn begane zonden en de dood op, in en achter mij, dan zou ik, als ik kon, God wel willen ontvluchten daar ik dan gevoel dat God de zonde niet ongestraft kan laten en ik zo God niet kan ontmoeten en leven.
Nu dokter, heb ik een ongedwongen lust gekregen om naar al Gods geboden te leven en ik zou wel midden op de wereld staan willen en als ik dan een stem kon verheffen tegen alle mensen die op de aardbodem zijn, zou ik hun toeroepen: "Zeg maar nooit geen kwaad van God, want Die en al Zijn deugden en werken zijn alleen maar rechtvaardig en goed". Nu gevoel ik zo'n pijn als ik maar iets kwaad of lelijk van God hoor zeggen.”

Nu, Willem, toen kwamen we bij een andere patiënt. Daar de naam is opgehangen boven het ledikant, zien we dat ze Maria heet. De dokter doet de vraag aan Maria hoe zij het maakt in haar ziek wezen.
"Ja dokter, ik wilde toch dat ge mij maar los liet, daar ik zo gesloten ben. Maar toch wil ik er wel wat van zeggen. Ik had een moeder die God vreesde en had al vroeg indrukken van dood en eeuwigheid. Het licht scheen dagelijks op mijn consciëntie waarin de zonde gestraft zou worden. Dit heeft mij bewaard voor een openbaar en goddeloos leven. Ik zocht naar mijn mening en bevatting die mensen tot omgang, waarvan ik hoorde die de Heere vreesden en zocht ook die predikanten op, welke ik naar mijn mening het beste verstaan en begrijpen kon. Ik meende 't zeer wel en ik kreeg al een grote bevatting van de staat der ellende en ook van de staat der verlossing. Hier heb ik vele jaren in doorgebracht en ben in die tijd in een huwelijk getreden. Ik ben met een jongen gehuwd die nog netter en gereformeerder was dan ik. We hadden in dezen een gewenst huwelijk. Gelijke monniken, gelijke kappen.
Tot op de tijd dat ik onder de hand der Voorzienigheid gekomen ben onder een beproefd en geoefend en onderwezen kind van God. Deze hoorde ik een taal spreken die mij vreemd was en dit heeft mij tot onderzoek gebracht en deed mij achterdocht krijgen over mijn leven. Daarin heb ik mij verklaard gekregen dat ik met mijn leven en mijn bevattingen nog buiten de ware vruchten van de ware bekering en de vergeving der zonde was.
Zo gevoelde ik mij buiten God en zag mij buiten Zijn gemeenschap staan. Dit werkte zo'n heimwee in mijn ziel, dat ik me zelf wel had kunnen weg wenen vanwege mijn Godsgemis.”
In een paar zalen verder, die van onverbeterlijkheid:
Twee uur later kreeg de arme Gerard 't zo bang, dat hij de gehele zaal in opschudding bracht vanwege 't gebrul zijns harten. Toen hebben we weer naar een oppasser gevraagd in de zaal van onverbeterlijkheid en is vreesachtig en bekrompen Piet meegekomen. Zodra hij de zaal binnen kwam en Gerard ontmoette, ging hij hem naar zijn ziekte vragen. De arme Gerard ging onder wening en bewogenheid zijn hart verklaren, hoe de liefde van de zonden en de verdorvenheden zo sterk in hem waren en dat die zoveel slaafse vrees en helse vrees in hem werkten onder een veroordeelde consciëntie en onder een gezicht van een toegerekend oordeel, waar hij als 't ware mee over de hel hing.
Nu ging vreesachtige en bekrompen Piet zijn verband leggen door te zeggen: "Je geeft veel te veel toe aan de zonden die in u wonen. Kruisig dan uw leden, die op aarde zijn en u moet u bedwingen om dat lichaam der zonde onder te krijgen. "Wees heilig, want Ik ben heilig." Zo komt 't dat u zo in de veroordeling van uw consciëntie zit en gedurig over de hel hangt. U moet de zonden meer haten en mishagen en dezelve niet voeden, anders blijft u zeker veroordeeld in uw consciëntie. De zonden kunnen niets als slaafse vrees en veroordeling in de consciëntie werken. De liefde tot de zonden is de kracht van de zonden en de begeerlijkheid voleindigd zijnde baart de dood. Dat is 't ongenoegen Gods over uw ziel te halen."
Die zwachtel was zo sterk om de arme Gerard zijn struikelende knieën en zijn slappe handen gelegen, dat hij er als 't ware blauw van werd. Nu was als 't ware de minste ademhaling ook nog afgesloten, terwijl de grootste ziekte van Gerard was dat er geen kracht bij hem was tegen deze grote menigte. Piet gaf hem nog een poeder voor de nacht met te zeggen: "Die Mijn wet verlaten hebben smart op smart te vrezen en zullen in 't dorre wonen". En zo heeft de vreesachtige en bekrompen Piet als oppasser de armen Gerard verlaten.

Nu dachten ze in de ziekenzaal niet anders of de arme Gerard ging sterven. Hij was zo blauw en vol angst. Toen hebben ze een uur daarna weer een andere oppasser gevraagd uit de zaal van onverbeterlijkheid en is de weke en zachtzinnige Piet dadelijk meegekomen. Hij liep eerst de apotheek binnen en nam een halve fles frambozenwijn mee voor verfrissing. Als hij Gerard ontmoette, vroeg hij hem naar zijn ziekte.
Gerard begon 't hem smekende en wenende mee te delen, terwijl de bindselen van bekrompen Piet nog zo stijf om hem waren. Hij vertelde als tevoren hoe de zonden en verdorvenheden en de liefde tot dezelve zo'n slaafse vrees in hem werkten en hem zo'n veroordeelde consciëntie gaven. En nu bleef er niets voor hem over dan de gedurige bekommering om straks in de hel te vallen, als zijn levensdraad zou worden afgesneden. En was bevreesd dat hij 't vandaag of morgen zeker tegen de zonden zou moeten verliezen.
Piet nam ook zijn zwachtels en ging aldus spreken: "Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijn die treuren, want ze zullen vertroost worden". En nu ging Piet tegen de arme Gerard prediken. Wanneer de Heilige Geest levenslicht kwam te schenken in ons verduisterd verstand, hoe dat dit de overtuiging van de zonden uitbracht en hoe de overtuiging de staat van onze afval van God openbaarde, waarin de zondaar de staat van afval als een staat van schuld en verdorvenheid kwam te leren kennen en hieruit de zonden kwam te eigenen en te bewenen. De Heilige Geest komt hier open te leggen tegen Wie hij zo gezondigd heeft en dit komt de ziel met droefheid, pijn, smart en schaamte te vervullen. Hier komt de ziel in de grondslag innerlijk en vrijwillig met de zonden te breken en een onberouwlijke keuze te doen om God te dienen en te vrezen, omdat hij zoveel heil in de deugden van God komt te zien. Maar hoe nu onder de uitleving van de keus, de vorst der duisternis en 't ongeloof dat ons van natuur geheel gebonden houdt en verbroken is in zijn dodelijke heerschappij uit de Godsvervreemding, die ziel onder toelatende voorzienigheid Gods gaat plagen en achtervolgen om hem van zijn keuze af te brengen, indien 't mogelijk ware.
Hier is de arme Gerard geheel van kleur veranderd. De kleur kwam op zijn gezicht en hij gevoelde de banden van de vorige oppasser geheel kwijt te zijn, en bij vertrek van de weke en gevoelige Piet welk gesprek meer dan een uur geduurd had, hebben ze samen gezongen uit Psalm 113:

Wie is aan onzen God gelijk,
Die armen opricht uit het slijk,
Nooddruftigen van elk verstoten,
Goedgunstig opheft uit het stof,
En hen verrijkt met eer en lof,
Naast Prinsen plaatst en wereldgroten.
Mooi te lezen, wat is de titel van dat boekje?