memento schreef:
Liefde vormt inderdaad een onderdeel van het ware geloof. Dat ontkent niemand. Maar zonder het aannemen van Christus op grond van de beloften, is er nog geen waar geloof. Dat is mijn punt, in deze discussie waarin sommigen willen spreken van geredde zondaren die nog buiten de toe-eigening van Christus leven. Zonder geloof in Hem is er geen behoud.
Ik ben het niet helemaal met je eens. Ook een uitgaande geloofsdaad is geloof. Het aannemen van iets maakt geloof niet tot geloof! Het zal er altijd in resulteren, dat ben ik met je eens, maar het vertrouwen (gewerkt door de liefde) maakt geloof tot geloof. Kijk nog maar eens naar de laatste zin uit m`n vorige citaat uit de Institutie:
namelijk die liefde, die dat vertrouwen van aanroeping voortbrengt, waarover ik boven sprak.
'Vertrouwen' vind ik kernpunt van het geloof. Dat vertrouwen komt dus volgens Calvijn voort uit de liefde (die heb je al ontvangen). Dan ís het al geloof. Vertrouwen leidt tot aanroeping, aanroeping weer tot (bewust) ontvangen. Je hebt God niet lief omdat je iets ontvangt, maar om Wie Hij is (m.n. om Zijn barmhartigheid).
Kijk maar even naar de citaten van Calvijn uit de Institutie:
Verder lees ik in Institutie boek 3, II,15 iets over de aard van het geloof:
Want evenals het geloof niet tevreden is met een twijfelachtige en veranderlijke mening, zo ook niet met een duistere en verwarde gedachte; maar het eist een volle en vaste zekerheid,
zoals er pleegt te zijn aangaande duidelijk gebleken en bewezen zaken. (...) En niet zonder reden bevestigt de Heilige Geest met zo bijzondere lofspraken het gezag van Gods Woord; maar Hij wil de ziekte, die ik noemde, genezen, opdat God in zijn beloften het volle geloof bij ons zou verkrijgen.[/u] (…)
Geheel anders is het besef van volledigheid, welke aan het geloof in de Schrift altijd wordt toegekend, namelijk het besef, dat Gods goedheid, wanneer die ons duidelijk voor ogen gesteld wordt, buiten alle twijfel stelt. En dit kan geschieden, zonder dat wij haar liefelijkheid naar waarheid gevoelen en in onszelf ervaren (*De Niet vertaalt hier het tegenovergestelde). Daarom leidt de apostel uit het geloof het vertrouwen af en daaruit wederom de vrijmoedigheid (Ef. 3 : 12).
Want hij zegt het zo, dat wij door Christus hebben de vrijmoedigheid, en de toegang met vertrouwen, die is door het geloof in Hem. En met die woorden toont hij ongetwijfeld aan, dat er geen oprecht geloof is, tenzij wanneer wij met een rustig gemoed ons durven stellen voor Gods aangezicht. En die vrijmoedigheid komt slechts voort uit een vast vertrouwen op Gods goedgunstigheid en zaligheid. En dat is zozeer waar, dat meermalen het woord geloof voor vertrouwen gebruikt wordt.
Het geloof uit zich dus zowel in vertrouwen als in aanroepen en ook in een daadwerkelijk aannemen.
Zie II, 17, een voorbeeld van een zwak geloof:
Maar, zo zal men zeggen, de gelovigen hebben een geheel andere ervaring, die in het overdenken van Gods genade jegens hen niet alleen door ongerustheid gekweld worden, wat hun dikwijls overkomt, maar somtijds ook door de hevigste verschrikkingen geschokt worden. Zo groot is de hevigheid der verzoekingen om hun harten in beroering te brengen.
(…)
Aan de andere kant echter ontkennen wij, dat, op welke vaste wijze ze ook gekweld worden, ze afvallen en afwijken van dat vertrouwen, dat ze aangaande Gods barmhartigheid hebben opgevat. Geen enkel helderder of meer vermeldenswaardig voorbeeld van geloof stelt de Schrift ons voor ogen, dan in David, vooral wanneer men let op de voortdurende gang van zijn leven.
(…)
En wie, met zijn eigen zwakheden strijdend, in zijn angsten zich richt tot het geloof, is reeds grotendeels overwinnaar. Wat men uit de navolgende uitspraak en dergelijke kan opmaken: ,,Wacht op de Heere, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op de Heere" (Ps. 27 : 14). Hij beschuldigt zichzelf van vreesachtigheid, en doordat hij tweemaal hetzelfde zegt, erkent hij, dat hij herhaaldelijk aan vele beroeringen onderworpen is. Intussen mishaagt hij niet alleen zichzelf in deze gebreken, maar streeft ook met inspanning naar verbetering.
(…)
Wanneer deze zaken dus in het 'beginnend' leven aan de orde komen, zou ik het geen 'ongeloof' durven noemen, of: 'voorbereidingen voor de wedergeboorte'.
Daar komt bij dat ik in de posts van: "je moet het aannemen" het toepassende werk van de Geest mis. Het lijkt er soms op, dat je gewoon maar je Bijbel moet lezen en alles moet aanpakken wat er staat. En dan is het voor jou. Want anders is het ongeloof en dan heb je het leven niet. Als de Heilige Geest het schenkt, is het voor jou en dan zúl je het ook aannemen.
Boek 3,I,4:
4. Maar daar het geloof Zijn [van de Heilige Geest] voornaamste werk is, wordt daarop voor een groot deel betrokken, wat men op vele plaatsen leest om zijn kracht en werking uit te drukken: want slechts door het geloof leidt Hij ons tot het licht des evangelies, zoals Johannes de Doper leert, dat degenen, die in Christus geloven, het voorrecht geschonken is, dat ze kinderen Gods zijn, die niet uit vlees en bloed, maar uit God geboren zijn (Joh. 1 : 12). En doordat hij daar God stelt tegenover vlees en bloed, verzekert hij, dat het een bovennatuurlijke
gave is, dat zij, die anders in hun ongelovigheid zouden blijven, door het geloof Christus aannemen. (vertaling De Niet vertaalt hier, ‘ontvangen’, dat zou mijn keuze ook zijn).
(...)
want zonder resultaat zouden de leraars roepen, indien niet Christus, de inwendige leermeester, zelf door zijn Geest tot zich trok hen, die Hem door de Vader gegeven zijn. Dus gelijk wij gezegd hebben, dat in de Persoon van Christus de volkomen zaligheid gevonden wordt, zo doopt Hij ons, opdat wij zijns deelachtig zouden worden, in de Heilige Geest en met vuur (Luc. 3 : 16), ons verlichtend tot het geloof zijns evangelies, en zo ons wederbarend, dat wij nieuwe schepselen zijn, en terwijl we gereinigd zijn van onze onheilige vuilheid, wijdt Hij ons Gode tot heilige tempelen.