Meditaties

Gebruikersavatar
freek
Berichten: 5711
Lid geworden op: 24 nov 2005, 13:55

Re: Meditaties

Bericht door freek »

Mara schreef:
freek schreef:Is dit de manier om een persoonlijke website te promoten?
Ik ben daar niet zo voor.
Volgens mij is dit niet zijn website, maar een tevreden lezer.
Waarom weer dat zure commentaar van sommigen?
Er zijn mensen die een predikant een kaartje willen sturen, vanwege verjaardag of jubileum.
De nieuwsbrief is gratis, wie hem wil ontvangen kan zich aanmelden, wie dit niet wil, doet het niet.
Ik zeg toch niet 'zijn website'?
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditaties

Bericht door -DIA- »

De nauwelijks behouden rechtvaardigen
Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?
1 Petrus 4 vers 18

De personen die geoordeeld worden, zijn de doden en de levenden. Want de profeet zegt: „Ik zag de doden beide klein en groot, staande voor God.” Niet alleen degenen die gestorven en weer opgewekt waren, maar ook zij die de aarde levend zal vinden. God zal hen in een ogenblik veranderen en van sterfelijk onsterfelijk maken. Hij zal groten en kleinen, ouden en jongen, niet alleen die in de wereld veracht en gering geweest zijn maar ook de groten en machtigen van deze wereld, voor Zijn troon dagen. Alle mensen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat eenieder wegdrage hetgeen door het lichaam geschied is, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. De profeet zag verder dat de boeken geopend werden en dat de doden geoordeeld werden. Aardse rechters hebben hun wetten en oordelen daarnaar. Hier worden aan de Rechter van de gehele wereld boeken toegeschreven.

Dat zijn de Wet en het Evangelie. De wet kan niet anders dan de zondaar verdoemen, omdat door de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd wordt. „Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?” Johannes beschrijft het laatste oordeel over de antichrist. Hij zegt: Ik zag een grote, witte troon en Hij, Die daar op zat. Hij zag de zoon van God komen met grote kracht en heerlijkheid. De Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel aan de Zoon gegeven. De Zoon had in de eeuwige raad des vredes op Zich genomen het grote werk der verlossing uit te voeren. Daarom had de Vader hem ook in de Goddelijke huishouding het gericht over alle mensen gegeven. De troon waarop hij zat was wit. Hij komt, prachtig zittende op de wolken des hemels. De rechters hebben de gewoonte om op verheven stoelen of tronen te zitten. Zo was de troon van Salomo een witte stoel van elpenbeen. De witte kleur is een teken van genade die de Rechter aan de uitverkorene zal laten wedervaren. De vuurvlammen die als bliksemstralen uit de wolken vliegen, zijn echter een zinnebeeld van Zijn strenge gerechtigheid over de goddelozen. Bij de ondergang van de wereld, die in de toekomst van de Rechter zal geschieden, zal God de wereld niet ten enenmale vernietigen, maar Hij zal wel alle elementen door elkaar werpen. „Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”

Mozes zegt: Delg mij nu uit Uw boek wat U geschreven hebt. Hij wilde liever met Paulus verbannen zijn, dan dat God het ganse volk zou uitdelgen. In dit boek des levens zijn de namen der goddelozen niet opgetekend. Die maken zich door hun boze werken rijp tot verdoemenis. God zal de werken van de mensen oordelen. De Heere zal over al de boze gedachten, woorden en werken die de mensen gedacht, gesproken en bedreven hebben, oordelen. God zal alsdan de verborgen dingen van het hart openbaar maken. Ik zeg u –zegt Christus– dat van elk ijdel woord wat de mensen zullen gesproken hebben, zij rekenschap moeten afleggen. Al de boze werken en daden, het goede wat zij nagelaten hebben en het kwade wat zij bedreven hebben, zal God oordelen. En niet alleen zal God de boze werken oordelen, maar Hij zal ook de goede werken als vruchten van het geloof bij Zijn uitverkorenen prijzen. „Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven…” Het vonnis van de grote Rechter zal zijn dat de dood en de hel zullen geworpen worden in de poel des vuurs. Onder de dood wordt verstaan allen die geestelijk dood zijn in de zonden

„Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?” Het vonnis van de grote Rechter zal zijn dat de dood en de hel geworpen worden in de poel van vuur. Onder de hel wordt verstaan de plaats waar de zielen van de goddelozen bewaard worden tot de dag van het oordeel. Deze worden verwezen tot de eeuwige verdoemenis, dat is de tweede dood. Zoals Hij de vromen zal stellen aan Zijn rechterhand en tot hen zal zeggen „komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld”, zo zal Hij de godlozen stellen aan Zijn linkerhand. Hij zal tot hen zeggen: „Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is.” Als het dan zo is dat deze Rechter de gedachten, woorden en werken van de mensen zo nauwkeurig onderzoeken zal, dan kan niemand zeggen dat hij rein is van zonden, zelfs de vromen niet. Die hebben in dit leven immers nog veel fouten en gebreken die hun aankleven, zodat ook hun beste werken gebrekkig en met zonde besmet zijn. Zij moeten worstelen om in te gaan door de enge poort en zij moeten hun zaligheid uitwerken met vrezen en beven.

Petrus stelt in onze tekstwoorden de grote moeite voor die er aangewend moet worden om zalig te worden. Verder zegt hij hoe lichtvaardig zij verloren gaan die zich om hun zaligheid zo weinig bekommeren. O, reine en heilige God, Wiens ogen te rein zijn dat ze het kwade zouden kunnen aanschouwen. Ach, zie onze zonden niet aan en de veelvuldige gebreken die ons in dit onvolmaakte nog aankleven. Wij vinden verder in onze tekstwoorden een vergelijking van twee onderscheiden partijen, namelijk de rechtvaardigen enerzijds en anderzijds de goddelozen en de zondaren. Wat van beide gezegd wordt, is het volgende: Indien de eerste nauwelijks zalig wordt, waar zal dan de andere verschijnen? Hij spreekt van rechtvaardigen. Daaronder verstaat hij niet de volmaakt rechtvaardigen, die niet in de strijdende, maar in de zegepralende kerk te vinden zijn. Het zijn niet zij die ten enenmale zonder zonde zijn. Want wie zal een reine geven uit een onreine? Niet een. Zelfs de rechtvaardige zal zevenmaal vallen. Wie zegt dat hij geen zonde heeft, bedriegt zichzelf en de waarheid is in hem niet. Ook degenen die zichzelf voor rechtvaardig houden en anderen verachten, zoals de farizeeën deden. „Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?” Zij zijn niet rechtvaardig, die zichzelf voor rechtvaardig houden en anderen verachten. Dat wordt van de Farizeeën gezegd. Ook zij zijn het niet, die zich uitwendig vroom vertonen, die een schijn van godzaligheid hebben, doch die de kracht daarvan verloochenen.

Petrus verstaat echter daaronder wel de gelovigen, de huisgenoten Gods, wedergeboren kinderen van de Heere. Het zijn de toekomende erfgenamen van de hemel, die door het geloof in de Zoon van God de rechtvaardiging voor God in de Borg verkregen hebben. Zij bewijzen hun gerechtigheid door het geloof, dat door de liefde werkzaam is en die in de liefde Gods en tot de naaste wandelen, hoewel nog onder veel onvolkomenheden en aanklevende zwakheden. Rechtvaardig zijn de heiligen en uitverkorenen Gods die het erop toeleggen een goede consciëntie te hebben, beide voor God en de mensen. Zij, die niet naar het vlees, maar naar de Geest wandelen, die oprechte gedachten in hun hart, oprechte woorden in hun mond, oprechte werken in hun handen en oprechte wegen onder hun voeten hebben. Zij, die zich met alle getrouwheid des harten bemoeien en op de wegen der gerechtigheid treden. Van dezulken zegt hij: „Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt…”

„Nauwelijks zalig wordt…” Het betekent niet dat de zaligheid en het behoud van de gelovige een onzekere en wankelbare zaak is en zonder vastheid. Immers: „…het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die de Zijnen zijn…” En: „Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.” Rechtvaardigen zijn in de handpalmen van God gegraveerd. Zij zijn een zegel op het hart van God. De grote Herder kent Zijn schapen, zij volgen Hem en Hij geeft hun het eeuwige leven. Zij weten in Wie zij geloofd hebben en zijn verzekerd dat Hij machtig is hun pand, dat bij Hem weggelegd is, te bewaren tot de dag van het oordeel.

Deze spreekwijze „nauwelijks zalig worden” betekent „nauwelijks” ten opzichte van de grote en zware moeite waardoor de zaligheid verkregen wordt, want zij moeten hun zaligheid uitwerken met vrezen en beven. Zij moeten strijden als met de dood om in te gaan door de enge poort. Zij moeten gedurig in de strijd zijn tegen hun geestelijke vijanden. Zij moeten steeds op hun hoede zijn, waken en bidden, opdat zij niet in aanvechting vallen. Want de Geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. „Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?” De uitverkorenen moeten zichzelf verloochenen, hun kruis op zich nemen en hun Heiland navolgen. Ze gaan door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods in. Ze hebben ook hun aanklevende gebreken en zwakheden. Zelfs de meest rechtvaardige heeft redenen om met David te bidden: „Ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand die leeft zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.” „Zo Gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat; Heere, wie zal bestaan?” De rechtvaardige wordt wel behouden, maar slechts na veel zwarigheden, kruis en tegenspoeden. De Heere leidt Zijn heiligen wonderlijk, door de menigte van hun vijanden en door het vuur van vele verdrukkingen heen. Zien wij op de verdrukkingen van de vromen, dan zou Petrus zeggen dat de rechtvaardige nauwelijks voor de verdrukking wordt bewaard. Hij wordt er maar moeilijk uit gered, want de Heere beproeft de rechtvaardige. De Heere bezoekt hem elke morgenstond en beproeft hem elk ogenblik. God tuchtigt de rechtvaardigen wanneer zij zondigen en afdwalen, opdat zij beter op Zijn woord zouden letten en heiliger in Zijn wegen zouden wandelen. „Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”

Zie, geliefden, het is geen gemakkelijke, maar wel een zware zaak om zalig te worden. Daarom zegt de apostel dat de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt. De Heere Jezus bediende Zich van de spreekwijze: „Gaat in door de enge poort…” en: „Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden.” Het Koninkrijk der hemelen wordt geweld aangedaan en de geweldenaars nemen het met geweld. Paulus zegt: „Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven.” Zwaar is het werk der zaligheid in zijn begin. Moeilijk is het vanuit de staat van de natuur over te gaan in de staat der genade. Moeilijk is het te gaan uit de duisternis tot het licht, om uit de afgrond van de diepe verdorvenheid getrokken en op de weg des levens gesteld te worden. Het is moeilijk wanneer de natuurlijke mens niet begrijpt de dingen die des Geestes Gods zijn, omdat ze hem dwaasheid zijn en hij ze niet verstaan kan. Omdat hij niet alleen onmachtig, maar zelfs dood in zonden is, vindt hij bij zichzelf niet de allerminste hulp.

„Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?” Zwaar is het werk van de zaligheid in zijn voortgang om de schijnbekering van de ware bekering te onderscheiden. Evenzo om het historisch geloof van het zaligmakend geloof, de schijn der godzaligheid en de eigenlijke kracht van het uitwendig christendom; de mondbelijdenis van het ware christendom en hartelijke godsvrucht wel te onderscheiden. Opdat men zich niet zou bedriegen. Er zijn werken die, omdat zij niet uit een gelovig, geheiligd en oprecht hart komen, geen werken der rechtvaardigheid zijn, al is het dat zij zich vanbuiten als zodanig vertonen. Iemand kan wegens zijn zonden enige droefheid tonen gelijk Judas toen hij zei: Ik heb onrecht gedaan. Hij kan bitterlijk wenen en zijn berouw met tranen betuigen, gelijk Ezau. Iemand kan voor de hel en het laatste oordeel schrikken, terwijl het hem evenwel geen ernst is om van zijn zonden afstand te doen. Hij kan voor de oordelen van God beven als Belsazar. Hij kan met Bileam wensen te sterven de dood des oprechten zonder een ernstig besluit te nemen om te leven gelijk de oprechte. Iemand kan naar Christus verlangen en een lofzang zingen gelijk de Joden die het Hosanna zongen.

Coenraad Mel, predikant te Hersfeld 1745
Citaat uit : De nauwelijks behouden rechtvaardigen
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditaties

Bericht door -DIA- »

Er lijkt een fout te aangaande de jaartallen. Conrad Mel zou in een andere tijd hebben geleefd, en wel zo dat hij dit nooit had kunnen schrijven. Let dus op. Ik werd er op attent gemaakt door een attente lezer. Dank daarvoor!
Conrad, Koenraad, of Coenrad, het blijkt allemaal te kunnen. Er is blijkbaar geen eenduidigheid
in de spelling van zijn naam. Maar goed, die fout! Dit komt meer voor. Als iemand een fout maakt, en het wordt weer
door gekopieerd dan komen er nogal wat fouten in de wereld.
Ik merk dat zelf ook vaak in kranten en tijdschriften. Deze jaartallen kende ik niet, dus ik heb dit te goedertrouw overgenomen.
Het ging en gaat ook niet om de jaartallen, maar om de inhoud, en die is niet aan jaartallen gebonden.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
windorgel
Berichten: 1385
Lid geworden op: 18 jan 2013, 23:40

Re: Meditaties

Bericht door windorgel »

DIA dank voor het delen van deze meditatie!
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditaties

Bericht door -DIA- »

MOGELIJK TOCH GEEN FOUT:
Het boekje kan dan wel niet in 1745 door Coenraad Mel zijn geschreven, waarschijnlijk is wel dat het is eerst is uitgegeven in 1745
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Hendrikus
Berichten: 16715
Lid geworden op: 10 apr 2004, 09:37

Re: Meditaties

Bericht door Hendrikus »

-DIA- schreef:MOGELIJK TOCH GEEN FOUT:
Het boekje kan dan wel niet in 1745 door Coenraad Mel zijn geschreven, waarschijnlijk is wel dat het is eerst is uitgegeven in 1745
Conrad Mel leefde van 1666 tot 1733, zie https://portal.dnb.de/opac.htm?method=s ... Position=4
~~Soli Deo Gloria~~
Reiziger
Berichten: 1155
Lid geworden op: 15 mar 2013, 17:08

Re: Meditaties

Bericht door Reiziger »

freek schreef:
Mara schreef:
freek schreef:Is dit de manier om een persoonlijke website te promoten?
Ik ben daar niet zo voor.
Volgens mij is dit niet zijn website, maar een tevreden lezer.
Waarom weer dat zure commentaar van sommigen?
Er zijn mensen die een predikant een kaartje willen sturen, vanwege verjaardag of jubileum.
De nieuwsbrief is gratis, wie hem wil ontvangen kan zich aanmelden, wie dit niet wil, doet het niet.
Ik zeg toch niet 'zijn website'?
Het gaat hier over hoe u en anderen op zijn meditaties reageren, namelijk overwegend negatief of sommigen zelfs enigszins cynisch.
Volgens mij snapt u dat zelf ook wel en bent u het ten diepste met Mara eens, maar omdat u verder niks in haar post kan vinden waar u behoorlijk tegen in kunt gaan, gaat u maar op de kleine dingen vitten, zoals u ook al op kerknieuwsg deed.

Bah.
Gebruikersavatar
Zita
Moderator
Berichten: 10411
Lid geworden op: 11 aug 2007, 13:12

Re: Meditaties

Bericht door Zita »

ontopic aub.
Gebruikersavatar
freek
Berichten: 5711
Lid geworden op: 24 nov 2005, 13:55

Re: Meditaties

Bericht door freek »

Forummer schreef:
freek schreef:
Mara schreef:
freek schreef:Is dit de manier om een persoonlijke website te promoten?
Ik ben daar niet zo voor.
Volgens mij is dit niet zijn website, maar een tevreden lezer.
Waarom weer dat zure commentaar van sommigen?
Er zijn mensen die een predikant een kaartje willen sturen, vanwege verjaardag of jubileum.
De nieuwsbrief is gratis, wie hem wil ontvangen kan zich aanmelden, wie dit niet wil, doet het niet.
Ik zeg toch niet 'zijn website'?
Het gaat hier over hoe u en anderen op zijn meditaties reageren, namelijk overwegend negatief of sommigen zelfs enigszins cynisch.
Volgens mij snapt u dat zelf ook wel en bent u het ten diepste met Mara eens, maar omdat u verder niks in haar post kan vinden waar u behoorlijk tegen in kunt gaan, gaat u maar op de kleine dingen vitten, zoals u ook al op kerknieuwsg deed.

Bah.
Rustig aan, knul.
kerknieuwsg
Berichten: 32
Lid geworden op: 02 apr 2016, 19:21

Re: Meditaties

Bericht door kerknieuwsg »

Meditatie van ds. L. Groenenberg uit Oud-Beijerland

Genadetijd

Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop
Openbaring 3 vers 20 a

De Koning van de Kerk spreekt tot de gemeente in Laodicéa. Een welvarende stad, waar in de christelijke gemeente een grote vervlakking gekomen was. Misschien niet uiterlijk maar wel innerlijk. Ook daar harten vol van wereldse zaken en niet brandend voor de dienst des Heeren. Ook bij de kinderen Gods de liefde verkild. Blijkbaar zeer aardsgericht. De meeste kerkgangers hadden geen lust om de Heere te vrezen en waren verblind voor de werkelijkheid van het eigen bestaan. Daarbij achtte men de gepredikte Zaligmaker ten diepste als niet, zoals Jesaja dat in zijn profetieën schrijft.
De warmte van liefde tot de Heere en Zijn dienst ontbreekt. Ze zijn lauw en zo naar goddelijke maatstaven niet te genieten. Uiterlijk wel een net leven maar innerlijk de wereld gelijkvormig. Niet in afhankelijkheid zoeken de dingen die boven zijn. Ze kunnen zichzelf wel helpen, en hebben dus de hulp van de Heere niet nodig. Ten diepste nergens gebrek aan. En geen leven in genade en een putten uit de Bron van levend water.

Ze hebben helemaal geen oog voor die toestand. Of een ingezonken geestelijk leven of men heeft aan een stuk uiterlijke godsdienst genoeg. Zo heeft de prediking van vrije genade weinig of geen uitwerking!
En dan zeer ernstige woorden: Ik sta op het punt u uit te spuwen, want u bent het oordeel dubbel waardig! Toch komt dat oordeel nog niet want ook voor deze gemeente is er nog genadetijd. De Heere doet niet met haar naar dat zij verdiend heeft.
Hij geeft nog genadetijd en spreekt daarin. Ontfermingen Gods, die in de tekst worden verwoord. Enkel opzoekende liefde! Christus gebruikt dan het beeld van een huis met een deur. Hij staat voor de deur. Hij staat aan de buitenkant van hun levenshuis en klopt en roept om binnengelaten te worden.
Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop! Dat Hij buiten moet staan, is schuld. Voor Hem geen plaats! Zo leeft elk mens van nature. Christus Jezus buiten het hart en leven laten. Hem in ongeloof verachten en Zijn bloed onrein achten. De dwaasheid van een verloren mens.

In dit kloppen van de Opgestane Levensvorst mogen we opmerken dat de Heere nog geen lust heeft in de dood van de goddeloze, maar daarin dat hij of zij zich bekeert en leeft. Christus wil nog zondaren zalig maken. Zo komt Hij tot u en jou. Om een plaats te ontvangen. Wat worden we hier ook aangesproken op onze verantwoordelijkheid. Wat dunkt u/jou van de Christus? Mocht er reeds gehoor gegeven worden aan de klop op de deur van uw levenshuis? Om zo door Hem bekleed te worden met klederen van heil, die geschikt zijn om eeuwig in de Bruiloftszaal te zijn! Witte kleding in plaats van zwarte, door en van de zonden.
Ach, zegt iemand, ik kan de deur van mijn hart niet openen! Inderdaad. Zo diep is onze verlorenheid. Zo onmachtig is de mens. Vooral zo onwillig. En dat is schuld. In de tekstwoorden echter ligt nog een belofte dat Hij Zelf nog opening wil geven. Want wat bij de mens onmogelijk is, is nu mogelijk bij Hem. Door genade wordt geleerd dat de Heilige Geest nog harde harten verbreekt en toegang bewerkt voor de kloppende Christus. Val daarom de kloppende Zaligmaker maar nederig te voet.

(Bron: www.kerkelijknieuwsdekker.weebly.com)
kerknieuwsg
Berichten: 32
Lid geworden op: 02 apr 2016, 19:21

Re: Meditaties

Bericht door kerknieuwsg »

Meditatie ds. J. M. J. Kieviet

Levendmakend meel

„Man Gods, de dood is in de pot!
2 Koningen 4 vers 40
Matthew Henry schrijft in zijn Bijbelverklaring: „De profetenzonen te Gilgal waren meer bedreven in godgeleerdheid dan in kennis van de natuur.” De man die er door Elisa op uit gestuurd is om moeskruiden te lezen, denkt een goede oogst te hebben verzameld. Helaas, de kolokwinten die hij met armen vol binnendraagt, zijn niet eetbaar.
De jonge profeten hebben helaas niet de beschikking over Wikipedia. Indien wel, dan hadden ze kunnen lezen: „Ze zijn bitter van smaak en ze zijn giftig. De verschijnselen na het eten van deze vruchten zijn: buikloop, verzwakte polsslag, stuipen, bewegingloosheid en afkoeling van het lichaam met een mogelijk snelle dood.” Het is duidelijk: niet eten, deze vruchten van het veld!
Maar helaas, de mannen in Gilgal doen het wel. „Zij kenden ze niet...”, aldus deze geschiedenis. Met alle gevolgen van dien. Na enkele happen klinkt het: „Man Gods, de dood is in de pot!” Maar dan is het al te laat.

Al te lichtvaardig hebben ze iets genuttigd waarvan even later blijkt dat het een dodelijk gevaar in zich bergt. Waar las ik dat meer? Is het niet aan het begin van de mensengeschiedenis?
Nee, niet helemaal aan het begin. De eerste tijd was het allemaal zeer goed. De mens bleef binnen de door de Heere gegeven bescherming van het leven. Maar op enig moment wordt het anders. Daartoe verleid, strekt de vrouw haar hand uit naar een begeerlijke vrucht. Ze neemt ervan en geeft ook haar man met haar. Vanaf dan is alles anders. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen. Van beide geldt: tot alle mensen doorgegaan. Sindsdien is de dood in de pot. Het vergif, het dodelijke kolokwintenvergif, heeft werkelijk alles aangetast. Het heeft niets en niemand ongeschonden gelaten. Allemaal raakten we buiten God en zonder God en tegen God. De dood is in de pot. Dood door de misdaden en de zonden.

De reactie van de profetenzonen strekt ons tot voorbeeld. Niet alleen dat ze het ontdekken. En dat ze het belijden. Maar vooral dat ze zich wenden tot de man Gods. Tot de profeet Elisa. Ze proberen niet de werkelijkheid te verbloemen. Of te negeren en te ontkennen. Ze erkennen die. En ze gaan roepen. Ze klampen de profeet aan: „Man Gods, de dood is in de pot!”
Eén is er maar bij wie hulp in deze benarde toestand is. Bij hem wiens naam betekent: mijn God is Redder. Deze middelaar verschaft raad. Is Elisa hier niet een type van de grote Middelaar? Van wie het geldt: wie tot Mij komt, zal ik niet afwijzen!
Hoe luidt de raadgeving van de profeet? „Brengt dan meel!” Ze brengen hem het meel. Hij werpt het in de pot. Daarna is er niets kwaads meer in de pot. Waar dood was, is nu leven. Elisa, de man Gods, doet zijn naam eer aan: mijn God is Redder.

Mag ik nog even aandacht voor dat meel? Wat is meel anders dan tarwegraan dat een diepingrijpende bewerking heeft ondergaan? Beeld van de weg, de levens- en stervensweg, van de Middelaar van Gods Kerk. Hij is als het goddelijke tarwegraan gezaaid, ontkiemd, gegroeid en gerijpt. Maar daarna ook gemaaid, gedorst en tot meel gemalen. Vermalen in de molen van Zijn Vader. Kapot gestoten tussen de molenstenen van Gods gerechtigheid. „Hoe word ik geperst!”, roept Hij op enig moment uit. Maar zo gemaakt tot levendmakend meel. „Brengt dan meel!” Dit meel wil Zich laten brengen in de pot van mijn dode en dodige bestaan. Zo wordt Hij ten leven. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke Gave!


(Bron van deze meditatie is: www.kerkelijknieuwsdekker.weebly.com, Nieuwsbrievenarchief 2016)
kerknieuwsg
Berichten: 32
Lid geworden op: 02 apr 2016, 19:21

Re: Meditaties

Bericht door kerknieuwsg »

Het aangevochten geloofsleven van Asaf

‘Ik zal de daden des HEEREN gedenken, ja, ik zal gedenken Uw wonderen van oudsher.’
Psalm 77:12
Zo horen we Asaf spreken in deze psalm. Hij zal de daden des HEEREN gedenken! Daar zag het in het begin van de psalm niet naar uit. Asaf was het zicht op de HEERE helemaal kwijt. Een dag van benauwdheid was in zijn leven aangebroken. God had Zich in zijn ervaring teruggetrokken. Asaf voelde zich onzegbaar eenzaam en van de HEERE verstoten. Hij bad wel, maar hij gevoelde geen aansluiting met de HEERE. De woorden kwamen terug, God beantwoordde zijn gebed niet. Een zwijgend God Die toesluit. Wat is dat, geliefden, een diepe zielsnood. God zweeg maar zijn doodsvijanden zwegen niet! Integendeel. Gods kind komt in het geloofsleven erachter dat de duivel, de wereld en vooral het eigen vlees springlevend zijn. Zolang de gemeenschap met de HEERE beoefend mag worden, hebt u geen last van die vijanden. Dan kunt u zingen en de HEERE prijzen. Maar als Hij Zich een ogenblik bedekt, komt u erachter dat de vijanden uit alle schuilhoeken komen om u aan te vechten. Zij zullen proberen het werk Gods verdacht te maken. Wat een kracht ontketenen de vijanden. ’t Zijn in waarheid doodsvijanden. Ze hebben het op je ondergang en dood gemunt.
Asaf gevoelde de kracht van de oprukkende machten en hij zocht in zijn nood naar de HEERE. Maar hij vond in zijn strijd geen steun, geen helper. Zijn vrienden kwamen om hem te troosten maar al de goedbedoelde woorden gaven hem geen troost. Dag en nacht riep hij tot de HEERE. Zijn hand was des nachts uitgestrekt. Asaf ondervond geen troost door de aanwezigheid van zijn vrienden maar ook de gedachten aan de HEERE gaven hem geen verruiming. Integendeel! De gedachten aan God deden hem kreunen. Kreunen als een verwond mens. En verwond was hij door al de aanvallen van zijn vijanden.
Wat deed Asaf toen hij de afwezigheid van God ervoer en de aanwezigheid van zijn vijanden moest doorleven? Hij ging in gedachten terug naar het verleden. Hij dacht aan zijn snarenspel hoe hij God voorheen mocht danken voor Zijn weldaden. Maar ook zocht hij naar de oorzaak van de godverlatenheid waarin hij rondworstelde. ‘O, HEERE, is er een oorzaak waarom ik zo ellendig en verloren door het leven ga? O HEERE, wijs het aan! Ik kan niet leven zonder Uw gemeenschap te ondervinden.’ Bange vragen vliegen door zijn hoofd. ‘Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn?’ O, menigmaal mocht hij in het verleden de kracht en de vreugde van Gods beloften ervaren. Maar nu? O, daar komt zo’n felle pijl: ‘Heeft de toezegging een einde, van geslacht tot geslacht?’ O Heere, kom ik bedrogen met U uit? Zijn de beloften maar voor een tijd? Dan schreeuwt hij het uit: ‘Heere, dit is wat mij zo veel pijn doet: dat U Uw rechterhand steeds verandert. Ik kan daar niet mee leven. Steeds slaat U weer een andere weg in. Ik kan U niet meer volgen.’
Geliefden, we zeggen het zo vaak dat we moeten leren om God God te laten. Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen en ook Zijn gedachten dan onze gedachten. Ja, dat is allemaal waar! Maar als het praktijk gaat worden, wordt alles anders. De Heere schonk Zijn kind Jozef heerlijke beloften. Even later zat hij ermee in de gevangenis. Is dat Gods weg? David kreeg beloften over het koningschap, maar Saul bleef op de troon. Abraham stond met zijn kind op de berg om hem te offeren. ‘Heeft de toezegging een einde …?’ ‘Zeg, waar is nu uw God?’ Wat zei de vrouw van Job ook al weer?’ ‘Zegen God en sterf!’ Wat is dat nu voor een godsdienst? Met de beloften de dood in, niets meer te zien en niets te hebben of te kunnen. Kennen wij deze zaak, geliefden?
Dan grijpt God in! Nee Asaf, ’t loopt niet uit Mijn hand! Ik schrijf toch de geschiedenis, zie naar het volk Israël. Het volk kon binnen een paar dagen in het beloofde land zijn. Toch moest het jaren in de woestijn zwerven om te wennen aan God en Zijn wegen. Eigen gedachten en verwachtingen moesten de dood in om God God te laten. Zo stonden ze voor de Rode zee, er was geen weg meer … Hij sneed al hun gedachten af om Zijn weg in de zee te openbaren. Dat geheim lichtte de HEERE in het leven van Asaf op en toen kon hij belijden: ‘Uw weg was in de zee.’ Zijn daden gedenken; bevrijdende, verlossende daden. Daden die vertellen dat Hij en Hij alleen alle macht heeft en dat de doodsvijanden niets hebben in te brengen. Dat geloofszicht in de geschiedenis van Israël gaf Asaf kracht en rust. ‘Gij leiddet Uw volk als een kudde …’ Wat geeft de ziel nu rust te midden van alle doodsvijanden? Het geloofsinzicht in het borgwerk van Christus op Golgotha! Daar zijn alle doodsvijanden omgebracht! Hij heeft ze meegenomen in Zijn dood! Daarom heeft Gods kind nu niets te vrezen. O zeker, ze kunnen tekeergaan en de schijn oproepen dat zij krachtig zijn, maar ze zijn ontkracht. In Hem zijn wij meer dan overwinnaar. Aan de hand van Gods Geest leert Gods volk leven uit het volbrachte werk van het Lam. Wat een Held Die volkomen verlossen kan. Wat heeft Hij een krachtig werk geopenbaard! Wat een heerlijke vruchten heeft Zijn werk voortgebracht! Gerechtigheid, heiligheid, verlossing en een recht op het eeuwige leven. ‘U zullen, als op Mozes’ beê, wanneer uw pad loopt door de zee, geen golven overstromen’ (Ps. 68:11c berijmd.)

(Bron: www.kerkelijknieuwsdekker.weebly.com, archief nieuwsbrieven 2016)
kerknieuwsg
Berichten: 32
Lid geworden op: 02 apr 2016, 19:21

Re: Meditaties

Bericht door kerknieuwsg »

Meditatie van ds. J. S. van der Net uit Houten over 1 Koningen 19 vers 7

De versterking van de moedeloze Elia

"En de Engel des Heeren kwam ten anderen male weder en roerde hem aan en zeide: Sta op, eet, want de weg zou voor u te veel zijn"
1. Koningen 19 : 7.
De opzoekende liefde van Christus heeft de Heere Jezus zelf voorgesteld in de gelijkenis van de goede Herder. Want die opzoekende liefde van Christus komt niet alleen openbaar in Zijn Offer maar ook daar in dat Hij de verloren schapen zelf opzoekt en ze steeds laat zien dat zij op Zijn schouders blijven liggen. Want die schapen kunnen wel eens menen dat zij er afgezet zijn. Maar die Herder laat steeds'' zien en gaat betuigen dat ze op Zijn schouders liggen. Dan mogen die schouders wel eens gezien worden waar ze op liggen, Üaar worden ze nooit meer afgezet. Die schapen zal Hij dragen tot ze in de schaapsstal geborgen zijn totdat Hij in eeuwigheid met Zijn Kerk zal pronken. Dus, de opzoekende liefde van Christus is dus niet alleen dat Hij Zijn'' schapen opzoekt uit het slijk en de modder van de zonde, maar ook als ze door eigen schuld in de verlating en donkerheid zijn terechtgekomen dat Hij ze dan weer uit de verwarde struiken haalt en van Zijn liefde doet horen. Bij deze opzoekende liefde bepaalt deze tekst ons. Het gaat hier over EUa. Elia was een man met een bijzondere naam. Zijn naam betekende: Jehova is mijn God. Als wij zo''n naam dragen wil dat wat zeggen. Want als wij mogen zeggen: Jehova is mijn God, dat kan ons én in de tijd én in de eeuwigheid niets gebeuren, dat is precies af.
Deze naam was bij Elia ook niet zomaar een naam die hij droeg, dit was, werkelijkheid voor hem. Hoe was dat gebleken toen Elia als een eenzame figuur op de Karmel stond tegenover de Baal priesters. Maar daar stuurde de Heere vuur van de hemel en betoonde: De Heere is mijn God. Toen heeft Elia zijn knieën gebogen en gesmeekt om regen en als de Heere regen zendt en Aohab ach haasten moet, loopt Elia zo hard voor de wagen uit, dat de paarden hem niet bij kunnen houden. Elia is een man waar wij van zouden zeggen: Het is een eikeboom der gerechtigheid. In hoofdstuk 19 echter zien wij Elia onder de jeneverboom zitten, als een riet dat van de wind heen en weer bewogen wordt. Hij is gevlucht en dan zien wij een vermoeide en krachteloze ^^ia alsof er geen God in de hemel is. Kan dat dan? Ja, de hoogten des geloofs en de diepten des ongel oofs liggen vlak bij elkaar. Hoe k^n dat? Omdat in één hart zowel het geloof is, ''-iiat God plant als het ongeloof dat wij van nature meedragen en dat de oude mens uitmaakt. Dan ligt de berg der verheerlijking vlak naast Gethsemané waar wij vluchtende discipelen zien. Wat is nu de oorzaak, dat wij een moedeloze Elia zien? Elia had gedacht dat na alles wat op de Karmel gebeurd was, Izebel zich wel bekeren zou, en als dat gebeurt, dan voelt U wel, zou Elia de grote reformator zijn. We zien uit deze geschiedenis dat Elia, de geloofsheld, een gewoon mens is, een ellendige zondaar. De helden des geloofs zijn in zichzelf niets dan ijdelheid in wie niets is dat voor God kan bestaan. Elia heeft hier geleerd dat hij vleselijk is en verkocht onder de zonde. Zo zijn wij allemaal.
Want in plaats dat Elia hoort dat Izebel zich bekeert na zo''n overtuigend bewijs, gaat Izebel een eed doen: Zo doen mij de goden en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent deze tijd uw ziel stellen als de ziel van hen ieder één! Izebel zweert bij de afgoden dat Elia net zo als de Baar priesters zal sterven. Wat gaat nu Elia doen, wiens naam betekent: Jehova is mijn God. Zegt hij nu: Ik zal staan in de mogendheid des Heeren! Nee, Elia neemt de benen en hij loopt nog harder dan eerst voor de wagens van Achab uit. Ja, maar Elia, God is toch God en dat heeft Hij toch betoond! Denk eens aan de Krith en aan de Karmel, moet je nu zo hard lopen voor Izebel! Het blijkt hier dat Elia een mens is van geUjke bewegingen als alle andere mensen. Elia gaat hier eigen wegen en verliest dan de Heere uit het oog. En als de Heere uit het oog van Zijn volk weg is, dan komt het ongeloof aan de praat, dan is de kracht en de moed weg, dan is het Hcht en het leven weg! Dan is alles weg en dan heeft Elia geen God meer en zien wij Elia hard weglopen! Is dat nu zo''n geloofsheld? Ja, dat is nu zo''n schaap dat opgezocht is en niet van de schouders van de Herder wordt afgelegd, ook niet als hij vlucht. Al is deze daad niet goed en moeten wij die veroordelen, wij moeten er nooit boven staan. Elia is een mens van gelijke bewegingen als U en ik. God was uit zijn oog en toen was het net of God dood was.
Denk U maar aan Luther. Dat was ook zo''n man, die stond in de kracht van het geloof en later kon hij er niets meer van bezien, alleen muren en donkerheid, zodat zijn vrouw rouwkleren aantrok. Zo was het bij Elia ook: God was dood. Hij kon zich nergens aan vastklampen en dan vlucht hij de woestijn in. Hij laat zijn jongen achter en bij een jeneverstruik gaat Elia zijn knieën buigen. Het gebed wat hij daar gaat doen is niet het gebed van de Karmel en ook niet van de grote reformator Elia, die Izebel kon bekeren. Nee, dan horen wij het gebed van een nietig, moedeloos mens: Heere, het is genoeg, neem mijn ziel maar van mij. Dan verkiest Elia de dood boven het leven. Sterven wordt voor Elia welgevalliger. Daar is een mens aan het worstelen met zijn God, die geen waardigheid meer heeft, een waardeloze en een nutteloze: Heere, ik durf niet verder te leven. Het kan in het leven van het volk des Heeren voorkomen dat ze de dood beminnen boven het leven.
Hoe komt dat? Omdat ze dan meer op zichzelf en hun dwaasheid zien, dan dat ze buiten zichzelf op hun God en Zaligmaker zien, en dan kan er niets meer; net als bij Elia. Moet U misschien ook zeggen: Heere, moet het nu nog verder? Ik ben zo diep onwaardig, ik ben niet waard nog één dag te leven. Maar dan komt er de prediking van Eén, die de onwaardigste werd van alle mensen. God gaat afdalen naar die verloren schapen die zichzelf in de duisternis gebracht hebben van het ongeloof. Nu gaat God afdalen in de Zoon van Zijn eeuwige liefde en gaat spreken van Zijn eeuwige liefde en vrede. Want dan gebeurt er iets.

(Bron: www.kerkelijknieuwsdekker.weebly.com, archief nieuwsbrieven 2016)
kerknieuwsg
Berichten: 32
Lid geworden op: 02 apr 2016, 19:21

Re: Meditaties

Bericht door kerknieuwsg »

Meditatie van ds. A. Kot uit Huizen


Voorbede voor onbekeerden

Heere, laat hem ook nog dit jaar.
Lukas 13 vers 8b

De Heere Jezus spreekt een gelijkenis uit. Een man had een vijgenboom geplant in zijn wijngaard. Maar het blijkt een onvruchtbare boom te zijn. De eigenaar zoekt nu al drie jaar vruchten en vindt ze niet. Uitleggers verschillen van mening over de uitleg van deze drie jaren. Wijzen die drie jaren heen naar de periode voor de ballingschap, erna of vanaf de komst van Christus? Of moeten we hier meer denken aan de drie jaren van de omwandeling van de Heere op aarde? Hoe het ook zij, dit mag gezegd worden: de Heere heeft veel werk aan Zijn volk gedaan, maar het is veelal onvruchtbaar gebleken. Kan dit beeld nu ook niet worden toegepast op velen van ons? Wat heeft de Heere veel werk aan ons besteed in het achterliggende jaar. Maar wat is de vrucht? Velen bleven onbekeerlijk en ongelovig. En ook Gods kinderen hebben reden om zichzelf aan te klagen voor veel onvruchtbaarheid.
Geliefde lezer, het kan zijn dat ook u nog altijd zo’n onvruchtbare vijgenboom bent. Bedenk dan eens dat er geen redenen zijn waarom God u bij de ingang van dit nieuwe jaar zou moeten sparen. En dat er in plaats daarvan vele redenen zijn waarom de Heere de onvruchtbare vijgenboom van uw leven zou moeten uithouwen. U bent goed uit Zijn handen voortgekomen, maar u hebt Hem in opstand verlaten. U mist uw doel en brengt geen Gode welbehagelijke vrucht voort. Uw onvruchtbaarheid is niet te wijten aan de grond. Deze vijgenboom stond in goede grond. En ook u verkeert nog door Gods genade onder de zuivere bediening van Zijn Woord, dat een kracht Gods is tot zaligheid. Wat wordt er een werk aan uw ziel ten koste gelegd. Waarom zou de Heere u niet wegnemen als uw leven steeds onvruchtbaar is gebleven voor Hem? Dan zult u Hem niet langer meer vermoeien met uw zonde en dan zult u het bloed van Christus niet langer onrein achten. Bovendien heeft de Heere u reeds genoeg tijd gegeven voor bekering. De waarschuwingen en de nodigingen hebben niet ontbroken. Maar als het allemaal niet heeft geholpen, waarom zou de Heere uw vijgenboom nog langer laten staan? Als al Gods werk aan uw ziel geen goede uitwerking heeft gehad, dan heeft het een kwade uitwerking gehad. Want als het Woord voor u geen reuke des levens ten leven was, dan is het een reuke des doods ten dode geweest. En als uw leden geen wapenen der gerechtigheid waren, dan zijn het wapenen der ongerechtigheid gebleven. Zou God uw beledigingen dan nog langer moeten verdragen? Nee, het zou rechtvaardig en begrijpelijk zijn als de Heere zou zeggen: Houw hem uit! Of alls Hij uw adem zou inhouden, uw lichaam begraven en uw ziel in de hel zou werpen.
En wat horen we nu in onze tekst? Onuitsprekelijke lankmoedigheid. Taai geduld. Onbegrijpelijke genade. We horen van een pleitende wijngaardenier die zegt: Laat hem ook nog dit jaar staan. Och, daar mogen we toch iets in zien van het werk van Christus. Ja, ook van Zijn voorbidding. Het is omwille van Hem dat u nog gespaard bent gebleven. Dat onvruchtbare vijgenbomen dit nieuwe jaar weer mochten ingaan. Dat er nieuw werk van God aan uw zielen wordt besteed. Dat opnieuw de roep van het Evangelie weerklinkt: Laat u met God verzoenen! Dat Christus opnieuw door Zijn Woord op uw harten aandringt: Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart. Nieuwe genadetijd. Wat een wonder. Nog niet weggeworpen in het eeuwig verderf. Maar laat deze vijgenboom ook nog dit jaar blijven staan. Geliefden, u mocht het eens door dat dierbare werk van Gods Geest verstaan en door de knieën gaan! En met belijdenis van uw zonden en goddeloze onvruchtbaarheid vluchten tot Christus! Voor het behoud van uw ziel en vrucht voor Hem. Want ik weet niet hoe lang de Heere uw levensboom nog zal laten staan. De gelijkenis vermeldt niet hoe het met de vijgenboom is afgelopen. Maar er komt een moment dat onze bomen geveld worden. Dan is ook uw lot voor eeuwig beslist.
O hoe groot, wanneer een verloren mens door het werk van deze Wijngaardenier wordt wedergeboren tot een levende hoop. Dan komt er aanvankelijk de bloesem, de tekenen van hoop. Dat belooft veel. Maar God doet de bloesem afvallen. Dan haalt de Heere alle grond uit mijn veranderingen, ernst, gebedsworstelingen, uitreddingen en wat er ook maar zijn kan. Dan gaat de bloesem eraf om plaats te maken voor de vrucht. Namelijk die ene vrucht van de gerechtigheid van Christus alleen! Dan ga ik sterven aan mezelf opdat Christus, en Hij alleen, in mij gestalte zou krijgen. Dan is uit mij geen vrucht meer in der eeuwigheid. Maar dan wordt mijn vrucht uit Hem gevonden. Zijn verzoenend sterven wordt het rustpunt van mijn hart. O, dan zal de hemelse Landman mijn boom reinigen/snoeien, opdat ik meer vrucht zal dragen. Dat doet wel pijn voor mijn vlees, maar het is profijtelijk voor het geestelijke leven. En straks zal God zulke vijgenbomen overplanten in Zijn hemelse wijngaard om Zich voor eeuwig te verlustigen in Zijn Eigen vruchtbaarmakend werk. De Heere geve u en mij een vruchtbaar jaar.

(Bron: kerkelijknieuwsdekker.weebly.com)
-DIA-
Berichten: 32685
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditaties

Bericht door -DIA- »

Mefiboseth aan ’s Konings tafel

Alzo woonde Mefiboseth te Jeruzalem, omdat hij geduriglijk at aan des konings tafel; en hij was kreupel aan beide zijne voeten.
2 Samuël 9:13

Wat zal het Mefiboseth een wonder zijn geweest dat hij aanzitten mocht aan de tafel des konings. Hoe was hij geschrokken, toen hij ontboden werd door de koning. Hij dacht dat zijn laatste ogenblik aangebroken was. Hij was immers een nakomeling van Saul, die David fel had vervolgd en hem meer dan eens naar het leven had gestaan! Wat kon hij anders verwachten dan dat hij sterven moest. Doch wat een wonder; David ontbood hem niet om hem om te brengen, maar om hem te beweldadigen. Hij krijgt zelfs een plaats aan des konings tafel. Neen, niet de plaats van een knecht, maar van een kind. Ongetwijfeld zal hij van verwondering meer dan eens vergeten hebben de kostelijke spijs te eten.

Maar gaat het zo ook niet met Gods kinderen, als ze genodigd worden aan des Heeren tafel. Ze leerden bij het licht van de Heilige Geest hun verdoemelijkheid kennen, en bekendgemaakt aan zichzelf, konden ze niets anders verwachten dan het vonnis des doods. Zij hebben immers gedaan dat kwaad was in des Heeren oog! En het is niet alleen dit kwaad dat roept om straf. O, ze ontdekken bij zichzelf zoveel ongerechtige dingen. Zou God met hen te doen willen hebben? Aan hen gedenken in genade? Alles getuigt tegen hen.

En toch, zij krijgen een plaatsje aan de dis van de Koning der koningen! Hen wil Hij Zijn liefde en gunst betonen. Op dezen zal Ik zien, op de arme en verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft. O, wat een wonder. Dat is niet klein te krijgen. En als ze dan de hemelse lekkernijen proeven, die hen voorgezet worden, dan weidt hun ziel met een verwonderend oog. Ja, Zijn gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen. Dan genieten ze het beginsel van de eeuwige vreugde. O, dat geleid worden in de grazige weiden der genade en aan de wateren der vertroosting.

Waarom ontfermde David zich over Mefiboseth? Het was om Jonathans wil! Als Jonathan er niet geweest was, was er voor Mefiboseth geen hoop geweest. Als Christus niet gekomen was, dan was er geen hoop geweest voor een doemschuldig volk. Dat ellendige zondaars beweldadigd worden, het geschiedt niet om iets in of van hen, maar het is om de meerdere Jonathan.

De zaligheid van de Kerk ligt verankerd in het eeuwige verbond, in de gezegende Verbondsmiddelaar en in het dierbare Verbondsbloed. Maar daarom is de zaligheid van Gods Kerk ook zo zeker. Geen zonde of duivel kan daar iets aan veranderen.
De Fontein des behouds ontspringt in de eeuwige vrederaad. Het was des Vaders welbehagen hun het Koninkrijk te geven, en het was de verlustiging des Zoons om dat welbehagen mogelijk te maken. Daarom zei Hij: Zie, Ik kom, in de rol des Boeks is van Mij geschreven; ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen! En nu is het de Heilige Geest Die het volk des welbehagens opzoekt en toebrengt.

Zo wordt Gods Kerk zalig en beweldadigd om het eeuwig welbehagen. Het is een zalig worden uit genade om Christus’ wil. Wat krijgt dat beweldadigde volk de Verbondsmiddelaar lief, en hoe dierbaar wordt hen het verbond. Om de meerdere Jonathan worden ze bediend uit de volheid des Konings, zodat ze ontvangen genade voor genade. Om Jonathans wil lacht het aangezicht van de Koning hen toe.
In Christus toch is de Kerk dierbaar in Gods oog. O, hoe valt al het onze als grond ten enenmale weg. Ik doe het niet om uwentwil, naar Ik doe het om Mijns Heiligen Naams wil, opdat die verheerlijkt worde. Wat een zegen dan, onszelf kwijt te raken onder het recht des Konings, om als een ellendige en arme zondaar gezaligd te worden, om Jonathans wil. Wat maakt dat het zalig worden ruim.

Mefiboseth bleef kreupel aan beide zijne voeten. Van zichzelf kan hij niet gaan of staan. Maar is het ook niet zo met Gods kinderen? Ook na ontvangen genade zijn en blijven ze tot hinken en zinken ieder ogenblik gereed. Ze blijven zondaren tot hun dood toe. Maar als zij dat gaan inleven, dan kunnen zij nooit groot worden. Neen, dan wordt alleen genade groot.
Van zichzelf kunnen ze niets, alleen alles bedreven en verzondigen. Ze gaan leren: Zonder U kan ik niet gaan, zonder U kan ik niet staan, zonder U kan ik niet zuchten, noch van hier naar boven vluchten. Ze moeten dagelijks gedragen en geholpen worden.

Ds. J. van Haaren

Uit: KERKBODE van de Gereformeerde Gemeenten van Rijssen, Februari 2003
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gesloten