Billy talks to his pastor about God

Simon
Berichten: 2035
Lid geworden op: 19 sep 2011, 23:34

Re: Billy talks to his pastor about God

Bericht door Simon »

Bert Mulder schreef:
Simon schreef: Dus Jezus' woorden en belofte dat Hij een Beloner is van hen die Hem ernstig zoeken, is niet waar?
Natuurlijk zijn die woorden waar. Een ieder die naar Hem zoekt, zal zeker zalig worden. Maar, de vraag is, wie zoekt naar Hem?
Ik, en velen met mij.
Het woord zalig is het meest roomse woord dat er is. :-(
Een betere vertaling is gered, behouden, (of gelukkig, maar dat hangt af van de grondtekst:-)

Iedereen moet persoonlijk gered worden, behouden.
“Wij prediken tot mensen alsof zij zich ervan bewust zijn stervende zondaars te zijn; dat zijn zij niet; zij hebben een goede tijd, en ons spreken over wedergeboren worden ligt op een domein waarvan zij niets weten. De natuurlijke mens wil niet wedergeboren worden”.
- Oswald Chambers -
Simon
Berichten: 2035
Lid geworden op: 19 sep 2011, 23:34

Re: Billy talks to his pastor about God

Bericht door Simon »

Bert Mulder schreef:Dus weer Rom 9:
13 Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.
14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre.
15 Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben.
16 Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods.
En gelukkig hebben wij nu ontferming gevonden
(Rom 11:30)

En zal israel dat ook eens weer ontvangen
(Rom 11;32)
“Wij prediken tot mensen alsof zij zich ervan bewust zijn stervende zondaars te zijn; dat zijn zij niet; zij hebben een goede tijd, en ons spreken over wedergeboren worden ligt op een domein waarvan zij niets weten. De natuurlijke mens wil niet wedergeboren worden”.
- Oswald Chambers -
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9086
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Re: Billy talks to his pastor about God

Bericht door Bert Mulder »

refo schreef:Vreemd hoe het kan lopen in de theologische geschiedenis.

De remonstranten zeiden tegen de contra-remonstranten: Voor jullie jonggestorven kinderen heb je geen enkele hoop. Als ze niet uitverkoren waren, wren ze dus verworpen en dan zijn ze nu verloren gegaan, voordat ze tot hun verstand gekomen zijn.

De Dordtsche Leerregels hebben over de jonggestorven kinderen daarom mooie dingen gezegd (die de dopers onder ons niet accepteren, want nergens op gebaseerd).
Bert daarentegen zegt nu feitelijk: Remonstranten, daar heb je gelijk in. Maar zo is dat nu eenmaal.

Maar dat zal hij wel ontkennen, want dan copy-paste hij de Dordtsche Leerregels. Het komt er doorgeredeneerd eigenlijk op neer, dat als iemand verworpen is, hij of zij niet jong kán sterven. Anders zouden de ouders er ten onrechte troost over hebben.
Deze teksten worden AD 2012 minder relevant geacht. Maar toen de DL opgesteld werden stierf het overgrote deel van de kinderen voor het 5e jaar. De passage over de jonggestorvenen was super-actueel.

Ezau heeft zich zijn hele leven kunnen onderwerpen aan zijn broer Jacob. Niet als slaaf, maar als zich voegend bij het zichtbare genadeverbond. Want daartoe was Jacob verkoren en was Ezau voorbij gegaan. (Gehaat zo je wilt) Hij wilde dat van dat verbond niet het hoofd zijn (wat heb ik aan het eerstgeboorterecht als ik nu doodga?) en ook niet deelgenoot, dat blijkt uit zijn latere leven.

Je kunt echt niet zeggen dat dat allemaal aan God lag, omdat Die hem nu eenmaal verworpen had.
Het hele probleem met de meeste van dit soort discussies is dat we op Gods troon gaan zitten en Hem meehelpen regeren. Dan krijg je allerlei vreemde constructies en kun je zelfs van mening zijn dat God alleen aan verkorenen het heil WERKELIJK aanbiedt en het de rest slechts 'voorstelt', om van de verantwoordelijkheid af te zijn. Een worst waar je toch niet bijkunt.
Maar zo openbaart God Zichzelf niet. Hij doet geen dingen die Hij ons in zijn wet verbiedt als zijnde bedrog en erger.

Dit geloof ik over kinderen die in hun jonkheid sterven:

http://www.cprf.co.uk/languages/dutch_b ... seed11.htm

Dit zijnde de conclusie:
Of er daarom hoegenaamd geen plaats is voor hetgeen de vaderen uitspraken in Art. 17 van hoofdstuk I van de Dordtse Leerregels is een gans andere vraag. Met let er wel op, dat de vaderen zich zeer omzichtig uitspreken. Ze beweren niet, dat alle vroeggestorven kinderen des verbonds ook behouden en zalig zijn, maar dat godzalige ouders niet moeten twijfelen, aan hun verkiezing en zaligheid. Dit nu is in de eerste plaats subjectief en in de tweede plaats negatief. Godzalige ouders wil nog iets anders zeggen dan alle ouders, die hun kinderen hebben laten dopen. Er is op deze onderscheiding dan ook ten alle tijd gewezen door hen, die een verklaring zochten van dit artikel. Godzalige ouders zijn dezulke, die met hun kinderen godzaliglijk leven. Zij brengen kinderen voort in het bewustzijn, dat de Heere hen verwaardigt kinderen voort te brengen voor Zijn verbond. Zo leven ze, reeds eer de kinderen het levenslicht aanschouwen, in verwachtend en opdragend gebed voor de Heere. Ze willen de Heere dienen, ook in het voortbrengen hunner kinderen. Voor die kinderen bidden ze. Die kinderen dragen ze op aan de dienst des Heeren. Voor die kinderen smeken ze dan ook de genade des verbonds af, opdat ze de Heere des verbonds tot glorie mogen leven in die wereld. Als die kinderen mogen opwassen, dan onderwijzen ze hen in de vreze des Heeren, opdat ze de wegen des verbonds mogen kennen om daarin te wandelen.

Dat zijn godzalige ouders.

Als er nu uit het midden van zulk een gezin kinderen worden weggenomen, die zeker nog niet enige houding bewust konden aannemen tegenover dat verbond des Heeren, dan moeten zulke ouders bij die dood en dat graf hunner kinderen niet gaan staan twijfelen. Ze zeggen niet: mijn kind is gedoopt en daarom is het zalig. Maar wel zeggen ze ook bij dat graf: Heere, ik heb in Uw Naam een kind voortgebracht en het uit Uw hand ontvangen. Ik heb het U opgedragen, opdat het een kind zou zijn voor Uw verbond. En nu hebt Gij het mij ontnomen. In datzelfde geloof, waarin ik het U opdroeg, laat ik het bij U, zonder dat mijn gemoed met bange twijfel is vervuld over de zaligheid of verkiezing van dit kind, maar wetende, dat Gij, naar Uw welbehagen, dat mij door het geloof altijd goed is, uit mijn zaad Uw kinderen redt!
Maar we hebben het hier al eerder over gehad. Jouw voorstelling (ik weet het, ik spreek hier op de persoon), gaat rechtstreeks hier tegen in:
1-6. Dat God sommigen in den tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort van Zijn eeuwig besluit. Want al Zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend (Hand. 15:18), en Hij werkt alle dingen naar den raad van Zijn wil (Ef. 1:11). Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven; maar degenen die niet zijn verkoren, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardigheid laat. En hier is het dat zich voornamelijk voor ons ontsluit die diepe, barmhartige en evenzeer rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs, of het besluit van verkiezing en verwerping, in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk, evenals het de verkeerde, onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf, alzo den heiligen en godvrezenden zielen een onuitsprekelijken troost geeft.

1-7. Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij vóór de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemene ellende met anderen liggende, uit het gehele menselijk geslacht, van de eerste rechtheid door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen van Zijn wil, tot de zaligheid, uit louter genade, uitverkoren heeft in Christus, Denwelken Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen, en tot een Fundament der zaligheid gesteld heeft. En opdat zij door Hem zouden zalig gemaakt worden, heeft Hij ook besloten hen aan Hem te geven, en krachtiglijk tot Zijn gemeenschap door Zijn Woord en Geest te roepen en te trekken, of met het ware geloof in Hem te begiftigen, te rechtvaardigen, te heiligen, en in de gemeenschap Zijns Zoons krachtiglijk bewaard zijnde, ten laatste te verheerlijken, tot bewijzing van Zijn barmhartigheid en tot prijs van de rijkdommen Zijner heerlijke genade. Gelijk geschreven is: God heeft ons uitverkoren in Christus, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil; tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde (Ef. 1:4-6). En elders: Die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt (Rom. 8:30).
Maar jij lijkt dit te zeggen:
1-4a. Die leren: Dat in de verkiezing tot het geloof deze voorwaarde tevoren vereist wordt, dat de mens het licht der natuur recht gebruike, vroom zij, klein, nederig en ten eeuwigen leven geschikt, gelijk alsof aan die dingen de verkiezing enigszins hing.
Want dit smaakt naar het gevoelen van Pelagius, en strijdt tegen de leer des apostels, waar hij schrijft: Wij hebben eertijds verkeerd in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten, en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden), en heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jezus; opdat Hij zou betonen in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus. Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme (Ef. 2:3-9).

1-5a. Die leren: Dat de onvolkomen en niet-beslissende verkiezing van bijzondere personen ter zaligheid geschied is uit het voorgezien geloof, bekering, heiligheid, godzaligheid, die óf eerst begonnen, óf ook een tijdlang geduurd hebben; maar dat de volkomen en beslissende verkiezing geschied is uit de voorgeziene volharding tot het einde toe in het geloof, bekering, heiligheid en godzaligheid; en dat dit is de genadige en evangelische waardigheid, om welker wille hij, die verkoren wordt, waardiger is dan hij, die niet verkoren wordt; en dat derhalve het geloof, de gehoorzaamheid des geloofs, heiligheid, godzaligheid en volharding niet zijn vruchten van de onveranderlijke verkiezing ter heerlijkheid, maar dat het zijn voorwaarden, die tevoren vereist, en als volbracht wezende voorzien zijn in degenen, die ten volle verkoren zullen worden, en oorzaken, zonder welke de onveranderlijke verkiezing ter heerlijkheid niet geschiedt.
Hetwelk strijdt tegen de gehele Schrift, die deze en diergelijke uitspraken in onze oren en harten telkens inscherpt: De verkiezing is niet uit de werken, maar uit den Roepende (Rom. 9:11). Er geloofden zovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven (Hand. 13:48). Hij heeft ons uitverkoren in Hem, opdat wij zouden heilig zijn (Ef. 1:4). Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren (Joh. 15:16). Indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken (Rom. 11:6). Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft (1 Joh. 4:10).
Hetwelk door onze vaderen, terecht, als een pelagiaans vergif gesteld wordt.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Plaats reactie