COVID-19

Wim Anker
Berichten: 3894
Lid geworden op: 05 dec 2014, 18:34

Re: COVID-19

Bericht door Wim Anker »

Jehan Cauvin schreef:
Wim Anker schreef:
Jehan Cauvin schreef:
Wim Anker schreef: Als je hier een tegenstelling van maakt dan wordt het terroristenretoriek.
In het leven kunnen situaties voorkomen waarbij je zult moeten kiezen tussen deze beiden. Ik maak er dus geen tegenstelling van, de omstandigheden vragen soms wel om een keuze.
We moeten de tegenstelling ook niet opzoeken, maar ons wel er terdege van bewust zijn. En als de situatie zich voordoet moeten we wel, aan de hand van Gods Woord, een keuze kunnen maken.
Zijn er voorbeelden uit de Schrift die deze opvatting ondersteunen? Hoe gingen de vroedvrouwen van Egypte ermee om?
Ik meen van wel:
59 En Hij zeide tot een anderen: Volg Mij. Doch hij zeide: Heere, laat mij toe, dat ik heenga, en eerst mijn vader begrave.
60 Maar Jezus zeide tot hem: Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods.
61 En ook een ander zeide: Heere, ik zal U volgen; maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen, die in mijn huis zijn.
62 En Jezus zeide tot hem: Niemand, die zijn hand aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods.
Hierin komt de keuze naar boven.
Even voor alle duidelijheid: zegt de Heere Jezus hier in vs. 60 dat deze man zijn vader maar dood moest laten liggen in huis? Of dat zijn broers de begrafenis maar moesten doen en hij moest uitblinken in afwezigheid?
Hoe leg jij deze tekst uit?
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 17331
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: COVID-19

Bericht door huisman »

Jehan Cauvin schreef:
Wim Anker schreef:
Jehan Cauvin schreef: In het leven kunnen situaties voorkomen waarbij je zult moeten kiezen tussen deze beiden. Ik maak er dus geen tegenstelling van, de omstandigheden vragen soms wel om een keuze.
We moeten de tegenstelling ook niet opzoeken, maar ons wel er terdege van bewust zijn. En als de situatie zich voordoet moeten we wel, aan de hand van Gods Woord, een keuze kunnen maken.
Zijn er voorbeelden uit de Schrift die deze opvatting ondersteunen? Hoe gingen de vroedvrouwen van Egypte ermee om?
Ik meen van wel:
59 En Hij zeide tot een anderen: Volg Mij. Doch hij zeide: Heere, laat mij toe, dat ik heenga, en eerst mijn vader begrave.
60 Maar Jezus zeide tot hem: Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods.
61 En ook een ander zeide: Heere, ik zal U volgen; maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen, die in mijn huis zijn.
62 En Jezus zeide tot hem: Niemand, die zijn hand aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods.
Hierin komt de keuze naar boven.
Deze tekst gaat niet over een keuze tussen het eerste en het tweede gebod. Die keuze is er namelijk niet! Levensgevaarlijk om een rangorde aan te brengen waar de Schrift het niet doet. Nogmaals: Het tweede aan dit gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.
Lees 1 Johannes 2:3-17. Die zegt, dat hij in het licht is, en zijn broeder haat, die is in de duisternis.

Jij spreekt als een moslim. Om Allah te eren mag ik mijn naaste vergeten en zelfs nog erger.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Valcke
Berichten: 7616
Lid geworden op: 31 aug 2018, 17:55

Re: COVID-19

Bericht door Valcke »

Het blijft natuurlijk wel waar dat het tweede grote gebod gelijk is aan het eerste in een bepaald opzicht. Van het eerste grote gebod staat wel 'boven al'; dit staat niet van het tweede grote gebod. Het tweede grote gebod is er dan ook alleen onder conditie van het eerste, en het eerste is er alleen in vereniging met het tweede.

Praktisch: het liefhebben van de naaste kan nooit ten koste gaan van de liefde en gehoorzaamheid aan God.
Andersom impliceert de gehoorzaamheid aan God ook de liefde aan de naaste. (Wat natuurlijk beslist niet vereenzelvigd mag worden met het mijden van de naaste om hem maar niet te kunnen besmetten.)
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 17331
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: COVID-19

Bericht door huisman »

Valcke schreef:Het blijft natuurlijk wel waar dat het tweede grote gebod gelijk is aan het eerste in een bepaald opzicht. Van het eerste grote gebod staat wel 'boven al'; dit staat niet van het tweede grote gebod. Het tweede grote gebod is er dan ook alleen onder conditie van het eerste, en het eerste is er alleen in vereniging met het tweede.
Helemaal eens maar ze scheiden van elkaar of dat de één kan bestaan zonder de ander is onjuist.
Lees Mattheüs 25 over het laatste oordeel. Christus vereenzelvigd zich daar met de naaste. Plus 1 Johannes 2.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Jehan Cauvin
Berichten: 118
Lid geworden op: 07 jan 2016, 18:25

Re: COVID-19

Bericht door Jehan Cauvin »

Wim Anker schreef: Even voor alle duidelijkheid: zegt de Heere Jezus hier in vs. 60 dat deze man zijn vader maar dood moest laten liggen in huis? Of dat zijn broers de begrafenis maar moesten doen en hij moest uitblinken in afwezigheid?
Hoe leg jij deze tekst uit?
Ik laat graag een veel wijzer iemand aan het woord:
Lukas 9:57-62
Wij hebben hier een bericht omtrent drie verschillende personen, die zich aanboden om Christus te
volgen, en het antwoord, dat Christus aan ieder van hen heeft gegeven. Van de eerste twee hebben
wij al gelezen in Mattheus 8:19-22.
I. Hier is iemand, die ijverig en voortvarend is, hij wil Christus onmiddellijk volgen, maar hij schijnt te
haastig, roekeloos en onbedacht geweest te zijn, hij heeft niet neergezeten om eerst de kosten te
overrekenen.
1. Hij geeft Christus een veelomvattende belofte, vers 57. Het geschiedde op den weg, als zij
reisden, opgaande naar Jeruzalem, waar men verwachtte dat Christus het eerst in heerlijkheid zou
verschijnen, dat een tot Hem zei: Heere! ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. Dit moet ook
inderdaad het besluit wezen van allen, die waarlijk als Christus’ discipelen bevonden willen worden,
zij volgen het Lam waar het ook heengaat, Openbaring 14:4, al is het ook door vuur en water, door
gevangenis en dood.
2. Christus geeft hem een nodige waarschuwing, om zich van zijn volgen van Hem geen grote dingen
voor te stellen in de wereld, maar dat hij integendeel op armoede en geringheid moet rekenen, want
de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. Wij kunnen dit beschouwen
a. als de voorstelling van den zeer geringen staat onzes Heeren Jezus in deze wereld. Hij ontbeerde
niet slechts de genietingen en de sieraden, die grote vorsten gewoonlijk hebben, maar zelfs het
benodigde, hetgeen zelfs de vossen hebben en de vogelen des hemels. Zie aan welk een diepte van
armoede onze Heere Jezus zich om onzentwil heeft onderworpen, ten einde de waardij en de
verdienste Zijner genoegdoening te verhogen en voor ons de genade te verkrijgen, dat wij door
Zijne armoede rijk zouden worden. 2 Corinthiërs 8:9. Hij, die alles gemaakt heeft, heeft voor zich
zelven geen woonstede gemaakt, geen eigen huis, waar Hij Zijn hoofd kon neerleggen, anderen
moesten Hem een plaats der ruste verlenen, aan anderen was Hij Zijn levensonderhoud
verschuldigd. Hij noemt zich hier de Zoon des mensen, een zoon van Adam, deelhebber aan vlees
en bloed. Hij roemt in Zijn zich neerbuigen tot ons, niet slechts tot de geringheid onzer natuur, maar
tot den geringsten toestand in die natuur, om Zijne liefde voor ons te betuigen en ons een heilige
minachting te leren van deze wereld ende grote dingen, die erin zijn, en voortdurend het oog op een
andere wereld gericht te houden. Christus is aldus arm geweest om voor Zijn volk armoede te
heiligen en te verzoeten. De apostelen hadden geen vaste woonplaats, 1 Corinthiërs 4:11, hetgeen zij
des te gemakkelijker konden dragen, wijl zij wisten dat hun Meester er ook geen gehad heeft, 2
Samuel 11:11. Wij kunnen wel tevreden zijn, als het ons gaat zoals het Christus gegaan is.
b. Als dit in overweging gevende aan hen, die Zijne discipelen willen worden. Indien wij Christus
willen volgen, dan moeten wij alle gedachten opgeven van grote dingen in deze wereld, en er niet op
rekenen iets anders door onzen Godsdienst te zullen gewinnen dan den hemel, gelijk wij ook vast
moeten besluiten met niets minder tevreden te zijn. Laat ons de belijdenis van het Christendom niet
met wereldlijke voordelen willen vermengen. Christus heeft ze gescheiden, laat ons ze niet willen
samenvoegen, integendeel, wij moeten verwachten door vele verdrukkingen het koninkrijk der
hemelen te zullen binnengaan, ons zelven te moeten verloochenen en ons kruis te moeten opnemen.
Christus zegt aan dezen man waarop hij te rekenen heeft, indien hij Hem volgt, namelijk op koude
en ongemak, een hard en moeilijk leven en minachting in de wereld, indien hij zich hieraan niet kan
onderwerpen, dan moet hij er niet aan denken Hem te volgen. Dit woord schijnt hem te hebben
doen teruggaan, maar het zal gene ontmoediging wezen voor hen, die weten wat er in Christus is en
in den hemel, dat hier tegen opweegt.
II. Hier is een ander, die besloten schijnt Christus te volgen, maar om een dag uitstelvraagt,vers59.
Tot dezen man is Christus’ roeping eerst gekomen, Hij zei tot hem: Volg Mij. Hij, die uit eigen
beweging het voorstel had gedaan, vlood weg toen Hij van de moeilijkheden en bezwaren hoorde,
die er mede vergezeld gingen, maar deze man, die door Christus geroepen werd, heeft wel eerst
geaarzeld, maar later, naar het schijnt, toegegeven, zo waar was het woord van Christus: Gij hebt
Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, Johannes 16:16. Het is niet desgenen die wil, noch
desgenen die loopt (gelijk die onbesuisde ijveraar uit de vorige verzen), maar des ontfermenden
Gods, die de roeping geeft en haar van kracht en uitwerking maakt, zoals hier bij dezen man. Merk
op:
1. De verontschuldiging, die hij maakte: "Heere! laat mij toe dat ik heenga, en eerst mijn vader
begrave. Ik heb tehuis een ouden vader, die niet lang meer kan leven en mij, zolang hij leeft, nog
nodig heeft. Laat mij gaan, om tot aan zijn dood bij hem te blijven, en als ik mijn laatste
liefdediensten aan hem volbracht heb, dan zal ik alles doen wat mijn plicht is." Wij kunnen hier
drieërlei verzoekingen zien, waardoor wij in gevaar zijn om van Christus afgehouden te worden en
belet te worden om Hem te volgen, en waartegen wij dus op onze hoede moeten zijn.
a. Wij worden in verzoeking gebracht om het bij een algemeen discipelschap te laten blijven,
waardoor wij los en vrij zijn, en niet naderbij komen om ons stipt en voortdurend aan Hem over te
geven.
b. Wij worden verzocht om uit te stellen hetgeen wij weten onze plicht te zijn, het te verschuiven tot
op een anderen tijd. Als wij maar eenmaal van die zorg of deze moeilijkheid af zijn, als wij met deze
of die zaak klaar zijn gekomen, onze bezittingen tot zulk of zulk een hoogte hebben gebracht, dan
zullen wij er aan beginnen te denken Godsdienstig te zijn, en zo worden wij van al onzen tijd
beroofd, door ons van den tegenwoordigen tijd te laten beroven.
c. Wij worden in verzoeking gebracht te denken, dat de plicht jegens onze bloedverwanten ons
vrijstelt van onzen plicht jegens Christus. Het schijnt inderdaad een geldige verontschuldiging: "Laat
mij heengaan om mijn vader te begraven, -laat mij zorg dragen voor mijn gezin, voorziening maken
voor mijne kinderen, en dan zal ik er aan denken om Christus te gaan dienen", terwijl toch het
koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid in de eerste plaats gezocht moet worden.
2. Christus’ antwoord hierop, vers 60 :Laat de doden hun doden begraven Gesteld eens (hetgeen
toch niet waarschijnlijk is) dat er slechts doden zijn om de doden te begraven, of geen anderen dan
dezulken, die oud en stervende zijn, zo goed als dood zijn, en tot geen anderen dienst geschikt, maar
gij hebt ander werk te doen, gij, ga heen en verkondig het koninkrijk Gods. Niet, alsof Christus
Zijne dienstknechten en volgelingen onnatuurlijk wil hebben, onze Godsdienst leert ons vriendelijk en
goed te zijn in iedere betrekking, godzaligheid te oefenen in ons eigen huis en den voorouderen
wedervergelding te doen. Maar wij moeten dit dienstbetoon niet tot een verontschuldiging maken
van onzen plicht jegens God. Indien de naaste en dierbaarste bloedverwant, dien wij in de wereld
hebben, in den weg staat om ons van Christus af te houden, dan is het nodig, dat wij een ijver
hebben, die ons vader en moeder doet vergeten, zoals Levi gedaan heeft, Deuteronomium 33:9.
Deze discipel werd geroepen om een leraar te zijn, en daarom moet hij niet ingewikkeld worden in
de handelingen des leeftochts, 2 Timotheus 2:4. En het is een regel dat wij, als Christus ons roept tot
een plicht, niet te rade gaan met vlees en bloed, Galaten 1:15, 16. Geen verontschuldiging kan
toegelaten worden om ons vrij te stellen van dadelijke gehoorzaamheid aan de roepstem van
Christus.
III. Hier is een ander, die bereid is Christus te volgen, maar hij moet eerst nog een weinig tijd
hebben, om er met zijne vrienden over te spreken. Merk op:
1. Zijn verzoek om verlof, vers 61. " Heere", zei hij, ik zal U volgen, ik heb geen ander plan of
voornemen, ik ben er vast toe besloten, maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen,
die in mijn huis zijn". Dit scheen billijk, het was hetgeen Elisa verlangde toen Elia hem riep: Dat ik
toch mijn vader en moeder kusse, daarna zal ik u navolgen, en het werd hem toegestaan. Maar de
bediening des Evangelies heeft de voorkeur, en is dringender dan de dienst der profeten, en daarom
werd het hier niet toegestaan. Laat mij- apotaxasthai tois eis ton oikon mou -laat mij heengaan en
mijn huiselijke aangelegenheden in orde brengen, er bevelen en aanwijzingen voor geven, aldus
wordt deze zin door sommigen opgevat. Hetgeen hier nu verkeerd in was, is:
a. Dat hij zijn volgen van Christus beschouwde als een treurige, lastige en gevaarlijke zaak, het was
voor hem als ging hij sterven, daarom moet hij afscheid nemen van zijne vrienden, die hij nooit weer
zal zien, of tenminste niet met genot en vertroosting, terwijl hij toch door Christus te volgen tot groter
troost en zegen voor hen had kunnen wezen, dan door bij hen te blijven.
b. Dat zijn hart meer in zijn wereldlijke aangelegenheden scheen te zijn, dan het behoorde te wezen,
en dan bestaanbaar kon zijn met een trouw en nauwgezet volbrengen van zijn plicht als volgeling van
Christus. Hij scheen te hunkeren naar zijne betrekkingen en familiebelangen, en hij kon er niet
gemakkelijk en naar behoren van scheiden, maar kleefde hen aan. Misschien had hij reeds eenmaal
afscheid van hen genomen, maar "wie afkerig is van heengaan, zegt dikwijls vaarwel", en daarom
moet hij hun nu nog eens vaarwel zeggen, want zij zijn in zijn huis.
c. Dat hijgewillig was, om zich in verzoeking te begeven vanaf geleid te worden van zijn voornemen
om Christus te volgen. Hun vaarwel te gaan zeggen, die in zijn huis zijn, het zou wezen zich bloot te
stellen aan de sterkst-mogelijke overredingen om van besluit te veránderen, want allen zullen er
tegen zijn, en zullen hem bidden en smeken om hen toch niet te verlaten. Nu was het vermetelheid in
hem, om zich aan zulk een verzoeking bloot te stellen. Zij, die besluiten om met hun Maker te
wandelen en hun Verlosser te volgen, moeten tot het vaste besluit komen, om zelfs in geen gesprek
te treden met hun verzoeker.
2. De bestraffing, die Christus hem gaf wegens dit verzoek, vers 62. Niemand, die zijne hand aan
den ploeg slaat, en voornemens is zich aan het werk van ploegen te wijden, ziet naar hetgeen achter
is, want dan laat hij plekken ongeploegd, en dan zal de grond, dien hij beploegd heeft, niet geschikt
zijn om bezaaid te worden. Zo ook gij, indien gij voornemens zijt Mij te volgen en de voordelen te
oogsten van dit te doen, maar achterwaarts ziet naar een werelds leven, en daarnaar hunkert, indien
gij omziet, zoals de huisvrouw van Lot omgezien heeft naar Sodom, waarop hier gezinspeeld schijnt,
dan zijt gij niet bekwaam tot het koninkrijk Gods.
a. "Gij zijt geen aarde, geschikt om het goede zaad van het koninkrijk Gods te ontvangen, indien gij
dus halverwege blijft steken in uw ploegen, en het niet ten einde brengt"
b. "Gij zijt geen zaaier, geschikt om het goede zaad des koninkrijks te zaaien, indien gij den ploeg
niet beter houdt." Het ploegen is voor het zaaien. Gelijk diegenen niet geschikt zijn om met
Goddelijke vertroostingen bezaaid te worden, wier braakland niet eerst gebroken, dat is ter
bebouwing bereid is, zo zijn ook diegenen niet geschikt om voor het zaaien gebruikt te worden, die
het braakland niet weten te bewerken, maar, als zij de hand aan den ploeg geslagen hebben, telkens
omzien, en er aan denken om er maar van af te laten. Zij, die met het werk Gods beginnen, moeten
besluiten er mede voort te gaan, want anders zal er niets van terechtkomen. Achterwaarts zien neigt
tot teruggaan, en teruggaan leidt ten verderve. Diegenen zijn niet geschikt voor den hemel, die, als zij
hun aangezicht hemelwaarts gericht hebben, omkeren. Hij, en hij alleen’ zal zalig worden, die
volhardt tot het einde.
Jehan Cauvin
Berichten: 118
Lid geworden op: 07 jan 2016, 18:25

Re: COVID-19

Bericht door Jehan Cauvin »

huisman schreef:
Jehan Cauvin schreef:
Wim Anker schreef:
Jehan Cauvin schreef: In het leven kunnen situaties voorkomen waarbij je zult moeten kiezen tussen deze beiden. Ik maak er dus geen tegenstelling van, de omstandigheden vragen soms wel om een keuze.
We moeten de tegenstelling ook niet opzoeken, maar ons wel er terdege van bewust zijn. En als de situatie zich voordoet moeten we wel, aan de hand van Gods Woord, een keuze kunnen maken.
Zijn er voorbeelden uit de Schrift die deze opvatting ondersteunen? Hoe gingen de vroedvrouwen van Egypte ermee om?
Ik meen van wel:
59 En Hij zeide tot een anderen: Volg Mij. Doch hij zeide: Heere, laat mij toe, dat ik heenga, en eerst mijn vader begrave.
60 Maar Jezus zeide tot hem: Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods.
61 En ook een ander zeide: Heere, ik zal U volgen; maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen, die in mijn huis zijn.
62 En Jezus zeide tot hem: Niemand, die zijn hand aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods.
Hierin komt de keuze naar boven.
Deze tekst gaat niet over een keuze tussen het eerste en het tweede gebod. Die keuze is er namelijk niet! Levensgevaarlijk om een rangorde aan te brengen waar de Schrift het niet doet. Nogmaals: Het tweede aan dit gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.
Lees 1 Johannes 2:3-17. Die zegt, dat hij in het licht is, en zijn broeder haat, die is in de duisternis.

Jij spreekt als een moslim. Om Allah te eren mag ik mijn naaste vergeten en zelfs nog erger.
Om in te gaan op wat je over moslims zei: moslims zien medegelovigen als naasten, de rest zien ze als ongelovigen (diegenen die niet geloven dat Allah God is, dat Mohammed zijn profeet is en dat de Koran de 'schrift' is). Dit zijn volgens hen niet hun naasten. Dit zal elke moslim onderschrijven, ik zou zelfs kunnen citeren uit de koran. Ik ga dit echter niet doen, dit lijkt me hier niet gepast. De manier waarop meer tolerante moslims en meer extremistische moslims met ongelovigen omgaan verschilt hierin.
Mij is eerder door meerdere mensen iets verweten wat betreft roeptoeteren etc. Laten we hierin de hand in eigen boezem steken.
Valcke
Berichten: 7616
Lid geworden op: 31 aug 2018, 17:55

Re: COVID-19

Bericht door Valcke »

huisman schreef:
Valcke schreef:Het blijft natuurlijk wel waar dat het tweede grote gebod gelijk is aan het eerste in een bepaald opzicht. Van het eerste grote gebod staat wel 'boven al'; dit staat niet van het tweede grote gebod. Het tweede grote gebod is er dan ook alleen onder conditie van het eerste, en het eerste is er alleen in vereniging met het tweede.
Helemaal eens maar ze scheiden van elkaar of dat de één kan bestaan zonder de ander is onjuist.
Lees Mattheüs 25 over het laatste oordeel. Christus vereenzelvigt zich daar met de naaste. Plus 1 Johannes 2.
Jehan Cauvin schreef: "Ik wil het echter ook niet scheiden van elkaar."
Misschien is dus sprake van een misverstand?
DDD
Berichten: 28657
Lid geworden op: 11 jul 2012, 17:48

Re: COVID-19

Bericht door DDD »

Jehan Cauvin schreef:
Wim Anker schreef: Even voor alle duidelijkheid: zegt de Heere Jezus hier in vs. 60 dat deze man zijn vader maar dood moest laten liggen in huis? Of dat zijn broers de begrafenis maar moesten doen en hij moest uitblinken in afwezigheid?
Hoe leg jij deze tekst uit?
Ik laat graag een veel wijzer iemand aan het woord:
Lukas 9:57-62
Wij hebben hier een bericht omtrent drie verschillende personen, die zich aanboden om Christus te
volgen, en het antwoord, dat Christus aan ieder van hen heeft gegeven. Van de eerste twee hebben
wij al gelezen in Mattheus 8:19-22.
I. Hier is iemand, die ijverig en voortvarend is, hij wil Christus onmiddellijk volgen, maar hij schijnt te
haastig, roekeloos en onbedacht geweest te zijn, hij heeft niet neergezeten om eerst de kosten te
overrekenen.
1. Hij geeft Christus een veelomvattende belofte, vers 57. Het geschiedde op den weg, als zij
reisden, opgaande naar Jeruzalem, waar men verwachtte dat Christus het eerst in heerlijkheid zou
verschijnen, dat een tot Hem zei: Heere! ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. Dit moet ook
inderdaad het besluit wezen van allen, die waarlijk als Christus’ discipelen bevonden willen worden,
zij volgen het Lam waar het ook heengaat, Openbaring 14:4, al is het ook door vuur en water, door
gevangenis en dood.
2. Christus geeft hem een nodige waarschuwing, om zich van zijn volgen van Hem geen grote dingen
voor te stellen in de wereld, maar dat hij integendeel op armoede en geringheid moet rekenen, want
de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. Wij kunnen dit beschouwen
a. als de voorstelling van den zeer geringen staat onzes Heeren Jezus in deze wereld. Hij ontbeerde
niet slechts de genietingen en de sieraden, die grote vorsten gewoonlijk hebben, maar zelfs het
benodigde, hetgeen zelfs de vossen hebben en de vogelen des hemels. Zie aan welk een diepte van
armoede onze Heere Jezus zich om onzentwil heeft onderworpen, ten einde de waardij en de
verdienste Zijner genoegdoening te verhogen en voor ons de genade te verkrijgen, dat wij door
Zijne armoede rijk zouden worden. 2 Corinthiërs 8:9. Hij, die alles gemaakt heeft, heeft voor zich
zelven geen woonstede gemaakt, geen eigen huis, waar Hij Zijn hoofd kon neerleggen, anderen
moesten Hem een plaats der ruste verlenen, aan anderen was Hij Zijn levensonderhoud
verschuldigd. Hij noemt zich hier de Zoon des mensen, een zoon van Adam, deelhebber aan vlees
en bloed. Hij roemt in Zijn zich neerbuigen tot ons, niet slechts tot de geringheid onzer natuur, maar
tot den geringsten toestand in die natuur, om Zijne liefde voor ons te betuigen en ons een heilige
minachting te leren van deze wereld ende grote dingen, die erin zijn, en voortdurend het oog op een
andere wereld gericht te houden. Christus is aldus arm geweest om voor Zijn volk armoede te
heiligen en te verzoeten. De apostelen hadden geen vaste woonplaats, 1 Corinthiërs 4:11, hetgeen zij
des te gemakkelijker konden dragen, wijl zij wisten dat hun Meester er ook geen gehad heeft, 2
Samuel 11:11. Wij kunnen wel tevreden zijn, als het ons gaat zoals het Christus gegaan is.
b. Als dit in overweging gevende aan hen, die Zijne discipelen willen worden. Indien wij Christus
willen volgen, dan moeten wij alle gedachten opgeven van grote dingen in deze wereld, en er niet op
rekenen iets anders door onzen Godsdienst te zullen gewinnen dan den hemel, gelijk wij ook vast
moeten besluiten met niets minder tevreden te zijn. Laat ons de belijdenis van het Christendom niet
met wereldlijke voordelen willen vermengen. Christus heeft ze gescheiden, laat ons ze niet willen
samenvoegen, integendeel, wij moeten verwachten door vele verdrukkingen het koninkrijk der
hemelen te zullen binnengaan, ons zelven te moeten verloochenen en ons kruis te moeten opnemen.
Christus zegt aan dezen man waarop hij te rekenen heeft, indien hij Hem volgt, namelijk op koude
en ongemak, een hard en moeilijk leven en minachting in de wereld, indien hij zich hieraan niet kan
onderwerpen, dan moet hij er niet aan denken Hem te volgen. Dit woord schijnt hem te hebben
doen teruggaan, maar het zal gene ontmoediging wezen voor hen, die weten wat er in Christus is en
in den hemel, dat hier tegen opweegt.
II. Hier is een ander, die besloten schijnt Christus te volgen, maar om een dag uitstelvraagt,vers59.
Tot dezen man is Christus’ roeping eerst gekomen, Hij zei tot hem: Volg Mij. Hij, die uit eigen
beweging het voorstel had gedaan, vlood weg toen Hij van de moeilijkheden en bezwaren hoorde,
die er mede vergezeld gingen, maar deze man, die door Christus geroepen werd, heeft wel eerst
geaarzeld, maar later, naar het schijnt, toegegeven, zo waar was het woord van Christus: Gij hebt
Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, Johannes 16:16. Het is niet desgenen die wil, noch
desgenen die loopt (gelijk die onbesuisde ijveraar uit de vorige verzen), maar des ontfermenden
Gods, die de roeping geeft en haar van kracht en uitwerking maakt, zoals hier bij dezen man. Merk
op:
1. De verontschuldiging, die hij maakte: "Heere! laat mij toe dat ik heenga, en eerst mijn vader
begrave. Ik heb tehuis een ouden vader, die niet lang meer kan leven en mij, zolang hij leeft, nog
nodig heeft. Laat mij gaan, om tot aan zijn dood bij hem te blijven, en als ik mijn laatste
liefdediensten aan hem volbracht heb, dan zal ik alles doen wat mijn plicht is." Wij kunnen hier
drieërlei verzoekingen zien, waardoor wij in gevaar zijn om van Christus afgehouden te worden en
belet te worden om Hem te volgen, en waartegen wij dus op onze hoede moeten zijn.
a. Wij worden in verzoeking gebracht om het bij een algemeen discipelschap te laten blijven,
waardoor wij los en vrij zijn, en niet naderbij komen om ons stipt en voortdurend aan Hem over te
geven.
b. Wij worden verzocht om uit te stellen hetgeen wij weten onze plicht te zijn, het te verschuiven tot
op een anderen tijd. Als wij maar eenmaal van die zorg of deze moeilijkheid af zijn, als wij met deze
of die zaak klaar zijn gekomen, onze bezittingen tot zulk of zulk een hoogte hebben gebracht, dan
zullen wij er aan beginnen te denken Godsdienstig te zijn, en zo worden wij van al onzen tijd
beroofd, door ons van den tegenwoordigen tijd te laten beroven.
c. Wij worden in verzoeking gebracht te denken, dat de plicht jegens onze bloedverwanten ons
vrijstelt van onzen plicht jegens Christus. Het schijnt inderdaad een geldige verontschuldiging: "Laat
mij heengaan om mijn vader te begraven, -laat mij zorg dragen voor mijn gezin, voorziening maken
voor mijne kinderen, en dan zal ik er aan denken om Christus te gaan dienen", terwijl toch het
koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid in de eerste plaats gezocht moet worden.
2. Christus’ antwoord hierop, vers 60 :Laat de doden hun doden begraven Gesteld eens (hetgeen
toch niet waarschijnlijk is) dat er slechts doden zijn om de doden te begraven, of geen anderen dan
dezulken, die oud en stervende zijn, zo goed als dood zijn, en tot geen anderen dienst geschikt, maar
gij hebt ander werk te doen, gij, ga heen en verkondig het koninkrijk Gods. Niet, alsof Christus
Zijne dienstknechten en volgelingen onnatuurlijk wil hebben, onze Godsdienst leert ons vriendelijk en
goed te zijn in iedere betrekking, godzaligheid te oefenen in ons eigen huis en den voorouderen
wedervergelding te doen. Maar wij moeten dit dienstbetoon niet tot een verontschuldiging maken
van onzen plicht jegens God. Indien de naaste en dierbaarste bloedverwant, dien wij in de wereld
hebben, in den weg staat om ons van Christus af te houden, dan is het nodig, dat wij een ijver
hebben, die ons vader en moeder doet vergeten, zoals Levi gedaan heeft, Deuteronomium 33:9.
Deze discipel werd geroepen om een leraar te zijn, en daarom moet hij niet ingewikkeld worden in
de handelingen des leeftochts, 2 Timotheus 2:4. En het is een regel dat wij, als Christus ons roept tot
een plicht, niet te rade gaan met vlees en bloed, Galaten 1:15, 16. Geen verontschuldiging kan
toegelaten worden om ons vrij te stellen van dadelijke gehoorzaamheid aan de roepstem van
Christus.
III. Hier is een ander, die bereid is Christus te volgen, maar hij moet eerst nog een weinig tijd
hebben, om er met zijne vrienden over te spreken. Merk op:
1. Zijn verzoek om verlof, vers 61. " Heere", zei hij, ik zal U volgen, ik heb geen ander plan of
voornemen, ik ben er vast toe besloten, maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen,
die in mijn huis zijn". Dit scheen billijk, het was hetgeen Elisa verlangde toen Elia hem riep: Dat ik
toch mijn vader en moeder kusse, daarna zal ik u navolgen, en het werd hem toegestaan. Maar de
bediening des Evangelies heeft de voorkeur, en is dringender dan de dienst der profeten, en daarom
werd het hier niet toegestaan. Laat mij- apotaxasthai tois eis ton oikon mou -laat mij heengaan en
mijn huiselijke aangelegenheden in orde brengen, er bevelen en aanwijzingen voor geven, aldus
wordt deze zin door sommigen opgevat. Hetgeen hier nu verkeerd in was, is:
a. Dat hij zijn volgen van Christus beschouwde als een treurige, lastige en gevaarlijke zaak, het was
voor hem als ging hij sterven, daarom moet hij afscheid nemen van zijne vrienden, die hij nooit weer
zal zien, of tenminste niet met genot en vertroosting, terwijl hij toch door Christus te volgen tot groter
troost en zegen voor hen had kunnen wezen, dan door bij hen te blijven.
b. Dat zijn hart meer in zijn wereldlijke aangelegenheden scheen te zijn, dan het behoorde te wezen,
en dan bestaanbaar kon zijn met een trouw en nauwgezet volbrengen van zijn plicht als volgeling van
Christus. Hij scheen te hunkeren naar zijne betrekkingen en familiebelangen, en hij kon er niet
gemakkelijk en naar behoren van scheiden, maar kleefde hen aan. Misschien had hij reeds eenmaal
afscheid van hen genomen, maar "wie afkerig is van heengaan, zegt dikwijls vaarwel", en daarom
moet hij hun nu nog eens vaarwel zeggen, want zij zijn in zijn huis.
c. Dat hijgewillig was, om zich in verzoeking te begeven vanaf geleid te worden van zijn voornemen
om Christus te volgen. Hun vaarwel te gaan zeggen, die in zijn huis zijn, het zou wezen zich bloot te
stellen aan de sterkst-mogelijke overredingen om van besluit te veránderen, want allen zullen er
tegen zijn, en zullen hem bidden en smeken om hen toch niet te verlaten. Nu was het vermetelheid in
hem, om zich aan zulk een verzoeking bloot te stellen. Zij, die besluiten om met hun Maker te
wandelen en hun Verlosser te volgen, moeten tot het vaste besluit komen, om zelfs in geen gesprek
te treden met hun verzoeker.
2. De bestraffing, die Christus hem gaf wegens dit verzoek, vers 62. Niemand, die zijne hand aan
den ploeg slaat, en voornemens is zich aan het werk van ploegen te wijden, ziet naar hetgeen achter
is, want dan laat hij plekken ongeploegd, en dan zal de grond, dien hij beploegd heeft, niet geschikt
zijn om bezaaid te worden. Zo ook gij, indien gij voornemens zijt Mij te volgen en de voordelen te
oogsten van dit te doen, maar achterwaarts ziet naar een werelds leven, en daarnaar hunkert, indien
gij omziet, zoals de huisvrouw van Lot omgezien heeft naar Sodom, waarop hier gezinspeeld schijnt,
dan zijt gij niet bekwaam tot het koninkrijk Gods.
a. "Gij zijt geen aarde, geschikt om het goede zaad van het koninkrijk Gods te ontvangen, indien gij
dus halverwege blijft steken in uw ploegen, en het niet ten einde brengt"
b. "Gij zijt geen zaaier, geschikt om het goede zaad des koninkrijks te zaaien, indien gij den ploeg
niet beter houdt." Het ploegen is voor het zaaien. Gelijk diegenen niet geschikt zijn om met
Goddelijke vertroostingen bezaaid te worden, wier braakland niet eerst gebroken, dat is ter
bebouwing bereid is, zo zijn ook diegenen niet geschikt om voor het zaaien gebruikt te worden, die
het braakland niet weten te bewerken, maar, als zij de hand aan den ploeg geslagen hebben, telkens
omzien, en er aan denken om er maar van af te laten. Zij, die met het werk Gods beginnen, moeten
besluiten er mede voort te gaan, want anders zal er niets van terechtkomen. Achterwaarts zien neigt
tot teruggaan, en teruggaan leidt ten verderve. Diegenen zijn niet geschikt voor den hemel, die, als zij
hun aangezicht hemelwaarts gericht hebben, omkeren. Hij, en hij alleen’ zal zalig worden, die
volhardt tot het einde.
Ooit vroeg Filippus aan de kamerheer of hij ook begreep wat hij las. Ik vraag mij inmiddels af of je ook begrijpt wat je schrijft. Of misschien moet ik zeggen: kopieert.

Het zou goed zijn als je duidelijk maakt welke argumenten je aan je naamloze bron ontleent, vind ik.
Marco
Berichten: 3604
Lid geworden op: 31 jul 2007, 13:55
Locatie: Waddinxveen

Re: COVID-19

Bericht door Marco »

Gaat dit nog over een longvirus??
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 17331
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: COVID-19

Bericht door huisman »

Marco schreef:Gaat dit nog over een longvirus??
Niet echt.

Morgen zijn alle teststraten dicht dus maandag 0 besmettingen. Kan de avondklok eraf een alle winkels weer open.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Gebruikersavatar
Terri
Berichten: 3977
Lid geworden op: 21 nov 2009, 20:53

Re: COVID-19

Bericht door Terri »

huisman schreef:
Marco schreef:Gaat dit nog over een longvirus??
Niet echt.

Morgen zijn alle teststraten dicht dus maandag 0 besmettingen. Kan de avondklok eraf een alle winkels weer open.
Tjonge, je hebt vast wijsneusjes gegeten.... :hum
Jehan Cauvin
Berichten: 118
Lid geworden op: 07 jan 2016, 18:25

Re: COVID-19

Bericht door Jehan Cauvin »

DDD schreef:
Jehan Cauvin schreef:
Wim Anker schreef: Even voor alle duidelijkheid: zegt de Heere Jezus hier in vs. 60 dat deze man zijn vader maar dood moest laten liggen in huis? Of dat zijn broers de begrafenis maar moesten doen en hij moest uitblinken in afwezigheid?
Hoe leg jij deze tekst uit?
Ik laat graag een veel wijzer iemand aan het woord:
Lukas 9:57-62
Wij hebben hier een bericht omtrent drie verschillende personen, die zich aanboden om Christus te
volgen, en het antwoord, dat Christus aan ieder van hen heeft gegeven. Van de eerste twee hebben
wij al gelezen in Mattheus 8:19-22.
I. Hier is iemand, die ijverig en voortvarend is, hij wil Christus onmiddellijk volgen, maar hij schijnt te
haastig, roekeloos en onbedacht geweest te zijn, hij heeft niet neergezeten om eerst de kosten te
overrekenen.
1. Hij geeft Christus een veelomvattende belofte, vers 57. Het geschiedde op den weg, als zij
reisden, opgaande naar Jeruzalem, waar men verwachtte dat Christus het eerst in heerlijkheid zou
verschijnen, dat een tot Hem zei: Heere! ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. Dit moet ook
inderdaad het besluit wezen van allen, die waarlijk als Christus’ discipelen bevonden willen worden,
zij volgen het Lam waar het ook heengaat, Openbaring 14:4, al is het ook door vuur en water, door
gevangenis en dood.
2. Christus geeft hem een nodige waarschuwing, om zich van zijn volgen van Hem geen grote dingen
voor te stellen in de wereld, maar dat hij integendeel op armoede en geringheid moet rekenen, want
de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. Wij kunnen dit beschouwen
a. als de voorstelling van den zeer geringen staat onzes Heeren Jezus in deze wereld. Hij ontbeerde
niet slechts de genietingen en de sieraden, die grote vorsten gewoonlijk hebben, maar zelfs het
benodigde, hetgeen zelfs de vossen hebben en de vogelen des hemels. Zie aan welk een diepte van
armoede onze Heere Jezus zich om onzentwil heeft onderworpen, ten einde de waardij en de
verdienste Zijner genoegdoening te verhogen en voor ons de genade te verkrijgen, dat wij door
Zijne armoede rijk zouden worden. 2 Corinthiërs 8:9. Hij, die alles gemaakt heeft, heeft voor zich
zelven geen woonstede gemaakt, geen eigen huis, waar Hij Zijn hoofd kon neerleggen, anderen
moesten Hem een plaats der ruste verlenen, aan anderen was Hij Zijn levensonderhoud
verschuldigd. Hij noemt zich hier de Zoon des mensen, een zoon van Adam, deelhebber aan vlees
en bloed. Hij roemt in Zijn zich neerbuigen tot ons, niet slechts tot de geringheid onzer natuur, maar
tot den geringsten toestand in die natuur, om Zijne liefde voor ons te betuigen en ons een heilige
minachting te leren van deze wereld ende grote dingen, die erin zijn, en voortdurend het oog op een
andere wereld gericht te houden. Christus is aldus arm geweest om voor Zijn volk armoede te
heiligen en te verzoeten. De apostelen hadden geen vaste woonplaats, 1 Corinthiërs 4:11, hetgeen zij
des te gemakkelijker konden dragen, wijl zij wisten dat hun Meester er ook geen gehad heeft, 2
Samuel 11:11. Wij kunnen wel tevreden zijn, als het ons gaat zoals het Christus gegaan is.
b. Als dit in overweging gevende aan hen, die Zijne discipelen willen worden. Indien wij Christus
willen volgen, dan moeten wij alle gedachten opgeven van grote dingen in deze wereld, en er niet op
rekenen iets anders door onzen Godsdienst te zullen gewinnen dan den hemel, gelijk wij ook vast
moeten besluiten met niets minder tevreden te zijn. Laat ons de belijdenis van het Christendom niet
met wereldlijke voordelen willen vermengen. Christus heeft ze gescheiden, laat ons ze niet willen
samenvoegen, integendeel, wij moeten verwachten door vele verdrukkingen het koninkrijk der
hemelen te zullen binnengaan, ons zelven te moeten verloochenen en ons kruis te moeten opnemen.
Christus zegt aan dezen man waarop hij te rekenen heeft, indien hij Hem volgt, namelijk op koude
en ongemak, een hard en moeilijk leven en minachting in de wereld, indien hij zich hieraan niet kan
onderwerpen, dan moet hij er niet aan denken Hem te volgen. Dit woord schijnt hem te hebben
doen teruggaan, maar het zal gene ontmoediging wezen voor hen, die weten wat er in Christus is en
in den hemel, dat hier tegen opweegt.
II. Hier is een ander, die besloten schijnt Christus te volgen, maar om een dag uitstelvraagt,vers59.
Tot dezen man is Christus’ roeping eerst gekomen, Hij zei tot hem: Volg Mij. Hij, die uit eigen
beweging het voorstel had gedaan, vlood weg toen Hij van de moeilijkheden en bezwaren hoorde,
die er mede vergezeld gingen, maar deze man, die door Christus geroepen werd, heeft wel eerst
geaarzeld, maar later, naar het schijnt, toegegeven, zo waar was het woord van Christus: Gij hebt
Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, Johannes 16:16. Het is niet desgenen die wil, noch
desgenen die loopt (gelijk die onbesuisde ijveraar uit de vorige verzen), maar des ontfermenden
Gods, die de roeping geeft en haar van kracht en uitwerking maakt, zoals hier bij dezen man. Merk
op:
1. De verontschuldiging, die hij maakte: "Heere! laat mij toe dat ik heenga, en eerst mijn vader
begrave. Ik heb tehuis een ouden vader, die niet lang meer kan leven en mij, zolang hij leeft, nog
nodig heeft. Laat mij gaan, om tot aan zijn dood bij hem te blijven, en als ik mijn laatste
liefdediensten aan hem volbracht heb, dan zal ik alles doen wat mijn plicht is." Wij kunnen hier
drieërlei verzoekingen zien, waardoor wij in gevaar zijn om van Christus afgehouden te worden en
belet te worden om Hem te volgen, en waartegen wij dus op onze hoede moeten zijn.
a. Wij worden in verzoeking gebracht om het bij een algemeen discipelschap te laten blijven,
waardoor wij los en vrij zijn, en niet naderbij komen om ons stipt en voortdurend aan Hem over te
geven.
b. Wij worden verzocht om uit te stellen hetgeen wij weten onze plicht te zijn, het te verschuiven tot
op een anderen tijd. Als wij maar eenmaal van die zorg of deze moeilijkheid af zijn, als wij met deze
of die zaak klaar zijn gekomen, onze bezittingen tot zulk of zulk een hoogte hebben gebracht, dan
zullen wij er aan beginnen te denken Godsdienstig te zijn, en zo worden wij van al onzen tijd
beroofd, door ons van den tegenwoordigen tijd te laten beroven.
c. Wij worden in verzoeking gebracht te denken, dat de plicht jegens onze bloedverwanten ons
vrijstelt van onzen plicht jegens Christus. Het schijnt inderdaad een geldige verontschuldiging: "Laat
mij heengaan om mijn vader te begraven, -laat mij zorg dragen voor mijn gezin, voorziening maken
voor mijne kinderen, en dan zal ik er aan denken om Christus te gaan dienen", terwijl toch het
koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid in de eerste plaats gezocht moet worden.
2. Christus’ antwoord hierop, vers 60 :Laat de doden hun doden begraven Gesteld eens (hetgeen
toch niet waarschijnlijk is) dat er slechts doden zijn om de doden te begraven, of geen anderen dan
dezulken, die oud en stervende zijn, zo goed als dood zijn, en tot geen anderen dienst geschikt, maar
gij hebt ander werk te doen, gij, ga heen en verkondig het koninkrijk Gods. Niet, alsof Christus
Zijne dienstknechten en volgelingen onnatuurlijk wil hebben, onze Godsdienst leert ons vriendelijk en
goed te zijn in iedere betrekking, godzaligheid te oefenen in ons eigen huis en den voorouderen
wedervergelding te doen. Maar wij moeten dit dienstbetoon niet tot een verontschuldiging maken
van onzen plicht jegens God. Indien de naaste en dierbaarste bloedverwant, dien wij in de wereld
hebben, in den weg staat om ons van Christus af te houden, dan is het nodig, dat wij een ijver
hebben, die ons vader en moeder doet vergeten, zoals Levi gedaan heeft, Deuteronomium 33:9.
Deze discipel werd geroepen om een leraar te zijn, en daarom moet hij niet ingewikkeld worden in
de handelingen des leeftochts, 2 Timotheus 2:4. En het is een regel dat wij, als Christus ons roept tot
een plicht, niet te rade gaan met vlees en bloed, Galaten 1:15, 16. Geen verontschuldiging kan
toegelaten worden om ons vrij te stellen van dadelijke gehoorzaamheid aan de roepstem van
Christus.
III. Hier is een ander, die bereid is Christus te volgen, maar hij moet eerst nog een weinig tijd
hebben, om er met zijne vrienden over te spreken. Merk op:
1. Zijn verzoek om verlof, vers 61. " Heere", zei hij, ik zal U volgen, ik heb geen ander plan of
voornemen, ik ben er vast toe besloten, maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen,
die in mijn huis zijn". Dit scheen billijk, het was hetgeen Elisa verlangde toen Elia hem riep: Dat ik
toch mijn vader en moeder kusse, daarna zal ik u navolgen, en het werd hem toegestaan. Maar de
bediening des Evangelies heeft de voorkeur, en is dringender dan de dienst der profeten, en daarom
werd het hier niet toegestaan. Laat mij- apotaxasthai tois eis ton oikon mou -laat mij heengaan en
mijn huiselijke aangelegenheden in orde brengen, er bevelen en aanwijzingen voor geven, aldus
wordt deze zin door sommigen opgevat. Hetgeen hier nu verkeerd in was, is:
a. Dat hij zijn volgen van Christus beschouwde als een treurige, lastige en gevaarlijke zaak, het was
voor hem als ging hij sterven, daarom moet hij afscheid nemen van zijne vrienden, die hij nooit weer
zal zien, of tenminste niet met genot en vertroosting, terwijl hij toch door Christus te volgen tot groter
troost en zegen voor hen had kunnen wezen, dan door bij hen te blijven.
b. Dat zijn hart meer in zijn wereldlijke aangelegenheden scheen te zijn, dan het behoorde te wezen,
en dan bestaanbaar kon zijn met een trouw en nauwgezet volbrengen van zijn plicht als volgeling van
Christus. Hij scheen te hunkeren naar zijne betrekkingen en familiebelangen, en hij kon er niet
gemakkelijk en naar behoren van scheiden, maar kleefde hen aan. Misschien had hij reeds eenmaal
afscheid van hen genomen, maar "wie afkerig is van heengaan, zegt dikwijls vaarwel", en daarom
moet hij hun nu nog eens vaarwel zeggen, want zij zijn in zijn huis.
c. Dat hijgewillig was, om zich in verzoeking te begeven vanaf geleid te worden van zijn voornemen
om Christus te volgen. Hun vaarwel te gaan zeggen, die in zijn huis zijn, het zou wezen zich bloot te
stellen aan de sterkst-mogelijke overredingen om van besluit te veránderen, want allen zullen er
tegen zijn, en zullen hem bidden en smeken om hen toch niet te verlaten. Nu was het vermetelheid in
hem, om zich aan zulk een verzoeking bloot te stellen. Zij, die besluiten om met hun Maker te
wandelen en hun Verlosser te volgen, moeten tot het vaste besluit komen, om zelfs in geen gesprek
te treden met hun verzoeker.
2. De bestraffing, die Christus hem gaf wegens dit verzoek, vers 62. Niemand, die zijne hand aan
den ploeg slaat, en voornemens is zich aan het werk van ploegen te wijden, ziet naar hetgeen achter
is, want dan laat hij plekken ongeploegd, en dan zal de grond, dien hij beploegd heeft, niet geschikt
zijn om bezaaid te worden. Zo ook gij, indien gij voornemens zijt Mij te volgen en de voordelen te
oogsten van dit te doen, maar achterwaarts ziet naar een werelds leven, en daarnaar hunkert, indien
gij omziet, zoals de huisvrouw van Lot omgezien heeft naar Sodom, waarop hier gezinspeeld schijnt,
dan zijt gij niet bekwaam tot het koninkrijk Gods.
a. "Gij zijt geen aarde, geschikt om het goede zaad van het koninkrijk Gods te ontvangen, indien gij
dus halverwege blijft steken in uw ploegen, en het niet ten einde brengt"
b. "Gij zijt geen zaaier, geschikt om het goede zaad des koninkrijks te zaaien, indien gij den ploeg
niet beter houdt." Het ploegen is voor het zaaien. Gelijk diegenen niet geschikt zijn om met
Goddelijke vertroostingen bezaaid te worden, wier braakland niet eerst gebroken, dat is ter
bebouwing bereid is, zo zijn ook diegenen niet geschikt om voor het zaaien gebruikt te worden, die
het braakland niet weten te bewerken, maar, als zij de hand aan den ploeg geslagen hebben, telkens
omzien, en er aan denken om er maar van af te laten. Zij, die met het werk Gods beginnen, moeten
besluiten er mede voort te gaan, want anders zal er niets van terechtkomen. Achterwaarts zien neigt
tot teruggaan, en teruggaan leidt ten verderve. Diegenen zijn niet geschikt voor den hemel, die, als zij
hun aangezicht hemelwaarts gericht hebben, omkeren. Hij, en hij alleen’ zal zalig worden, die
volhardt tot het einde.
Ooit vroeg Filippus aan de kamerheer of hij ook begreep wat hij las. Ik vraag mij inmiddels af of je ook begrijpt wat je schrijft. Of misschien moet ik zeggen: kopieert.

Het zou goed zijn als je duidelijk maakt welke argumenten je aan je naamloze bron ontleent, vind ik.
We hadden het over God boven alles stellen, boven al het aardse. Dit komt in deze uitleg sterk naar voren. Om daarvan nog een samenvatting te geven zal afdoen van de kracht van deze verklaring en zal ik om die reden dan ook niet doen.
Framboos
Berichten: 751
Lid geworden op: 12 jul 2017, 07:13

Re: COVID-19

Bericht door Framboos »

Zullen we dit soort lange lappen tekst niet steeds volledig citeren? Maakt het lezen via telefoon wat lastig
Jehan Cauvin
Berichten: 118
Lid geworden op: 07 jan 2016, 18:25

Re: COVID-19

Bericht door Jehan Cauvin »

Framboos schreef:Zullen we dit soort lange lappen tekst niet steeds volledig citeren? Maakt het lezen via telefoon wat lastig
Indien we slechts gedeelten gaan citeren, wordt de kans zeer vergroot dat de context verloren gaat. Deze kan in veel gevallen voor veel opheldering zorgen. Tevens is het volgens mij nooit verkeerd om enige getuigenissen en verklaringen te lezen. Het kon nog eens gezegend worden!
Ukkie
Berichten: 1066
Lid geworden op: 21 nov 2020, 22:17
Locatie: Rotterdam

Re: COVID-19

Bericht door Ukkie »

Jehan Cauvin schreef:
Framboos schreef:Zullen we dit soort lange lappen tekst niet steeds volledig citeren? Maakt het lezen via telefoon wat lastig
Indien we slechts gedeelten gaan citeren, wordt de kans zeer vergroot dat de context verloren gaat. Deze kan in veel gevallen voor veel opheldering zorgen. Tevens is het volgens mij nooit verkeerd om enige getuigenissen en verklaringen te lezen. Het kon nog eens gezegend worden!
Geeft niet, maar ik haak dan af :)
Ieder die gelooft dat Jezus de Christus is, is uit God geboren. 1Johannes 5 vers 1
Plaats reactie