In de vraagstelling gaat het m.i. over meerdere zaken;helma schreef:In de Bijbel staan verschillende aanwijzingen hoe om te gaan met zonden in de gemeente.
Matth. 18 is daar een voorbeeld van.
Gaat het dan alleen over de gemeente? Of kan je (moet je) dat ook zo toepassen in je gezin?
Bij een recente bijeenkomst van OFRA ging het o.a over het aanvaarden van een partner in een homoseksuele relatie als gezinslid.
Er werd toen gezegd door de spreekster dat we wel opgeroepen worden om barmhartig te zijn maar nergens opgeroepen worden om te oordelen.
Iemand vroeg toen of dat klopte met bijvoorbeeld Matth. 18 en wat dan evt zou betekenen 'zo zij hij u als de heiden en de tollenaar'
Er werd gezegd dat dat gedeelte ging over de gemeente en niet over je gezin.
Dat Jezus ook at met tollenaren en zondaren.
Maar wat betekent 1 Korinthe 5 dan?
Geldt dat alleen voor de gemeente of ook voor je gezin?
1. Moet de zonde jegens het gezinslid benoemd en besproken worden (bij een verborgen zonde: tussen u en hem alleen, bij een openbare zonde eventueel met andere gezinsleden erbij)?
2. Mag over deze zonde een oordeel uitgesproken worden?
3. Heeft het blijven in de zonde gevolgen? Mag een gezinslid het huis ontzegd worden? En moet dit ook?
Op 1. is het antwoord m.i. zonder meer ja: de zonde indien deze ernstig is (n.b. het gaat niet om zwakheden) en er zijn geen blijken van berouw, moet dit zeker naar het gezinslid toe benoemd te worden en zo mogelijk besproken. Dat geldt noodzakelijk voor ouders jegens hun kind, maar het is ook gewenst naar de eigen partner of van kind naar vader of moeder, in zeer ernstige gevallen. Natuurlijk moet dit in liefde gebeuren en vanuit het besef dat wij allen zondaren zijn en in velerlei zonden vallen; dus zonder zelfverheffing. Zie als voorbeeld van te weinig vermaning: Eli tegenover zijn zoons, al sprak hij er wel over met hen. Het aanspreken en vermanen is dus wel degelijk geboden.
2. Over de zonde mag en moet een oordeel worden uitgesproken. Over de persoon zelf wordt géén oordeel uitgesproken. In ernstige gevallen (bv overspel) mag/moet ook Matth 18 worden gevolgd en de specifieke zonde dus ook met anderen worden gedeeld. Dan wordt er ook door anderen van buiten het gezin met het desbetreffende gezinslid gesproken.
3. Het is mi onvermijdelijk dat het volharden in de (tuchtwaardige) zonde ook gevolgen heeft voor de relatie tussen de gezinsleden onderling. Wel meen ik dat een blijvende breuk Zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Ouders mogen hun samenwonend kind gewoon blijven ontvangen, ook een kind dat in overspel of in een homofiele relatie leeft. Wel is tijdelijke breuk soms heel begrijpelijk en hoeft dit ook niet verkeerd te zijn (zie de breuk van David met Absalom na de doodslag door Absalom). Ook is niet gezegd dat ouders de partner van hun zoon of dochter ook maar dienen te accepteren en daarmee ‘normaal’ om te gaan. Soms is dat echter op den duur onvermijdelijk; zaken kunnen ook niet altijd benoemd blijven worden. In het huiselijke kan er weer onderlinge omgang zijn, ook als de zonde voortduurt. Maar dan blijft toch helder voor betrokkene dat vader, moeder of het andere gezinslid hen als persoon wel aanvaart, maar daarmee zijn of haar zonde niet goedkeurt,