-DIA- schreef:Jantje schreef:We moeten wél oppassen dat we van iemand die bekeerd is het niet geloven, omdat wij menen dat het niet is naar ónze 'kenmerken'-leer of 'standen'-leer.
Ook ná ontvangen genade kan men afdwalen.
Dus we moeten oppassen met ménen te denken dat een ander wel of niet bekeerd is.
Het gaat in de eerste plaats over ons eigen hart en niet over of een ander wel of niet bekeerd is.
We moeten inderdaad heel veel ja....
Of niet?
Of wel?
Maar wij doen helemaal niet mee....
Of wel?
Of niet?
Of zouden we er toch stiekem tussen kruipen?
Het zijn slechts een paar dingen om over na te denken...
Waaraan weet een mens of er een beginsel van het werk Gods is?
Moet dat niet in de prediking naar voren komen?
Of hebben we genoeg aan een Bijbelse vertelling zonder meer?
Moeten zielen niet verklaard worden?
Kan dat een mens die het zelf niet weet? Of een mens die denkt dat hij hert weet?
We hebben wel een tekst om over na te denken:
Arglistig is het hart, meer dan enig ding.
En wat er verder volgt.
Paulus zou in deze tijd een nieuwe brief kunnen schrijven en wel tegen de mensen die de Bijbel plus nog iets leren.
Alsook tegen de mensen die zaken uit elkaar willen trekken die bij elkaar horen.
Gods woord zegt....maar Gods volk denkt het beter te weten.
De Belijdenis zegt dit... ja maar dan moet je het wel op die en die wijze uitleggen anders klopt het niet.
Vele oudvaders zaken dingen zeer duidelijk, maar ja je moet ze wel in die en die context lezen en ze zeggen het wel anders maar ze bedoelen hetzelfde.
Laten wij het niet te snel beter weten. Gods woord, en de belijdenis gegrond op Gods woord en Oudvaders die Gods woord naspreken zijn niet zomaar gemakkelijk even overboord gooien.
Omdat men meent dat ze nieuwe leringen die de Bijbel, de belijdenis en vele oudvaders niet leerden toch wel leerden.
Bij NGB Artikel 22 Arnoldus Rotterdam:
Vraag. Wat moet een gelovige al kennen?
Antwoord. Alhoewel wij de uiterste grensscheidingen van een verdoemelijke onwetendheid niet kunnen bepalen, omdat het ons niet geoorloofd is, de kracht der Goddelijke genade naar de korte el van ons gebrekkig verstand af te meten, zo is toch zeker, dat ieder mens, die geen gevaar wil lopen van zijn zaligheid, moet kennen hetzij met meer of minder licht, 't geen ons in het evangelie beloofd wordt, en de Artikelen onzes algemenen en ongetwijfeld Christelijken geloofs in een hoofdsom leren.
Vraag. Welke zijn de eigenschappen van deze kennis?
Antwoord.
1. Dat dezelve door de Geest Gods onder en door het gebruik der middelen dusdanigerwijze in de ziel voortgebracht, dat ze dezelve levendig, overtuigend en gevoelig aandoet en ten opzichte van de ellende, een droefheid naar God werkt, 2 Cor. 7 : 10. En tot het binnenste der zaken indringt: Zij zijn door Hem geleerd gelijk de waarheid in Jezus is. Jer. 31 : 19: Zekerlijk nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heupe geklopt. Ik ben beschaamd, ja ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.
2. Dat dezelve een aanhoudende liefde tot de waarheid voortbrengt en krachtig aanspoort tot het naarstig lezen, horen, en overdenken van Gods Woord, Psalm 1 : 2: Zijn lust is in des Heeren wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht. Spr. 4 : 18: Het pad des Rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe. Zodat het vergeten van hetgeen men te voren kende, of een lui berusten in de verkregen mindere, of meerdere kennis een zeer kwaad teken is, of van een volkomen ongeloof, of ten minste van een zeer schandelijke verzwakking in het geloof.
3. Dat dezelve de mens verootmoedigt, Matth. 11 : 29: Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Want door deze wetenschap heeft men niet alleen kennis verkregen van Gods heerlijkheid, en des mensen nietigheid en zondigheid in 't gemeen, maar ook van zichzelf in 't bijzonder, en dit werkt in het hart bewe¬ging van ootmoedigheid, zodat men zich voor God aanmerkt als ijdel stof en as, Gen. 18:27: En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik stof en as ben.
4. Dat dezelve zich aldus met de waarheid verenigt, dat deze gehoorzaamd wordt, en zij de mens het pad van alle ware deugd doet bewandelen, Joh. 8 : 31, 32: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen, en zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrij maken.
Vraag. Welke is de tweede daad van het zaligmakend geloof?
Antwoord. De toestemming, aanneming of omhelzing van het gekende Evangelie; en is óf beschouwende, welke tot het ver¬stand behoort; óf werkzaam, welke onder de wil te brengen is.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"