gravo schreef:De term "schriftuurlijk-bevindelijk" roept bij mij toch een zekere spanning op. Wanneer de Bijbel de enige, uitsluitende en unieke openbaring van God is, het Woord Gods, eenmalig en afgesloten, dan behoeft er niet gezocht te worden naar een tweede bron. Alles wat God heeft willen openbaren en heeft willen zeggen is reeds gezegd in de Bijbel, waarbij met name het getuigenis van Jezus Christus de centrale openbaring is in de volheid des tijds.
Nu meen ik, dat naast dit "schriftuurlijke" er toch via het begrip "bevindelijk" een tweede bron wordt aangeboord, waardoor wij Gods stem vernemen. Het is zogezegd een particuliere sprake Gods aan en in het hart van een persoon.
Deze twee-heid wordt herkend, wanneer van de Bijbel wordt gezegd, dat deze op twee manieren tot ons kan komen. Er is 1. een voorwerpelijke wijze van kennen, waarbij de inhoud van de Bijbel wel in z'n geheel wordt gelezen, gepredikt of gehoord en er is 2. een onderwerpelijke wijze van kennen, waarbij er iets wezenlijks van God toegevoegd wordt aan individuele mensen. Die eerste bron valt geheel samen met de Bijbel van kaft tot kaft. De tweede bron valt er niet mee samen: het is een noodzakelijke toevoeging, waarbij de Bijbel op zichzelf dus niet genoeg is.
Die laatste bron, die onderwerpelijke kennis, dat is nu precies de kennis, die men "bevindelijk" moet leren kennen. Hier gaat het eigenlijk om. Extreem gesteld zou je de Bijbel helemaal gelezen kunnen hebben, er alles van weten, de Bijbel van kaft tot kaft kunnen onderschrijven en geloven. Maar zolang het alleen bij de Bijbel als Gods Woord blijft is het nog onvoldoende. Er moet nog iets extra's gegeven worden, dat niet in de Bijbel te vinden is. God moet hoogstpersoonlijk iets toevoegen aan wat Hij in de Bijbel al gegeven heeft: dat is kennis, die buiten de Bijbel om direkt in het hart van de mens gelegd wordt. Hierin is de mens volstrekt passief. Je kunt duizend keer de Bijbel geloven, lezen en liefhebben, maar als je dat tweede, dat echte werk niet hoogst particulier ontvangt, is de Bijbel verder een onvoldoende openbaring.
Ik verzet mij hiertegen, omdat deze gedachte grenst aan de twee-heid, die in de gnostiek ook zo belangrijk was. Daar was ook een sterk dualisme van te minachten materie tegenover het ware geestelijke. Het ging niet om de tijdelijke dingen, de vergankelijke objecten. Niets dat objectief was, voorwerpelijk, kon een mens redden. Nee, het ging om een innerlijke geestelijke subjectieve onderwerpelijke kennis, die de mens boven het materiele zou uittillen en wegvoeren.
Op deze wijze wordt in bevindelijke kring ook wel eens over de uiterlijke kant gesproken: de prediking, de Bijbel of Jezus Christus, ze worden steeds uiteengerafeld in bijvoorbeeld een uitwendige zaak en een inwendige zaak. Uitwendig kunnen we de Bijbel lezen, de prediking horen, Gods roepstem vernemen, in Jezus geloven, maar als daar geen tweede, geestelijke en ware persoonlijke bevinding op volgt, dan was het allemaal maar een uitwendige zaak, een historisch geloof of een "Jezus van vijf letters". Gods Woord krijgt zo de schijn van een geheim en gesloten boek te zijn, dat in zichzelf geen kracht en sprake van Godswege lijkt te hebben. Pas wanneer God hier een tweede openbaring aan toevoegt: namelijk de werking van Zijn Geest in het hart van een persoonlijk mens (de tweede bron), dan pas is het goed en echt.
In deze gedachte wordt de waarde van de Bijbel dus gerelativeerd en worden alle kaarten gezet op een niet-objectieve, maar een subjectieve kennisbron: Gods stem in het hart van een individu. Dit is te vergelijken met wat de gnostiek noemt: de goddelijke vonk. De gnostiek dacht echter, dat die vonk bij alle mensen sluimerend aanwezig was, hier is het meer een goddelijke persoonlijke instorting, die door God aan sommigen gegeven wordt en aan anderen onthouden. De Bijbel is dus niet genoeg, Jezus is niet genoeg, Gods Woord heeft geen beslissende betekenis. Nee, beslissend is de tweede bron: de openbaring in het hart.
Om die reden vind ik, dat er een zekere spanning zit in de term "schriftuurlijk-bevindelijk". Wordt hier in feite ook niet gezegd, dat er een eerste (algemene, maar onvoldoende) openbaring is en een tweede (bijzondere en beslissende openbaring). De spanning zit 'm er in, dat hier feitelijk geen sprake meer is van sola scriptura. Zelfs iemand, die de Schriften hoort en gelooft zal met deze term toch nog met lege handen staan. Er wordt immers nog een aanvulling verlangd: je gelooft nu wel, je gaat nu wel naar de kerk, je betert je leven nu wel, je zegt nu wel, dat Jezus Christus de Weg de Waarheid en het Leven is, dat Hij is opgestaan en dat je vertrouwt, dat Hij je een geopende toegang heeft gegeven naar de Vader (allemaal waar hoor), maar uh...heb je het ook bevindelijk geleerd? Met andere woorden: heeft God ook nog, buiten de Bijbel om, iets persoonlijks aan je bekend gemaakt, heb je een afzonderlijke tweede openbaring gehad? Zolang dat niet het geval is, kunnen we helaas niet aannemen, dat er ook maar iets werkelijkheid geworden is van al die uiterlijke waarheden, die je uit de Bijbel hebt gehoord en aangenomen.
Het probleem hiermee is, denk ik, dat je nooit in staat zult zijn om een helder onderscheid te maken tussen wat je gewoon objectief hoort, begrijpt, gelooft en als waar aanneemt en die zogenaamde aparte, innerlijke stem van God in je hart, die daar nog eens bovenop zou moeten komen. Een mens is nu eenmaal een eenheid van lichaam en geest. Zijn waarneming is tegelijk objectief en subjectief. Daarom denk ik zelf, dat de gewone aantrekkingskracht van de Bijbel en de prediking, gewoon de eerste confrontatie van Gods Woord met een mens, de eenvoudige overreding, uitleg en verkondiging, wanneer die aanspreekt en tot aanname van de boodschap leidt, ook direkt gezien mag worden als Gods openbaring, waar men op mag vertrouwen. Er komt niets meer na. In de Bijbel, in de prediking wordt alles door God gezegd en alles door God gedaan. Er is geen na-prediker (een onbijbels woord, dat die tweede bron moet aanduiden).
Met bevindelijkheid zou ik willen aangeven, dat er bij elke uiterlijke verschijning van Gods Woord op dat moment ook ook een innerlijke verwerking plaatsvindt (verwerping of aanname, ongeloof of geloof). Daar wordt de teerling geworpen. We kunnen niet neutraal vertrekken om thuis de tweede, de echte openbaring af te wachten.
Het geloof is uit het gehoor. Innerlijk en uiterlijk horen bij elkaar, omdat de openbaring geen gesplitste of gefaseerde openbaring is. Als God spreekt, spreekt Hij de hele mens op dat moment aan. Dus niet eerst de ene helft van de mens (alleen uiterlijk via zijn oren) en nadien de andere helft van de mens (innerlijk, in het hart).
gravo
gravo,
van harte mee eens !!,
op moment van horen, dus niet LATER pas (geloof is echt uit het gehoor), treft de pijl die ons moet neervellen, dat is schriftuurlijk-bevindelijk !). Taak dus voor de GEROEPEN predikanten, ik citeer krachjting Hebr.4:12 :
12 29Want het Woord Gods is 30levend en krachtig, en scherpsnijdenderd 31dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot 32de verdeling der ziel en des geestes, en 33der samenvoegselen en des mergs, en is 34een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten;
29 Sommigen verstaan dit van Christus, Die het Woord Gods genaamd wordt, Joh. 1:1. Openb. 19:13. De gehele beschrijving die volgt, komt daarmede ook wel overeen. Doch dewijl Paulus den Persoon van Christus in zijn andere schriften met dezen Naam niet noemt, zo kan het hier voor het woord des Evangelies bekwamelijker genomen worden, welks kracht ook elders wordt beschreven. Zie Rom. 1:16. 2 Kor. 3:8, 9. 1 Petr. 1:23, 25.
30 Namelijk door de werking des Heiligen Geestes, Die dit leven en deze kracht daardoor in onze harten openbaart.
31 Gr. boven alle tweesnijdend zwaard. Het Griekse woord betekent eigenlijk een zwaard dat twee monden heeft, en van twee zijden bijt of snijdt; gelijk uit Christus' mond een scherp zwaard ook wordt gezegd te gaan, Openb. 19:15. Zie ook Jes. 11:4. Ef. 6:17. Waardoor bij gelijkenis te kennen gegeven wordt, dat Gods Woord op de ene zijde de harten verslaat door de overtuiging der zonden en straffen die de mens heeft verdiend, en aan de andere zijde de harten zuivert, en de kwade begeerlijkheden doodt, om voor Christus voortaan te leven. Zie een voorbeeld Hand. 2:37, 38.
32 Dat is, tot de binnenste bewegingen van den wil en het verstand des mensen. Zie ook 1 Thess. 5:23.
33 Dat is, van hetgeen aldaar meest verborgen schijnt te zijn in den mens, gelijk het merg en de samenvoeging der leden zijn.
34 Gods Woord wordt gezegd de gedachten en overlegging der harten te oordelen of te onderscheiden, omdat de mens door Gods Woord onderricht en vermaand zijnde, zichzelven ontschuldigt of beschuldigt voor Gods oordeel, en zichzelven daarover voor God vernedert, of ook moed geeft om tot den troon Zijner genade vrijmoediglijk te gaan. Zie 1 Kor. 14:24, 25.
d Pred. 12:11. Jes. 49:2. Ef. 6:17.12 29Want het Woord Gods is 30levend en krachtig, en scherpsnijdenderd 31dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot 32de verdeling der ziel en des geestes, en 33der samenvoegselen en des mergs, en is 34een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten;
29 Sommigen verstaan dit van Christus, Die het Woord Gods genaamd wordt, Joh. 1:1. Openb. 19:13. De gehele beschrijving die volgt, komt daarmede ook wel overeen. Doch dewijl Paulus den Persoon van Christus in zijn andere schriften met dezen Naam niet noemt, zo kan het hier voor het woord des Evangelies bekwamelijker genomen worden, welks kracht ook elders wordt beschreven. Zie Rom. 1:16. 2 Kor. 3:8, 9. 1 Petr. 1:23, 25.
30 Namelijk door de werking des Heiligen Geestes, Die dit leven en deze kracht daardoor in onze harten openbaart.
31 Gr. boven alle tweesnijdend zwaard. Het Griekse woord betekent eigenlijk een zwaard dat twee monden heeft, en van twee zijden bijt of snijdt; gelijk uit Christus' mond een scherp zwaard ook wordt gezegd te gaan, Openb. 19:15. Zie ook Jes. 11:4. Ef. 6:17. Waardoor bij gelijkenis te kennen gegeven wordt, dat Gods Woord op de ene zijde de harten verslaat door de overtuiging der zonden en straffen die de mens heeft verdiend, en aan de andere zijde de harten zuivert, en de kwade begeerlijkheden doodt, om voor Christus voortaan te leven. Zie een voorbeeld Hand. 2:37, 38.
32 Dat is, tot de binnenste bewegingen van den wil en het verstand des mensen. Zie ook 1 Thess. 5:23.
33 Dat is, van hetgeen aldaar meest verborgen schijnt te zijn in den mens, gelijk het merg en de samenvoeging der leden zijn.
34 Gods Woord wordt gezegd de gedachten en overlegging der harten te oordelen of te onderscheiden, omdat de mens door Gods Woord onderricht en vermaand zijnde, zichzelven ontschuldigt of beschuldigt voor Gods oordeel, en zichzelven daarover voor God vernedert, of ook moed geeft om tot den troon Zijner genade vrijmoediglijk te gaan. Zie 1 Kor. 14:24, 25.
d Pred. 12:11. Jes. 49:2. Ef. 6:17.
Hartelijk dank voor de HELDERHEID van bijdrage. Hebben we meer van nodig, gravo !!