Raike schreef:
Je hebt helemaal gelijk Toeschouwer, ik wilde het net gaan zeggen: verkiezing is volgens de Bijbel geen doel op zich. Verder houdt een niet-verkiezing geen verwerping in en gaat het in de Bijbel nergens over uitverkiezing van individuen.
Acta Dordtse synode:
http://www.kerkrecht.nl/main.asp?pagety ... 3096&page=
DE EERSTE RECHTZINNIGE TEGENSTELLING
De Praedestinatie ter zaligheid is een eeuwig, allervrijst en onveranderlijk besluit Gods, door hetwelk Hij, naar het genadige welbehagen zijns wils, eenige menschen uit het gansche menschelijke geslacht, zijnde in de zonde vervallen, en overzulks verloren, ter zaligheid in Christus verkoren heeft, dewelke Hij ook besloten heeft naar zijne verkiezing, door zijn Woord en Geest krachtiglijk te roepen, door het geloof in Christus te rechtvaardigen, te heiligen, en in het geloof en de heiligheid te behouden, en eindelijk te verheerlijken, tot bewijs van zijne rijke genade en barmhartigheid. En dit besluit, van eenige zekere menschen in Christus, en door Christus zalig te maken, is het ware, eenige en gansch geheele besluit der verkiezing.
BEWIJS DER TEGENSTELLING
I. Dat dit besluit der verkiezing eeuwig zij, blijkt uit Ef. 1: 4.Hij heeft ons in Hem uitverkoren, eer des werelds grond gelegd was.
Matth. 25:34. Bezit dat Koninkrijk, dat u bereid is voor de grondlegging der wereld.
II. Dat het allervrijst zij, blijkt uit Rom. 9:15. Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, enz., en 18, Hij ontfermt, wiens Hij wil.
Ef. 1:5. Die ons van te voren heeft geschikt naar het welbehagen zijns wils. En vs 11, In Christus zijn wij tot zijn lot opgenomen, wij die te voren geordineerd waren,
[600]
naar zijn voornemen, die alle dingen doet naar den raad zijns wils.
III. Dat het onveranderlijk zij, blijkt, Rom. 9:11, Opdat het voornemen Gods, 't welk naar de verkiezing is, blijve, Rom. 11:28 en 29, Want die gaven en roeping Gods zijn zoodanig, dat ze Hem niet kunnen berouwen.
IV. Dat dit besluit zij naar het genadige welbehagen Gods, blijkt uit de boven verhaalde plaatsen, namelijk Ef. 1:5, en 11. Insgelijks Rom. 11:5. Het overblijfsel is geschied naar de verkiezing der genade.
V. Dat dit besluit ook zij over eenige zekere menschen uit het menschelijk geslacht, zijnde vervallen in de zonde en overzulks verloren, zulks wordt verstaan uit Rom. 9:15, 16; Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm.
En vs. 23, De vaten der barmhartigheid, dewelke Hij van te voren ter heerlijkheid bereid heeft.
En vs. 22, Alwaar diegenen, die uit dezelve massa voorbij gegaan zijn, vaten des toorns genaamd werden. Nu, de toorn Gods tegen de menschen geeft merkelijk te verstaan hunlieder zonde, gelijk zulks ook de Apostel verklaart.
Rom. 1:18. De toorn Gods is ontdekt van den Hemel tegen alle Godloosheid en ongerechtigheid der menschen.
Insgelijks, Ef., Cap. 1, alwaar wij gezegd worden verkoren te zijn in Christus; en opdat wij zouden wezen heilig en onstraffelijk.
Insgelijks: Die ons van te voren heeft geschikt tot aanneming der kinderen door Jezus Christus. Hetwelk alles zonder aanzien der zonde niet kan bemerkt worden.
Van gelijke ook Rom. 8:29, 30; en 9:24; en Ef. 1:7, 8, 9. In welke plaatsen, aan de eene zijde onze verlossing door Jezus Christus, aan de andere zijde onze beroeping tot het geloof en bekeering, allernaast onder het besluit der verkiezing gesteld worden, maar nergens wordt onder hetzelve gesteld de schepping des menschen naar den evenbeelde Gods.
Eindelijk, zoodanige roeping of verkiezing als er indertijd geschied is, zoodanig voornemen van verkiezing is er ook geschied van alle eeuwigheid. Nu die roeping of verkiezing, die indertijd geschied is, diezelve is uit het verdorven menschelijk geslacht. Derhalve, zoodanig is ook geweest het voornemen der verkiezing van alle eeuwigheid.
VI. Dat Hij door hetzelfde besluit der verkiezing besloten heeft de uitverkorenen te roepen, te rechtvaardigen, te heiligen, te behouden en te verheerlijken, zulks wordt bewezen uit Rom. 8:30; Die Hij te voren geordineerd heeft, dezelven heeft Hij ook geroepen; die Hij geroepen heeft, dezelven heeft Hij gerechtvaardigd; die Hij gerechtvaardigd heeft, dezelven heeft Hij ook verheerlijkt.
2 Thess. 2:13. God heeft u van den beginne verkoren tot zaligheid in de heiligmaking des Geestes en in het geloof der waarheid; waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, om te verkrijgen de heerlijkheid onzes Heeren Jezus Christus.
1 Petr. 1:2, wordt gezegd van de uitverkorenen, dat ze verkoren zijn naar de voorkennisse Gods des Vaders, tot de heiligmaking des Geestes, in de gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus.
Joh. 10:29. Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen, en niemand kan ze uit mijns Vaders handen grijpen.
Joh. 17. Heilige Vader! bewaar ze in uwen naam, die Gij Mij gegeven hebt.
VII. Dat eindelijk het einde dezer verkiezing zij een bewijs van de genade en barmhartigheid Gods, zulks hetuigt de Apostel, Rom. 9:29, en Ef. 1:5, 6.