Ik heb het artikel gescand.
Wonderlijk, deze conclusie. Dat men in de GG niet blij is met gemeenteleden die zelf nadenken, hadden we al gemerkt. Maar ook ds. Van der Sluijs lijkt te willen zeggen dat gemeenteleden zich maar beter niet met theologie bezig kunnen houden: laat dat maar aan de theologen over. Hij ziet daarbij over het hoofd dat de GG ook maar weinig predikanten kent die zich theoloog in de wetenschappelijke zin van het woord mogen noemen. Maar afgezien daarvan: dat geestelijken 'not amused' zijn als leken zich met theologie bezighouden ervaar ik als een tamelijk roomse houding...De Waarheidsvriend schreef:A.A. Bart
Waar staan de Gereformeerde
Gemeenten?
Uitg. in eigen beheer, 219 blz.; Eur. 17,50.
Mr. A.A. Bart, belijdend lid van de Gereformeerde Gemeenten, schreef zijn boek Waar staan de Gereformeerde Gemeenten? uit zorg over deze gemeenten ter gelegenheid van hun honderdjarig bestaan dit jaar. Zijn zorg betreft dan met name de prediking.
In een historische schets laat hij duidelijk zien dat het aanbod van genade vanaf het begin omstreden is geweest.
Met name zou later dr. C. Steenblok een algemeen en onvoorwaardelijk aanbod van genade tot alle hoorders ontkennen.
Ds. G.H. Kersten, de stichter van de Gereformeerde Gemeenten, zou zich vooral gebaseerd hebben op de Schotse verbondseden van Thomas Boston.
Op pagina 13 luidt het kopje boven een paragraaf: De verenging van 1907. Dit moet duidelijke zijn "de vereniging', en zou kunnen worden aangemerkt als een freudiaanse vergissing. Want de auteur houdt niet op verengingen aan te wijzen. Vooral als hij later een en ander relateert aan de Reformatie.
Het zou vooral ds. R. Kok zijn die zich beriep op de Schotse verbondsleer van Boston en de gebroeders Erskine, die zich weer beriepen op het boek van Edward Fisher over het eigene van de Reformatie. Zowel ds. Steenblok als ds. Kok zou echter worden geschorst. De theologie zou vooral staan onder de beheersing van de predestinatie, wat geaccentueerd zou worden door de Leeruitspraken van 1931, die volgens ds. M. Golverdingen alleen maar een nadere precisering behelzen van de belijdenis.
Terwijl de bediening van het genadeverbond bij Boston uitdrukkelijk niet onder de beheersing van de verkiezing staat, maar gefundeerd is op de algenoeg zaamheid van Christus.
Uiteindelijk zou A. Comrie worden beschouwd als de leidende theoloog van de Gereformeerde Gemeenten. Ds. A. Moerkerken, de rector van de Theologische School, beroept zich met name op Comrie. Hij zou de eerste zijn die de standenleer nadrukkelijk in kaart heeft gebracht, waarmee het eigene van deze gemeenten vandaag gegeven is. Als zodanig zouden zij een exclusieve plaats innemen in de gereformeerde gezindte.
Want deze standenleer manifesteert zich alom in de prediking van de Gereformeerde Gemeenten. En dit vervult de auteur met zorg. Want aldus staat dit eigene ook de samenspraking met de andere afgescheiden kerken in ons land in. de weg en verhindert dit de wederkeer tot 'onze hersteld hervormde broeders'. Ds. Kersten zou aan het eind van zijn leven nadrukltelijk afstand genomen hebben van het standpunt van ds. Steenblok.
De schrijver luistert naar Luther en Calvijn en wijst de gevaren aan van enerzijds het remonstrantisme en anderzijds het hypercalvinisme. Ds. C. Harinck en in een meer gematigde vorm ook ds. M. Golverdingen zouden de epigonen zijn van de meer gereformeerde stroming. Ondertussen noemt Bart ook de gangbare heilsorde een struikelblok voor het rechte verstaan van de Reformatie. Ds.Kersten zou de wedergeboorte niet verbonden hebben aan de kennis van Christus, maar aan de kennis van de zonde uit de wet. Zo ook ds. Moerkerken nog altijd.
Comrie zou een afwijking van de Reformatie zijn. En welbeschouwd is deze ook weer niet te verenigen metTheodorus van der Groe. Bovendien zou Comrie niet consistent zijn geweest.
Allerlei verkeerde opvattingen over de rechtvaardiging in verhouding tot de wedergeboorte zouden de ronde doen.
En de zuigkracht van het gezelschapsleven zou groter zijn geweest dan de sprake van het Woord alleen. De schrijver ziet zijn gemeenten steeds meer teruggingen naar ds. Steenblok. Van de verbondsleer van de Schotten zou nauwelijks iets meer over zijn, laat staan van de theologie van de Reformatie.
Een bezwaarschrift wil dit boek overigens niet zijn. Ik vraag me echter af of de auteur daaraan ontkomen is. Het past mij in dit verband niet uitspraken te doen over de prediking en het theologisch eigene van de Gereformeerde Gemeenten. Maar wel vraag ik me af of dit de gezegende methode is om zaken aan de orde te stellen. Dit boek is gedocumenteerd, maar komt het formeel wel uit boven een schotschrift? De bewijsplaatsen zijn te incidenteel. De theologie dient integraal beoefend te worden. Dan is er meer aan de orde dan het dilemma Steenblok-Kok of Kersten-Comrie. Dan dient men deze dilemma's te overstijgen met de waarachtig katholieke theologie van de Kerk der eeuwen. Dan zijn we er niet met een collage uit de theologie van vertegenwoordigers van de Reformatie.
Zou het trouwens echt niet mogelijk zijn om allerlei goede intenties in de prediking van de Gereformeerde Gemeenten te honoreren? De schrijver had dan in zijn beschouwingen kunnen verdisconteren dat bijvoorbeeld Comrie met zijn Eigenschappen des Geloofs of zijn ABC des geloofs eigenlijk een heel moderne intentie vertegenwoordigt, namelijk die van de 'Abholung', zoals Helmuth Thielicke deze bedoelde als 'ophalen' van de hoorders om hen te brengen bij Christus. Zoals de Goede Herder Zijn schapen bij name roept!
Ik begrijp de bezwaren van de auteur wel tegen een verabsoluteerde standenleer, maar als hij fulmineert tegen het bijbelse gegeven dat een gelovige steeds opnieuw met alles in de dood terecht- komt', verstaat hij dan Luther wel als deze voortdurend stipuleert dat we steeds opnieuw moeten beginnen ('semper a novo incipere'). En waar is dan bij hem de 'horigheid' van het geloof? Luther zei: "Ik moet het steeds opnieuw horen, wil ik het geloven." Of zijn we er dan met gearriveerdheid in het geestelijke leven? Ik meen: neen!
Al met al kan dit theologiseren van beneden af, waarbij de theologie gemeengoed lijkt te zijn geworden ook van niet- theologen (de schrijver is advocaat), mij absoluut niet bekoeren. Dit lost niets op. Het vergroot alleen de interne spanningen en accentueert het theologiseren van beneden af. Alle goede bedoelingen ten spijt.
C.A. van der Sluijs, Veenendaal
Uiteindelijk heeft ds Van der Sluijs makkelijk praten. Hij is buitenstaander en ervaart niet de geestelijke nood van mensen als Van der Zwaag en Bart, die in hun kerkverband willen blijven maar grote zorgen hebben over de veranderde prediking.