Even een proefballonnetje opwerpen.
Het probleem dat zich hier kennelijk voordoet is dat een deel zich herkent vanuit de lijn die gangbaar is in de Schotse Verbondsleer, en de lijn vanuit Calvijn die de hoofdstroom van de Nederlandse reformatie is vanaf het begin (het doopformulier komt direct uit de invloedssfeer van Calvijn met de brede verbondsvisie).
Eigenlijk is het grootste probleem dat een Schotse Verbondsleer moet stroken met de 3FvE die vanuit een andere verbondsvisie zijn uitgewerkt.
Als beide stromingen zich op dezelfde bronnen beroepen in de 3FvE en wijzen naar het verbond, bedoelen beide wat anders.
Dat levert ook een andere interpretatie op van beloftes en aanbod van genade. Zeker als je het aanbod van genade beperkt tot het verbond in de Schotse lijn en je beroept op theologen vanuit de nederlandse lijn die het verbond dus ruimer zagen.
Als een kerk leert dat het aanbod van genade alleen binnen het verbond geldt, is dat in de verbondsvisie van ndonselaar dus de hele gemeente, ofwel alle toehoorders. Alle gedoopten.
Stel je hetzelfde in een GG(iN) dan zou het enkel de uitverkorenen gelden en krijg je pastoraal probleem. Wie is uitverkoren en wie mag genade aannemen? Welke herder en leraar zal daarover een uitspraak durven doen? De Schotse lijn heeft echter nooit een aanbod van genade aan alle toehoorders verworpen. In de Schotse leer stond het aanbod vooral in het teken van het Evangelie. En niet van het Verbond. (Zie Westminster Catechismus). Het Verbond is daar vooral een extra getuigenis. De doop is een sacrament voor de gelovigen en niet eerst voor de dopelingen. Niet te vergelijken met de doopvisie van Calvijn eigenlijk.
Het ideaal: Men baseert zich of volledig op Schotland, met het aanbod van genade en de beloften aan alle hoorders van het Evangelie waarin de gedoopten een extra getuigenis van Gods liefde en gewilligheid als teken en zegel ontvangen,
of men baseert zich op de Nederlandse lijn met tenminste het aanbod voor het verbond. En daarin worden alle gedoopten als verbondskinderen gezien. Met belofte die overeenkomt met de Schotse versie, zij het mijns inziens nog krachtiger.
Als GG-er ben ik blij dat de zuivere Schotse lijn nog gehoord wordt. Evenwel voel ik me net zo thuis onder de nederlandse visie.
Samen vormt dat de hoofdstroom van de reformatorische gezindte, zover ik kan zien en inschatten.
Als er een mengsel van de visies komt, dan ga ik me zorgen maken.
Een gevaar is mijns inziens dat Brakel vanuit de Schotse visie wordt geinterpreteerd. Dan komt er wat anders uit dan vanuit de Nederlandse visie. En dan kom je met andere oudvaders ook anders uit. Zou hier de verwarring van de kleine kerkgeschiedenis uit voort kunnen komen vraag ik me wel eens af? Of is dat te simpel gedacht?
Kerkhistorische beschouwing van Het Aanbod van Genade.
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Kerkhistorische beschouwing van Het Aanbod van Genade.
Met jouw permissie, Klavier, zullen we dit even naar een nieuw onderwerp overhevelen.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Klavier, denk wel dat daar wat in zit.
Belijdenisgeschriften en dogmas worden in de tijd van dwalingen geboren. Dat kunnen we zien met Athanasius en zijn strijd met Arius, toen de belijdenis van Nicea samengesteld is.
Dat zien we in de strijd van Augustinus met Pelagius.
Dat zien we in de strijd van de reformatie, toen de Bres de Nederlandse Geloofsbelijdenis samenstelde.
Dat zien we weer in de strijd tussen Gomarus en de contra-remonstranten met Arminius, die culmineerde in de synode van Dordrecht, die ons de Dordtse Leerregels gegeven heeft.
De controversie over het aanbod van genade is van later tijd, en zodoende kunnen we, in wezen, niet op oude kerkvaders wijzen of die wel of niet het aanbod van genade leerden.
De eerste keer dat het leerstuk in wezen om de aandacht vraagt, zover ik weet, is in Frankrijk, in de School van Saumur, door Moise Amyraut. Amyraut leefde van 1596 tot 1664. Francis Turretin was aan de andere kant van deze controversie, en was professor in Geneve. In dele om deze controverse is de 'Consensus Helvetica' opgesteld.
Daarna, zoals we al gedebatteerd hebben, in de zaak van de Marrowmen.
Beide door de invloed van de hugenoten en de puritans is deze zaak in de Nederlandse kerken gekomen.
In de Nadere Reformatie waren mensen aan beide kanten van deze controverse, en ook in de Afscheiding, zoals je ook in de geschiedenis door 'Algra' kunt lezen, Dispereert Niet, geloof ik.
Maar in de Nederlandse kerken is, zover ik weet, het nooit tot een punt gekomen tot rond 1953 in de Gereformeerde Gemeenten.
In de kerken in Amerika is dat anders. Daar is namelijk in 1924 een kerkscheiding ontstaan tussen de Christian Reformed (Gereformeerde Kerken) en de Protestant Reformed Churches, van welke ik lid ben. Het leerstuk was algemene genade, en de 3 punten van algemene genade zoals die door de synode geformuleerd waren. De hoofdzaak daar was dat de synode zei dat de mensen, in contradictie tot de DL, zeiden dat de mensen toch nog wel iets goed kunnen, en dat er een zekere genade is voor alle creaturen. Met algemene genade bedoelden ze niet de voorzienigheid, maar meer de gemene gratie visie van Dr. Kuyper. Maar ook het leerstuk aanbod van genade was een groot gedeelte van de controverse. Ds. Hoeksema werd geschorst als predikant, en ongehoord, terwijl de synode toch had verklaard dat hij recht in de leer was, hoewel ze zeiden van hem dat hij enigszins eenzijdig was. De reden voor schorsing was dat hij de 3 punten niet kon ondertekenen. Die ondertekening werd niet van andere predikanten geeist. Het leerstuk van in zekere zin een verbinding tussen het aanbod van genade en de gemene gratie visie van Dr. A. Kuyper. Dus werden de gemene gratie van Dr. Kuyper en de algemene genade van de Afscheiding traditie getrouwd in 1 confessioneel statement.
En deze verbondsvisie heeft in de Christian Reformed Churches geleid, samen met andere dingen, tot een kerk die nu haast helemaal liberaal en arminiaans is.
Zeg ik hier niet dat het aanbod van genade, zoals in Nederlandse kerken geleerd wordt, hetzelfde is of tot hetzelfde leid, als in de Christian Reformed.
Ook is dit geen dogmatische beschouwing, maar een kerkhistorische, en temeer daar ik dit vlug ingetypt hebt kunnen er fouten in zitten.
Belijdenisgeschriften en dogmas worden in de tijd van dwalingen geboren. Dat kunnen we zien met Athanasius en zijn strijd met Arius, toen de belijdenis van Nicea samengesteld is.
Dat zien we in de strijd van Augustinus met Pelagius.
Dat zien we in de strijd van de reformatie, toen de Bres de Nederlandse Geloofsbelijdenis samenstelde.
Dat zien we weer in de strijd tussen Gomarus en de contra-remonstranten met Arminius, die culmineerde in de synode van Dordrecht, die ons de Dordtse Leerregels gegeven heeft.
De controversie over het aanbod van genade is van later tijd, en zodoende kunnen we, in wezen, niet op oude kerkvaders wijzen of die wel of niet het aanbod van genade leerden.
De eerste keer dat het leerstuk in wezen om de aandacht vraagt, zover ik weet, is in Frankrijk, in de School van Saumur, door Moise Amyraut. Amyraut leefde van 1596 tot 1664. Francis Turretin was aan de andere kant van deze controversie, en was professor in Geneve. In dele om deze controverse is de 'Consensus Helvetica' opgesteld.
Daarna, zoals we al gedebatteerd hebben, in de zaak van de Marrowmen.
Beide door de invloed van de hugenoten en de puritans is deze zaak in de Nederlandse kerken gekomen.
In de Nadere Reformatie waren mensen aan beide kanten van deze controverse, en ook in de Afscheiding, zoals je ook in de geschiedenis door 'Algra' kunt lezen, Dispereert Niet, geloof ik.
Maar in de Nederlandse kerken is, zover ik weet, het nooit tot een punt gekomen tot rond 1953 in de Gereformeerde Gemeenten.
In de kerken in Amerika is dat anders. Daar is namelijk in 1924 een kerkscheiding ontstaan tussen de Christian Reformed (Gereformeerde Kerken) en de Protestant Reformed Churches, van welke ik lid ben. Het leerstuk was algemene genade, en de 3 punten van algemene genade zoals die door de synode geformuleerd waren. De hoofdzaak daar was dat de synode zei dat de mensen, in contradictie tot de DL, zeiden dat de mensen toch nog wel iets goed kunnen, en dat er een zekere genade is voor alle creaturen. Met algemene genade bedoelden ze niet de voorzienigheid, maar meer de gemene gratie visie van Dr. Kuyper. Maar ook het leerstuk aanbod van genade was een groot gedeelte van de controverse. Ds. Hoeksema werd geschorst als predikant, en ongehoord, terwijl de synode toch had verklaard dat hij recht in de leer was, hoewel ze zeiden van hem dat hij enigszins eenzijdig was. De reden voor schorsing was dat hij de 3 punten niet kon ondertekenen. Die ondertekening werd niet van andere predikanten geeist. Het leerstuk van in zekere zin een verbinding tussen het aanbod van genade en de gemene gratie visie van Dr. A. Kuyper. Dus werden de gemene gratie van Dr. Kuyper en de algemene genade van de Afscheiding traditie getrouwd in 1 confessioneel statement.
En deze verbondsvisie heeft in de Christian Reformed Churches geleid, samen met andere dingen, tot een kerk die nu haast helemaal liberaal en arminiaans is.
Zeg ik hier niet dat het aanbod van genade, zoals in Nederlandse kerken geleerd wordt, hetzelfde is of tot hetzelfde leid, als in de Christian Reformed.
Ook is dit geen dogmatische beschouwing, maar een kerkhistorische, en temeer daar ik dit vlug ingetypt hebt kunnen er fouten in zitten.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Helaas heb ik een reactie van Bert op mijn laatste poging gemist. Die komt er nog aan, denk ik.
Even over de gemeente- en verbondsvisie. Daar is natuurlijk veel meer over te schrijven.
Zelf denk ik aan de volgende verbondsvisie.
Er is een eeuwige onveranderlijke verkiezing van God. Sommigen duiden dit met het verbond der verlossing. Ik zelf heb daar wat moeite mee, want dat veronderstelt een verbond tussen de drie goddelijke Personen. Die moeite ligt dan vooral in het gegeven dat ik zelf altijd sterk denk vanuit de eenheid in het goddelijke Wezen. Ook ligt er soms teveel nadruk op het antropomorfe karakter van de goddelijke openbaring.
Er is daarnaast een verbond geweest tussen God en Adam. Dit verbond betrof de boom des kennis, des goeds en des kwaads en de boom des levens.
In de tijd openbaarde God het verbond van de genade. Dit verbond kreeg vooral gestalte in het volk Israël. Met de volheid van de tijd valt de middelmuur tussen Jood en heiden weg en is het een universeel genadeverbond. Universeel omdat het niet meer exlcusief verbonden is met een volk. Het is nadrukkelijk verbonden aan de prediking van het Woord in Zijn gemeente. Binnen de bedding van het genadeverbond werkt God Zijn verkiezend welbehagen uit. Dit kan niet anders omdat de HEERE Zich nadrukkelijk heeft willen verbinden aan de prediking van het Woord [het geloof is door het gehoor en het gehoor door het Woord van God].
Er zijn er ook die pleiten voor bij voorbeeld een wezen en een bediening van het genadeverbond. Deze duiding is kunstmatig, omdat Christus Zich in het NT nadrukkelijk noemt de Borg van het Genadeverbond en níet het Hoofd van het genadeverbond. Zowel Jakob als Ezau waren kinderen van het genadeverbond. Zo is dat ook vandaag de dag in de gemeente. Alle geboren en gebrachte kinderen zijn kinderen van het genadeverbond. Daarom geldt iedere kind de belofte: Doe uw mond wijd open en IK ZAL hem vervullen. Dat maakt onze verantwoordelijkheid ook zo ontzettend zwaar: God kent ook de verbondswraak. Wel kind van het verbond, gedronken uit dezelfde steenrots, maar toch de Rots verworpen. Wanneer dat laatste ons geldt bij het sterven, dan zal ons einde vreselijk zijn. Dan zullen de Ninevieten, die zich wel bekeerden, ons oordelen in de dag van het oordeel.
Even over de gemeente- en verbondsvisie. Daar is natuurlijk veel meer over te schrijven.
Zelf denk ik aan de volgende verbondsvisie.
Er is een eeuwige onveranderlijke verkiezing van God. Sommigen duiden dit met het verbond der verlossing. Ik zelf heb daar wat moeite mee, want dat veronderstelt een verbond tussen de drie goddelijke Personen. Die moeite ligt dan vooral in het gegeven dat ik zelf altijd sterk denk vanuit de eenheid in het goddelijke Wezen. Ook ligt er soms teveel nadruk op het antropomorfe karakter van de goddelijke openbaring.
Er is daarnaast een verbond geweest tussen God en Adam. Dit verbond betrof de boom des kennis, des goeds en des kwaads en de boom des levens.
In de tijd openbaarde God het verbond van de genade. Dit verbond kreeg vooral gestalte in het volk Israël. Met de volheid van de tijd valt de middelmuur tussen Jood en heiden weg en is het een universeel genadeverbond. Universeel omdat het niet meer exlcusief verbonden is met een volk. Het is nadrukkelijk verbonden aan de prediking van het Woord in Zijn gemeente. Binnen de bedding van het genadeverbond werkt God Zijn verkiezend welbehagen uit. Dit kan niet anders omdat de HEERE Zich nadrukkelijk heeft willen verbinden aan de prediking van het Woord [het geloof is door het gehoor en het gehoor door het Woord van God].
Er zijn er ook die pleiten voor bij voorbeeld een wezen en een bediening van het genadeverbond. Deze duiding is kunstmatig, omdat Christus Zich in het NT nadrukkelijk noemt de Borg van het Genadeverbond en níet het Hoofd van het genadeverbond. Zowel Jakob als Ezau waren kinderen van het genadeverbond. Zo is dat ook vandaag de dag in de gemeente. Alle geboren en gebrachte kinderen zijn kinderen van het genadeverbond. Daarom geldt iedere kind de belofte: Doe uw mond wijd open en IK ZAL hem vervullen. Dat maakt onze verantwoordelijkheid ook zo ontzettend zwaar: God kent ook de verbondswraak. Wel kind van het verbond, gedronken uit dezelfde steenrots, maar toch de Rots verworpen. Wanneer dat laatste ons geldt bij het sterven, dan zal ons einde vreselijk zijn. Dan zullen de Ninevieten, die zich wel bekeerden, ons oordelen in de dag van het oordeel.
Afgezien van het feit dat ik je gedachtegang niet helemaal volg ("... omdat Christus Zich in het NT etc."), ben ik het niet met je eens.ndonselaar schreef:Er zijn er ook die pleiten voor bij voorbeeld een wezen en een bediening van het genadeverbond. Deze duiding is kunstmatig, omdat Christus Zich in het NT nadrukkelijk noemt de Borg van het Genadeverbond en níet het Hoofd van het genadeverbond. Zowel Jakob als Ezau waren kinderen van het genadeverbond.
Paulus zelf maakt zelf een onderscheid tussen 'wezen' en 'bediening' van het genadeverbond, al gebruikt hij niet dezelfde woorden, zie Rom. 9:6-8 (is in iedere Bijbel te vinden
Calvijn, in navolging van Paulus, maakt óók dit onderscheid al gebruikt hij niet dezelfde woorden; hij spreekt van tweeërlei kinderen des verbonds.
Wel ben ik van mening dat in de rechterflank van de GG-gezindte het verbond een ondergesneeuwde notie is. Het verbond is niet 'alles', maar het is ook niet 'niets'.
Als er nu kinderen van het genadeverbond verloren gaan, wat is dan de betekenis van het verbond? Is het alleen een pleitgrond (Doe uw mond wijd open...) of heeft het nog een andere waarde?ndonselaar schreef:Alle geboren en gebrachte kinderen zijn kinderen van het genadeverbond.
Of gaan de kinderen die wel zalig worden over in een ander verbond?
Uit Redelijke Godsdienst deel 1. W. á Brakel.MBE schreef:Als er nu kinderen van het genadeverbond verloren gaan, wat is dan de betekenis van het verbond? Is het alleen een pleitgrond (Doe uw mond wijd open...) of heeft het nog een andere waarde?ndonselaar schreef:Alle geboren en gebrachte kinderen zijn kinderen van het genadeverbond.
De middelen te gebruiken om de raad Gods te dienen.
U weet vooraf niet wat God in deze of gene bijzondere zaak over u besloten heeft; maar dat weet u, dat God Zijn besluit door middelen uitwerkt, en dat God ons daaraan verbonden heeft. Zo iemand dan de middelen niet gebruikt, - dat God hem zal doen indien Hij de zaak besloten heeft, - die heeft zich dan niet te beklagen, als hij zijn begeerte niet verkrijgt, want ‘t is zijn eigen schuld. Gij hebt niet, omdat gij niet bidt, Jak 4:2. De belofte is: Bidt, en u zal gegeven worden, Matth. 7:7. Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen, Psalm 81:11. Wacht u voor kwade middelen te gebruiken, want dat is niet op Gods besluit te zien, maar het van de middelen te verwachten; maar gebruikt goede middelen, en die zo, om de raad Gods te dienen, maar niet om die te veranderen; en zijt dan in de uitslag onbezorgd en stil, wetende dat de zaak zodanige uitslag zal hebben, als God in Zijn raad u ten goede besloten heeft; zo doende, zult gij veel verzoekingen ontvluchten of te boven komen, en gij zult een stil gemoed bewaren.
DIt is een vraag die de sleutel van de beginvraag in het topic vormt.Of gaan de kinderen die wel zalig worden over in een ander verbond?
Brakel zegt dat het genadeverbond tussen Abraham en Christus is opgericht. Vanuit die verbondsvisie stelt hij bovenstaande citaat. Brakel leert verder dat wie gelooft een verbondsonderhandeling met Christus aangaat en bij toestemmen van dat verbond wordt ingesloten in het verbond. Daarmee komt de uitverkiezig openbaar.
Brakel leert dat allen in het verbond het genadeverbond wordt aangeboden. 'Allen' is bij Brakel alle gedoopte kinderen!
Een andere visie komt uit de Westminster traditie.
Deze leert het op op sommige punten heel anders.
Daar is het genadeverbond ook een verbondsonderhandeling. Maar daar wordt niet vanuit het genadeverbond de aanbieding gedaan van het toetreden tot het verbond, maar vanuit de belofte van het Evangelie. De aanbieding is daar dus niet te herleiden op de doop en is de doop dus geen plijtgrond maar is de Evangelieprediking de plijtgrond.
Maar dan is het verbond zoals te herkennen in psalm 81 niet uit te leggen zoals Brakel dat doet.
Mijns inziens het kardinale punt van verschil met de Westminster visie. Daar zijn alle bijbelteksten in het kader van het verbond, en alle toezeggingen enkel voor de uitverkorenen. De gedoopten kunnen daar dan niet op plijten zonder weet te hebben van wedergeboren te zijn.
Brakel dacht echter net als Calvijn verbondsmatig in tegenstelling tot bijvoorbeeld Boston en Comrie.
Strikt genomen is het verbond geen plijtgrond in de lijn van Boston/Comrie zolang er geen geloof is. Enkel de uitverkorenen wordt de vervulling aangeboden.
Brakel leerde echter dat alle gedoopten het genadeverbond werd aangeboden en daarmee mochten plijten op alle verbondsbeloften. Ook wanneer verbondskinderen zich niet wedergeboren wisten!
Ga je beide visies over elkaar heenleggen, en kies je Comrie als ijkpunt, dan heb je geen enkele plijtgrond meer als je het net verkeerd over elkaar heen legt.
Dan is de doop geen plijtgrond omdat het verbond geen belofte aan de dopeling inhoud (Comrie) en heeft het Evangelie geen belofte buiten het Verbond om (Brakel).
Echter, vanuit dezelfde denkwijze kun je ook 2 plijtgronden zien:
Vanuit het verbond (Brakel) en vanuit het Evangelie (Boston).
En zo zie je gelijk alle smaken die binnen de GerGem voorkomen.
De GG beweegt zich op 1 been Brakel en 1 Been Comrie.
1 Been Dordt en 1 been Westminster.
En alle daaruit voortvloeiende variatiemogelijkheden en uiterst complexe theologie.
Interressant topic. De verbondsleer is een onderwerp waarin ik me veel heb verdiept.
In het algemeen heb ik me altijd erg aangesproken geweten door de lijn van Boston, Erskines, etc. Met de hier reeds gemaakte kanttekening dat men dan ook in hun lijn de beloften aan gehele gemeente dient te verkondigen.
Toch ben ik in de loop er tijd wel wat van visie verandert. Om zowel zakelijk als qua bewoordingen zo dicht mogelijk bij de Schrift te blijven, geloof ik toch dat het Bijbels is om te zeggen dat alle gedoopte kinderen verbondskinderen zijn die leven onder de aangeboden beloften van het genadeverbond. Hoewel de Erskines in hun prediking praktisch ongeveer bij hetzelfde terecht komen, mis ik wel het zicht op de gemeente als verbondsgemeente. Wanneer je de lijn doortrekt vanuit het OT naar het NT zijn de gedoopten door de Heere als Zijn verbondskinderen apart gezet en leven onder de aanbieding van Zijn beloften.
Hoewel de Erskines dit laatste ook in de prediking heel duidelijk brengen, gronden zij dit niet zozeer op de historische lijn van het genadeverbond. In feite zijn de ongedoopten in de gemeente dan ook geen verbondskinderen, maar gelijk aan heidenen met dit verschil dat zij mogen leven onder de aanbieding van de beloften.
Dit wordt dan wel de bediening van het genadeverbond genoemd, maar de term verbondskind geldt alleen de ware gelovigen.
Hoewel ik heel goed hun bedoeling hiervan begrijp en die op zich ook deel, kan ik toch niet mee met de terminologie. Angst voor misbruik heft het rechte gebruik niet op.
Darom doen zij naar mijn gevoelen te weinig recht aan de Bijbelse benadering van het genadeverbond; denk aan teksten als "gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds', denk aan de gelijkenis van de ranken aan de Wijnstok; waar het expliciet om ongelovigen, maar tegelijkertijd wel om verbondskinderen gaat!
Zonder iets af te doen aan werkelijkheid dat zonder wedergeboorte een verbondskind als een kind des Koninkrijks(!) verloren zal gaan, moeten we toch ook de historische openbaring van het genadeverbond in de tijd tot haar recht laten komen.
Wel blijft evenzeer gelden dat wedergeboorte als het werk van de Heilige Geest noodzakelijk is tot zaligheid, om het geloof te schenken wat de beloften omhelst tot zaligheid.
Er zijn dus inderdaad 2-erlei kinderen van het verbond. Die scheiding binnen het genadeverbond openbaart zich door het ongeloof van velen terwijl anderen door genade mogen geloven. Dit onderscheid wordt ten diepste van Gods zijde bepaald door Zijn verkiezend welbehagen.
Al met al: hoewel ik de prediking van de Erskines zeer waardeer, meen ik dat hun spreken over het genadeverbond toch afwijkt van iemand als Calvijn.
Calvijn kent een grotere plaats toe aan de openbaringsvorm van het genadeverbond in de tijd, en ziet in eerste instantie alle gedoopten als kinderen van het verbond en levend onder de aanbieding van genade. Tegelijk is er een nauwere cirkel van bondelingen die door wedergeboorte en geloof zaligmakend deel krijgen aan de zegeningen van het verbond.
Na Calvijn zie je in de posities van Ursinus en Olevianus (wezen/bediening) reeds de hier geschetste lijnen van de Hollandse en de Schotse verbondsleer naar voren komen.
Persoonlijk voel ik me uiteindelijk nog het meest thuis bij Calvijn die zoveel mogelijk recht doet aan alle Schriftgegevens. Iemand als ds. I. Kievit komt daar met zijn boekje over de tweeerlei kinderen des verbonds wel heel dicht bij in de buurt. Anderzijds, er is zo geweldig veel strijd over geweest dat ik persoonlijk me verbonden voel met een ieder die zowel het aanbod van genade, alsook de noodzaak van wedergeboorte door de Heilige Geest naar voren brengt. En verdere verschillen in verbondsvisie wil ik respecteren.
"Als er nu kinderen van het genadeverbond verloren gaan, wat is dan de betekenis van het verbond? Is het alleen een pleitgrond (Doe uw mond wijd open...) of heeft het nog een andere waarde?
Of gaan de kinderen die wel zalig worden over in een ander verbond?"
Ik geloof niet dat je mag zeggen dat kinderen die zalig worden in een ander verbond overgaan. De gedachte van 3 onderscheiden verbonden vind je evenmin in de Schrift terug als de gedachte dat Christus het Hoofd van het genadeverbond is.
Het verbond der verlossing is de grondslag van het genadeverbond en behoort ook wezenlijk tot het ene genadeverbond wat zich in de tijd openbaart in alle gedoopten.
De zaligheid is daarom ten diepste ook een garantie vanuit het genadeverbond zelf.
Al met al: met wat Niek schrijft kan ik helemaal meegaan, met de toevoeging dat het zaligmakend geloof ten diepste ook uit genadeverbond zelf voortkomt vanuit Gods welbehagen.
Verkiezing en genadeverbond vallen niet samen (Schotse verbondsleer) en mogen ook niet worden gescheiden (3 verbonden).
Of zoals wel eens gezegd is: de Heere verwezenlijkt de rivier van Zijn verkiezend welbehagen binnen de bedding van het genadeverbond.
In het algemeen heb ik me altijd erg aangesproken geweten door de lijn van Boston, Erskines, etc. Met de hier reeds gemaakte kanttekening dat men dan ook in hun lijn de beloften aan gehele gemeente dient te verkondigen.
Toch ben ik in de loop er tijd wel wat van visie verandert. Om zowel zakelijk als qua bewoordingen zo dicht mogelijk bij de Schrift te blijven, geloof ik toch dat het Bijbels is om te zeggen dat alle gedoopte kinderen verbondskinderen zijn die leven onder de aangeboden beloften van het genadeverbond. Hoewel de Erskines in hun prediking praktisch ongeveer bij hetzelfde terecht komen, mis ik wel het zicht op de gemeente als verbondsgemeente. Wanneer je de lijn doortrekt vanuit het OT naar het NT zijn de gedoopten door de Heere als Zijn verbondskinderen apart gezet en leven onder de aanbieding van Zijn beloften.
Hoewel de Erskines dit laatste ook in de prediking heel duidelijk brengen, gronden zij dit niet zozeer op de historische lijn van het genadeverbond. In feite zijn de ongedoopten in de gemeente dan ook geen verbondskinderen, maar gelijk aan heidenen met dit verschil dat zij mogen leven onder de aanbieding van de beloften.
Dit wordt dan wel de bediening van het genadeverbond genoemd, maar de term verbondskind geldt alleen de ware gelovigen.
Hoewel ik heel goed hun bedoeling hiervan begrijp en die op zich ook deel, kan ik toch niet mee met de terminologie. Angst voor misbruik heft het rechte gebruik niet op.
Darom doen zij naar mijn gevoelen te weinig recht aan de Bijbelse benadering van het genadeverbond; denk aan teksten als "gijlieden zijt kinderen der profeten en des verbonds', denk aan de gelijkenis van de ranken aan de Wijnstok; waar het expliciet om ongelovigen, maar tegelijkertijd wel om verbondskinderen gaat!
Zonder iets af te doen aan werkelijkheid dat zonder wedergeboorte een verbondskind als een kind des Koninkrijks(!) verloren zal gaan, moeten we toch ook de historische openbaring van het genadeverbond in de tijd tot haar recht laten komen.
Wel blijft evenzeer gelden dat wedergeboorte als het werk van de Heilige Geest noodzakelijk is tot zaligheid, om het geloof te schenken wat de beloften omhelst tot zaligheid.
Er zijn dus inderdaad 2-erlei kinderen van het verbond. Die scheiding binnen het genadeverbond openbaart zich door het ongeloof van velen terwijl anderen door genade mogen geloven. Dit onderscheid wordt ten diepste van Gods zijde bepaald door Zijn verkiezend welbehagen.
Al met al: hoewel ik de prediking van de Erskines zeer waardeer, meen ik dat hun spreken over het genadeverbond toch afwijkt van iemand als Calvijn.
Calvijn kent een grotere plaats toe aan de openbaringsvorm van het genadeverbond in de tijd, en ziet in eerste instantie alle gedoopten als kinderen van het verbond en levend onder de aanbieding van genade. Tegelijk is er een nauwere cirkel van bondelingen die door wedergeboorte en geloof zaligmakend deel krijgen aan de zegeningen van het verbond.
Na Calvijn zie je in de posities van Ursinus en Olevianus (wezen/bediening) reeds de hier geschetste lijnen van de Hollandse en de Schotse verbondsleer naar voren komen.
Persoonlijk voel ik me uiteindelijk nog het meest thuis bij Calvijn die zoveel mogelijk recht doet aan alle Schriftgegevens. Iemand als ds. I. Kievit komt daar met zijn boekje over de tweeerlei kinderen des verbonds wel heel dicht bij in de buurt. Anderzijds, er is zo geweldig veel strijd over geweest dat ik persoonlijk me verbonden voel met een ieder die zowel het aanbod van genade, alsook de noodzaak van wedergeboorte door de Heilige Geest naar voren brengt. En verdere verschillen in verbondsvisie wil ik respecteren.
"Als er nu kinderen van het genadeverbond verloren gaan, wat is dan de betekenis van het verbond? Is het alleen een pleitgrond (Doe uw mond wijd open...) of heeft het nog een andere waarde?
Of gaan de kinderen die wel zalig worden over in een ander verbond?"
Ik geloof niet dat je mag zeggen dat kinderen die zalig worden in een ander verbond overgaan. De gedachte van 3 onderscheiden verbonden vind je evenmin in de Schrift terug als de gedachte dat Christus het Hoofd van het genadeverbond is.
Het verbond der verlossing is de grondslag van het genadeverbond en behoort ook wezenlijk tot het ene genadeverbond wat zich in de tijd openbaart in alle gedoopten.
De zaligheid is daarom ten diepste ook een garantie vanuit het genadeverbond zelf.
Al met al: met wat Niek schrijft kan ik helemaal meegaan, met de toevoeging dat het zaligmakend geloof ten diepste ook uit genadeverbond zelf voortkomt vanuit Gods welbehagen.
Verkiezing en genadeverbond vallen niet samen (Schotse verbondsleer) en mogen ook niet worden gescheiden (3 verbonden).
Of zoals wel eens gezegd is: de Heere verwezenlijkt de rivier van Zijn verkiezend welbehagen binnen de bedding van het genadeverbond.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Ik denk zelf ook dat dit zuivere lijn van Dordt is.Miscanthus schreef:kan ik het geheel mee eens zijn, Geka.
Het waren de Arminianen die zich beriepen op Calvijn.
De buitenlandse afgevaardigden uit de omgeving van Calvijn moesten dat weerleggen en aangeven dat de Arminianen Calvijn verkeerd begrepen hadden (Prof. van 't Spijker heeft hier uitvoerig over geschreven in het jubileumboek van uitgeverij Den Hertog over de Dordtse Synode). Calvijns visie was de basis voor de gereformeerde leer in Nederland. Datheen die het doopformulier heeft opgesteld komt uit de directe invloedssfeer van Calvijn.
Zwingli, die sterk verbondsmatig dacht heeft het gebed van het formulier geschreven. Het hele doopformulier staat in het teken van de verbondsvisie van Calvijn en Zwingli/Bulliger.
Ik kom steeds meer tot de gedachte dat de Westminster visie niet past in de 3FvE. Neem deze opmerking van Henry (overgenomen uit ander topic):
Dit is een andere visie dan Calvijn en Brakel aanhingen.M. Henry schreef:Nu wordt hierdoor duidelijk te kennen gegeven dat het de wil van Christus is: ten eerste, dat het verbond hetwelk God in het bijzonder met de Joden had gemaakt, nu geëindigd en teniet gedaan is
Die leren meer een uitbreiding van het verbond. Henry is duidelijk een Westminster aanhanger. Brakel en Calvijn stellen dat het Verbond in het NT niet anders is dan in het OT.
De vervangingsleer is vooral de Westminster, de Calvijn-Dordt lijn is eerder een uitbreidingsleer. Uitbreiding in de zin dat ook de heidenen nu in het heil van het verbond delen. Bij Brakel zien we duidelijk een soort Chiliastische gedachte die hieruit voorkomt. Het verbond met Israël bestaat nog steeds. Ongewijzigd in beloften. Ongewijzigd in de eis van gehoorzaamheid aan de Wet en geloof. Gewijzigd in bediening.
Gehoorzaamheid aan de Wet in Christus, dus vrij van de vloek van de Wet. Eis van geloof en gehoorzaamheid gelden ook nog steeds.
Geen verzoeningsoffers meer. Wel sacramenten die de verzoening betekenen en verzegelen. Geen besnijdenis maar de doop.
Geen bloed als teken, maar water.
Als de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen dan worden alle kinderen in het verbond gedoopt en gelden alle beloften alle kinderen van gelovigen. Dat is wat Psalm 105 bezingt. En daarom wordt deze psalm in de reformatorische kerken tijdens de doopsbediening gezongen. Een gelovige uit de heidenen buiten het verbond komt via de doop eerst in het verbond. Vanaf dat moment is de gelovige met zijn zaad in het verbond en kunnen kinderen gedoopt worden. Net als de Doop van Johannes de Doper. De doop was al het teken en zegel om vanuit het heidendom in het Oudtestamentische verbond te komen. Dat is zo gebleven! Ook de Heere Jezus is gedoopt. Daarmee is de doop als afwassing der zonden in het teken van de Verzoening van Christus bevestigd! De doop bevestigt de voorzetting van het Verbond. Bronnen rond Polycarpus maken melding van de kinderdoop door Polycarpus. Van Polycarpus wordt door sommige kerkhistorici gedacht dat hij door Johannes de Doper is gedoopt. Augustinus vermeldt dat hij ervan overtuigd is dat de kinderdoop door de apostelen is overgeleverd. Calvijn baseert zich weer op Augustinus. De reformaties is niet voor niets reformatie. Het gaat terug naar de kerk in de leer van de apostelen!
Het doopformulier past wonderwel bij de Calvijn/Brakel visie. Geen enkele zin hoeft meer nader uitgelegd. Geld idem voor de DL, HC en NGB. Het staat er zoals het er staat zonder andere bedoelingen. Alle gedoopten mogen aanspraak maken op het Verbond omdat God het hun Zelf belooft! Als Psalm 81 een pleitgrond is voor alle gedoopten, is Deut 5:6 dat dus ook!
Ga je uit van de Westminster visie, dan kom je uiteindelijk vroeg of laat bij Bunyan en Philpot uit die meenden dat de kinderdoop geen verbondsteken was vanuit de betekenis dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen. Want dat leert Westminster helemaal niet! Daardoor ontstaat er scheefgroei en zijn interpretatieslagen nodig en verdere uitwerking van de dogmatiek om het doopformulier kloppend te maken met de Westminster verbondsvisie.
Ik citeer hier de Kleine Westminster Catechismus:
De doop is hetzelfde sacrament als het avondmaal.92 "Wat is een sacrament?
Een sacrament is een heilige inzetting, door Christus ingesteld, waarin door tastbare tekenen Christus en de weldaden van het nieuwe verbond worden vertegenwoordigd, verzegeld en toepast aan gelovigen."
93 "Welke zijn de sacramenten van het Nieuwe Testament?
De sacramenten van het Nieuwe Testament zijn Doop en des Heeren Maaltijd."
94 "Wat is de Doop?
De Doop is een sacrament, waarin de afwassing met water in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, afbeeldt en verzegelt onze inlijving in Christus en het deelhebben aan de weldaden van het verbond der genade en onze belofte om van de Heere te zijn."
95 "Aan wie moet de Doop worden bediend?
De Doop mag niet worden bediend aan iemand die buiten de zichtbare kerk is, totdat zij hun geloof in Christus en gehoorzaamheid aan Hem belijden; maar de kinderen van hen die leden van de zichtbare kerk zijn, moeten worden gedoopt."
Alleen ter versterking van het geloof van de uitverkorenen.
De doop is ten bate van het geloof van de ouders. Niet als verbondsteken voor de kinderen. Daarom kan binnen dezelfde Westminster invloedsfeer de Baptistische Reformatorische leer geleerd worden. Die ruimte is daar gewoon!
Maar dat geeft tegelijkertijd aan dat de doop niet in de plaats van de besnijdenis gekomen is in die visie. En dat strookt helemaal met de opmerking van M. Henry. De visie op het Nieuw Testamentische verbond is gewoon heel anders!
Kortom: Dordt en Westminster zijn niet verenigbaar in één verbondsvisie. Bij aanhalen van bronnen uit de Westminster leer, zal men zich ten alle tijden bewust moeten zijn van de andere verbondsleer.
Ik begin Westminster steeds meer als bron van problemen te zien als basis voor een visie die overeen moet stemmen met de 3FvE.
Voorbeeld: Psalm 81 9 Mijn volk, zeide Ik hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, Israël, of gij naar Mij hoordet!
10 Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen.
11 Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
12 Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeft Mijner niet gewild.
13 Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
14 Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!
Het gaat over Mijn Volk. Volgens Westminster is dat in het OT het hele Verbondsvolk, Ezau en Jakob. In het NT enkel de uitverkorenen. Evenwel leert Brakel dat allen in het uitwendige Verbond aanspraak mogen maken op de toezegging in vers 9.
Een oproep om te horen. God die zijn Stem richt tot allen in het Verbond, ook degene die niet willen horen, vers 12.
In de Westminster visie is deze tekst, en daarmee vele andere geen belofte voor de gedoopten maar enkel voor de inwendigen in het verbond, de gelovigen.
Wie heeft er nu gelijk?
Wat blijft er van het OT over voor de ongelovigen binnen het verbond?
Wat blijft er van het OT over voor de ongelovigen buiten het verbond?
Mijn conclusie is dat Westminster leert dat kinderen in het uitwendige verbond geen enkele belofte meer hebben dan ongedoopte kinderen. Het enige voorrecht is dat ze onder het Woord verkeren en onder de Werking van de Heilige Geest. Een groot voorrecht, dat is het zonder twijifel. Daar geen discussie over!!! Maar dat geldt ook de kinderen die niet gedoopt zijn. Dus hebben Bunyan en Philpot ook gelijk. En is de kinderdoop als sacrament niet onderscheiden van het Avondmaal als sacrament.
Uiteindelijk geloof ik wel dat Westminster wel rechtzinnig is, zij het met een aantal zwakke plekken in de theologische uitwerking.
De oproep tot bekering wordt er duidelijk gehoord.
De ruimte van het Evangelie wordt in alle volheid geleerd.
De enige aanmerking die ik maak is dat de verbondsbeschouwing meer dan een accentverschil is ten aanzien van Calvijn en Dordt en dat beloftes in het Evangelie vanuit een meer dogmatische bril gelezen moeten worden om de adressering ervan te kunnen verstaan. Zolang dat niet gekoppeld wordt aan de ruime Evangelieprediking, zolang de koppeling tussen Evangeliebelofte en verbond in de visie van Westminster niet wordt gemaakt, gaat het goed. Met als ijkpunt de prediking van de Erskines, Boston, Comrie. etc.
Zolang men in Nederland de Evangeliebelofte niet koppelt aan enkel het verbond, inwendig dan naar de visie van Brakel, gaat het net goed. Met als ijkpunt Brakel, Van de Groe, Kohlbrugge en andere Nederlandse (nadere)reformatoren.
Meer vermenging is helemaal los van Westminster en Dordt. Ook al kunnen beide dan nog steeds als bron dienen.
Dus geen Comrie en Brakel bijelkaar vegen en als één bron hanterern. Deze dan nieuw gevormde bron is onzuiver.
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Afgewezen, als Christus het Hoofd is van het genadeverbond, zoals door een aantal theologen gesteld wordt, dan hangt daar, tenminste in hun ogen, de conclusie aan vast dat je een onderscheid moet maken tussen 'wezen' en 'bediening'. Christus kan niet het Hoofd zijn van diegenen die niet tot het wezen van het genadeverbond behoren.Afgewezen schreef:Afgezien van het feit dat ik je gedachtegang niet helemaal volg ("... omdat Christus Zich in het NT etc."), ben ik het niet met je eens.ndonselaar schreef:Er zijn er ook die pleiten voor bij voorbeeld een wezen en een bediening van het genadeverbond. Deze duiding is kunstmatig, omdat Christus Zich in het NT nadrukkelijk noemt de Borg van het Genadeverbond en níet het Hoofd van het genadeverbond. Zowel Jakob als Ezau waren kinderen van het genadeverbond.
Paulus zelf maakt zelf een onderscheid tussen 'wezen' en 'bediening' van het genadeverbond, al gebruikt hij niet dezelfde woorden, zie Rom. 9:6-8 (is in iedere Bijbel te vinden).
Calvijn, in navolging van Paulus, maakt óók dit onderscheid al gebruikt hij niet dezelfde woorden; hij spreekt van tweeërlei kinderen des verbonds.
Wel ben ik van mening dat in de rechterflank van de GG-gezindte het verbond een ondergesneeuwde notie is. Het verbond is niet 'alles', maar het is ook niet 'niets'.
Christus wordt echter in de Schrift genoemd: de Borg van het verbond.
Nog even over de tekst uit Romeinen 8:6-8. Ten eerste is 6-8 een verkeerde afbakening. De perikoop is veel uitgebreider.
Centraal staat in dit gedeelte: de belofte [epaggelias]. Het is de belofte van Gods verkiezing. Niet onze afstamming bepaalt wat we zijn, maar Gods verkiezend welbehagen.
In dit gedeelte ligt de nadruk op het heilshistorische. Paulus laat zien dat we géén beroep kunnen doen op 'het zaad van Abraham' alleen. Ismaël was immers ook een zoon van Abraham. Hoewel hij wel een zegen ontving, was het Gods raad om zijn belofte te werken in het nageslacht van Izak. Die lijn is ook te herkennen bij het vervolg, waar Paulus de bekende tekst uit Maleachi 1:3 aanhaalt. Ook de profeet spreekt over de belofte aan het volk gegeven en werpt het volk voor de voeten: wat is uw grond? Denk eraan: Jakob [als volk] heb ik liefgehad en Ezau [als volk] heb ik gehaat. Ik heb u als volk uitverkoren, maar wat hebt u met Mijn beloften gedaan?
Dat betekent niet Afgewezen dat deze tekst geen waarschuwing inhoudt. Als Paulus schrijft: zij zijn niet allen Israel die Israël heten, mag dat ons tot waarschuwing zijn.
Toch mogen we nooit uit het oog verliezen waarom Paulus deze tekst schreef. Wanneer ik hem net nog even las viel mijn oog op de eerste verzen van Romeinen 9. Het is alsof Paulus het verwijt heeft aangehoord uit Psalm 77: Zal de Heere dan in eeuwigheden verstoten? [...] Heeft de toezegging een einde van geslacht tot geslacht? Het is alsof men Paulus verwijt: Waar is nu de beloftenis God? Houdt Gods belofte op met het volk Israël? Dan mag Paulus wijzen op de gouden draad van Gods belofte. Die loopt door alle geslachten heen, door het hele verbondsvolk Israël. Het woord van Zijn belofte is niet uitgevallen! Hij begint dan om het onderscheid te maken tussen Izak en Ismaël. Het gaat niet om het kind van het vlees, Ismaël, maar om het kind van de belofte: Izak. De goddelijke belofte van het Zaad loopt hier mee in de gedachten van Paulus, om te onderstrepen dat God Zijn beloften niet vergeet. Zo worstelt Paulus verder. Paulus worstelt met de verkiezing van zijn ongelovige Joodse broeders. Paulus zal uiteindelijk uitkomen bij de gemeente van Jood en heiden. Zelf zie ik een sterk verband tussen Romeinen 9-11 en het gegeven van het lichaam van Christus uit Romeinen 12. Het is alsof Paulus met deze twee hoofdstukken aan wil geven dat dit lichaam bestaat uit Jood en heiden.
Er is nog veel meer over te zeggen en ik schrijf dit nu zo even op. Misschien moet ik er eens voor gaan zitten.
Groeten,
Als dit de reden is voor het afwijzen van het aanbod van genade, waarom dan ook binnen het verbond?Bert Mulder schreef:, en dat er een zekere genade is voor alle creaturen.
Is Gen 17:7 dan geen aanbod van genade?
Of gaat de PRC ook uit van de Westminster verbondsbeschouwing?
Maar dan snap ik de afwijzing van het aanbod van genade niet die door de Westminster sterk wordt benadrukt. De aanbod van genade afwijzing is een nederlandse diskussie die altijd ging over het aanbod buiten het verbond. En dan het Calvijnse Verbond met alle kinderen als verbondskind onder het genade aanbod in het verbond met Gen. 17:7 als doopgrond. Calvijn spreekt van het werkwoord offreren binnen het verbond als het gaat om de verdiensten van Christus, dus niet van voorstellen in de aanschouwelijke zin, maar van voorstellen in de vorm van een aanbieding, een transactionele overeenkomst met voorwaarden. Van geloof en bekering.
ndonselaar, je weerlegging munt niet uit in helderheid. Natuurlijk is de pericoop in Rom. 9 groter dan vs. 6-8. Maar daar staat wel heel pregnant uitgedrukt waar het over gaat. Dat moet je dan niet willen schikken en plooien zodat er toch weer wat ánders staat dan er staat.
Persoonlijk ben ik geheel eens met de posting van Geka, alleen blijft wel de vraag van MBE overeind: wat gebeurt er als iemand wordt wedergeboren?
Ik zou deze vraag als volgt willen beantwoorden: de uitwendige betrekking die deze persoon reeds op het verbond had, wordt nu een inwendige. Het verbond wordt nu 'verwezenlijkt'.
Persoonlijk ben ik geheel eens met de posting van Geka, alleen blijft wel de vraag van MBE overeind: wat gebeurt er als iemand wordt wedergeboren?
Ik zou deze vraag als volgt willen beantwoorden: de uitwendige betrekking die deze persoon reeds op het verbond had, wordt nu een inwendige. Het verbond wordt nu 'verwezenlijkt'.
Klavier, in je reactie kan ik grotendeels meegaan. Wel vraag ik me af in hoeverre je weergave van Brakel helemaal terecht is.
Ik denk dat je moet zeggen dat de Westminster visie ook in de Nadere Reformatie zijn aanhangers heeft.
Brakel spreekt over de aanbieding van het verbond (er is dus nog geen verbondsrelatie!); als ik zijn boekje Halleluja over het genadeverbond lees, kom ik bij hem ook wel de gedachte tegen dat bij wedergeboorte en geloof men overgaat in het genadeverbond. Die gedachte is toch Westminsters en niet Calvijns. Ik zie Brakel zelf meer als een middenfiguur die elementen van beide posities in zich heeft. Iemand als Koelman heeft juist veel meer terug willen grijpen op Calvijn. Graafland heeft een op zich leerzame serie over de verbondsleer geschreven waaruit je veel kunt leren, ook al deel je niet al zijn conclusies.
"Persoonlijk ben ik geheel eens met de posting van Geka, alleen blijft wel de vraag van MBE overeind: wat gebeurt er als iemand wordt wedergeboren?
Ik zou deze vraag als volgt willen beantwoorden: de uitwendige betrekking die deze persoon reeds op het verbond had, wordt nu een inwendige. Het verbond wordt nu 'verwezenlijkt'. "
Ja, de vraag is hoe je het verwoordt. Los daarvan vind ik het wel veel belangrijker dat de zaak zelf goed aan de orde komt: namelijk dat het tenzij uit Joh 3 van de wedergeboorte ook de verbondskinderen geldt. Zoals eerder gezegd: ik zie alle gedoopten als verbondskinderen, maar dit hierboven genoemde element vind ik even Schriftuurlijk en wezenlijk. Veel teksten die duidelijk maken dat het gehele volk Israel verbondsvolk was zijn immers aan aanklacht tegen hen! Bekeert u, gij afkeringe kinderen, want Ik heb u getrouwd!
Wel kinderen, verbondskinderen; maar wel afkerig, en bij het volharden in de afkerigheid zullen zij als kinderen des Koninkrijks worden buitengeworpen.
Om terug te komen op de verwoording: Persoonlijk denk ik dat je mag zeggen dat de Heere het genadeverbond opricht met alle gedoopten en hen Zijn beloften aanbiedt terwijl Hij geloof en bekering van hen eist als Zijn rechtmatige verbondseis.
Geloof en bekering zijn echter alleen mogelijk door het werk van de Heilige Geest die Hij schenkt aan de Zijnen, op grond van de Borgstelling van Christus als de Borg van het verbond, zodat alleen zij komen tot de (zaligmakende) inwilliging van het genadeverbond.
Zoals Calvijn het zei: we zien hier twee rijen van kinderen binnen(!!) het verbond. Dit onderscheid gaat terug op Gods genadige verkiezing.
In deze lijn spreken we naar mijn overtuiging het meest de Schrift na.
Ik denk dat je moet zeggen dat de Westminster visie ook in de Nadere Reformatie zijn aanhangers heeft.
Brakel spreekt over de aanbieding van het verbond (er is dus nog geen verbondsrelatie!); als ik zijn boekje Halleluja over het genadeverbond lees, kom ik bij hem ook wel de gedachte tegen dat bij wedergeboorte en geloof men overgaat in het genadeverbond. Die gedachte is toch Westminsters en niet Calvijns. Ik zie Brakel zelf meer als een middenfiguur die elementen van beide posities in zich heeft. Iemand als Koelman heeft juist veel meer terug willen grijpen op Calvijn. Graafland heeft een op zich leerzame serie over de verbondsleer geschreven waaruit je veel kunt leren, ook al deel je niet al zijn conclusies.
"Persoonlijk ben ik geheel eens met de posting van Geka, alleen blijft wel de vraag van MBE overeind: wat gebeurt er als iemand wordt wedergeboren?
Ik zou deze vraag als volgt willen beantwoorden: de uitwendige betrekking die deze persoon reeds op het verbond had, wordt nu een inwendige. Het verbond wordt nu 'verwezenlijkt'. "
Ja, de vraag is hoe je het verwoordt. Los daarvan vind ik het wel veel belangrijker dat de zaak zelf goed aan de orde komt: namelijk dat het tenzij uit Joh 3 van de wedergeboorte ook de verbondskinderen geldt. Zoals eerder gezegd: ik zie alle gedoopten als verbondskinderen, maar dit hierboven genoemde element vind ik even Schriftuurlijk en wezenlijk. Veel teksten die duidelijk maken dat het gehele volk Israel verbondsvolk was zijn immers aan aanklacht tegen hen! Bekeert u, gij afkeringe kinderen, want Ik heb u getrouwd!
Wel kinderen, verbondskinderen; maar wel afkerig, en bij het volharden in de afkerigheid zullen zij als kinderen des Koninkrijks worden buitengeworpen.
Om terug te komen op de verwoording: Persoonlijk denk ik dat je mag zeggen dat de Heere het genadeverbond opricht met alle gedoopten en hen Zijn beloften aanbiedt terwijl Hij geloof en bekering van hen eist als Zijn rechtmatige verbondseis.
Geloof en bekering zijn echter alleen mogelijk door het werk van de Heilige Geest die Hij schenkt aan de Zijnen, op grond van de Borgstelling van Christus als de Borg van het verbond, zodat alleen zij komen tot de (zaligmakende) inwilliging van het genadeverbond.
Zoals Calvijn het zei: we zien hier twee rijen van kinderen binnen(!!) het verbond. Dit onderscheid gaat terug op Gods genadige verkiezing.
In deze lijn spreken we naar mijn overtuiging het meest de Schrift na.
Laten we voorop stellen dat het heel moeilijk om alles precies op formule te krijgen. Prof. dr. C. Graafland heeft zich o.a. verdiept in de verbondsvisie van Calvijn en stuitte op vragen waarop niet altijd een antwoord of niet altijd hetzelfde antwoord kwam. Bijv.: ben je nu in het verbond en ga je door het ongeloof uit dat verbond? of: ben je niet wezenlijk in het verbond tot er sprake is van bekering en geloof?geka schreef:Om terug te komen op de verwoording: Persoonlijk denk ik dat je mag zeggen dat de Heere het genadeverbond opricht met alle gedoopten en hen Zijn beloften aanbiedt terwijl Hij geloof en bekering van hen eist als Zijn rechtmatige verbondseis.
Wanneer je echter zegt dat geloof en bekering Gods rechtmatige verbondseis zijn, spreek je toch - ongewild - een andere taal dan die van bijv. het doopsformulier. Als daarin wordt gesproken over de "twee delen" van het genadeverbond wordt er bij óns deel niet gesproken over geloof en bekering, maar over de "nieuwe gehoorzaamheid" en alles wat daarbij hoort.
Geloof en bekering zijn noodzakelijk voor verbondsbrekers. De kleine kinderen worden in het doopsformulier kennelijk (nog) niet als zodanig beschouwd. Het doopsformulier is daarin helaas niet zo duidelijk.
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Het doopsformulier gaat uit van deze visie, dat allen worden aangesproken als zijnde gelovig, en ook zo behandeld moeten worden, tenzij uit de vruchten het tenovergestelde blijkt. Dan zal de kerkeraad ook met hun werken en vermanen, en uiteindelijk de kerkelijke tucht toepassen en dengenen afsnijden (als ze niet zelf weggaan).
Dit is hetzelfde als de zendbrieven dat doen in de Schrift.
Net zoals de dominee de gemeente aanspreekt: "Geliefden in onze Heere Jezus Christus", of "geliefde gemeente."
Net zoals een boer zijn tarweveld een tarweveld noemt, hoeveel onkruid er ook in staat.
Dit is hetzelfde als de zendbrieven dat doen in de Schrift.
Net zoals de dominee de gemeente aanspreekt: "Geliefden in onze Heere Jezus Christus", of "geliefde gemeente."
Net zoals een boer zijn tarweveld een tarweveld noemt, hoeveel onkruid er ook in staat.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.