Geplaatst: 28 nov 2006, 10:59
Geka, Bedank voor de heldere uitleg. Ik heb een verklaring van de Westminster Catechismus nog eens doorgelezen en de uitwerking van het Genadeverbond door Boston en zie jouw uitleg daar inderdaad ook terug. Wat ik ook inmiddels heb gezien is dat de Westminster Confessie (1648) en Catechismus zijn opgesteld naar aanleiding van de Dordte Synode. Beide zijn gebaseerd op de Dordtse Leerregels. Dat is wel opmerkelijk, gezien het nadrukkelijke aanbod van genade die Westminster leert. Het was kennelijk in 1648 een duidelijk Dordtse lijn. Zeker als ik Brakels aanbod van genade er naast hou, die is even verplichtend en onvoorwaardelijk als Boston dat ook aanwijst bij de uitleg van het genadeverbond. Wil men het aanbod van genade afwijzen op basis van de DL, dan ligt er op dit punt een historische weerlegging!Geka schreef:Beste Klavier,
Graag wil ik nogmaals reageren.
1. Het genadeverbond in de Westminster Confessie. Naar mijn gevoelen geef je die visie niet helemaal correct weer.
Jij stelt het volgende:
"Westminster daarentegen stelt dat het NT een nieuw verbond is. Een echte vervangingstheologie, zoals ik het zie".
Je kunt niet de DL los zien van Westminster, zo komt het me dan voor. Dat verklaart ook waarom de theologen uit de Westminsterlijn ook op de Nederlandse Universiteiten werden uitgenodigd en Comrie zonder leerverschil in Nederland zijn ambtelijke arbeid kon verrichten. En dat verklaart ook waarom er zoveel puriteinse geschriften zijn uitgekomen in Nederland vanaf de 17e eeuw. De basis lag in de DL. De uitspraken van de Synode van 1618/19 werden alle overgenomen door de Engelse vorst Jakobus I die Dordt als verplichtend oplegde aan de engelse kerk. Jakobus I koos openlijk de kant van de contraremonstranten. Ik zag in de verklaring van de Westminster Catechismus een weerlegging van Arminius naar voren komen. Men kende de leer van onze landgenoot van binnenuit.
Brakel schrijft in de Redelijke Godsdienst in het hoofdstuk van het genadeverbond het volgende:Geka schreef:2. De visie van Brakel
--knip--
Wat ik van hem las, gaat toch meer de andere kant op.
--knip--
Hij noemt dan zaken die betrekking hebben op alle toehoorders:Dus hebben wij u voorgesteld de voortreffelijkheid van ‘t Verbond der genade.
Wie zou geen lust hebben om van hetzelve een bondgenoot te zijn? Wie zegt op al deze niet amen, ‘t is van de Heere geschied, en ‘t is wonderlijk in onze ogen. En nochtans vindt men velen die niet willen. De Heere Jezus verwonderde Zich over de ongelovigheid van de Joden, zo zullen zich met mij verwonderen allen, die dit Verbond in zijn heerlijkheid kennen, en aan de andere zijde zien, hoe velen geen lust aan hetzelve hebben, en niet ingaan. Men zal denken: hoe is het mogelijk! En men vraagt: welke de oorzaken daarvan zijn?
Onkunde
Dat men niet kent, dat begeert men niet. Velen merken niet op, wat het prediken beduidt,wat verkondigd wordt, en zo men het al enigszins hoort, men blijft er niet op staan, men doet geen moeite om de zaak tot in de grond te verstaan, en daarom blijft het hun verborgen. Anderen beschouwen het maar om te weten, en daarvan te kunnen spreken, om de achting van verstandig te zijn te bekomen. Dus acht men de voortreffelijkheid van het Verbond als wat vreemds, waaraan hun niets is gelegen.
Let wel, het gaat hier nog steeds over dat zelfde genade verbond.
Verder vult Brakel aan:
- Ongeloof
- Lusteloosheid
- Aardse bekommernissen.
- Begeerlijkheden van het vlees.
- Verkeerde inbeeldingen. Daar legt hij uit:
En Brakel gaat dan direct verder onder het kopje Opwekking om in het Verbond over te gaan.Velen hebben kennis van de waarheden, zien ze aan als heerlijk en beminnelijk, en achten zeer gelukzalig degenen, die bondgenoten zijn; zij begeven zich tot de kerk, zij zijn uitwendig godsdienstig, zij wachten zich voor de grove besmettingen van de wereld; en zo achten zij zich als bondgenoten, ofschoon zij:
(a) de inwendige waarheid niet kennen, en de zaken in hun geestelijke natuur niet beschouwen, en de Borg van dit Verbond niet dierbaar in hun harten achten, en alleen beminnen.
Hij spreekt dan nog steeds over de hele gemeente! En niet alleen voor de gelovigen en uitverkorenen.
Nog een aanwijzing waaruit ik afleid dat Brakel enigzins verschilt van de Westminster verbondsvisie.Tegenwerping
In het OUDE TESTAMENT moest de gehele natie, hoofd voor hoofd, godlozen en Godzaligen, ingaan; zij moesten allen de sacramenten gebruiken, en zij allen waren ook in dat verbond en gebruikten de sacramenten en zij verbraken velen dat verbond; dus was daar een uitwendig verbond in de gehele natuur van het Verbond der Genade verscheiden;want dat is alleen met de gelovigen opgericht, en dat kan niet verbroken worden
Antwoord.
(a) Het Verbond der Genade is een onbegrijpelijke genade en weldaad Gods; als God dat iemand aanbiedt, dan is het de uiterste godloosheid dat te versmaden, en te weigeren daarin te gaan; zodat een ieder, die het Evangelie verkondigd wordt, verplicht is dat met een grote graagheid met al zijn hart aan te nemen, en zich in het verbond in te laten. Dat is een zekere en onbetwistbare zaak. Dus is het moeten ingaan geen bewijs dat het een uiterlijk verbond is.En Brakel gaat dan direct verder onder het kopje Opwekking om in het Verbond over te gaan.
Hij spreekt dan nog steeds over de hele gemeente! En niet alleen voor de gelovigen en uitverkorenen. Alles verbondsmatig uitgewerkt, net als bij Calvijn, Zwingli en Bullinger.
Hier stelt Brakel de uitwendige roeping gelijk met de bediening in het uitwendige verbond. Daar waar het Evangelie wordt verkondigd binnen het uitwendige verbond, wordt de genade nadrukkelijk aangeboden met de verplichting deze gewillig aan te nemen. De verplichting baseert Brakel op ondermeer Gen.17:7. Brakel zegt hier mijns inziens niet dat het genadeverbond enkel wordt aangeboden aan de uitverkorenen maar ook aan hun natuurlijke zaad. Boston is echter consequent in het hanteren van de aanduiding geestelijk zaad.Tegenwerping
In het OUDE TESTAMENT moest de gehele natie, hoofd voor hoofd, godlozen en Godzaligen, ingaan; zij moesten allen de sacramenten gebruiken, en zij allen waren ook in dat verbond en gebruikten de sacramenten en zij verbraken velen dat verbond; dus was daar een uitwendig verbond in de gehele natuur van het Verbond der Genade verscheiden;want dat is alleen met de gelovigen opgericht, en dat kan niet verbroken worden
Antwoord.
(a) Het Verbond der Genade is een onbegrijpelijke genade en weldaad Gods; als God dat iemand aanbiedt, dan is het de uiterste godloosheid dat te versmaden, en te weigeren daarin te gaan; zodat een ieder, die het Evangelie verkondigd wordt, verplicht is dat met een grote graagheid met al zijn hart aan te nemen, en zich in het verbond in te laten. Dat is een zekere en onbetwistbare zaak. Dus is het moeten ingaan geen bewijs dat het een uiterlijk verbond is.
Boston leert de aanbieding dan ook niet zozeer krachtens het uitwendige verbond met het natuurlijke zaad, maar als verplichting ten aanzien van de Evangelieprediking aan alle hoorders van het Evangelie. Boston lijkt het in een breder kader te plaatsen. Overigens stelt Brakel nergens dat de Prediking buiten de gemeente met verbondskinderen geen beloften bevat. Ik zie vooral bij Brakel een extra toezegging voor het natuurlijke zaad ten aanzien van Boston.
Bij Boston mis ik ook de verwijzingen naar Gen.17:7 waar Brakel zelfs mee begint in het rijtje tekstverwijzingen bij het noemen van de partijen van het genadeverbond.
Precies de tekst die in het doopformulier zo'n prominente plaatst inneemt. Westminster is dan toch meer universeel denkend vanuit de Evangelieverkondiging, terwijl ik Brakel vooral interpreteer als verbondsmatiger in uitwendige zin in de uitwerking op dit punt. Brakel volgt op dit punt mijns inziens meer dan Westminster het doopformulier, dat vanuit de kringen direct rondom Calvijn afkomstig is.
Hoewel een accentverschil, levert het wel een punt van verschil in de adressering van de verbondsbeloften. Door de doop wordt in de lijn van Brakel de belofte persoonlijk geadresseerd. Boston spreekt ook over een persoonlijke adressering tijdens het horen van het Evangelie of het lezen daarvan, maar hij verbindt dat evenwel niet aan de doop of de geslachtelijke lijn.
De doop zie ik bij Boston niet zoveer als verbondsteken en zegel voor de kinderen, maar veelmeer voor de gelovige ouders. De Kleine Westminster Catechismus zet doop en heilig avondmaal ook op dezelfde lijn en legt beide sacramenten enkel uit als versterkend voor de gelovige ouders. Brakel stelt de sacramenten (ook het avondmaal!) ook in het uitwendige verbond. Eigenlijk stelt Brakel alles in het verbond, en onderscheiden we enkel in- en uitwendig ter vergelijk met Westminster. Ik zie het meer dat wat Brakel verbond der Verlossing noemt het inwendige verbond bij Boston is.
Brakel noemt het Verbond der Verlossing dan ook testament voor de uitverkorenen en Verbond der genade een genadeaanbieding. Het verbond der genade en verbond der verlossing zouden dan in vervulling wel dezelfde zijn, maar niet in de aanbieding en belofte! Vanuit de uitverkiezing gedacht is het één verbond, vanuit de bediening echter onderscheiden. Het uitwendige verbond is evenzeer een verbond dat door de Heere Zelf is opgericht en kan niet enkel een loos verbond zijn. Dat maak ik ondermeer op uit wat Brakel nog meer zegt:
Dus: Ieder het verbond aangeboden, alleen de gelovigen gaan daadwerkelijk in het verbond.Godlozen, verplicht wordende in het Verbond der Genade in te gaan, mochten niet godloos blijven; want de belofte van dit Verbond was ook heiligmaking, hiertoe moesten ze lust hebben, en de lust tot heiligmaking moest hen bewegen om in te gaan. Als iemand dan godloos bleef, dat was een blijk, dat hij niet in waarheid met God handelde, gelijk hij verplicht was te doen, maar dat hij alleen uitwendig in de vertoning voor de mensen inging, en dat hij geen waar bondgenoot was.
En om alle twijfel weg te nemen of dit niet enkel de uitverkorenen in het verbond zijn die de genade wordt aangeboden:
God had het verbond met de gehele natie, in ‘t algemeen aangemerkt, opgericht, maar niet met ieder, hoofd voor hoofd, ieder moest voor zich zelf waarlijk door het geloof in dat Verbond ingaan.
Net zoals Calvijn dat beschrijft bij het uiteenzetten van de in- en uitwendige roeping, de aard van het geloof en de wedergeboorte (Om de eenheid en Vrede der Kerk, Institutie).
Hoewel Westmister en Brakel dicht bij elkaar liggen, meen ik dat er vooral verschil ligt met Westminster ten aanzien van het doopformulier.
Bostons werkt vanuit de Westminster visie. Hij was zich bewust:
Ik concludeer hier dat Boston meer vanuit de uitverkiezing leert omdat hij zijn basis legt in de Verbondssluiting tussen Christus en in Hem al de uitverkorenen. De openbaringsvorm van het verbond wordt hieruit verklaart. Brakel stelt zo te zien meer de openbaringsvorm zelf als uitgangspunt in het verdere uitwerken, zonder overigens te ontkennen dat de oorzaak van het genadeverbond ligt in de verbondssluiting tussen Christus en God de Vader.Voordat ik van dit punt afstap, wil ik er nog enkele conclusies aan verbinden. Eerste conclusie: Het verbond van de verlossing en het Genadeverbond zijn hetzelfde verbond. Het verbond van de verlossing en het Genadeverbond zijn niet twee verschillende verbonden, maar één en hetzelfde verbond. Ik weet dat vele Godgeleerden deze zaak uitdrukkelijk anders formuleren en wel vanuit verschillende gezichtspunten, waarvan sommige in geen enkel opzicht in strijd zijn met de leer van vrije genade. Ik houd het er echter voor dat dit de Bijbelse waarheid is en dat ze vanzelfsprekend voortvloeit uit de weergave van het Genadeverbond in onze Grote Catechismus van Westminster, namelijk: "Dat het Genadeverbond gemaakt werd met Christus als de Tweede Adam, en in Hem met al de uitverkorenen als Zijn zaad":"Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van één: En uw Zaad, Hetwelk is Christus", Gal. 3: 16; Rom. 5: 15 tot het einde; "Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en verzadigd worden", Jesaja 53: 10-11. Daarom zijn "verbond van de verlossing" en "Genadeverbond" slechts twee namen voor één en hetzelfde verbond, maar dan vanuit verschillende gezichtspunten bezien.
Beide laten echter ten alle tijden staan dat de enige toegang tot de genade in Christus het geloof is. Als vrucht van de wedergeboorte. Beide leren de uitwendige roeping door middel van Evangelieverkondiging en aanbieding van het verbond der genade. Beide leren dat de uitverkorenen testamentair vastliggen in het Verbond der verlossing en inwendig geroepen worden door de uitwendige roeping.
Beide stellen geloof als verplichting aan het Evangelie en Brakel zelfs aan het Verbond krachtens de natuurlijke lijn.
Niemand gaat verloren anders dan om ongeloof en het afwijzen van de genade. Van nature ligt iedereen in ongeloof en ligt daarom verloren. Het ongeloof bestaat uit het niet willen leven naar Gods Beeld. Ieder is verplicht Gods Beeld te dragen. Niemand kan dat van nature. Iedereen krijgt de mogelijkheid geboden wel aan deze eis te voldoen in de aanbieding van het genadeverbond.
Wie in het genadeverbond is mag delen in de weldaden van de Borg die het Beeld Gods volmaakt heeft gedragen. In Christus dragen de uitverkorenen dat Beeld.
Wie de genade van het genadeverbond afwijst, wijst wederom de eis af Gods Beeld te dragen. En wederom een afwijzing terwijl het mogelijk is dat Beeld te dragen.
Uiteindelijk is het enigzins verbondsmatiger uitwerken van Brakel geen enkele reden om te leren met Brakel in de hand dat geloof en bekering verondersteld mogen worden bij gedoopte kinderen.
Hij besluit zijn hoofdstuk over het genadeverbond met een opmerking over 1 Kor. 7:14:
De kinderen van de gelovigen worden heilig genoemd, niet ten opzichte van een uitwendig, maar ten opzichte van het Genadeverbond, in ‘t welk zich de ouders, ‘t zij waarlijk, ‘t zij alleen uitwendig, hebben ingelaten, en in hetwelk zij ook hun kinderen mogen ingeven, gelijk ze doen als zij ze laten dopen; want ook zij beogen geen ander Verbond, dan door ‘t welk zij en hun kinderen zouden zalig worden. Dus hebben wij het Verbond der Genade in alle omstandigheden voorgesteld, wensende dat een ieder er op verliefd werd en waarlijk daarin overging. AMEN.