-DIA- schreef:Bert Mulder schreef:-DIA- schreef:
Het formulier om de H. Doop te bedienen aan de kleine kinderen der gemeente is opgesteld uit het WEZEN der zaak.
en wat betekend dat, DIA...
Er wordt uitgegaan van de betekenende zaak.
Het formulier beschrijft de zaken zoals die waar zijn voor de gelovigen.
Net als trouwens ook het Avondmaalsformulier etc.
Het is alleen voor de gelovigen, dat is waar. Maar er staat meer...
Zo lees ik in mijn oude Hellenbroek vragenboekje:
In het hoofdstuk, 'Van het verbond der genade', vraag 4 Met wij wordt dat opgericht? Alleen met de uitverkorenen.
Zo ook Kersten in zijn dogmatiek, dat het genade verbond ALLEEN met de uitverkorenen is opgericht, in hoofdstuk 20.
En Steenblok, in zijn dogmatiek, vraag 1012: Hoe omschrijft gij het verbond der genade:
' Als de geestelijke en eeuwige gemeenschapsband in Christus tussen God en de Zijnen. Of ook, als de weg, waarlangs God door Christus het eigendom wordt van de zondaar en deze een eigendom van God'.
Zie ook, Westminster Larger Catechism, Question 31:
With whom was the covenant of grace made?
Answer: The covenant of grace was made with Christ as the second Adam, and in him with all the elect as his seed.
Zo spreekt het doopformulier:
Geliefden in den Heere Christus, gij hebt gehoord, dat de Doop een ordening Gods is, om ons en ons zaad zijn verbond te verzegelen; daarom moeten wij hem tot dat einde, en niet uit gewoonte of bijgelovigheid gebruiken. Opdat het dan openbaar worde, dat gij alzo gezind zijt, zult gij van uwentwege hierop ongeveinsdelijk antwoorden:
Eerstelijk, hoewel onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerhande ellendigheid, ja, aan de verdoemenis zelf onderworpen, of gij niet bekent, dat zij in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten zijner gemeente, behoren gedoopt te wezen?
Ten andere, of gij de leer, die in het Oude en Nieuwe Testament, en in de Artikelen des Christelijken geloofs begrepen is, en in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt, niet bekent, de waarachtige en volkomen leer der zaligheid te wezen?
Ten derde, of gij niet belooft en u voorneemt, deze kinderen, als zij tot hun verstand zullen gekomen zijn, waarvan gij vader (moeder) of getuige zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, of te doen (en te helpen) onderwijzen?
Die taal kan alleen gebruikt worden, als de wezenlijke zaak bedoeld is. Dus, zoals de Schrift ons leert, dat de uitverkoren kinderen voor het zaad gerekend worden, en temeer, sprekende over 'geheiligd
zijn' (niet worden), dat ze, normaal gesproken, al wedergeboren
zijn, van vroege jeugd.
Zo spreken onze gereformeerde vaderen ook over het opvoeden van onze kinderen in de vreze en vermaning des Heeren, hetwelk ten enenmale onmogelijk is, als het ongelovigen betreft. Lees hierover:
Calvijn, in zijn Institutie, in de behandeling over de kinderdoop, 4.16.5, alsook andere plaatsen.
de Heidelberger, in vraag 74.
Zal men ook de jonge kinderen dopen?
Antw. Ja het; want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn a, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden b en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt c, zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken des verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden d, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is e, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is f.
a Ge 17:7 b Mt 19:14 c Lu 1:15 Ps 22:10 Jes 44:1-3 Han 2:39 (* Ps 22:10 AV = Ps 22:11 SV) d Han 10:47 e Ge 17:14 f Col 2:11-13, waar we lezen dat ze in het verbond begrepen zijn, wat als het waar is dat het verbond alleen uitverkorenen betreft, dat het doopformulier hier dus uitverkoren kinderen bedoeld.
van der Groe, in zijn 'de Heidelbergse Catechismus', boek 2, blz 43-52. Zo op blz. 44, eerste paragraaf: Wat nu zoodanige kinderen zelven aanbelangt, die ons alszoo om te dopen worden voorgesteld, dezen moeten wij in hunne geloovige ouders ook voor geloovigen en voor ware bondsgenoten God houden... ... niet, alsof alle kinderen van geloovige ouders, of die men voor de zoodanigen houdt, waarlijk geloovige kinderen waren, uitverkoren tot de zaligheid...
Zo is het verbond en de uitverkiezing ook beslist onvoorwaardelijk, zie verwerping der dwalingen, DL eerste hoofd, 1-5. Zo leerde ook ds. van Velzen tegenover Pieters en Kreulen.