albion schreef:Jongere schreef:Misschien ligt het aan mij, maar ik vind gereformeerd iets heel anders dan reformatorisch.
Gereformeerd vind ik de wereldwijde groep christenen die uitgaat van de gereformeerde leerstukken (ik zie dan vooral de calvinisten die de 'five points' / dordtse leerregels erkennen).
Reformatorisch vind ik de subcultuur die is ontstaan in Nederland uit rechts-gereformeerden.
Zo zie ik dat ook. Want wie bepaalt er nu dat jij reformatorisch bent en waar komt die uitdrukking eigenlijk vandaan?
Ter info een stukje van een artikel uit een boekje met verslagen van inleidingen gehouden op de thema-avonden van de VBSO 1993/1994 (kortweg de eigen scholenbond van de GGiN):
L.M.P. Scholten schreef:Oorsprong reformatorisch
Daar ligt ook de oorsprong van de aanduiding 'reformatorisch'. Onze oudvaderen kenden dat woord niet. Het duikt in onze taal op in het midden van de negentiende eeuw als een vakterm bij kerkhistorici. W. Moll gebruikte het, voorzover bekend, als eerste in zijn boek over de middeleeuwer Brugman (1854). Die kerkhistorici hadden het kennelijk overgenomen als een leenwoord uit het Duits, ook in dezelfde betekenis als het woord reformatorisch in het Duits heeft, namelijk 'van de Reformatie', 'van de aard of in de zin van de Kerkhervorming', en dan niet specifiek luthers of calvinistisch, maar in het algemeen. Dat is de oorspronkelijke betekenis van het woord reformatorisch, een vakterm van kerkhistorici.
In de jaren '30 van deze eeuw gaan andere theologen dit woord meer in een algemene zin gebruiken. Reformatorisch betekent dan in hun geschriften: strevend naar hervorming, strevend naar vernieuwing. W.J. Aalders noemt in 1937 de theologie van Karl Barth de dialectische of reformatorische theologie. Daarmee bedoelt hij dan een theologie die vernieuwingen nastreeft. De zendingsman Hendrik Kraemer schrijft in die tijd over een bepaalde moslim die vernieuwingen in de islam propageerde, en kwalificeert hem daarom als een reformatorisch man. De neo-calvinisten in de Gereformeerde Kerken, zowel Schilder als mannen als Waterink en Klaas Dijk, gebruiken het woord reformatorisch, reformatorische aktie en reformatorische beweging en doelen dan op allerlei neo-calvinistische activiteiten in kerk, staat en maatschappij. Dus ook bij hen is reformatorisch: streven naar doorgaande vernieuwing.
Na 1945 komt een derde betekenis op van het woord reformatorisch: oecumenisch gezinden maken zich meester van het woord, bijvoorbeeld in de aanduiding 'rooms-katholieke en reformatorische christenen'. Dat vond men kennelijk een gepaster woord dan 'protestant'.
Enigszins parallel daarmee zie je dan dat de Vrije Universiteit zich in het begin van de jaren '50 reformatorisch gaat noemen. Het is dezelfde tijd dat de VU de binding aan de Gereformeerde Kerken laat vallen, niet langer de eis stelt dat de bestuursleden tot die denominatie moeten behoren. Kennelijk om de associatie met 'kerkelijk-gereformeerd' te vermijden, gaat men dan spreken van een instelling voor reformatorisch hoger onderwijs. Waar ligt nu het aanknopingspunt voor de benaming van de reformatorische zuil? Sommige speurders hebben met natte vingers de oorsprong van dit laatste gebruik van het woord 'reformatorisch' gezocht bij de CSFR. Deze studentenvereniging heeft wel een rol gespeeld in het ontstaan van de reformatorische zuil, maar ik ben de lectuur van de CSFR uit de jaren '50 nog eens nagegaan. Het woord 'reformatorisch' kom je er amper of nergens tegen, en zeker niet als program. Men sprak gewoon van gereformeerd.
De Driestar
Neen, het ontstaan ligt ergens anders. Voorzover ik kan nagaan, is dit woord reformatorisch voor dit doel het eerst opgepakt door De Driestar. De Driestar stond in 1953 nog in Krabbendijke. Door de watersnood kwam de school in enorme problemen, was de ondergang nabij, is overgeplaatst naar Gouda en toen gereorganiseerd op een andere leest, op een bredere leest. En dan wordt de naam veranderd. Wat eerst heette 'Christelijke Kweekschool op Gereformeerde Grondslag te Krabbendijke' wordt dan 'Stichting Christelijke Kweekschool op Reformatorische Grondslag De Driestar te Gouda', en dan is de school ook tegelijk interkerkelijk geworden en het bestuur niet meer louter een kerkelijke aangelegenheid van de Gereformeerde Gemeenten. Het is dan niet meer zo als het in Krabbendijke was: onder synodaal toezicht vanwege de Gereformeerde Gemeenten. Het ging dus in wezen net zo als met de VU: de speciale binding met de Gereformeerde Gemeenten werd opgeheven; met nadruk wilde men de Hervormden erbij betrekken. En om dat te benadrukken diende het woord reformatorisch.
Het woord reformatorisch in de reformatorische zuil betekent dus niet: "Gereformeerd is te vaag geworden; wij willen niet vereenzelvigd worden met de Gereformeerde Kerken en daarom noemen wij ons reformatorisch; reformatorisch dus als een verbijzondering van het algemene woord gereformeerd." Dat is de historische gang van zaken niet. Het invoeren van het begrip reformatorisch bij De Driestar, als eerste in deze zuil, betekende: Denk erom, wij staan niet meer op dat strakke kerkelijke van de Gereformeerde Gemeenten van voor 1953 en van het standpunt van ds. Kersten. We zijn opener geworden: we staan open, met name voor de Hervormden.
Die nieuwe koers bood natuurlijk perspectief, want vele Hervormden konden zich steeds minder vinden in samenwerkingsverbanden met de Gereformeerde Kerken. Op onderwijsgebied betekende dat toenadering tot de VGS. De VGS is toen door middel van statutenwijziging ook metterdaad interkerkelijk geworden, ook in de bestuurssamenstelling. Ook de GOV werd officieel interkerkelijk. Stond zij eerst alleen open voor onderwijzers die bij het christelijk onderwijs werkzaam waren en die kerkelijk behoorden tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, die omschrijving werd vervangen door "die werkzaam zijn aan een VGS-school of aan een andere school, mits zij met de grondslag instemmen." Vervolgens kwam er in 1973 een nieuw onderwijsblad, geheten De Reformatorische School. Inmiddels had De Driestar navolging gevonden: Guido de Bres, Lodenstein werden gesticht officieel op reformatorische grondslag. Zelfs in de VBSO - zie ons kerkelijk jaarboekje maar - zijn diverse scholen die de naam reformatorisch kozen, kennelijk niet bekend met de historische achtergrond van deze term.
In feite ondersteunt dit dus de opvatting, dat de aanduiding reformatorisch veelal gebruikt wordt om de bevindelijk-gereformeerden aan te duiden. In het woord zelf zie je dat niet direct terug, wat maakt dat ook mensen van buiten de 'subgroepering' het van toepassing vinden zijn op zichzelf. Verschillende definities dus.
Uit het oogpunt van
taalzuiverheid is reformatorisch = gereformeerd wellicht verkieslijker.
