Polemicus schreef:
Als Jezus afpersers in dienst van de bezetter roept (Mattheüs), komt Hij niet eerst met een eis van bekering, maar spreekt Hij met macht: Volg Mij. En dan gaat hij daar in het huis van die openbare zondaar zitten en met vele tollenaars en zondaars eten. Heus niet omdat ze zo overtuigd waren van hun zonden hoor. Maar omdat ze ziek waren en de Medicijnmeester nodig hadden. Ziek is dus: zondaars, niet-‘rechtvaardigen’ zoals de Farizeeën waren in eigen ogen. Dat is nu de ergernis van het Evangelie Bert: deze ontvangt zondaars en eet met hen. En dat Jezus zegt: Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering, Matth. 9:13. Uitdrukkelijk zegt Jezus erbij: leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande (de eis der wet).
Misschien is dit niet helemaal fair play, maar hier van ik je toch in je eigen woorden, broeder.
Christus komt niet tot Mattheus: Wil je me aub volgen, maar ik laat jou de keuze. Hij komt niet tot Mattheus met een aanbod. Nee, Christus, als de Zoon van God, komt tot Mattheus, krachtdadig, roept hem inwendig, en maakt hem willig te volgen.
Zo ook met je eigen voorbeeld van de overspelige vrouw. Hij doet haar geen aanbod. Hij zegt alleen maar: zondig niet meer, en schenkt de genade in haar. Krachtdadig.
Dus, broeder Polemicus, wie zit hier klem in eigen definities, jij of ik?
Blijkt ook dat je engels misschien niet zo goed is, want ik heb je een aantal citaten van Calvijn gegeven die het aanbod tegenspreken.
Verder verwar je de dogmatiek van de PRCA met die van de GGinN, daar je zegt dat we een eis voorop stellen van een verbroken werkverbond. Wel, broeder, als PRCA leren wij, en geloof ik niet in een concept, door Westminster begonnen, van een werkgebond zoals in de Nederlandse Gereformeerde gezindte gehouden wordt. Het verbond met Adam als verbondshoofd had nooit de bedoeling van eeuwig leven, alleen een onbeperk aards leven. En Adam kon er nooit iets mee verdienen. Dus in dat opzicht ben ik beslist Supra-lapserian. Het genadeverbond stond, van eeuwigheid, in de Raad des Vredes, boven het "werkverbond".
Maar het is volop Bijbels om te komen met de eis van het Evangelie, zoals ook de apostelen: Geloof en bekeerd u!
Verder heb je blijkbaar een God die niet meent wat Hij zegt. Jouw god belooft en doet niks. Jouw god heeft Jacob liefgehad, en Esau minder lief gehad.
Mijn God zegt: Jacob heb ik liefgehad, maar Esau heb ik gehaat.
En zou Christus iemand iets aanbieden, voor wie Hij niet gestorven is? Lees even het Hogepriesterlijk gebed:
6 Ik heb Uw Naam geopenbaard den mensen, die Gij Mij uit de wereld15) gegeven hebt.16) Zij waren Uw, en Gij17) hebt Mij dezelve gegeven; en zij hebben Uw woord bewaard.
7 Nu hebben zij bekend, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, van U is.18)
8 Want de woorden, die19) Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en20) zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan21) ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.22)
9 Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar23) voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw.24)
10 En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen25) verheerlijkt.26)
Is het hier wel duidelijk, zoals Christus zelf zegt: "Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven heeft"
Kanttekening:
Dat is, niet voor alle mensen der wereld zonder onderscheid, maar voor de uitverkorenen en gelovigen; Rom. 8:33,34.
Verder Romeinen 8:
30 En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen;78) en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die79) Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.80)
31 Wat zullen wij dan81) tot deze dingen zeggen?82) Zo God voor ons is,83) wie zal tegen ons zijn?84)
32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft,85) maar heeft Hem voor ons allen86) overgegeven,87) hoe zal Hij ons ook met Hem88) niet alle dingen89) schenken?90)
Dus wil jij zeggen, die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardig, op voorwaarde dat ze Mijn aanbod aannemen.
Lees ik weer in de kanttekening:
Namelijk die in Hem geloven, die Hem liefhebben en naar Zijn voornemen geroepen zijn.
Maar nee, de prediking is de kracht Gods tot zaligheid. Niet een onmachtig aanbod, dat van de mens afhankelijk is. Lezen we in Rom. 10:
13 Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.
14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen,22) in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben?23) En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?24)
15 En hoe zullen zij prediken,25) indien zij niet gezonden worden?26) Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten27) dergenen, die vrede verkondigen,28) dergenen, die het goede verkondigen!
16 Doch zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest;29) want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd?30)
17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.31)
18 Maar ik zeg: Hebben zij het niet gehoord?32) Ja toch,33) hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan,34) en hun woorden tot de einden der wereld.35)
19 Maar ik zeg: Heeft Israel36) het niet verstaan?37) Mozes zegt eerst:38) Ik zal ulieden tot jaloersheid verwekken39) door degenen, die geen volk zijn;40) door een onverstandig volk41) zal ik u tot toorn verwekken.
20 En Jesaja verstout zich,42) en zegt: Ik ben gevonden van degenen,43) die Mij niet zochten; Ik ben openbaar geworden dengenen, die naar Mij niet vraagden.44)
21 Maar tegen Israel zegt Hij: Den gehelen dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt45) tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk.46)
Dus het Woord, de prediking zelf, werkt het geloof, door de werking des Geestes. Is hier ook duidelijk dat de prediking geen aanbod is, daar de prediking scheiding maakt. Het Woord gaat naar de heidenen, en is in hun krachtdadig, omdat de oren van Israel doof gemaakt waren. Zoals we lezen in Hand. 28, over de prediking van Jesaja:
26 Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor zult45) gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.
27 Want het hart dezes volks is dik geworden,46) en met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze.
Had God Israel niet kunnen bekeren? Het is hier duidelijk, dat het niet de wil Gods was. Dus ook voor hen geen algemeen aanbod van genade, terwijl zij, als verbondsvolk, onder de prediking waren.. Inplaats daarvan, geen genade maar een reuk doods ten dode. Omdat niet alles Israel is die uit Israel is, maar, weer terug naar Romeinen:
6 Doch ik zeg22) dit niet,23) alsof het woord Gods24) ware uitgevallen;25) want die zijn niet allen Israel,26) die uit Israel zijn.27)
7 Noch omdat zij Abrahams zaad zijn,28) zijn zij allen kinderen;29) maar: In Izaak zal u het zaad genoemd worden.30)
8 Dat is, niet de kinderen des vleses,31) die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis32) worden voor het zaad gerekend.33)
15 Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen,44) diens Ik Mij ontferm,45) en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben.
16 Zo is het dan niet desgenen, die wil,46) noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods.47)
17 Want de Schrift zegt tot Farao:48) Tot ditzelve heb Ik u verwekt,49) opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde.
18 Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij50) wil.51)
21 Of heeft de pottenbakker56) geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp57) te maken, het ene vat ter ere,58) en het andere ter onere?59)
22 En of God,60) willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns,61) tot het verderf toebereid;62)
23 En opdat Hij zou bekend maken63) den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid,64) die Hij te voren bereid heeft tot heerlijkheid?65)
24 Welke Hij ook66) geroepen heeft,67) namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.
25 Gelijk Hij ook in Hosea zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was,68) Mijn volk noemen, en die niet bemind was, Mijn beminde.
God maakt dus onderscheid, waar geen onderscheid was.
Wat betreft Hebreen:
Er blijft dan een rust over23) voor het volk Gods.
Dus zijn de beloften, ook daar duidelijk alleen voor het volk Gods. Zoals ook vers 12 leert:
12 Want het Woord Gods29) is levend en krachtig,30) en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard,31) en gaat door tot de verdeling der ziel32), en des geestes, en der samenvoegselen,33) en des mergs, en is een oordeler der gedachten34) en der overleggingen des harten
.
Over de verloren zoon:
21 En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden.
22 Maar de vader zeide tot zijn dienstknechten: Brengt hier voor het beste kleed,18) en doet het hem aan, en geeft hem een ring aan zijn hand, en schoenen aan de voeten;
23 En brengt het gemeste kalf, en slacht het; en laat ons eten en vrolijk zijn.
24 Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden! En zij begonnen vrolijk te zijn.
Jouw versie:
Zoon, trek aub dit kleed aan, of ik laat je de keus huurling te zijn.
Maar nee, de vader gebood zijn knechten hem dat kleed aan te trekken. Zo wachtte ook de vader niet, totdat hij dichtbij was. Nee, zo gauw hij hem kon zien, rende de vader op hem toe.
Zo ook met het verloren schaap. Dat schaap kreeg geen aanbod. Dat schaap werd opgepakt, en op de schouders gelegd.
Zo baat het ook niet, als de vijanden van God een aanbod krijgen. Daar zouden ze op spugen. Maar nee, Hij maakt hen gewillig.