DWW schreef:Hiermee zou ik tekort doen aan het wonder van zaligworden door een weg van recht en gerechtigheid.
Dus dit is voor jou de kern. Dat is mooi, want daar legt de Schrift de kern ook.
Sion zal door recht verlost worden, profeteerde Jesaja. En toen Christus uitriep: Het is volbracht! is die profetie op een manier tot vervulling gekomen die in het hart van geen mens was opgekomen.
Maar wat bedoel
jij er precies mee? Als ik spreek over 'zalig worden door een weg van recht en gerechtigheid' dan bedoel ik: door (=door middel, niet op grond van) het geloof in Christus staat de zondaar rechtvaardig voor God. Omdat Christus de prijs heeft betaald en een volkomen gerechtigheid heeft verworven. Met andere woorden: plaatsvervanging.
Ik voor u. Door de weg van het geloof, al is dat als een kind (of juist?) of zo groot als een mosterdzaadje, schenkt God al deze weldaden aan de zondaar, rekent Hij die toe (1 Kor 1:30).
Maar, hoewel jij deze zaken zult erkennen, ben ik bang dat jij iets heel anders bedoelt als je deze uitdrukking gebruikt. Jij bedoelt met een weg van recht en gerechtigheid wat zich afspeelt in de ziel van de zondaar. En hoewel ik geloof dat daar dingen gebeuren in de wedergeboorte en in het komen tot geloof die niet ongemerkt voorbijgaan, verplaats jij de kern van het evangelie.
Hieronder weer een citaat van ds. Huisman. Misschien een omstreden dominee, maar hij formuleert het beter dan ik het kan doen. Dit is wat mij betreft de kernzin, die ik ook hierboven heb proberen te onderschrijven:
het zwaartepunt van de rechtvaardiging wordt verlegd vanuit het offer van Christus naar de beleving van het recht van God in de ziel.
Graag je reactie, hoewel ik dit citaat wel eens eerder in dit verband heb gepost. Ik denk echter dat we hier fundamenteel van mening verschillen. Met deze belangrijke opmerking: je hebt je mening nog niet kunnen onderbouwen op grond van de Schrift.
Ds. Huisman schreef:
En als Hij het gevonden heeft, legt Hij het op Zijn schouders, verblijd zijnde. Dat is weer zo n typische trek, waardoor Jezus Christus, de Herder Zijner schapen, aan ons wordt voorgesteld. En als Hij het gevonden heeft, legt Hij het op Zijn schouders. Dat hadden we niet verwacht. Als wij soms korter of langer tijd in het besef van onze zondigheid en verlorenheid over de aarde gaan. Als we onze zonden zien, die wij tegen God en de mensen bedreven hebben. Als we soms een hoop in ons hart gekregen hebben op die goddelijke verlossing en de barmhartigheid van de Heere ons vertederd en vernederd heeft, dan hebben wij soms een gedachte over de weg der bekering en verzoening die als volgt is: Dan zeggen wij: Heere, o als U me ooit verlossen zal, dan zal ik het zeker eerst weten, wat ik misdaan heb. Dan zal ik zeker eerst moeten gevoelen hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Dan zal ik aan mijn lichaam en ziel Uw straf ervaren. Het kan, als wij in zulk een wettische gestalte zijn. Want dat kan wij kunnen bekeerde mensen zijn, die aanvankelijk het nieuwe leven van God gekregen hebben en toch in een zeer wettische gestalte leven ik weet dat uit mijn eigen leven, dat ik wel eens gezegd heb: Heere het zou zelfs enige genoegdoening geven in mijn hart, als ik de straf van mijn zonde zou gevoelen. Als ik gevoel, dat Uw hand mij straft, dat zal nog enig gevoel geven van rechtvaardigheid; enig gevoel van voldoening, opdat we dan toch in het dragen van die straf tenminste menen nog iets aan God te kunnen vergoeden voor de gemaakte schuld. Maar geliefden, dat is een wettische gedachte. Door deze weg kunnen wij niet zalig worden. Kijk nu eens wat God zegt van Zijn schapen.
O, ik weet, mensen die op een wettische wijze denken over de bekering, staan ook menigmaal zo n weg voor. Als zij dan iemand horen vertellen, dat hij een indruk ontvangen heeft in zijn hart van de genade van God ten opzichte van zijn grote schuld, dan werd er nogal eens gezegd: Ja maar, dat heb je nu wel gekregen, dat heb je nu wel ervaren, maar er zullen nog wel eens andere tijden komen. O, ik heb het meegemaakt, dan krijg je een heel verhaal van wat iemand meegemaakt heeft, toen hij onder het recht van God door moest. Zo'n ijdel verhaal, waarin niet Christus, waarin niet Zijn gerechtigheid, waarin niet Zijn wonden en striemen uitblinken, maar waarin de wonden en striemen van de geslagen zondaar uitblinken en het zwaartepunt van mijn rechtvaardiging verlegd wordt vanuit het offer van Christus naar de beleving van het recht van God in mijn ziel. Fout, mensen. Helemaal naast de zaak. Dat is het Evangelie omkeren. Dat is weer een wet maken van het Evangelie. Dat is je bedoelt het zo niet, maar je doet het wel zo, dat is weer jezelf op de troon zetten en enig gevoel van vergenoeging ontvangen, omdat je toch zoveel geleden hebt, eer dat God Zijn gunst aan je bewees. Fout! Helemaal fout. Dat is een roving van de kroon van Christus. Dat is een roving van het werk dat Hij gedaan heeft, want als ik bloed moet zweten om voor God rechtvaardig te zijn, dan hoeft Jezus het niet. En als ik naar de hel moet, dan is Hij tevergeefs naar de hel gegaan. Maar omdat Hij naar de hel ging en omdat Hij bloed zweette en omdat Hij van God verlaten werd, word ik nimmermeer van God verlaten. En hoe maakt God mij en u dan zalig? Hij maakt mij zalig, door me te vinden waar ik ben. In mijn verlorenheid, in mijn afgedwaaldheid, in mijn zondigheid en in mijn verstoktheid en in mijn hardheid. En wat doet Hij dan? Dan breidt Hij Zijn zegenende handen over het verlorene uit en Hij buigt Zich onder de last van mijn leven en Hij legt mij op Zijn schouders. Dat is alles wat Jezus doet. Maar dat is dan ook mijn zaligheid, daarvan zal ik eeuwig zingen, van die goedertierenheid van God, dat ik straf verdiend heb en vergeving kreeg. Dat ik de hel verdiend heb en Hij mij de Hemel binnendraagt. Dat ik in de godsverlating behoorde weg te zinken en dat Hij mij op Zijn schouders gelegd heeft. Dat is genade van God, daarvan zal ik roemen tot in der eeuwigheid.
Voelt u dan niet, begrijpt u dan niet, beleeft u dan niet, dat zò alleen God groot wordt en tot in eeuwigheid de zondaar zijn hand niet krijgen zal achter het genadewerk van God, als iets verdienend. Dit is eer voor God! Dat is genade, dat is vrije genade, dat is genade alleen! Daarvan zullen we zingen: Het is door U, door U alleen, om het eeuwige welbehagen. Heeft u die handen van Christus onder uw leven nog nooit gevoeld?