Bert Mulder schreef:Geledu schreef:
Jezus sprak met grote stem tot een dode Lazarus : Kom uit, en wat een wonder, de dode die niet kon horen , die niet kon aannemen , stond op uit de dood en kwam uit het graf.
Op het aanbod ? of door een genade wonder Gods ?
Iedereen zal erkennen dat het het laatste is, maar ondanks dat heeft Jezus toch een roepstem, een aanbod naar de dode uit doen gaan.
Dat is dus weer een voorbeeld, niet van een aanbod, maar van een krachtdadige roeping.
Er is al veel over dit onderwerp gesproken en telkens blijkt maar weer dat dit een onderwerp blijft waar veel aandacht voor is.
Ons verduisterd verstand wil zo graag alles begrijpen en alles kloppend krijgen.
Maar hoe menigmaal moeten we niet de hand op de mond leggen om zwijgend de voor ons onverklaarbare zaken in Gods Woord te bewonderen.
Zijn wijsheid is voor ons niet te bevatten.
Hij is De Wijsheid.
Als we in dat licht denken over een onvoorwaardelijke en algemene aanbieding van genade tegenover een beperkte verzoening, dan rest ons maar een ding en dat is een eerbiedig zwijgen.
Wat hadden de Marrow Men dat ook goed begrepen, in alle eerlijkheid lieten ze zaken staan zoals ze in Gods Woord aan ons geopenbaard worden.
Ter verduidelijking heb ik hier een gedeelte gequotte uit het boekje van Ds C Harinck :
“Om het hart van het Evangelie”
In dit boekje beschrijft hij de strijd in het “Marrow conflict”
Wat is dat heden ten dage nog hoogstens actueel .
De commissie van het assemblee had de twaalf Marrow- men gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden naar aanleiding van “dwalingen”die volgens deze commissie in het boekje : “Het Merg van het Evangelie” van Fisher zouden staan.
Hier volgt de beschrijving van zowel het antwoord van de Marrow men aan de commissie als aantekeningen later door Thomas Boston bij het bovengenoemde boekje uitgegeven :
Ds C. Harinck: Om het hart van het Evangelie blz 135/136 ; 140t/m142 schreef:
Answers to the Queries
De tiende vraag van de Commissie van de Generale Assemblee aan de twaalf broeders luidde: “Of de openbaring van de Goddelijke wil in het Woord, die een volmacht verleent om Christus aan allen aan te bieden, en een volmacht aan allen geeft om Hem aan te nemen, gezegd kan worden een daad van gift en schenking van de Vader van Christus te zijn aan het gehele menselijke geslacht?
Wordt deze schenking door soevereine genade aan het gehele menselijke geslacht gedaan? En is deze schenking absoluut of voorwaardelijk?”
In hun antwoord verklaren de broeders, dat door “de daad van gift of schenking” aan alle mensen niets anders verstaan moet worden dan de openbaring van de wil van God in Zijn Woord.
Hoewel zij belijden dat de koping en de verzoening alleen de uitverkorenen betreft, zo geloven zij dat het Evangelie opdracht en volmacht geeft om Christus en de zaligheid alle zondaren aan te bieden.
Het “geven of schenken” van Christus in de evangelie-aanbieding is geen geven of schenken in bezit, maar een geven en schenken in het aanbod.
De ernst en welmenendheid van het aanbod wordt er door uitgedrukt. Zo wensten zij het geven van Christus in de teksten Johannes 3:16 en Johannes 6:32 uit te leggen.
Zij keren zich tegen rector Hadow’s uitleg van 1 Johannes 5:11: “En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft en dit leven is in Zijn Zoon.”
Hadow leerde, dat dit betekende dat God het eeuwige leven aan de uitverkorenen gegeven heeft.
Maar zij betoogden, dat dit niet overeenstemt met het voorafgaande vers, waar van dit getuigenis gezegd wordt: “Die niet gelooft, heeft God tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn Zoon.”
De grote zonde van ongeloof is niet, dat men niet gelooft dat God het eeuwige leven aan de uitverkorenen gegeven heeft, maar dat God getuigd heeft dat er voor zondaren leven is in Zijn Zoon.
Ongeloof is Gods getuigenis een leugen noemen waarin Hij ernstig en welmenend Christus en het leven in Christus zondaren aanbiedt.
In het antwoord op deze 10e vraag tonen de broeders hun grote bezorgdheid voor de handhaving van een vrij, welmenend en onverdiend aanbod van genade.
Terwijl zij vasthielden aan een beperkte verzoening, was het hun overtuiging dat God Zijn knechten toch de opdracht en de volmacht gegeven heeft om Christus allen aan te bieden.
Opmerkelijk is, dat zij zich niet inspannen om een passende verklaring te vinden tussen het feit dat Christus alleen de uitverkorenen met God verzoend heeft en het gegeven dat het evangelie-aanbod tot alle mensen komt.
Beide zaken worden in de Schrift geleerd. Dat is hun genoeg. Zij weigeren naar een oplossing te zoeken, die het verstand bevredigt.
De opdracht van God aan Zijn dienaren gegeven is voldoende waarborg om Christus en Zijn goederen aan alle mensen aan te bieden. De dienaar heeft slechts Gods opdracht uit te voeren en het Evangelie alle creaturen te verkondigen
Thomas Boston
In zijn aantekeningen legt Boston “de daad van gift en schenking”, die in de evangelieprediking geschiedt op dezelfde wijze uit als Riccaltoun.
Hij zegt: “De daad van gift of schenking is het oorspronkelijke evangelie-aanbod. Waar het Evangelie komt, wordt deze schenking bekend gemaakt door middel van de prediking.”26
Boston wijst er voorts op, dat deze woorden afkomstig zijn van de bekende en rechtzinnige puritein Culverwell.
Het is eigenlijk een antwoord op de vraag wat er geloofd moet worden. Culverwell zegt dan: “De zaak, die geloofd moet worden is dit, dat God de Vader, door niets anders bewogen dan door Zijn vrije liefde tot het verloren mensdom in Zijn Zoon een daad van gift of geschenk voor allen gesteld heeft, dat ieder van het verloren mensdom, die deze gift met een levend geloof zal aannemen niet zal verderven, maar het eeuwige leven zal hebben. 27
De zaak, die de zondaar moet geloven is niet de verborgen verkiezing, maar de geopenbaarde boodschap van het Evangelie.
De andere aangevallen uitdrukking “Christ is dead for him” is van Preston afkomstig.
De rechtzinnigheid en godzaligheid van deze vroege puritein is boven alle twijfel verheven. Wat bedoelde Preston met dit gezegde?
Boston zegt: “Niet: vertel ieder mens dat Christus voor hem gestorven is, maar: vertel ieder mens dat er een gekruisigde Christus voor hem is, dat is: voor hem om tot Hem te komen en in Hem te geloven; er is in een Zaligmaker voor hem voorzien; er is een gekruisigde Christus voor hem beschikbaar, namelijk in de hemelse aanstelling tot zaligheid van een verloren mens, en dat hij door van Hem het gebruik te maken zalig zal worden. Zoals van ouds gezegd is:
Vertel ieder mens, die zijn naaste onmoedwillig gedood heeft, dat er een vrijstad voor hem is bereid, namelijk om er heen te vluchten, zodat hij veilig mag zijn.
Vertel ieder, die gebeten is van de slangen, dat de koperen slang opgeheven is voor hem, namelijk, om er op te zien, zodat hij genezen mag worden.”28
Hier wordt niet gezegd, dat Christus voor alle mensen is gestorven, maar dat er een Zaligmaker beschikbaar is, namelijk om tot Hem te komen, te vluchten en te zien zoals de niet-moedwillige doodslager tot de vrijstad vluchtte en de gebetenen op de koperen slang zagen.
Boston zegt dat het betekent: Er is in een Zaligmaker voorzien. Voor de gevallen engelen is geen Zaligmaker, maar voor verloren mensen wel.
Boston haalt veel schrijvers aan om zijn standpunt te verdedigen. Zo haalt hij Melville aan, die zegt: “Wat is uw geloof? Mijn zeker geloof dat God mij wil en zal zalig maken?
Vertel mij de belofte waarop u leunt?” Het is: “opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet zal verderven, maar het eeuwige leven hebben.”29
Hij wijst ook op de Dordtse Leerregels: “Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volken en mensen tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.”30
En hij haalt vooral de Schriften aan, zoals Markus 16:15, Kolossenzen 1:23, Openbaring 22:17, Mattheüs 22:4, Lukas 2:30, 31, Spreuken 9:2-4 en Jesaja 55:6.
Om te bewijzen, dat het algemeen aanbod door de apostel Paulus zelf zeer persoonlijk is gemaakt, haalt hij Handelingen 13:26 aan: “Tot u is het woord dezer zaligheid gezonden.”
Het is een breed en krachtig pleidooi voor een algemeen en welmenend aanbod van genade.
26. Th. Boston, Notes, blz. 126.
27. a.w. blz. 126.
28. a.w. blz. 127, 128.
29. a.w. blz. 126.
30. DL. Hoofdstuk 2-5.